Leesgoed. Jaargang 14
(1987)– [tijdschrift] Leesgoed– Auteursrechtelijk beschermdTop
| |||||||||||||
De Eucharistische Kruistocht (EK)In 1875-'76 werd door de Norbertijnen van de abdij van Averbode de ‘Aartsbroederschap van O.L. Vrouw van het H. Hart’ in het leven geroepen. Deze broederschap wou een regelmatig contact onderhouden met haar leden door het verspreiden van allerlei inschrijvingsbriefjes, litanieën en prentjes, die al gauw met een eigen handpers vervaardigd werden. Dit was het prille begin van wat tot een gigantisch bedrijf uitgroeide. Tussen 1912 en 1914 verschenen het St.-Herman-Jozefsklokje voor de Katholieke Vlaamsche School en haar Waalse tegenhanger La Semaine de l'Enfance, respectievelijk als bijlagen van Averbodes Weekblad en La Semaine de l'Averbode. Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog maakte een voorlopig einde aan deze kinderperiodieken. Maar dat veranderde weer met de in 1920 in de abdij opgerichte vereniging Eucharistisch Kruis (EK). Deze kreeg behoefte aan een eigen spreekbuis voor de jeugd en bracht de kinderbladen Zonneland en Petits Belges uit, voor kinderen van de twee laatste klassen van de lagere school. EK werd een reusachtige organisatie, die zich intens bezig hield met levensverdieping en met godsdienstig en zedelijk herstel via talrijke publikaties voor kinderen en volwassenen. De serie Vlaamsche Filmkens (nu Vlaamse Filmpjes) startte in 1930. Wekelijks verscheen een kort verhaal van 32 bladzijden in de vorm van een miniboekje. Meer dan één Vlaamse auteur zette door het publiceren in deze Vlaamse Filmpjes zijn of haar eerste stappen in de jeugdliteratuur. De kerstboeken ontstonden tijdens de oorlogsjaren 1940-'44. Het succes ervan | |||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||
leidde tot de jaarlijkse publikatie van kerst-, paas- en vakantieboeken, met een groot aandeel verhalen en spelletjes. Doordat Zonneland in het katholieke onderwijs goed aardde, werd in 1958 beslist om Zonnekind uit te geven. In 1964 volgde Prutske (nu Doremi), in 1966 Zonnestraal, en in 1972 tenslotte Top. De Waalse kinderbladen kenden een gelijkaardig verloopGa naar eindnoot1.. Er bestaat trouwens nog steeds een intense samenwerking tussen de nederlandstalige en franstalige bladen. De gemiddelde oplage van deze periodieken schommelden in 1975 rond de 150.000. Meer recente cijfers kreeg ik niet vast. Vooral Doremi loopt heel goed: het wordt verspreid in heel België, in Luxemburg, Zwitserland en het Franstalige deel van Canada, met plusminus 270.000 exemplaren. Hoge cijfers die de Malmbergbladen, gelijkaardige schoolbladen van Nederlandse makelij, niet kennen met hun gemiddelde oplage voor Okki en Taptoe van 50.000 tot 65.000 exemplarenGa naar eindnoot2.. Over het (aanvechtbare) hoe en waarom van deze massale verspreiding wil ik het hier echter niet hebbenGa naar eindnoot3.. Wel moet ik nog even vermelden dat er voor adolescenten (15-18 jaar) nog enkele seizoenen een Yell bestaan heeft, maar dat bleek al snel een doodgeboren kind te zijn, met nauwelijks 7.000 exemplaren. Om de band met het onderwijs te bestendigen - een economische noodzakelijkheid, aldus René Swartenbroekx, sinds 1985 nieuwe en tijdelijke hoofdredacteur van Top - bestaat er iets als Contact tussen redactie en school, dat in 1966 voor het eerst verscheen. (In het Frans: Vous, nous et les jeunes). Dit driemaandelijks verschijnende blad werd gratis bezorgd aan de abonnerende leerkrachten van de Zonneblaadjes. In 1983 werd het opgeheven. | |||||||||||||
