Een lees- en zangboekjen voor de jeugd
(1853)–Anoniem Lees- en zangboekjen voor de jeugd, Een– Auteursrechtvrij
[pagina 170]
| |
Niets dan aas der wormen snoodGa naar voetnoot1;
En uw eind zal zijn - de dood.
Langzaam aan zult gij verdwijnen
Als een schaduw op het veld,
Als een bloem zult gij verkwijnen,
Als het hooi ter neêr geveld,
Naar der aarden, aller schoot;
Want uw eind zal zijn de dood.
Niemand zal er gunst geschieden,
Maar wel een eenparig recht.
Niemand zal dien pijl ontvlieden:
Zoo de meester, als de knecht,
Jong en oud, en klein en groot,
Aller eind zal zijn de dood.
't Hoog vernuft zoo wijd geprezen
Van den wijzen Salomon,
't Zoet en aangename wezen
Van den schoonen Absalon,
En van Samsons krachten groot,
Is het eind geweest de dood.
Gij, die leeft in grooter eeren,
Hoog van machten, pracht en staat,
| |
[pagina 171]
| |
Denk hoe haast het kan verkeeren;
Dat gij weêr te gronde gaat,
Dat gij krijgt dien harden stoot,
Als uw eind zal zijn de dood.
Gierig mensch, wat wilt gij sparen
Met een onverzade vlijt,
Schat van geld en goed vergaâren
Voor een zoo onzeekren tijd!
Gij wordt haast van alsGa naar voetnoot1 ontbloot
En uw eind zal zijn de dood.
Wat zult gij van hier meêdragen?
't Linnen kleed, drie ellen lank;
Men zal u een doodkist zagen
Van een ruwen eiken plank,
Die u leidt in d' aardeschoot;
Want uw eind zal zijn de dood.
Dochters, wat ge u moogt versieren
Met uw paarlen, met uw goud,
En uw haar om 't hoofd laat zwieren
Met uw strikjens menigvoud;
Geen sieraad dat weêrstand bood
Aan de pijlen van den dood.
| |
[pagina 172]
| |
Gij, die zoo verslijt uw leven
In de wereldsche geneucht,
Zult gij niet uw harte geven
Tot de nooit gestoorde vreugd!
Eeuwig, eeuwig is zoo groot!
't Eind der aarde blijft de dood.
Och, wat loon zult gij verwachten,
Als gij hebt geen goed gedaan?
Naar wat voorspraak zult gij trachten,
Als gij zult ten oordeel staan?
Niemand helpt u uit den nood;
Maar uw eind zal zijn de dood.
|