Andere namen van plaatsen eindigen in leben - leben beteekende bij de ouden, blijven, derhalve was Germersleben de plaats, waar germers eene vaste woonplaats gekozen had.
Zoodanige plaatsen, wier bezitters dezelve met eene betuining of eene gracht omringd hadden, gingen uit in heim of hagen.
Die namen van plaatsen, die met vedel uitgaan, beteekenen dat zij aan eene bron lagen, want wedel en bron beteekent in de oude taal hetzelfde.
Plaatsen, die bij een moeras gelegen waren, hadden mormer aan het einde.
Plaatsen, die met schoone graslanden omringd waren, gingen uit in aue.
Over is ons thans gebruikelijk woord oever. Dus heette in den ouden tijd het tegenwoordige Hannover, Hanoever, een hooge oever.
Wic was van ouds het woord, dat de zulken aan hunne woonplaatsen gaven, die zich aan de afgelegene eenzame gedeelten van eenen oever met der woon gevestigd hadden, zoo heette Brunsvic (Brunswijk) de wooning van bruno.
Nog vindt men plaatfen, die uitgaan op stein, sels, of berg. De heer willmann achtte niet noodig, daarvan eene uitlegging te geven, wijl deze zoo gemakkelijk uit zichzelve konden verklaard worden.