| |
| |
| |
De eindelijke volkomen triomf in zomermaand van den jare 1813, door de geallieerde mogendheden, bevochten, op napoleon buonaparte, na deszelfs ontsnapping van het eiland elba. (Pl. II.)
In 't ondertigt hetwelk ik voor mijne jonge vrienden bij de voorgaande plaat heb gevoegd, zeide ik, dat ieder Nederlander zich ten hoogste verwonderde, over liet plotselijk vertrek der Franschen zelfs uit het binnenste des lands, alzoo niemand de reden daarvan konde bevroeden; dan, die reden bleef niet lange daarna verborgen: aldra vernam men dat de legers van den dwingeland, napoleon, overal het onderspit delfden; dat de Mogendheden welke hem bevochten da schoonste lauweren plukten, en hunne overwinningen van dag tot dag voortzetteden, waarvan het eindelijk gevolg was, dat de Keizer van Rusland en de Koning van Pruissen, op den 31sten Maart 1814, aan 't hoofd van hunne troepen, in Parijs binnen rukten; dat lodewijk
| |
| |
de achttiende, te eerstvolgenden dage, aldaar tot Koning van Frankrijk werd uitgeroepen, en buonaparte, weinige dagen daarna, afstand deed van den Franschen troon, als mede van dien van Italiën (want hij had zich ook tot Koning van dat rijk doen verklaren), zoo voor hem zelven als voor geheel zijn geslacht.
Beseft, lieve kinderen, welk eene vernedering dit was voor een' man, zoo trotsch, zoo verblind door zijn geluk, dat hij zich durfde voordragen als in bijzondere en onmiddelijke betrekking met het Opperwezen te staan; maar nog grooter was zijne vernedering, toen zijne overwinnaars hem noodzaakten, goed te vinden dat hij, op 't eiland Elba, in verzekerde bewaring gesteld zoude worden; want hij was toch de man wiens woord en belofte men niet konde vertrouwen. Het eiland Elba ligt in Italtën, en vertoont niets dan bergen en valeijen. De hoofdstad van 't zelve, Porto - ferrajo genaamd, is gebouwd op de helling eens bergs, die twee toppen heeft, op elk van welke zich een kasteel bevindt. In 't middel, een weinig benedenwaarts die kasteelen, heeft buonaparte zijn paleis doen aanleggen, bestaande in een klein huis, zonder uiterlijken praal, 't welk slechts twee verdiepingen heeft, en niet meer dan zeven vensters in den voorgevel. Het heeft aan
| |
| |
de eerie zijde uitzigt op naakte bergen en op de hoofdstad, en aan den anderen kant op de zee en op het vaste land van Italiën.
Den 24sten April vertrok de dwingeland derwaarts, dan, aldra deed hij het wantrouwen op hem billijken; want kinderen, hoe zeer hij bewaakt wierde, wist hij echter de plaats zijner ballingschap te ontkomen; vond overal verraders en meineedigen, welke hem bijvielen, en bezat list en geveinsdheid genoeg om de soldaten te verleiden, alzoo dat hij, op den zosten Maart 1815, weder in Parijs verscheen, na Koning lodewijk alvorens, echter te zelfden dage, die stad had verlaten.
Dan, mijne jonge lezers en lezeressen, God had den tiran met blindheid geslagen, alzoo dat hij, roekelooslijk, zijne onderneming ter uitvoer bragt, toen bijna alle de Mogendheden van Europa zich te Weenen, op een congres, bij elkander bevonden. Dit gaf gelegenheid tot onmiddelijken vereenigden tegenstand, en welke ook, vooral met betrekking tot ons land, hoogstnoodig was; want de dwingeland toonde aldra niet vergenoegd te wezen, met den Franschen troon weder beftegen te hebben; neen, hij wilde meer, en in de eerste plaats had hij 't op ons vaderland gemunt. Na met zijne benden herwaarts doorgedrongen te zijn, viel hij, den
| |
| |
16den van Zomermaand, de Bondgenooten op onderscheidene punten aan, inzonderheid op zekere plaats, Les quatre bras genoemd, en welke door onzen dapperen Kroonprins werd verdedigd. Elders hadden de Franschen mogen triomferen; maar hier stieten zij het hoofd. De genoemde jonge held, hoewel ontzettend minder magts dan de vijand hebbende, gedroeg zich zoo onverschrokken, gaf zulke schitterende blijken van krijgskunde en schrander beleid, dat hij zich eene eeuwige eer verwierf, en zich de bewonderende achting van alle Nederlanders waardig maakte. Immers, mijne jonge vrienden, ware hij op dat oogenblik bezweken, de Franschen waren doorgedrongen, en 't ware met ons gedaan geweest; alzoo hebben wij eigenlijk den eindelijken triomf, op napoleon behaald, aan dien jongen held alleen (door Gods hulp) te danken.
