| |
| |
| |
Uit de tijdschriften
Binnenland
Gie Laenen
is onderwerp van de auteursrubriek achterop Jeugdboekengids december 1986. Geboren 3 februari 1944 in Turnhout, regentaatsopleiding Nederlands en geschiedenis, was leraar Nederlands, is vanaf 1974 radiomedewerker van de BRT Schrijft verhalen, hoorspelen, documentaires, scenario's en theaterstukken. Marita de Sterck bespreekt zijn werk. Ze vindt dat er ‘minder geslaagde momenten’ zijn, o.a. ‘al te expliciet vertolkte boodschappen’, maar vindt dat daar tegenover staat een ‘intrigerende rijkdom aan interessante thema's en denkbeelden, die zijn werk in zijn geheel een opvallende coherentie bezorgen’. Voorin het nummer een interview van Marita de Sterck met Binette Schroeder: ‘Hoe meer ik bij mijn werk luister naar mijn eigen gevoel, hoe knapper mijn verhaal en mijn platen worden. Ik ga ervan uit dat als ik zelf verliefd word op mijn schilderijen, kinderen het ook kunnen worden. Hoe meer mensen benadrukken dat kinderboeken bepaalde elementen moeten bevatten, dat ze bepaalde regels moeten volgen, hoe minder zin ik erin krijg. Ik haat het woord “kinderlijk” dat zo vaak wordt gebruikt.’
| |
Reflectiviteit
Wie wil weten wat dit nieuwe toverwoord in het jargon van de didactiek betekent doet er goed aan Moer 1986/5 te raadplegen. Altijd werd al getracht leerlingen tot nadenken te bewegen, maar nu er een nieuwe term is wordt dat natuurlijk anders. Zie bijvoorbeeld het artikel ‘Wie leest, leest zichzelf’ van Wam de Moor en Joost Thissen. Wat bleef is dat leerlingen nog altijd iets moeten doen met wat ze lezen. Tenslotte zit je op school om iets te leren. De Moor en Thissen bevelen het leesdossier als middel aan. Andere bijdragen in dit nummer gaan onder meer over ‘hoe leerlingen kritische en redelijke lezers worden’, over het zelf schrijven door leerlingen, vreemdetalenonderwijs en interculturele taalbeschouwing.
| |
Prentenboeken en Engels op school
In En nu over jeugdliteratuur 1986/2 werd in enkele bijdragen verwezen naar een onderzoek naar het gebruik van engelstalige prentenboeken bij het leren van Engels. Dat onderzoek, en de uitkomsten ervan, wordt beschreven in ttt; interdisciplinair tijdschrift voor taalen tekstwetenschap september 1986. Een speciaal nummer, want geheel gevuld met bijdragen van het werkverband literatuursociologie van de subfaculteit letteren aan de Katholieke Universiteit Brabant. Dit werkverband heeft onder mensen die zich met kinderboeken bezig houden een merkwaardige naam: enerzijds gunstig wegens de vele aandacht die aan het lezen van kinderen besteed wordt, anderzijds minder gunstig wegens de met wantrouwen bejegende methoden en de vaak van het predicaat onleesbaar voorziene verslaggeving daarover. Dit nummer van ttt biedt een uitgelezen kans om de kennismaking met methoden en verslaggeving ervan te vernieuwen en na te gaan of wantrouwen en kritiek op leesbaarheidjuist zijn. Duidelijk is in ieder geval dat men er niet houdt van ongegronde beweringen en zich dus verre houdt van impressionistische kritiek en essayistiek. Er wordt vooral geteld, zoals overigens van empirische sociologie te verwachten valt. Er wordt een vraag gesteld, geïnventariseerd hoe die te beantwoorden zou zijn, er wordt geteld en de sommetjes worden met elkaar in verband gebracht, en dan wordt er een antwoord geformuleerd. Voorzover dat antwoord afwijkt van gangbare mythes kan het verrassend zijn, en vaak is het gewoon informatief. Zo werd onderzocht of de ‘keuzeprofielen van volwassen gebruikers van een openbare bibliotheek’ (Baarn) in kaart vielen te brengen. Dat bleek niet gemakkelijk; een indeling in literaire en niet-literaire lezers bleek onmogelijk, en een indeling was überhaupt niet helder. Een andere bijdrage behandelt een stukje geschiedenis van de Wereldbibliotheek en de Arbeiderspers: hun fondsvorming over
een bepaald tijdvak, met bv. opmerkelijke schommelingen in de verhouding fictie-nonfictie en uitspraken over het vermogen om auteurs in het fonds te houden. Weer een andere bijdrage legt verband tussen debuten in literaire tijdschriften en fondsen: er blijkt voorkeur van uitgevers voor debutanten uit eigen literaire tijdschriften. De eerste bijdrage in dit nummer, van Hugo Verdaasdonk, is een verantwoording van methoden, de laatste bijdrage, van M. Munnichs en C.J. van Rees, is een samenvatting van en kritiek op een in dat werkverband zeer belangrijk geachte geleerde, Pierre Bourdieu, Frans cultuursocioloog. En de reden om dit nummer in deze rubriek te signaleren is de eennalaatste bijdrage, van Piet Mooren, Peter Blaakman en Guust Meijers: ‘Prenten, boeken en Engels leren, een exploratief onderzoek naar het effect van het werken met boeken bij het onderwijs Engels in de basisschool’. Twee basisscholen werden ingeschakeld. Op beide scholen werkte een groep met, en een groep zonder boeken, en beide groepen gebruikten dezelfde methode (per school een andere). Voorzichtige veronderstelling was dat de groepen met boeken dezelfde vaardigheden zouden ontwikkelen als de groepen zonder, ondanks minder tijd voor de methode, en dankzij de boeken. Boude veronderstelling was dat ze zelfs meer vaardigheden zouden ontwikkelen. De eerste veronderstelling bleek juist, de tweede niet. Afgezien daarvan bleek het werken met boeken erg plezierig gevonden te worden. En zo vormt dit bescheiden onderzoek toch een argument voor het werken met boeken. En ook een argument voor dit soort onderzoek: het stelt ons in staat in discussies over de rol van boeken in het onderwijs meer te bieden dan veronderstellingen alleen, ttt september 1986 is voor ƒ 27,50 te koop, zo niet in de boekhandel, dan bij de uitgever, Foris Publications, postbus 509, 3300 AM Dordrecht, tel. 078-510454.
