tjes goedbedoelde prietpraat. Ik geef u wat voorbeelden van onnozelheid. ‘Marjolein zit voor de tv.’ (televisie is te moeilijk kennelijk). ‘Ze kijkt naar een grote klok.’ (Ik denk dat die klok op het beeldscherm te zien is, maar zeker weten doe ik het niet). ‘Hij zwaait heen en weer.’ (Wat? Een klok die heen en weer zwaait? Dat is zeker een toverklok. Of bedoelt de auteur soms de klepel onder de klok?) ‘Bom bom bom, zegt de sombere klok.’ (Ah, er gaat mij een licht op. Het hoofdstukje heet Vier mei. Kennelijk doelt de auteur hier niet op de normale ronde cijferklok op het scherm maar op die grote bimbam die inderdaad heen weer zwaait. Gelukkig, nu snap ik het weer en kunnen we verder). ‘Opa en pappa en mamma kijken ook naar de klok. Ze hebben ernstige gezichten. “Straks is het acht uur”, zegt pappa.’ (Wanneer is straks? Over een half uur? Die klok zie je altijd maar een paar minuten.) En dan volgt een uitvoerig dialoog. Allemaal in van die prachtige staccatozinnen die ieder kind vanaf groep 5 kan lezen). Kort maar krachtig, dat schijnt de mode te zijn. Dat is goed voor onze arme lezertjes die kennelijk 100 % debieler zijn dan toen wij op volstrekt niet pedagogisch verantwoorde wijze leerden lezen. Maar zelfs als ik daar overheen stap heeft Anne Takens weinig taalvaardigs te bieden in Even schuilen voor het onweer (Holland, ƒ 19,90). De onderschatting van het bevattingsvermogen van kinderen klinkt in bijna iedere zin door. Als opa begin te praten, zegt hij: ‘O...o....o...’ (Heel boeiend!) ‘Er wordt gebeld.’ (foei wat een lastige mededeling, gauw
een punt achter die zin.) ‘Er komt visite.’ (Tja, daar had ik al zo'n grijs vermoeden van. Wie dan wel?) ‘Tante Toos en oom Joop.’ En opnieuw een punt, ook al is die zin nog lang niet volledig en had er zonder enige moeilijkheid ook kunnen staan: ‘Tante Toos en oom Joop komen op bezoek.’ Grijs heb ik me geërgerd aan alle onnodige herhalingen. ‘Ik kijk naar de lamp boven de tafel. Wat gek, die lamp beweegt. En toch heeft niemand hem een zet gegeven. De lamp zwaait heen en weer.’ Volgende passage: ‘Vrolijk schijnt de zon naar binnen. De zon schijnt op de foto van de koningin, die aan de muur hangt.’ Maar laat ik ook nog even ingaan op het verhaal. Een moeder heeft voor haar dochtertje haar eigen oorlogservaringen beschreven. Op zich is dat een aardig idee, maar ongeloofwaardig is dan weer dat werkelijk alle mogelijke oorlogservaringen in één figuur geconcentreerd zijn: schuilen in een schuilkelder, vluchten voor de bommen, honger, kou, voedsel bedelen bij de boer, onderduikers in huis, illegale krantjes, vader opgepikt door de Duitsers, moeder aldoor breien en uithalen, de lucht van gekookte bieten, de gaarkeuken, joden die worden weggevoerd, slechte vrouwen die kaal geschoren worden etc. etc. Alles komt er in voor en dat allemaal beleefd door die ene moeder. Verwarrend is ook dat het boek eindigt met de laatste naoorlogse ervaringen van de moeder en dat niet wordt teruggegrepen op de raamconstructie.
