gevoel. Eerst probeerden we te bedenken wat kinderen tussen de acht en twaalf jaar leuk zouden vinden, maar omdat we daar niets van wisten kwamen we toch weer uit op waar we zelf achter stonden en waar we met hart en ziel aan werkten. Het enige wat we zeker wisten was dat we een tijdschrift gingen maken voor kinderen die konden, maar ook wilden lezen. We werken graag met tekst en het moest persé geen striptijdschrift worden, die zijn er al genoeg. Ook wat we aan andere tijdschriften tegen kwamen vonden we vrij treurig. We hebben een beetje gekeken naar het buitenland: Der bunte Hund en The Puffin Post.
‘Naast het geld van Kris-Kras kregen we van het Nederlands Comité voor Kinderzegels een subsidie van ƒ 16.000, - voor de drie volgende nummers. Voor elk nummer was dus zo'n 5.000, - beschikbaar. Vanwege de Broedplaats hadden we nauwelijks vaste lasten en iedereen die ooit aan het tijdschrift heeft meegewerkt deed dat op vrijwillige basis. Clara en ik hebben alletwee een uitkering.’
‘En toen was daar in december 1985 eindelijk het eerste nummer, in een oplage van 1250 exemplaren. We stuurden het toe binnen eigen kring, naar alle kranten, sommige scholen, de belangrijkste bibliotheken en naar adressen die we van het NBLC en de Broedplaats kregen. We kregen vrij veel publiciteit en vervolgens was het wachten op abonnees. Op het moment zijn dat er geloof ik 630. Ik vind dat wel goed zo. We zouden zeg maar 2.000 abonnees helemaal niet aankunnen. We doen alles zelf, naast de inhoudelijke kant ook de administratieve en de boekhouding, en alles is handwerk. En diep in m'n hart vind ik het ook wel prettig om voor zo'n klein groepje te werken en die dingen te doen waar we zelf achter staan.’ ‘Na de verschijning van het eerste nummer deden we kleine onderzoekjes op scholen. We legden St. Kitts neer met wat andere tijdschriften en keken dan naar de reacties. Kinderen vonden St. Kitts maar raar - “een dom boekie” - en ze snapten er niks van. Er stond weinig in wat ze herkenden en ze moeten vrij veel lezen. Daar worden ze moe van. Sommigen vonden het ook lelijk en begrepen niet waarom er zo weinig kleur in was. Een jongetje bood ons heel schattig zijn kleurdoos aan: “Jullie mogen mijn stiften wel lenen”. Dat was natuurlijk toch wel schokkend voor ons. We hadden toen een tijdje een schaduwredactie op een Montessorischool, maar uiteindelijk liep dat toch niet zo goed. Die kinderen zeiden wat ze van de stukken vonden, maar ze vonden dat zo spannend en interessant, dat ze alles prachtig vonden op den duur. Dus houden we nu maar weer vast aan onze eigen ideeën.’ ‘Nu we vijf nummers hebben gemaakt is onze voorlopige conclusie dat het tijdschrift te ontoegankelijk is. Er schijnen nogal wat volwassenen een abonnement te hebben.
Zelfs kinderen die het leuk vinden moeten te veel moeite doen om St. Kitts te lezen. De pagina's zijn te vol, er moet meer lucht in. Er moet meer diversiteit komen, vooral ook in de humor, die is te uniform. We zouden zowel moeilijke als makkelijke dingen moeten hebben.’
‘We zijn al enige tijd in gesprek met uitgevers. Wolters-Noordhoff had belangstelling en we zijn lang in onderhandeling met Meulenhoff Educatief geweest. Nu zijn we via Querido geïntroduceerd bij de Weekbladpers, die een marktonderzoek laat doen. In februari zijn de resultaten bekend en moet er eventueel onderhandeld worden over hoe dat allemaal zou moeten. Het grootste probleem is de continuïteit. Commercieel gezien schijn je kinderen minimaal één maal per maand iets moeten sturen om ze aan je te binden. Wij zitten nu op één keer in de twee maanden en zouden wel naar één keer in de drie maanden willen. Je zou ook kunnen denken aan een winter- of vakantieboek.’
‘Zowel Clara als ik zijn perfectionisten. We willen alles heel mooi en precies en onze grote angst is dat de kwaliteit achteruit gaat als je één keer per maand moet uitkomen. Dan moet alles snel en ik ben bang dat noodgedwongen juist die kleine dingetjes, die details er af zullen gaan. Alles wat we doen moet eindeloos over. Ik maak heel veel versies van elk tekeningetje voor ik tevreden ben en dat geldt ook voor Clara's verhalen. Waarschijnlijk ben ik veel te kritisch en te langzaam om een tijdschrift te maken. Maar dat is nou precies de lol, dat je alles met zoveel aandacht maakt. Dat willen we niet loslaten, want dan word je doorsnee.’
‘Dat hele eilandidee maakt dat de dingen moeten kloppen en doorlopen. Als het bijvoorbeeld stormt moet het in alle verhalen stormen en kan mevrouw Proper niet ineens in de zon op het strand zitten. Alle medewerkers moeten dus weten van die wind. Dat eiland is piepklein en je komt er niet onderuit dat de figuren elkaar gaan ontmoeten. Dan moeten schrijvers en tekenaars dat ook gaan doen, hun stijlen zullen zich moeten gaan mengen. Het is dus de vraag of het idee van St. Kitts geschikt is voor een maandelijks tijdschrift.’
‘We hebben nu even rust, alles staat een beetje op nul. Het jaar dat achter ons ligt was erg zwaar. Als het bij de Weekbladpers niet door gaat moeten we verder denken. We hebben een aanbod om een televisieprogramma te maken voor de VPRO. We hadden een kindergidsje ontworpen bij hun grote gids, maar dat ging niet door omdat de drukkosten te hoog waren. Zelf zouden we graag een kindercafé beginnen, waar ruimte voor experimenteel kindertheater kan komen en de mogelijkheid om ons tijdschrift uit te testen. Het ritselt van de plannen en we kunnen het ook niet allemaal tegelijk. Maar er bestaat duidelijk belangstelling voor onze aanpak en dat is natuurlijk hartstikke fijn. Die ondersteuning heb je nodig.’
‘Op dit moment weten we werkelijk niet of het kan met een uitgever. We kunnen de consequenties zo slecht overzien. Maar er zijn veel mensen die zeggen dat we niet mogen stoppen en zelf vinden we het ontzettend belangrijk dat er in Nederland een goed kindertijdschrift bestaat. Waarom zou dat alleen in het buitenland kunnen? Wanneer St. Kitts ter sprake komt vallen steeds dezelfde woorden: Kris-Kras, VPRO en elitair. Daar word ik bedroefd van. Ik hoef niet alle kinderen te bereiken, maar zou pas echt bedroefd zijn als we moesten verdwijnen.’