Altiora en De Goede PersDe Goede Pers is nu een verzamelnaam voor alle hierboven genoemde schoolbladen. Het is tevens de naam van een VZW mét winst, die moet voorzien in het onderhoud van de leefgemeenschap van de abdij. De VZW staat eigenlijk volledig los van de NV Altiora. Deze drukkerijuitgeverij werd in 1935 opgericht. Altiora drukt alle publikatics van De Goede Pers, haar eigen fonds kinderboeken en (religieuze) werken voor volwassenen, en heel wat publiciteitsfolders voor firma's in binnen- en buitenland. Uitgeverij Altiora huurt de gebouwen van de abdij, maar de machines zijn haar eigendom. | |||||||||||||
TopHet heeft jaren geduurd voor de heer Volkaerts, voorganger van de huidige Goede Pers-directeur, enkele medewerkers ervan konden overtuigen om met een tienermagazine te beginnen. Karel Verleyen, schrijver voor kinderen en oudste zoon van wijlen Cyriel Verleyen, eveneens auteur en een van de pioniers van De Goede Pers, werd hoofdredacteur. Hij bleef dit tot half '85 en stapte toen over naar de krant Het Volk, waarvan hij adjunctredacteur werd. Het duurde na deze wat moeizame start vervolgens nog een paar jaar voor het magazine lekker liep. Het was aanvankelijk verliesgevend, maar kreeg tenslotte toch meer abonnee's. Met de oprichting van Yell zakte het aantal echter weer, een verlies dat sindsdien niet meer helemaal werd goed gemaakt. Op mijn vraag of dat ook niet te maken kon hebben met de toenmalige kritiek op de andere bladen, geeft René Swartenbroekx toe dat dat ook wel meegespeeld kan hebben. ‘Hoewel we voor Top toch rekening gehouden hebben met die kritiek. We zijn toen bewust afgestapt van dat oubollige sfeertje. Iemand als Karel Claes, bij Zonneland, heeft daar een belangrijke rol in gespeeld. Maar die man is nu weg. Hij doet iets met video's; het medium van de toekomst, zegt hij. Ik kan hem geen ongelijk geven.’ Zonneland heeft de laatste tijd inderdaad een moderner kleedje gekregen. De andere blaadjes volgen wat schoorvoetend. En Top bengelt ondanks de naam helemaal onderaan dit rijtje. | |||||||||||||
Een bescheiden analyseVoor dit Top-artikel doorbladerde ik 43 nummers van de vorige jaargang (september '85-juni '86) en de 17 van de lopende (15e) jaargang tot half december '86. Het leek me een onmogelijke opgave om binnen dit ene artikel dieper in te gaan op alle aangeboden onderwerpen, op inhoud en stijl, op de achterliggende visie op kind en wereld, op de mogelijke wederzijdse beïnvloeding van Top-magazine (De Goede Pers) en Top-boeken (Altiora), etc. Dit lijkt me wel boeiende stof voor een scriptie. De hieronder volgende bedenkingen zijn dus niet meer dan die van een gewone, zij het ietwat kritischer en misschien ook volwassener lezer dan de doorsnee lezer uit de doelgroep 12- tot 15-jarigen. Maar het is natuurlijk zeer de vraag hoeveel tieners niet een gelijkaardige kijk op het blad (ontwikkeld) hebben. Ook dat zou eens onderzocht moeten worden. Volgens de fotokalender met het jaaroverzicht - de inhoud van elk nummer wordt al in de zomervakantie vastgelegd - bestaat Top uit een aantal vaste rubrieken. Als dusdanig zijn ze in het blad niet steeds herkenbaar. Om het boeiender te maken wil men voor de lopende jaargang voorzichtig afstappen van vaste rubriekleiders. Tenminste voor zover dat de Topmedewerkers nu meer vanuit persoonlijke interesses mogen schrijven, dan vanuit een vast afgebakende rubriek. Toch worden de posten wel verdeeld: Katrien Seynaeve voor Top-post, Roland De Beule voor wetenschappen en techniek, Rene Swartenbroekx voor ontspanning, Jempi Welkenhuyzen voor muziek,... Dit mag echter geen dwingend karakter meer hebben. Er is om te beginnen informatie over