| |
Vakboeken
Gehring, Hettie. Ik zoek, ik zoek een kinderboekenprogramma, kinderboeken op radio en tv, 1974-1984, een onderzoek. - Den Haag: NBLC, 1985. - ISBN 90-6252-542-3.
Inventarisatie van de aandacht voor boeken, bestemd voor kinderen van 4-16 jaar, bij radio-en televisieprogramma's in serievorm over de periode van september 1974 tot september 1984.
Na enige inleidende informatie over (de opvattingen over) jeugdliteratuur en de geschiedenis van de Nederlandse radio en televisie biedt een overzicht van kinderboekenprogramma's per omroep de basis voor conclusies in percentages, voorzien van een verklaring. De schrijfster pleit voor een breder beleid van de omroepen, zodat de aandacht evenwichtiger verdeeld wordt over genres, titels en doelgroepen. Een lijst van besproken boeken per omroep, programma en tijdstip moet hen daarbij op weg helpen. De werker met boeken op school e.d. leert uit een toegevoegde lijst van besteladressen, dat slechts de helft van de besproken programma's na uitzending nog opvraagbaar is. De schrijfster leverde met deze inventarisatie haar doctoraalscriptie aan de universiteit van Nijmegen. Het minutieuze verslag werpt licht over een weinig onderzocht gebied waarin vele instanties naast elkaar werken. Voor echt geïnteresseerden is het beter leesbaar dan voor anderen, die verveeld kunnen worden door de vaak herhaalde conclusies en verward door de niet altijd verhelderende verwerking in tabellen.
- Karin Ottenhoff
| |
Leeson, Robert. Reading and righting: the past, present and future of writing for the young. - London: Collins, 1985. - 247 blz. - ISBN 000-184415-6. - ƒ 36,35.
In 9 hoofdstukken behandelt de auteur de geschiedenis van het kinderboek in Engeland, de hedendaagse situatie aldaar en geeft hij zijn visie op de wijze waarop auteurs van nu kinderboeken moeten schrijven om te overleven. Hij beschrijft het sociaal en historisch perspectief van waaruit het kinderboek zich in de laatste vier eeuwen ontwikkelde en laat zien hoe verschillend de morele uitgangspunten waren die aan kinderboeken hun vorm gaven. De vraag waarom er nog steeds kinderen zijn die niet willen lezen beantwoordt hij, gelardeerd met bladzijden vol citaten, aldus; ‘de auteurs moeten meer van het kind uitgaan dan van het boek.’ (hoofdstuk 15). Een hoofdstuk lang verdedigt hij Enid Blyton en haar werk, al heeft hij ook kritiek op ‘haar snobisme, haar kleinburgerlijke vooroordelen, racisme en hebzucht’. Voor de toekomst blijft hij optimistisch. Hij beweert ook dat de traditie van de volksverteller, ondanks allerlei vernieuwingen, nooit zal verdwijnen. En de concurrerende
| |
| |
audiovisuele media dan? Citaat: ‘Een boek kun je meenemen, verstoppen, opnieuw lezen, bij je houden en ervan genieten mijlenver van elke energiebron verwijderd. Het is nog steeds de goedkoopste manier om op elke plaats en elk tijdstip een verhaal bij je te hebben en het ziet er naar uit dat het nog lang zo zal blijven.’ Toegevoegd zijn: een uitgebreide bibliografie en een keuze uit de hedendaagse progressieve jeugdliteratuur, waaronder de hoofdstukken: ‘Engeland, gezien door de ogen van zwarte auteurs en illustratoren’, ‘Geschiedenis en politiek in kinderboeken’, ‘Boeken in de moedertaal (Bengaals, Hindi, Turks)’.
- Cecile Beijk-van Daal
| |
Lezen over Kees van Kooten / samenstelling Eva Roskam. - Den Haag: NBLC, 1986. - ISBN 90-6252-753-1. - ƒ 7,65.
