Signal en de kinderboekenkritiek
- Vrij snel na je uittreden uit het klooster ben je getrouwd met Nancy Lockwood en hebben jullie samen Signal opgericht. Was kinderliteratuur jullie ontmoetingspunt en waarom een nieuw tijdschrift?
‘Nancy werkte in die tijd voor Children's Book News in Londen en zo ben ik met haar in contact gekomen. Het klikte meteen. Dus je begrijpt hoe er over ons geroddeld is toen we binnen een jaar na mijn uittreden trouwden. We wilden alletwee een tijdschrift maken dat invloed zou kunnen hebben op sleutelfiguren in de kinderboekenwereld, een tijdschrift waarin ruimte zou zijn voor degelijke discussies, voor het ontwikkelen van nieuwe ideeën en zorgvuldige kritiek. In blind vertrouwen en totaal onwetend hebben we ons op dat plan gestort. De eerste rekening van de drukker konden we betalen met het honorarium dat ik voor mijn boeken kreeg. Geleidelijk aan zijn we opgegroeid van 150 abonnees naar 1500, maar de hele onderneming is nooit winstgevend geworden. Overigens is Signal voor 99% het werk van Nancy. Ik mag de rekeningen betalen en kan er van tijd tot tijd mijn gal in spuwen.’
- Wat ben je nu in de eerste plaats: criticus, schrijver, onderwijzer?
‘Die drie aspecten komen steeds samen maar het schrijven staat altijd voorop. Daaraan ontleen ik de energie me ook met andere zaken bezig te houden. Boeken als The reluctant reader, Booktalk of Introducing Books to Children zijn min of meer het resultaat van mijn onderwijservaringen, zowel die op de middelbare school als in opleidingen voor onderwijzers. Met die ervaring durf ik dan te beweren dat ieder kind een lezer kan worden. Zelfs het kind dat in volledig gedepriveerde omstandigheden verkeert, waar thuis nooit een boek te vinden zal zijn, kan je op weg helpen naar de literatuur als je er maar het juiste onderwijs voor zoekt en het juiste boek.’
- De makkelijk-lezen-boekjes?
‘Daar hebben we nu juist helemaal geen behoefte aan. Die zijn alleen maar makkelijk voor de onderwijzer. Kinderen die niet kunnen of niet willen lezen, moet je benaderen zoals je een tweejarige confronteert met literatuur. Je zoekt mooie plaatjesboeken waaruit ze hun keuze kunnen maken. Als je dat hele spectrum van boeken overziet, blijkt er een grote variëteit te bestaan aan soorten boeken, met verschillende moeilijkheidsgraden, ideeën, verschillende soorten taalgebruik, keuze genoeg voor een tienjarig kind dat niet zo goed zou kunnen lezen. De echt belangrijke vraag is hoe we in het onderwijs kunnen bemiddelen tussen die enorme verzameling boeken en het kind. Absolute voorwaarde daarvoor is dat de onderwijzer de boeken kent, een leesklimaat creëert waar kinderen niet onderuit kunnen. En dus moet de onderwijzer zelf ook heel veel lezen. Al die boekjes volgens een bepaald leesniveau werken de luiheid van de onderwijzer maar in de hand. Die produceert dan alleen nog het juiste leesniveau-boek zonder het kind of het boek te hoeven kennen. En zo werkt het niet.’
‘Nu zit ik alweer te katten op de onderwijzers. Ik weet heus dat ze een vreselijk moeilijke baan hebben. Toch ben ik daar fel in, juist omdat zíj uiteindelijk de mogelijkheden in handen hebben om van kinderen lezers, denkers te maken.’
- Hoe zie jij de taak van de kinderboekenkritiek?
