orde in de chaos te scheppen als een kunstzinnige code, waarin wordt geaccentueerd wat de essentie van ons dagelijkse kijken is; namelijk: selectie.
Wij vroegen hem naar de verschillende hoedanigheden waarin hij tekent voor de twee methodes.
Kees de Kiefte: ‘Het zou vreemd geweest zijn als ik in beide methodes dezelfde positie had ingenomen. Temeer omdat ze ongeveer tegelijk op de markt verschenen. Je kunt niet twee uitgevers, zonder ze in te lichten, confronteren met het feit dat je zo'n plaats inneemt, dus toen ik aan Spoorzoeken in de tijd ging werken, heb ik de uitgever van Bij de tijd daarvan op de hoogte gesteld. En wat het tekenen aangaat, het werk zoals in Spoorzoeken doe ik graag, ik ben tekenaar. Maar ze zagen van mij dat fragmentarische werk, bijvoorbeeld wat ik voor sommige Amerikaanse uitgevers deed, en dat zagen ze wel zitten. In feite is het hetzelfde werk als wat je in Bij de tijd ziet. Er is wel een verschil in vorm en plaats die het in het boek inneemt, maar in wezen vind ik het niet zo verschillend. Voor mij ligt het accent niet zo op het instructieve ervan, hoewel je dat door de plaats zou kunnen denken. Het verschil tussen het werk van Tom Piek en van mij in Bij de tijd is veel groter. Daar is echt een scheiding tussen informatie en sfeer. Hij geeft meer de details; wat ik laat zien is natuurlijk ook verantwoord, maar het accent ligt er niet zo op. Nu zitten er eerlijk gezegd wel voorbeelden in Spoorzoeken van puur instructieve tekeningen. Dan moet je er voor zorgen niet in de fout te vervallen het manco aan inhoud te compenseren met een teveel aan tekening zodat het er weer gaat uitspringen, zodat er een stijlbreuk optreedt.
In de grote platen als in Bij de tijd kun je meer registers bespelen, op de schaal van een pagina. Dankzij de beschikbare ruimte kan je meer dingen tegelijkertijd aankaarten. Dat is wel een verschil met de typeringen in Spoorzoeken. Maar een beperking, nee. Ik sluit niet uit dat ze van mij concretere tekeningen hadden willen zien. Het is me niet met zoveel woorden gezegd, maar naast de verhalend bedoelde tekeningen van Loek Koopmans hadden ze wellicht graag iets concreters gezien. Maar dan zijn ze bij mij aan het verkeerde adres. Overigens stel ik me voor dat ik op mijn manier concreter, informatiever ben dan menigeen die heel ver gaat in detail. Ik probeer althans niet over de essentie heen te schieten.’
- Neem nu deze prent van martelpraktijken. Die is in de methode verbonden met uitdrukkingen in de spreektaal. Dan heb je toch veel minder vrijheid dan bij de grote verhaalillustraties in Bij de tijd?
‘Ik ervaar het niet zo. Ik ben als illustrator natuurlijk vrij, maar in gebondenheid. Die vrijheid moet je wel voelen. Overigens ben je in veel gevallen niet gebonden omdat we maar zo weinig weten van hoe de dingen in een bepaalde tijd waren. Er wordt in het geval van Spoorzoeken misschien iets meer gevraagd aan details of historische kennis vergeleken met die andere, maar ik heb het niet als een beperking ervaren. Het verschil is niet zo groot.’
Tekening van Kees de Kiefte uit Spoorzoeken in de tijd deel 2.
- Wat was er in je oeuvre het eerst, dieren tekenen of mensen, historische tijdperken?
‘Ja, dieren toch wel. Dieren tekende ik voor ik met mensen begon. Het begint er de laatste jaren op te lijken, nu er zoveel mensen zijn die goed dieren kunnen tekenen, dat er meer aandacht is voor wat ik met die mensen doe. Waar je je op een gegeven moment lekker in voelt, daar komt men op af. Het zijn niet zozeer keuzes van mij. Het is gewoon wat opvalt. Men zegt dan van mijn werk: goh, het leeft; hij laat zien dat het mensen zijn zoals ze nu ook nog leven, hij maakt ze niet zo afstandelijk ... En dat is ook eigenlijk wat ik probeer te doen. De dingen dichtbij halen. Ik zorg er altijd voor dat kostumering en andere details een vanzelfsprekend onderdeel zijn. Je moet overbrengen dat het toen net zo vanzelfsprekend was in vellen gekleed te gaan als nu. Het moet kloppen. Soms gebruik je in een tekening modes die wel 25 jaar uit elkaar liggen. Dat kan, als je maar niet vooruit gaat grijpen. Het is steeds weer een kwestie van je inleven. Bij het tekenen van figuren moet je je toch afvragen hoe ze aan hun kleren kwamen. Dat lag verschillend voor machthebbers en arme sloebers. Teken je een stel arme beeldenstormers, dan kun je zo'n speling hebben: voor een deel droegen ze afdankertjes die uit de tijd waren. Alleen machthebbers konden in modieus opzicht bij de tijd blijven. Opvattingen daarover veranderen. Wij kregen op de lagere school een heel andere beeld voorgeschoteld van hoe de Germanen eruit zagen dan nu. Nu zien ze er veel beter uit.’
- Hoe staat het met je documentatie?
‘Veel vind ik in het geillustreerd verzamelwerk gebaseerd op de tv-serie van de NOS, 58 Miljoen Nederlanders. Verder maak ik gebruik van de Atlas van Stolk, en raadpleeg ik fotoboeken, bijvoorbeeld over de 19e eeuw. En beeldende kunst, voor zover die een beeld geeft van het dagelijks leven, zoals werk van Dürer, Breughel. Verder heb ik kunstgeschiedenisboeken. Maar ik doe toch heel veel met mijn voorstellingsvermogen. Je hebt voor dit werk wel enig historisch besef nodig. Er zijn natuurlijk een heleboel dingen die je zelf opzoekt. Je weet dan bijvoorbeeld in welk seizoen een bepaalde gebeurtenis plaatsvond. Dat soort details gebruik je om je als het ware op te laden.’
- Hoe gaat het samenwerken met andere illustratoren, in Spoorzoeken bijvoorbeeld?
‘Kennis nemen van elkaar tijdens het werken aan een methode houdt ook een groot gevaar in. Het kan het werk aan die methode ongunstig beïnvloeden. Want je denkt namelijk altijd: wat dié kan dat kan ik niet. Ook al wordt je honderd. Ik merk dat bij collega's ook. Je vergeet op het moment dat je andermans werk ziet dat het een ander is en dat jij het zo gewoon niet moet doen. Je gaat dingen verwarren. Ik ben tijdens het proces ook niet geïnteresseerd in het werk van anderen, hoewel het voor de uitgeverij misschien wel goed zou zijn, om een zekere grip op het geheel te houden. Overigens vindt er wel uitwisseling van schetsen plaats. Dan kun je zien welke elementen er in een ander gedeelte van de methode worden ingebracht. Soms neem je dingen van elkaar over. Er ontstaat dan een beeldrijm dat op zich wel waardevol is.’
Tekening van Kees de Kiefte uit Bij de tijd deel 2.
- Iets anders. Bij het bladeren valt op hoe sterk zo'n tijdsperiode steeds in beeld is gevat. Je bent meteen in die tijd. Hoe