Lezen over Kees van Kooten kan nu met het 23 blz. tellende, geïllustreerde boekje uit de serie ‘Lezen over’, dit keer samengesteld door Eva Roskam. Na een ‘Biografie in jaartallen’ volgt haar ‘Geschreven portret’ van deze veelzijdige kunstenaar, beginnend met de geboorte-annonce in het Haagsch Dagblad van 11 augustus 1941 met de beroemde anti-Duits bedoelde zin: ‘Dat het een echte Hollandsche jongen mag worden...’ Zijn loopbaan (schoolkrant, reclamewereld, radio, tv, literatuur en bescheurkalenders (de laatste is van 1986, en niet van 1985)) passeert de revue, in de marge begeleid door uitspraken van Van Kooten (‘Bij toeval kreeg ik in de zestiger jaren een lift op het kruispunt waar radio, televisie en weekbladpers samenkwamen en in die warme badkuip vol weelderig schuim van succesvolle formules zit ik nog steeds’). Zijn belofte in 1986 een kinderboek te laten verschijnen is (nog) niet ingelost. Uiteraard worden (in hoofdstuk 3) zijn boeken vrij uitgebreid geanalyseerd, zonder de populariteit te verklaren. Het thema dat Eva Roskam van toepassing acht op Meer Modermismen (‘De kloof tussen wat hij wil en hoe het gaat wordt bijna nooit zomaar overbrugd.’), lijkt mij geldig voor al zijn werk. Hoofdstuk 4 noemt een groot aantal door Van Kooten in interviews en werk genoemde verwante schrijvers en hun werk. Met bronnenopgave.
- Dick de Scally
| |
Lezen over Michael Ende / samenstelling Ron van Hogen. - Den Haag: NBLC, 1986. - ISBN 90-6252-754-X. - ƒ 7,65.
Voor wie een spreekbeurt moet houden of een scriptie moet schrijven over een schrijver en zijn werk of voor wie gewoon meer wil weten over een bepaalde auteur, kan de serie Lezen over een prettig hulpmiddel zijn. In kort bestek wordt informatie gegeven over de auteur (‘... in jaartallen’ en ‘Geschreven portret’) en wordt de inhoud van een aantal van diens werken weergegeven.
In het geval van Michael Ende volgt een hoofdstukje ‘Achtergronden’, waarin wordt aangegeven waarom fantasie zo'n grote rol speelt in Ende's werk. In het slothoofdstuk wordt de lezer informatie aangereikt waar en hoe nog meer te vinden is over Michael Ende. Als eerste aanzet is een dergelijk boekje waardevol. Op de uitwerking valt nog wel wat af te dingen. Het is erg anecdotisch; de citaten (afgedrukt in de marge) dubbelen vaak met de eigenlijke tekst, die overigens van weinig originaliteit getuigt (letterlijke aanhalingen uit de bronnen). Jammer is dat van de boeken alleen de inhoud wordt gegeven. Een korte verhaalanalyse, het plaatsen in een iets groter verband had niet misstaan en juist daarna heeft de lezer m.i. behoefte.
- Wilma van der Pennen
| |
Loots, Staf. Vlaamse kinder- en jeugdboeken van 1830 tot heden: bibliografie met biografische gegevens. Antwerpen: Vlaamse Bibliotheek Centrale VZW; Borgerhout: Exa, 1986. - ISBN 90-7053-016 3. - Deel I. 1830-1930.
Deze bibliografie is zoals in de inleiding terecht wordt opgemerkt: ‘een werk van eminent belang’ waarvan het ‘verschijnen ervan een gebeurtenis is.’ ‘Immers, het bestaan van een bibliografie brengt, wat boeken betreft, een materie in kaart en maakt er dus studie van mogelijk.’ Het is een treurig feit, dat men in Nederland nog steeds niet kan beschikken over een dergelijke bibliografie.
In 1983 verscheen De engelbestierder, een biobibliografie, die gezien kan worden als voorloper voor deze bibliografie. Het ligt in de bedoeling dat deel 2 (1931-1960) verschijnt in 1988, en deel 3 19611990) in 1991.
In de inleiding geeft Staf Loots aan wat de begrenzingen van dit werk zijn: het betreft alleen werk van Vlaamse auteurs; oorspronkelijke en bewerkte boeken. Er zijn géén vertalingen, tijdschriften of schoolboeken opgenomen, en herdrukken alleen wanneer het sterk gewijzigde versies betreft. De samensteller is zich er van bewust dat dit werk niet ‘de ultieme bibliografie’ is, en dat er nog ‘een en ander’ aangevuld en geschrapt moet worden. Deze bibliografie wil een ‘solide basis’ zijn voor verdere studie, om uiteindelijk te komen tot dé bibliografie over de Vlaamse kinderliteratuur.