‘Behalve de evaluerende die eigen is aan elke vorm van kritiek, houdt de criticus van het kinderboek zich vooral bezig met de rol van de lezer. Toevallig is dat ook een populair onderwerp in de literatuur-wetenschap. Daar zitten we goed mee, want kinderboeken bieden bij uitstek de gelegenheid de rol van de lezer te verkennen. Bij literatuur voor volwassenen kan de criticus daar nog aan voorbij gaan. Bij kinderboeken moéten we ons ook bezig houden met het publiek waarvoor die kinderboeken bestemd zijn. Wat betekent het als de auteurweet dat zijn werk door kinderen gelezen zal worden? Welke invloed heeft dat op de manier van vertellen, op de taal en misschien zelfs op de psychologische diepgang? Al dat soort vragen moeten aan de orde komen.’
- Alhoewel ik dat standpunt theoretisch deel, zie ik toch een aantal praktische moeilijkheden, omdat rekening houden met het publiek al gauw verzandt in het toevallige oordeel van een kind.
‘Het probleem is inderdaad dat we nog niet voldoende technieken hebben ontwikkeld om uit te vinden wat kinderen werkelijk denken. Veel onderzoekers leggen gewild of ongewild hun vooronderstellingen op aan de ondervraagden. De reactie van een paar willekeurige lezers zegt natuurlijk niets over de kwaliteit van een boek. Lang niet iedereen houdt van Shakespeare en toch blijft hij onbetwist een groot schrijver.’
‘Het achterhalen hoe kinderen reageren op een boek behoort voor een deel tot het arbeidsveld van de criticus, die bezig is de aard van literatuur vast te stellen, en voor een ander deel tot het onderwijs. Hoe kun je een kind helpen zijn eigen ideeën te ontwikkelen en uit te drukken. Zo vormen de onderwijzer en de kinderboekencriticus eigenlijk een ideaal koppel. Ze hebben elkaar nodig. Lezen is een ontwikkelingsproces en het onderwijs moet daarop aansluiten in psychologische en didactische zin.’
Ik leg uit wat in het juryrapport vermeld staat over Je moet dansen op mijn graf, dat in feite hoger gooide dan Tirannen maar dat door de jury met het oog op de moeilijkheidsgraad naar de Vlag-en-Wimpellijst ging. Wat vindt Aidan Chambers daarvan?
‘Prachtig. Ik hou wel van een relletje. Ik geloof inderdaad niet dat het zinvol is boeken naar voren te schuiven, alleen maar omdat ze een prijs hebben gekregen. Kinderen moeten kunnen begrijpen wat een boek hen te zeggen heeft. Maar elke discussie is beter dan geen discussie. Door eens goed over een boek na te denken begint zo'n boek eigenlijk pas te leven.’
‘Overigens vraag ik me ernstig af of het niet eens tijd wordt het begrip kinderliteratuur te herzien. Kinderliteratuur is niet exclusief voor kinderen. Het is literatuur, geschreven met het oog op kinderen, die door iedereen gelezen kan worden. Dat betekent dus dat sommige kinderen bepaalde kinderboeken nooit zullen lezen. Door psychologen wordt literatuur niet uitsluitend gezien als een verborgen plek maar ook als een plek om te groeien. Complexiteit en rijkdom zijn dan belangrijk. Je kindertijd, de emoties van het opgroeien horen bij een gezonde volwassenheid en daarom kan je er altijd over blijven lezen. Ik voel me nog zo dikwijls een jongen van 6, met de gevoelens en verlangens en de verwarring van die leeftijd. Soms twijfel ik of ik ooit volwassen ben geworden.’
‘Volgens Einstein is ook literatuur een kwestie van denkexperimenten, het aftasten van nieuwe mogelijkheden. Een schrijver, een auteur probeert niet het leven fotografisch vast te leggen, hij experimenteert. Stel x ontmoet y, wat gebeurt er dan? Ik ben geïnteresseerd in die experimenten, het is een manier om jezelf te leren kennen. En taal verschaft ons de mogelijkheden daarvoor. Een verhaal is