Een lees- en zangboekjen voor de jeugd
(1853)–Anoniem Lees- en zangboekjen voor de jeugd, Een– AuteursrechtvrijGa naar voetnoot(*) No 98. Zuchten tot god in een brandende koorts (N.G. II, 443).1.Mijn Huis, het maaksel uwer handen,
Staat, Heer, gereed om af te branden,
De vlam smeult boven in het dak:
't En zij gij 't wilt te hulpe komen,
Met geestelijke waterstroomen.
Der menschen bijstand is te zwak.
| |
2.Toen Moses uit Egypten scheidde,
| |
[pagina 214]
| |
En 't volk door 't zand en steenrots leidde,
Hun ingewand was vuur en vlam.
Gij laafde en hart en drooge longen
Met kracht van loutre watersprongen,
Die door den staf uit steenen kwam.
| |
3.Mijn zuchten zijn de storremvlagen,
Die reis op reis de vlammen jagen;
De vlam is fel, en 't dak is riet;
Ik ben in Raphidim gekomen,
En hebb' geen Horebs bron vernomen;
Noch Moses' staf en vind ik niet.
| |
4.Doch of het, Heer, uw wil niet ware,
Dit huis voor nederval te sparen,
Mijn wil gelijk uw wille zij!
'k Beveel het alles in uw handen;
En bid, na 't tijdelijke branden,
Maak het van eeuwig branden vrij.
|