Publiekstijdschriften
Heel anders is het gesteld met de tijdschriften die het moeten hebben van de losse verkoop en wat particuliere abonnementen. Helaas was het voor wat betreft goede tijdschriften voor de jeugd lange tijd een droevige toestand. En eigenlijk nog, hoewel er sinds enige tijd verbetering in de situatie lijkt te komen.
Eind 1985 zagen twee nieuwe jeugdtijdschriften het licht: Ezelsoor, uitgegeven door het Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum in samenwerking met uitgeverij Zwijsen, en St. Kitts van de Bovenwindse, uitgegeven door de voor dat doel opgerichte Stichting St. Kitts.
Dit laatste tijdschrift heeft niet alleen een ongewone naam, maar is in zijn geheel anders dan andere tijdschriften. Redactrice Clara Linders zei me al enige tijd rond gelopen te hebben met het idee voor een eigen kindertijdschrift, maar geld was er niet. Eind 1984 liep een poging om subsidie te krijgen van het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur op niets uit. Het plan kreeg echter steeds vastere vormen, en er werd naarstig gezocht naar andere manieren om tot uitgave te komen. Zo werd er contact opgenomen met mevrouw Fennema-Zboray, de grote kracht achter het twintig jaar geleden verdwenen blad Kris-Kras. Zij zag wel wat in het plan en stelde het geld dat nog op de rekening stond van de inmiddels opgeheven Stichting Kinderbelangen beschikbaar voor het maken van een proefnummer. Met dit proefnummer is de redactie naar het Nederlands Comité voor Kinderzegels gestapt, en met succes: er werd subsidie verkregen voor drie nummers en een zogenaamd tijdpakket.
Inmiddels zijn er vijf-en-een-half nummers uitgegeven. Aangezien het financieel niet haalbaar is de uitgave nog langer in eigen beheer te handhaven zijn er momenteel onderhandelingen gaande met een uitgever. Het valt te hopen dat deze onderhandelingen een goede afloop hebben; is dat niet het geval dan lijkt het einde van dit veelbelovende initiatief in zicht.
Wat opzet en inhoud betreft keek de redactie vooral naar het buitenland. Enkele Franse bladen en vooral het Duitse blad Der Bunte Hund dienden als voorbeeld.
Het blad is genoemd naar een bestaand eiland; de redactie bevolkte het echter met fantasiefiguren. De inhoud van het tijdschrift is volledig geconcentreerd rond het leven op dit eiland; de verschillende personages, met welluidende namen als dokter Tjitjikof en mevrouw Proper, beleven hun avonturen op dit eiland. ‘Fantasiewezens op een bestaandeiland. Het blad is daarom echt gericht op kinderen die mee kunnen gaan in deze fantasie’, aldus Clara Linders.
Ruimte voor spontane inzendingen is er helaas nauwelijks, omdat alles wat in het tijdschrift verschijnt in verband moet worden gebracht met het leven op het eiland. Met deze zichzelf opgelegde beperking is de redactie uiteindelijk toch niet zo tevreden. ‘De opzet zal daarom in de nabije toekomst enigszins ruimer zijn; er moet minder vastgehouden worden aan het eiland-idee, er moet meer ruimte komen voor reacties van lezers’, aldus Clara Linders.
Ook voor debuterende auteurs en illustratoren is het blad nog niet echt aantrekkelijk, niet alleen wegens de vrij kleine oplage, maar vooral wegens de opgelegde beperkingen.
Heel anders ligt dit bij Ezelsoor. Dit blad kan met recht dienen als springplank voor nieuw talent. Veel aandacht wordt besteed aan het werk van debutanten, zowel dat van schrijvers als van illustratoren.
Nieuwe en bekende auteurs en illustratoren worden aan het begin of eind van elk verhaal aan de kinderen voorgesteld.
Veel aandacht wordt besteed aan taal en alles wat daarmee te maken heeft: taalgrappen, rijmpjes en gedichten, afgewisseld met korte verhalen, een vervolgverhaal, een strip en een beeldverhaal vormen de hoofdschotel van Ezelsoor. Kinderen worden hierbij op een speelse, dan weer serieuze manier benaderd. Behalve aandacht voor lezen (in de rubriek ‘Boeken’ staan kinderboekenrecensies) worden er ook uitstapjes gemaakt naar andere vormen van cultureel vermaak, zoals bijvoorbeeld in de rubriek ‘Tips film en theater’, waar films, theaterstukken en andere vermeldenswaardigheden worden vermeld. Voor kinderen die graag zelf aan de slag gaan zijn er vele puzzels en andere spelletjes opgenomen. Verder worden kinderen voortdurend opgeroepen tot het insturen van eigen werk, en er wordt werk van kinderen afgedrukt.
Ezelsoor is een tijdschrift dat overduidelijk het kind in het middelpunt plaatst, dat het plezier in lezen zo groot mogelijk wil maken; dat een genot is voor de echte lezertjes maar misschien toch wat te saai en te moeilijk voor de mindere doorzettertjes, omdat het (taal)niveau vrij hoog is. Overigens denk ik niet dat daar te veel aandacht aan besteed moet worden; alleen door een enorme vervlakking zou dit probleem opgelost kunnen worden. En dat zou zonde zijn.
Het is binnen het bestek van dit artikel onmogelijk alle voor de jeugd verschijnende tijdschriften te behandelen. Zo bleven bijvoorbeeld ongenoemde de tijdschriften met een politieke bedoeling, de tijdschriften voor kinderen met een handicap (bijvoorbeeld de gesproken tijdschriften), de anderstalige kinderbladen, de voor kinderen bestemde bijlagen in dag-, week- en maandbladen en regionaal verspreide bladen.
Voor een goed overzicht van (bijna) alle voor de jeugd verschijnende tijdschriften, met gegevens over inhoud en uitgever, verwijs ik naar het handige naslagwerkje dat het NBLC heeft uitgegeven: Tijdschriften voor kinderen en jongeren, een inventarisatie, door Riana Luiks-Kramer (Den Haag, 1986). Dit boekje biedt niet alleen wetenswaardigheden over de verschillende tijdschriften, maar heeft achterin een aantal handige lijsten opgenomen: een globale indeling van de tijdschriften naar leeftijdscategorie, lijsten met verdwenen en nieuwe tijdschriften sinds 1979, een