Hoewel ik dit een zeer waardevolle bron vind, wil ik toch enkele punten van kritiek noemen. De samensteller is uitgegaan van diverse bronnen (o.a. de Vlaamse Bibliografie van De Potter) om titels van jeugdboeken te vinden. De zo gevonden titels zijn in een aantal gevallen geverifieerd in een collectie van een grote bibliotheek. Mijn ervaring is dat wanneer je uitgaat van de boeken zelf het af en toe lijkt alsof er meer titels van jeugdboeken níet in de bronnen vermeld staan dan wel, zeker als alle drukken meegeteld worden. Nu is het heel wel mogelijk dat Vlaamse bronnen voordeliger zijn dan Nederlandse, maar de kans is aanwezig, dat wanneer titels uit bestaande collecties worden vergeleken met titels in de bibliografie, dat er veel niet in staat. Dat is uiteraard een gevolg van de hier gebruikte werkwijze.
Ik mis een steekproef waarbij titels uit een bepaalde collectie getoetst zijn op vóórkomen in een van de bronnen. Dat zou een indicatie kunnen geven over de hoeveelheid gemiste titels.
De engelbestierder bevatte ook de bron en eventueel de vindplaats van elke titel. Helaas heeft Staf Loots deze gegevens nu weggelaten. Er is nu ook niet meer te zien op welke boeken autopsie is gepleegd (dwz. dat de boeken zelf ook bekeken zijn). Helaas staat ook bij de biografische gegevens geen bronvermelding.
Er wordt geen verklaring gegeven over het startpunt in 1830. De engelbestierder bestreek de hele negentiende eeuw. Een voor de hand liggende verklaring van de start in 1830 is het ontstaan van de Belgische staat in die tijd, en het beginjaar van de bibliografie van De Potter in 1830. Er bestaat echter zelfs een bibliografie van werken gedrukt binnen de grenzen van het huidige België tussen 1541 en 1600! (Belgica typographica 1541-1600.)
Er zijn in Loots' bibliografie erg veel registers: 1 op titel, en 4 met namen. Een gecombineerd register zou mijns inziens handiger zijn geweest.
De lijst van ‘Geraadpleegde werken’ is uitgebreider dan in De engelbestierder; er zijn nu ook enkele fondscatalogi en bibliotheekcatalogi als bron opgenomen. Ik vraag me af of deze toevoegingen per toeval ontdekt zijn, of is er echt zó weinig van dit bronnenmateriaal bewaard gebleven? Een wens voor de toekomst (nu deze bibliografie is verschenen is dat niet meer zo verschrikkelijk utopisch) is de opname in een uiteindelijke bibliografie van óók vertalingen in Vlaanderen verschenen; schoolboeken (het onderscheid is immers vaak arbitrair); alle verschillende drukken (i.v.m. datering van drukken zonder jaartal); vermelding van bronnen èn vindplaatsen bij alle gegevens.
Nog een dringende wens: een Nederlandse pendant van dit werk.
- Jeannette Kok
| |
Luiks, Riana. Tijdschriften voor kinderen en jongeren: een inventarisatie. - Den Haag: NBLC, 1986. - ISBN 90-652-546-6. - ƒ 17,50.
Al in 1974 werd een eerste inventarisatie van kindertijdschriften samengesteld. Deze verscheen in de serie ‘Buiten het boekje’. In de vervolgserie ‘Vakpublikaties over jeugdliteratuur’ is deze lijst als een nieuwe publikatie uitgegeven. In de inleiding wordt gerefereerd aan vorige drukken en veel beschrijvingen van tijdschriften zijn aangepast opnieuw opgenomen. De alfabetische volgorde op titel is gehandhaafd. Registers op onderwerp en naar de leeftijd waar het tijdschrift voor bedoeld is geven een andere ingang. Interessant is de toevoeging van de historie van ieder tijdschrift en hierbij aansluitend ook de lijst van opgeheven en nieuwe tijdschriften sinds de vorige uitgave in 1979. Een register op uitgever maakt duidelijk dat de meeste populaire, algemene bladen in enkele handen zijn. Uit de tekst blijkt ook dat er weinig neutrale bladen zijn die niet voor een groot deel uit strips bestaan. De lijst bevat Nederlandse kinder- en jongerentijdschriften voor de leeftijd van 3 tot 15 jaar. Hieronder vallen ook enkele Vlaamse en een Fries tijdschrift. De uitgave is nu uitgevoerd in een ander lettertype en op beter papier dan de vorige uitgave. Bovendien is de afbeelding van ieder tijdschrift toegevoegd. Drukfouten en een omkering in de volgorde van plaats van uitgave en uitgever behoren bij deze uitgever eigenlijk niet voor te komen. En waarom geen dubbele punt na de plaats van uitgave, zoals dat tegenwoordig gebruikelijk is? Wat de spelling betreft is men terug gegaan naar de oudere vorm (consequent i.p.v. konsekwent). Een nuttig werkje voor bibliotheek en school, maar ook voor ouders die een tijdschrift voor hun kinderen willen aanschaffen of iets meer willen weten over het tijdschrift waar hun tiener zo in verdiept is.
