Een lees- en zangboekjen voor de jeugd
(1853)–Anoniem Lees- en zangboekjen voor de jeugd, Een– Auteursrechtvrij
[pagina 198]
| |
Gods macht.God is de Zon, eeuw-groote macht,
Drie-stralig Een,
In al Alleen:
Die Hem verlaat, heeft niet dan nacht.
| |
Gods wezen.God is die is, het eerste goed;
Is buiten tal,
Is boven al,
Hij hoort en ziet, al wat gij doet.
| |
Gods weegschaal.Onz' werken zijn als winkel-waar,
Van God gewogen, licht of zwaar:
Tenzij de goede zwaarder gaan,
De weegschaal wordt met straf gelaân.
| |
Burger.Zie, o Burger, wat gij zijt,
Wat betaamt naar eisch van tijd:
Meng met eer al uw gewin:
Eer wat meer, gewin wat min.
| |
[pagina 199]
| |
Stadssterkte.Hooge wallen schiet men neêr,
Diepe grachten vult men weêr:
Deugd en eendracht zij uw macht,
Recht en reden wal en gracht.
| |
Dankbare vriendschap.Het goed, dat gij aan andren doet,
Bewaar het stil in uw gemoed:
Verhef hetgeen u wordt gedaan:
Met dankbaarheid blijft vriendschap staan.
| |
Lichte last.'t Pak gij draagt, en dragen moet,
Draag, en maak van 't kwaad u goed:
Draag, verdraag, zet moed bij voet:
Last wordt lust, en dragen zoet.
| |
Wol.Zwarte wol, ze vat geen verven,
Zwarte ziel, ze vat geen vreugd:
Leef, gelijk gij zoekt te sterven:
Rechte vreugd is niet dan deugd.
| |
Korte-leere.Korte Spreuken, lange Sticht;
Scherpe zin, zoet-amper Dicht;
Wijze leering, heil-bericht:
Zonder zeden, man is wicht.
|
|