Een ander staaltje van fraai taalgebruik uit Spin in de morgen (Ploegsma, ƒ 22,95) van Koos Meinderts. Ik begin weer op de eerste bladzijde. ‘Marijke liep de trap op. Haar hart bonkte in haar keel.’ (Oei, wat een spannend en origineel beeld). Vier regels later ‘bleef ze hijgend van de opwinding’ even staan en valt er ‘een brede baan zonlicht’ vanuit het schuine dakraam neer op de vloer. Hoofdstuk 2: de kamer stond ‘vol met dozen’ en twee verhuizers waren bezig ‘om’ de piano naar binnen te sjouwen. Hoofdstuk 8: ‘De wind suisde langs haar oren. In vliegende vaart schoot ze naar beneden. Op een haar na miste ze het konijn.’ Dan ziet Marijke in de verte dat het pad weer begon te stijgen. Ze begon alvast ‘weer’ te trappen. Maar goed, het verhaal. Ik citeer de achterflap. ‘Marijke is verhuisd naar de stad, waar ze naar de brugklas zal gaan. Alles verandert voor haar. Ze is niet alleen een “echte” vrouw geworden (ze wordt nl. ongesteld). Maar ze raakt ook nog bevriend met de “Spin”, een jongen van de plantsoendienst. Als ze de dagboeken van haar overleden moeder onder ogen krijgt, wordt alles nog verwarrender. Gelukkig plaatst haar kleine broertje haar van tijd tot tijd met beide benen op de grond. Een overrompelende gebeurtenis brengt een keerpunt in alle verhoudingen!’ Sensatie en opwinding belooft ons de achterflap en wat krijgen we? Een flauw en clichématig verhaal over een ontluikend jong meisje, een stoethaspelige ervaring met een jongen die haar wil kussen en dat alles tegen de achtergrond van een moeder die op mysterieuze wijze gestorven is (hoe komen we nooit te weten), een afgesleten omgangspatroon tussen stiefmoeder en vader (die ‘wil’ 's avonds altijd als zij net lekker zit te lezen) en een stereotiepe schildering van platsoenwerkers die de hele dag zitten
te niksen of geilen op vrouwen. En over het aanharken van het plantsoen mogen ze ook nog eens twee weken doen! Over de tekeningen in beide laatste boeken zwijg ik liever.
Onder de titel ‘De Maretak’ heeft La Rivière en Voorhoeve een serie boeken op de markt gebracht. Een mal boek in de geest maar nog niet met de bedrevenheid van Annie M.G. Schmidt: Ontsnapt van Beatrijs Nolet. Over een meisje dat al sinds haar kinderjaren op eigen benen staat en last krijgt van de bureaucratie. Met heerlijke tekeningen van Annemie Heymans. De appelboom bloeit weer is de ‘tot de verbeelding sprekende’ titel van een boek van Gerrit de Boer. Een doorsnee boek met veel dialogen, wat maatschappelijke problemen en spanning. En hetzelfde geldt in nog sterkere mate voor De groeten van de inspecteur en Budel op stelten van A.J. Pleysier.
Omdat ik net terug ben van een bliksembezoek aan Engeland kan ik bevestigen dat de Juniorlandengids over Engeland, Schotland en Wales (Gottmer, ƒ 14,90) weer alleraardigst in elkaar zit. De informatie geeft een uitstekend beeld van alle typische eigenaardigheden van de Britten. Dat er een onderschrift verwisseld is op p. 6, of dat de waarde van het Engelse geld niet helemaal overeenkomt met die van vandaag, is dan vervelend maar doet niets af aan de plezierige combinatie van prikkelende gegevens, foto's en stripjes die uitstekend aansluiten bij wat kinderen over een land willen weten.
De serie van Het Wereldvenster over Derde Wereld-landen (dit keer Vietnam, Moderne indianen in New Mexico, Hongkong en Suriname) is anders van opzet en toonzetting. Steeds wordt in het perspectief van een jongen of meisje van dat gebied duidelijk gemaakt hoe er geleefd en gedacht wordt. Zowel huiselijke als economische en maatschappelijke omstandigheden komen aan bod. Bruikbaar voor de documentatie van scholen (per deel ƒ 14,50). De verhalenbundel van Halil Gür, Mijn dappere moeder (De Geus, ƒ 17,50), heeft al met al ook meer informatieve waarde dan verhalende. Zonder ophouden getuigt Halil Gür hier van zijn grote bewondering en liefde voor zijn moeder, voor haar toewijding aan het gezin en haar voortdurende strijd voor een menswaardig bestaan. Die verering is wel wat erg nadrukkekelijk en daarom niet zo gemakkelijk mee te voelen voor Hollandse kinderen anno 1987. Het aardigste vond ik nog ‘Een handvol geld’ omdat dat verhaal helemaal van binnen uit geschreven is, dwz. met de gevoelens van een echte opgroeiende jongen. Dat zijn omstandigheden dan anders zijn, is alleen maar interessant. In de overige verhalen is de afstand tussen de verteller en het vertelde te groot, met teveel uitleg en teveel moederverering.