aardrijkskunde. Veelal zijn dit reportages over streken in binnen- en buitenland. Het Heilige Land en omgeving is bij de redactie blijkbaar een geliefkoosde plek. In de rubriek geschiedenis vinden we informatie over Israël, heden en verleden (een overigens boeiend artikel van Israëlkenner Katrien Seynaeve, auteur van Vrede nu?, Altiora 1985), over de Egyptische godsdienst, de Romeinse steden, de verschillende historische kalendersystemen enzomeer. De posten wetenschappen en techniek zijn goed voor artikels over computers, zonneenergie, robots, luchthaven... Voor het vak biologie zijn er verschillende stukjes over de menselijke lichaamsdelen - zoals hart, lever, nieren, longen en hersenen - met statische, haast 19e-eeuwse illustraties, en verder over bomen, houtwallen, de dieren van de zoo, paddestoelen. Maar er wordt in alle talen gezwegen over bijvoorbeeld wat er nu precies gebeurt tijdens de puberteit in het lichaam van een jongen en een meisje. Net op het moment dat de jonge lezer niet alleen op psycho-sociaal, maar ook op lichamelijk-sexueel vlak in een stroomversnelling komt te zitten. De vraag van jongeren zelf en hun leerkrachten naar goede informatie hierover schijnt nochtans zeer groot te zijn. Dat hebben de samenstellers van een folder over lichaamsverzorging voor tieners daarentegen wel goed begrepen (Net, da's goed gezien, Rode Kruis, juni '86). Dat onderhuidse taboesfeertje vindt de argeloze Top-lezer trouwens op heel wat plaatsen terug. Aids zou een virus zijn dat vooral voorkomt ‘bij mannen, jonge mannen’ en het zou overgedragen worden ‘via sommige sexuele praktijken’. ‘Enigszins wegwijs’ wordt de lezer hierdoor zeker níet! (jrg. 14, nr. 15). In het mistige dossier over de Arabisch-feministische beweging wordt een zeer belangrijk probleem, de clitoridectomie, als het ware uit dit dossier weggeknipt. Alsof jongeren geen kranten lezen of nieuwsberichten horen? Waarom de lezers niet op een eerlijke, maar tactvolle manier hierover informeren? Door deze struisvogelpolitiek laat de redactie jongeren op dit vlak in de kou staan. Wie sprak hier trouwens over het blad als van een goede vriend met een schat aan informatie (jrg 15, nr. 1)? De dossiers gaan over echtscheiding, roken, lezen, soms met een pak ontwapenende lezersbrieven, dankzij de Top-rondvraag, wat het geheel meteen een stukje levensechter maakt. Enkele andere dossiers behandelen depressie op zwaarlijvigheid, echter zonder een serieus verband te leggen met de leefwereld van tieners. Verder gaat het over zure regen, verkeersveiligheid, de verclipping van onze samenleving enzoverder. Vele van deze artikels zijn erg schools, in een stroeve stijl verpakt, met een bepaald ouwerwetse lay-out (vooral in de vroegere jaargangen, de 15e jaargang brengt daarin enige verbetering evenwel zonder dat belerende toontje te verliezen. Afwachten maar of de pas aangenomen ‘pedagogisch adviseur’ Herman Willems hieraan iets kan verhelpen! Top zou tenslotte geen Goede Persprodukt zijn als er geen catecheselessen in stonden. Deze handelen over het ontstaan van de Bijbel, het gezinsleven in de Heilige Schrift, de symboliek van het levende water,... Eén enkele keer vinden we een verrassend modern artikel over de Getui- | |||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||