- J.E. Hilhorst-Haars
| |
Pancras, Katrien. Voor alle kinderen: jeugdbibliotheekwerk 1904-1984. - Den Haag: NBLC, 1986. - ISBN 90-6252-547-4. - g 17,50.
In deze uitgewerkte Pobob-examenscriptie (FMA) wordt de geschiedenis van het jeugdbibliotheekwerk verdeeld in vier perioden: 1904-'21, '21'40, '40-'57 en '57-'84. Aan de hand van archiefstukken, nota's, beleidsplannen en vele artikelen uit Bibliotheekleven, De Openbare Bibliotheek en Bibliotheek en samenleving wordt het genoemde tijdvak in kaart gebracht.
De grote hoeveelheid citaten toont aan dat er vanaf het moment dat de eerste kinderbibliotheek in Dordrecht werd opgericht (1904), tot op de dag van vandaag een aantal discussiepunten met de regelmaat van de klok steeds weer terugkeerden zoals bv. de benarde financiële situatie, subsidie, bezuinigingen, doelstellingen, relatie jeugdbibliotheekwerk en bibliotheekwerk voor volwassenen, samenwerking school en jeugdbibliotheek en de opleidingen. Ook valt te constateren dat pioniers als Greve en Gebhard zich al zeer intensief met het ont- | |
| |
wikkelen van een visie op het jeugdbibliotheekwerk hebben bezig gehouden. Het is verheugend dat er nu (eindelijk) een zeer leesbare, heldere en goed gedocumenteerde publikatie over de geschiedenis van het jeugdbibliotheekwerk is verschenen, al had die een veel aantrekkelijker uiterlijk verdiend.
Twee punten van kritiek: aan selectie en collectievorming, zaken die menigeen toch nog altijd als het hart van het (jeugd)bibliotheekwerk beschouwt, worden maar drie zinnen gewijd. Citaten hadden hier niet mogen ontbreken. En een persoonlijk getinte beoordeling, evaluatie, van deze tachtig jaar jeugdbibliotheekwerk was zeker op z'n plaats geweest.
- Beppego Popma-Kraan
| |
The portrayal of the child / La représentation de l'enfant dans la littérature d'enfance et de jeunesse. - München: Saur, 1985. - ISBN 3598-10581-9. - DM 120,-.
De 6e (inmiddels voorlaatste) conferentie van de International Research Society for Children's Literature werd gehouden in Bordeaux, van 15 t/m 18 september 1983 - voor het verslag zie En nu over jeugdliteratuur 1983/6. Onderwerp was ‘het kind in de kinderliteratuur’ en het destijds beloofde boek is dus verschenen. Het bevat de teksten van alle gehouden lezingen, plus een aantal beschouwingen die uitsluitend ter publikatie werden aangeboden, en groeide zo uit tot een omvang van ruim 400 pagina's. De teksten, gedeeltelijk Frans, gedeeltelijk Engels, zijn onderverdeeld in categorieën.
Het eerste ‘algemene’ deel omvat uiteenlopende onderwerpen. Men vindt hier een opstel van Kari Skj/onsberg over de specifieke problemen waar een auteur mee te maken krijgt als hij kiest voor een ik-verteller in een boek voor de jeugd, naast Malte Dahrendorfs visie op de ‘naughty child’ in de vroegere en hedendaagse kinderliteratuur.
In het tweede deel passeren kinderen uit vele nationale kinderliteraturen de revue, een invalshoek die door Dagmar Grenz beperkt werd tot het meisje in de nationaal-socialistische literatuur voor meisjes. Een artikel overigens waar de lezer van En nu over jeugdliteratuur in de vorm van een vertaling van heeft kunnen kennisnemen (‘Tussen front en aanrecht’ in 1984/2 en 1984/3).