| |
Buitenland
Zuid-Afrika
Er wordt nog steeds geschreven, ook voor kinderen. In Bookbird 2/1986 meldt Andrée-Jeanne Tötemeyer: ‘social criticism on a macro-social level, in other words, criticism of society in large, is a fairly recent development in South African children's and youth literature’. De meeste kinderboeken worden niettemin door witte auteurs geschreven. Tötemeyer vermoedt dat schrijven voor kinderen door de auteurs in kritische zwarte kringen vooralsnog als luxe wordt beschouwd. Er zijn uitzonderingen. Zo bestaat er een kindertijdschrift, Molo Songololo, dat veel verhalen met ervaringen van zwarte en anderszins gekleurde kinderen bevat. Het blijkt echter dat in steeds meer boeken van witte auteurs zwarte helden voorkomen, althans ‘characters in a sympathetic way, as individuals with the same hopes, fears, feelings andaspirations as whites’. Namen van zulke auteurs: Elsabé Steenberg, Louis Krüger, Maretha Maartens, Rona Rupert, Etienne van Heerden, Dan Sleigh, Hester Heese, Cicely van Straten en Alba Bouwer. Men dient voor ogen te houden dat rechtstreekse kritiek op het apartheidsysteem niet voorkomt, omdat de censuur dat verhindert. Auteurs die deze stap willen nemen zien zich genoodzaakt in het buitenland te publiceren. Voorbeelden: Go well, stay well van Toeckey Jones (ook in Nederland verschenen, wat Tötemeyer eveneens vermeldt), The sound of the gora van Ann Harries en Close the windows tight van Joan Salvesen. Het eerstgenoemde boek werd verboden (‘banned’) in Zuid-Afrika, de twee andere werden niet verboden, maar verspreiding werd nagenoeg onmogelijk gemaakt. En er is één en volgens Tötemeyer het enige in het Afrikaans geschreven boek dat bij verschijnen onmiddellijk werd verboden: Stanley Bekker in die boikot, april-mei 1980 van John Miles (Taurus,
Johannesburg, 1982). Dit boek had het eerste deel van een serie moeten zijn, ‘Die ander Afrikaanse leesboekies’. Die serie ging ook niet door. Overigens werkt de Zuidafrikaanse wet nogal ingewikkeld. Er kunnen processen tegen banning worden gevoerd. In dit geval gebeurde dat ook, en nu is het tenminste niet meer verboden het boek in bezit te hebben of er uit te citeren. Tötemeyer besluit haar artikel met de bespreking van enkele titels.
| |
Aliki
wordt geïnterviewd door Pat Triggs in Books for keeps september 1986. Ze blijkt getrouwd met Franz Brandenberg, en sinds 1977 wonend in Londen. Verrassend voor iemand die non-fictie schrijft en tekent: ‘When I start I still don't know what will happen until the pen hits the paper. If it's the right time the manuscript comes quickly and I go on to making the dummy, that's the most creative and exciting part. After that it's just a question of perfecting the message.’
| |
Enquête
In Buch und bibliothek 1986/6 de resultaten van een enquête onder twaalf- en
dertienjarige bibliotheekklanten in de stad Leipzig. De enquête was niet echt professioneel uitgevoerd en de resultaten zijn niet schokkend. In de volwassenenafdeling staat veel dat ook voor hen interessant is, ze willen dat de bibliotheek een gezellige ruimte is, waar je ook wat kunt kletsen, en ze tonen belangstelling voor sommige extra activiteiten. De helft gebruikt zelden de catalogus, een kwart nooit. Het is tevens een leeftijd waarop nogal wat klanten afvallen. Dit artikel is ook te vinden in Der Bibliothekar 1986/3.