gen van de Vrede, of een christelijke kijk op de schrijnende armoede in Amerika van Luk Vankrunkelsven. Verder zijn er nogal wat bezinningstekstjes. Vaak gaan deze laatste over hoe lief en vergevingsgezind we voor elkaar moeten zijn. De teksten klinken moraliserend, en soms sentimenteel, en zijn stilistisch in elk geval van een erbarmelijk niveau: Je leeft maar door/ in een haastige en snelle wereld./ En soms zie je het ineens: / het is allemaal maar schijn,/ de jacht naar geld en genot,/ de strijd om prestige en macht./ Er worden vele maskers gedragen./ Het zou anders moeten,/ Maar je voelt je onmachtig./ Je hebt moeite om zelf staande te blijven/. Wat moet je doen?/ Jezus maakte het ook allemaal mee;/ geweld, kritiek, afgunst, ongeduld (...) Lachwekkend? Ergerlijk? In elk geval bijna dogmatisch, vind ik. (De redactionele stukjes ademen trouwens diezelfde prekerige ondertoon: jongens en meisjes, misbruik je vrijheid niet, vergeef elkaar, bezoek je oma in het rusthuis eens... Deze boodschapjes worden meestal via een of andere anecdote, die de hoofdredacteur uit zijn directe omgeving haalde, doorgegeven. Maarlaten we terugkeren naar de bezinningsteksten op de binnen-en achterflap van elk nummer.) Top heeft een eigen religieus geïnspireerde visie. René Swartenbroekx hierover: ‘Top wil via informatie en documentatie die op school bruikbaar is, via ontspanning en via die topics die tieners echt interesseren een aantal opinies naar voren schuiven. Op een gezonde manier. Van een christelijke boodschap ben ik me niet zozeer bewust, maar we zullen anti-christelijke dingen in dit blad zeker vermijden.’ Swartenbroekx is zich daarentegen wel bewust van het gevaar dat jonge lezers de halfbakken poëzievorm van deze bezinningsteksten klakkeloos gaan imiteren, zoals dat bijvoorbeeld gebeurt met dat ene meisje dat geregeld ‘zonnige teksten’ naar de redactie stuurt: ‘Het leven zit vol zonnestraaltjes, fijne dingen elke dag’ (jrg. 14, nr. 5). Daarom wordt er in de laatste nummers behalve voor behalve voor mogelijke negatieve kritieken (in de rubriek Top-post) ook meer plaats geruimd voor ‘echte poëzie, die zijn waarde al bewezen heeft’ (dixit Swartenbroekx).
En dit brengt ons naar de rubriek jeugdliteratuur. We blijven dus niet stilstaan bij de wekelijkse weinig esthetische miniposter op de middenbladzijden, het Piekerhoekje, de mengelmoes (wetenschappelijke) fait-divers in de rubriek Wereldwijs, de vele, zelden echt grappige mopjes, de koldereske dia's in Dia Haha, de diverse knutseltips, het flauwe Miss Puntje, met om de vijf woorden ‘hihi’ erin, de clichématige korte verhalen, de daarentegen wel vrij interessante M/V beroepenreeksen, theaterbesprekingen en keukenrecepten. | |||||||||||||
Top (Goede Pers) + Top (Altiora) = aan de Top de letteren?Er wordt in dit magazine vrij veel aandacht besteed aan jeugdliteratuur, maar dan wel voornamelijk aan steeds weer dezelfde Vlaamse schrijvers: (voormalige) medewerkers van het blad of auteurs (in vertaling) van de Top-boeken. Deze trend vertoont in vergelijking met 1980 trouwens een opwaartse lijn. In de 14e jaargang bedroeg het aantal boekbesprekingen en/of portretten van auteurs van de eigen stal ongeveer een derde, in de lopende jaargang wordt dit - de nog te verschijnen nummers incluis - zowat de helft. Van september 1985 tot juni '86 verscheen weer de bekende kolom Boekje Open, onder leiding van Altiora-auteur Gerda van Cleemput. Hier vindt de jonge lezer een antwoord op al zijn of haar vragen over titels, adressen, geboortedata van auteurs in binnen- en buitenland. Daarnaast verscheen voor het eerst de rubriek Proefstuk. De bedoeling was, zo lezen we in het eerste nummer van de vorige jaargang, om geregeld gegevens over bekende en minder bekende auteurs te brengen, met prenten uit hun boek, wat foto's en uittreksels uit recent verschenen werk. Het eerste proefstuk is gewijd aan Gerda Van Erkel en toont meteen