Het derde en m.i. aardigste deel gunt ons een blik op het kindbeeld in illustraties. Theodor Brüggeman neemt hier de historie voor zijn rekening in de vorm van een betoog over het lezende kind in allerlei oude afbeeldingen. Andere onderwerpen: het surrealisme in het Franse prentenboek, het Indiaanse kind in het Amerikaanse prentenboek en de ambiguïteit van vele striphelden, die naar de mening van Pierre Fresnault-Deruelle vaak bestaan uit een merkwaardige mengeling van kind en volwassene.
Het deel over kinderen uit minderheidsgroepen omvat een bont scala van probleemgroepen en vluchtelingen en is alleen al aardig ter relativering van de Nederlandse kijk op dit soort zaken. Men vindt hier kibboetskinderen in Israël, Syriërs in het Minnesota van 1880, zigeunerkinderen in Hongarije en arme ‘lagere klassekinderen’ in het Zweden van het begin van deze eeuw broederlijk bijeen, zij het ieder in de eigen, nationale kinderliteratuur.
In de delen vier en vijf werd tenslotte plaats ingeruimd voor het kind in de verschillende literaire genres en voor de visie van individuele auteurs voor kinderen, waaronder Arnaud Berquin, 18e-eeuws auteur, in heel Europa bekend door zijn tijdschrift L'Ami des Enfants.
Deze opsomming wil slechts een indruk geven van wat dit boekwerk te bieden heeft. Het is duidelijk dat het wel zeer algemene onderwerpdoor de deelnemers aan deze conferentie tot enigszins hanteerbare proporties werd teruggebracht. En ook dan kwamen veel sprekers niet verder dan - zij het soms interessante - aanzetten tot onderzoek. Toch is het een aardig boek: het verschaft enig inzicht in de ontwikkeling van de diverse ook niet-europese of angelsaksische kinderliteraturen, naast een overzicht van de aard en kwaliteit van het onderzoek naar kinderliteratuur.
- Elly Nannings-Roozenburg
| |
Verhalen, vertellen. Het verhaal van de bevrijding; de bevrijding van het verhaal / red. W. de Haas e.a. - Amsterdam, 1986.
Bundel opstellen ter gelegenheid van de eeuwfeestviering van de vereniging ‘De Christelijke pedagogische Academie’ - voorheen ‘De Gereformeerde Kweekschool’ - te Amsterdam. De inleider van deze gelegenheidsbundel laat een kans om voor open doel te scoren compleet liggen: hij verzuimt nl. de belangstellende lezer een gestructureerde leeswijzer aan te bieden.
De inleiding eindigt als volgt: ‘Men moet maar eens in de bundel bladeren. Het aandachtig lezen volgt vanzelf.’ (Pag. 11.) Het is echter zeer de vraag of veel lezers door deze artikelen geboeid zullen worden.
De bundel bevat een viertal algemene beschouwingen: ‘De verhalende mens’, ‘De bevrijding van het verhaal’, ‘Vertellen in park en op school’, ‘Vertellen als kunst’. Geen van deze lezingen brengt veel nieuwswaarde en ze zijn alle nogal abstract en vanuit een al te duidelijke christelijke optiek geschreven. Hinderlijk zijn met name de talloze open deuren die worden ingetrapt. Op pagina 29 heet het bv.: ‘Een ding is duidelijk bij sprookjes en volksverhalen: er is sprake van vaste patronen...’ enz. en op pagina 31: ‘Waar mensen zijn worden verhalen verteld.’
Er volgen drie lezingen waarin samenhangen tussen vertellen en (vak)didactiek worden belicht: ‘Wereldoriëntatie met een zaklantaarn’, ‘Het verhaal en de musische vakken’, en ‘Op hoop van leven’. Voor de eerste twee geldt nagenoeg hetzelfde als voor de algemene artikelen: saai, clichématig en te zeer op eigen publiek gericht. Het laatste artikel geeft een heldere en praktische uiteenzetting van aard, voorbereiding, uitvoering en verwerking van vertelactiviteiten in de basisschool.
De pagina's 93 t/m 97 geven een literatuurlijst die voor de aandachtige lezer geen verrassingen meer oplevert. In de bijlagen een verhaal van Marianne Philips, een (overbodige) programmabeschrijving van de feestelijkheden op 28 september 1985 en een lijst van personalia over de medewerkers.
- H. Beerlage
|
|