| |
Kindertheater in Zwitserland
Het themadeel van Fundevogel november 1986 gaat over kindertheater in Zwitserland. Een overzicht van het aanbod, de kloof tussen het franstalige en het duitstalige deel, de rol van de Association Suisse du Theatre pour les Enfants et la Jeunesse (ASTEJ) ofwel Schweizerische Kinder- und Jugendtheatervereinigung, en het jaarboek Stuck für Stück. Jahrbuch Kinderund Jugendtheater 1986/87 (Lenos). Verder nog een bijdrage over de Tsjechische filmer en auteur Ota Hofman.
| |
| |
| |
Censuur
Uitgever Linda Zuckerman laat zich in The Horn Book Magazine september-oktober 1986 uit over een dezer dagen in de VS weer actuele zaak, censuur. Maar ze bedoelt niet de censuur die de nieuwste variant van de morele herbewapening zou willen uitvoeren. Nee, ‘this society has a strange, distorted view of children and childhood. The more the world falls apart around us, the more some of us need to pretend to ourselves that childhood is a time of innocence and purity.’ Ennatuurlijk is het niet leuk om censuur toe te geven. ‘I select, you discriminate, they censor.’ We verwachten te veel van boeken, verzucht ze. ‘If only we had the same expectations of people that we have of books! If we demanded that our politicians be honest, that corporations make products that will nourish us instead of kill us, if we insisted that as an American community we work for our common good instead of for individual gain, children's books would not need to be scapegoats of our frustration and dissatisfaction but “transformation as occur in dreams” - an essential component of a free and peaceful society.’ Ga er maar aan staan.
| |
Karl May in parodie
Wolfgang Biesterfeld bespreekt in Jugendbuch-magazin oktober-december 1986 vijf parodieën van Karl May, van het anonieme Die blaue Schlange (1902) tot Winnetou in Hollywood van Werner Klose (1972). De parodieën mikken op diverse kanten, maar hebben twee mikpunten gemeen: de overmaat aan heldenverering en de clichématige stijl, aldus Biesterfeld. Voorin het nummer het tweede deel van een uitvoerige studie van ‘Arbeiterschriftsteller und Jugendliteratur’, door Ursula Kirchhoff.
| |
Sexueel misbruik van kinderen
Voor de liefhebbers: een themanummer van Kinder-Bücher-Medien over dit thema, het verslag van een een conferentie in Kiel. In en na de verslagen worden zeven kinderboeken vermeld waarin kinderen in meer of mindere mate misbruikt worden, maar voor het overige zijn er betrekkelijk weinig boeken en andere media in de vertogen te vinden. Het thema, actueel genoeg, was ‘Schwerpunkt’ in 1986 van de groepen die zich in de Bondsrepubliek verenigen als Roter Elefant, en die nog steeds actief zijn en onder meer Kinder-Bücher-Medien uitgeven.
| |
Lezen, horen, zien
Onder dat motto werd in de DDR onderzoek gedaan naar het mediagebruik (ook leesgedrag) van scholieren uit 160 klassen die willekeurig werden gekozen uit het ganse schoolbestand, gedurende de periode lopende van oktober 1983 tot januari 1984. Bijna 3000 enquêtes werden verwerkt. De resultaten beschrijft Hannes Hüttner in Kinderliteratur-Report 1/86. Jongens neigen sneller naar het avontuurlijke, fantastische of populair-wetenschappelijke, ook in de DDR, en ook daar gaan kinderen minder lezen naarmate ze ouder dan twaalf jaar worden. Toch was meer dan de helft van de bevraagde kinderen lid van de bibliotheek. En daarvan weer de helft bezoekt de bibliotheek minstens maandelijks. Kinderliteratur-Report is een periodiek van het DDR-Zentrum für Jugendliteratur in Berlijn. Adres: Oranienburgerstrae 28, 1040 Berlin, DDR.
| |
Van Tennyson tot Silverstein
Nancy Larrick schrijft in Language Arts oktober 1986 over poëzie voor kinderen van 1910 tot 1985: ‘from Tennyson to Silverstein’. En betrekt daarbij ook bloemlezingen, omdat die vaak langer in de handel waren en vaker op school gebruikt werden, zoals bv. Lyra Heroica: A Book of Verse for Boys uit 1910. Ze komt tot de conclusie dat het er alleen maar beter op is geworden.
| |
Katten
Des livres et des jeunes zomer 1986 bevat een ‘dossier: les chats’. Alles over katten in kinderboeken, en kinderboeken over katten, zowel echte als fantasie. Jacques Sénéchal vindt dat de kat goed vertegenwoordigd is in de kinderliteratuur, en daar vooral als individualistisch wezen wordt getoond. De verschillende kanten van datwezen worden vervolgens in afzonderlijke artikeltjes belicht, en er worden veel, uiteraard franstalige, titels genoemd.
Des livres et des jeunes is een Frans-Canadees tijdschrift voor al wie belang stelt in kinderliteratuur. Adres: 2500 boul. Université, Cité universitaire, Sherbrooke (Quebec) J1K 2R1, Canada.
|
|