duidelijk aan hoe deze rubriek eruit kan zien. De formule wordt echter niet consequent volgehouden. Bij de auteurs Guido Van Puyenbroeck, Gaston Van Camp, Diane Broeckhoven of Elisabeth Marrain wordt geen leesfragment uit hun boek opgenomen, wel een willekeurig kort verhaal van een andere Top-medewerker (Marleen Pattijn, Jo Briels, Jan Bauwens...), een enkele keer van de rubriekleidster zelf (jrg 14, nr. 10). Naar het einde toe verwatert de opzet helemaal. We vinden enkel korte artikels over, en weinig kritische interviews met allerhande auteurs, soms niet direct voor kinderen, her en der in het blad verspreid. Zo komen aan bod: Annie M.G. Schmidt, Rudyard Kipling, Simon Carmiggelt, Hans Christian Andersen,... In de nieuwste jaargang is deze formule aan de kant geschoven. Om de twee nummers verschijnt nu, afgewisseld met de kolom Boekje Open, een auteursfiche. Dit steekkaartje met beknopte biobibliografische gegevens over een bepaalde auteur kan uitgeknipt en bijgehouden worden. Vaak, maar niet altijd staan er in de buurt leesfragmenten afgedrukt. Iemand als Gaston van Camp valt hier echter (toevallig)weer uit de boot. Deze nieuwe formule biedt de redactie blijkbaar ook de gelegenheid om auteurs, die al tijdens de vorige jaargang aan bod kwamen, weer eens voor het voetlicht te brengen: Katrien Seynaeve, Henri van Daele,... Andere, meer progressieve tienerauteurs schitteren door afwezigheid: Joop De Beeck, Daniel Billiet, André Sollie, Hans Dorrestijn, WIllem Wilmink, Karel Eykman, Piet Meeuwissen,... In het blad stuiten we ook regelmatig op reclameteksten voor de Topboeken van Altiora, en zelfs uit te knippen bestelbonnen. Daar hebben blijkbaar noch Top-hoofdredacteur René Swartenbroekx, noch Altiorauitgever Norbert Vranckx enige moeite mee: ‘We maken alleen nog reclame voor het huis.’ en ‘Elders gebeurt het toch ook. Iedere uitgever zoekt zijn eigen kanaal.’ | |||||||||||||
En tot slot...Deze misschien wat pinnige commentaren zijn natuurlijk persoonlijk, niet iedereen zal zich aan dezelfde dingen storen. Het lijkt me echter geen slechte zaak als de hele opzet van dit magazine wat eigentijdser, minder moraliserend, breder informatief, speelser, en misschien zelfs wat stouter zou kunnen worden. Katholiek hoeft toch niet per definitie gelijk te zijn aan saai en schools en preuts en oninteressant? Het bestaan van de Malmbergbladen of het werk van Karel Eykman, theoloog, auteur (niet katholiek) van onder meer een kinderbijbel en tienerbladen én Griffelwinnaar, zijn maar enkele bewijzen hiervoor. Maar het motto van de Goede Pers luidt, in de wandelgangen althans ‘geen revolutie, maar evolutie.’ Helaas, dat duurt zo lang. Het lijkt wel alsof Top op die manier altijd wat achterop zal blijven hinken, de hoge oplagecijfers ten spijt. Tot slot nog dit veelbetekenende, vast goed bedoelde tekstje: Waaraan is nood of/ hoe moet je de peenwortel van de clip uitgraven?/ | |||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||
minder doen, maar goed, genieten van wat je doet terwijl je ermee bezig bent, neen kunnen zeggen. (...) Grote woorden misschien voor jou, maar toch kun je je al eens bezinnen in plaats van weg te dromen in de gekke fantasieën van sommige clips. (J.M. Schepens, jrg. 15, nr. 12.) Wis en waarachtig een plooitje in de tijd.
PS. Tijdens ons gesprek verzuchtte René Swartenbroekx dat de redactie echt verlegen zit om goede én spannende korte verhalen van zowat honderd lijntjes. Wie zoiets kwijt wil, kan het sturen naar Top, GPuitgaven, Postbus 54, 3281 Averbode. (Tel.: 013/77.33.11). Waarvoor dank. | |||||||||||||
Bronnen
|
|