‘Woordenboeken zijn als theaters’
Het grootste woordenboek ter wereld ligt binnen ieders bereik. Vijf eeuwen Nederlandse taal, geregistreerd in 43 boekdelen staan sinds enkele jaren op een cd'tje.
Het woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) - niet te verwarren met het Groot woordenboek der Nederlandse taal van Van Dale - is een eentalig, alfabetisch, historisch-descriptief wetenschappelijk woordenboek. Men is er in 1851 mee gestart. Matthias De Vries en L.A. Te Winkel, de grondleggers van onze huidige spelling, waren de eerste redacteurs. Het doel dat ze voor ogen hadden, was een ‘Nederlandsch taalmuseum’ op te bouwen, ‘naar onze beste vermogen geëvenredigd aan de hoge waarde onzer Nederlandsche taal’. Een zo volledig mogelijke inventaris te maken van het Nederlands gedurende een bepaalde periode, daar komt het op neer. Het heeft een aantal jaren geduurd tot men met een eerste concept voor het WNT van start kon gaan en nog was het besluit te ‘lichtvaardig’ genomen; de idee was dat dit gigantische werk wel zo'n drie jaar in beslag zou nemen, maar al gauw zag men dat het er best wel zes konden worden. Honderd vijftig jaar heeft men er uiteindelijk aan gewerkt! Met onvermoede gevolgen voor concept, werkwijze en resultaat. ‘Eene dwaasheid’, zou De Vries later zeggen van de oorspronkelijke idee. Hij viel zichzelf te hard, want het WNT is wereldwijd ongeëvenaard in omvang en in uitwerking.
Bij het afsluiten van het project in 1998 waren in het WNT de taalfasen van 1500 tot 1921, voor sommige letters tot 1977 en verder geïnventariseerd. Later werden nog drie volumes met ‘Aanvullingen’ gemaakt, zodat ook citaten van recentere datum voorkomen. Het WNT is een wetenschappelijk woordenboek, d.w.z. dat het op ‘gevallen’ gebaseerd is, het voorkomen van woorden tijdens een bepaalde periode, geïllustreerd met citaten. Het excerperen van bronnen gebeurde door zeer veel vrijwilligers, het kan dan ook niet anders dan dat er persoonlijke keuzes doorschemeren. In 1866 werd de eerste woordenlijst voor de spellingsamengesteld, bedoeld als praktisch hulpmiddel. Deze spelling werd tot het einde toe gebruikt, om redenen van uniformiteit. Dus: loopen met dubbele oo en Nederlandsch met sch, ook als ‘symbolisering van het besef dat het WNT een oude en rijke traditie voortzet. Zoiets als vakmanschap is meesterschap.’ Diverse latere redacteuren hadden het moeilijk met die regel, vandaar dat recenter afgewerkte delen een afwijkende spelling hebben.
Heel in het kort kan je stellen dat het WNT zich - in tegenstelling tot de woordenboeken die we dagelijks gebruiken - kenmerkt doordat: betekenissen worden beschreven op grond van citaten (ze vormen de bewijsplaatsen, die bovendien een (gedeeltelijke) context meegeven). Haar belang als hulpmiddel bij verklaring van oudere teksten voor taalwetenschappers en historici is onschatbaar, net als voor de etymologische beschrijving van oudere woorden. Bovendien kan je het WNT beschouwen als het ‘moederwoordenboek’ van de meeste hedendaagse woordenboeken.
Het WNT op cd-rom is een onovertroffen databank. Honderdvijftig jaar lexicografisch werk is volledig, doeltreffend opzoekbaar: op trefwoorden (volledig of op een deel van het woord) en artikelen, op woordcombinaties, je kan zoeken in de volledige tekst, op citaten of in de aanvullingen. De ‘Aanvullingen’, ca. 30.000 vnl. 20e-eeuwse woorden, verschijnen op deze versie voor het eerst. Het ‘grootste woordenboek ter wereld’ met 400.000 trefwoorden is tegelijk een cultuur-historisch archief, een museum van een omvang en een waarde waarvan De Vries en Te Winkel nog niet hadden durven dromen.
Het woordenboek der Nederlandsche taal op cd-rom, SDU, 2003, 1 cd-rom + handleiding, €245. ISBN 90-12-09325-2
nederlands 831 / nederlandse taal; woordenboeken
Het WNT stelt ‘de eigen identiteit en het historisch erfgoed tentoon, zoals ook een kunsthistorisch museum een cultuurgemeenschap confronteert met haar eigen historische fundamenten.’
P.G.J. Van Sterkenburg, Inst. voor Nederlandse Lexicologie, Leiden
‘Woordenboeken zijn als theaters. Opvattingen en inzichten van de tijd waarin ze geschreven zijn, worden er in ten tonele gevoerd. Men herkent de personages erin die het schreven.’
P.G.J. van Sterkenburg
Ondanks de mooie intenties om in het WNT alles te inventariseren, won de purist De Vries het vaak op de documentalist: taal was voor hem een kunstproduct en natuurlijke of regionale evoluties stonden hem regelmatig tegen. Het waren groeistuipen volgens hem. die hij regelmatig ‘bijstuurde’ (onder het kopje ‘aanm.’) In de eerste fase was het WNT dus wel normatief bezig. Gaandeweg kregen de ‘aanmerkingen’ een beschrijvend karakter. Na 1892 komen er vrijwel geen aanbevelingen meer voor. Niettemin was de huidige opvatting van de woordenboekmakers, dat men registreert wat er zich in de taal voordoet, los van de persoonlijke smaak of het eigen oordeel omtrent goed of fout toen nog veraf. In 1913 voegde een redacteur bij het lemma 'riant toe: “dit woord wordt vaak gedachteloos te pas en te onpas gebezigd”. En wat te denken van de inconsequente opname van het woord ‘glaasje’ (een afleiding, dus in principe geen lemma) als eerste woord van deel Vijf, omdat het volgende lemma ‘glacéhandschoen’ was, een leenwoord en dat wilde men niet op de rug van het boek hebben staan.