Hagchelijk was voor hem zeker oogenblik van dien dag: door zijnen ijver voor 't behoud van zijn zoo onlangs eerst herkregen vaderland verslonden, vergat hij zich zelven; ftelde zich te bloot voor den vijand, en werd ook door dezen omsingeld, alzoo dat hij in gevaar was van gevangen genomen te zullen worden; dan, een bataillon van zijne Belgische wapenbroeders, zijnen toestand ziende, schoot toe, viel als woedende leeuwen op de Franschen aan, sabel- | |
| |
de een gedeelte derzelve neder, dreef de overige, buiten zich zelven van verwondering over zulk een trouw en heldenmoed, op de vlugt, en reddede alzoo den dapperen Bevelhebber. - Deze, hier over verrukt, ontbindt oogenblikkelijk zijn eereteeken en werpt het onder zijne getrouwe knechten, uitroepende: Mijne kinderen! gij alle verdient het te dragen! Dezen nemen 't eereteeken op, hechten 't aan het vaandel, en zweeren hunnen laatsten droppel bloeds voor dit kleinood te zullen storten.
De eindelijke volkomen triomf op den vijand werd den 18den eerst volgenden bevochten, bij Waterloo en Fleurus. Dat gevecht was bloedig, ja moorddadig; met geene mogelijkheid kan ik u, mijne jonge vrienden, door middel van woorden, een denkbeeld daarvan geven; maar ziet de bijgevoegde getrouwe afbeelding (Pl. II.) van het krijgstooneel van dien dag; deze vertoont u dat bloedig tooneel in al deszelfs akeligheid. Het gevecht begon 's morgens vroeg, en duurde tot 's avonds laat. Onze dappere Erfprins bevond zich geheel den dag in 't heetste van den strijd; doch mogt den uitslag van 't zelve niet bijwonen; want des avonds, omtrent acht uren, ontving hij een' musketkogel die door en door ging, in den linker arm, nabij den schouder, en welk oogenblik van den strijd op de ge- | |
| |
zegde plaat wordt voorgesteld. - Z.K.H. was dus genoodzaakt het slagveld te verlaten. De wond is echter, door Gods zegen, spoedig volkomen geheeld, zonder eenig letsel achter te laten.
Op dien bloedigen dag, toonden ook onze overige landgenooten met nadruk, dat zij van de voorvaderlijke moed en standvastigheid, in een' regtvaardig gevoerden krijg, niet vervreemd waren: alle vochten als leeuwen, ja zelfs overtroffen zij, zeer verre, soldaten welke onder de wapenen grijs geworden waren: duizenden van hunne wapenbroeders zagen zij rondom zich vallen, dan, ook dat woedend oogsten van den dood konde hen niet ontmoedigen.
Na dien verschrikkelijken dag werden de Franschen onophoudelijk vervolgd, en overal waar zij aangetroffen of achterhaald werden, geslagen, met dat glansrijk gevolg dat buonaparte, omtrent het einde van de maand, Parijs ontvlugtte.
Den 7den Julij bezetteden de gealliëerden die stad; Koning lodewijk kwam aldra terug, en kort daarna gaf de dwingeland zich op genade en ongenade aan de Engelschen over. Genade heeft hij ook gevonden, lieve jonge vrienden; want hij is andermaal in gevangen - hallingschap verzonden, nu naar 't eiland St. Helena, alwaar
| |
| |
hij onder zulk eene sterke bewaring is gesteld, dat hij volstrekt geene hoop op eene tweede ontkoming kan voeden.
Het gemelde eiland, op dat ik dit, ten slotte; hier nog bijvoege, ligt in Afrika, voorbij de Kaap de goede hoop, en bestaat voornamelijk uit bergen, klippen en rotssen, zijnde voor de zeelieden zeer gevaarlijk wanneer de wind uit het zuid-oosten waait. ‘De slangen die men er vindt,’ leest men elders, ‘zijn niet gevaarlijk; maar ratten zijn er in zulk eene menigte, dat de schepen welke aan 't eiland landen, groot ongemak van dezelve lijden.’
|
|