[vervolg van p. 359]
weduwe van dokter Logan. Bij zijn bezoek aan haar in Oxford treft hij een verbitterde vrouw aan. Omdat er een sjaal en resten van een picknick in haar mans auto zijn gevonden, is zij ervan overtuigd dat hij een afspraakje met een vreemde vrouw had op de dag van zijn dood. Rose doet, vooral omwille van de kinderen, zijn best om die toestand uit te klaren. Als de ware toedracht duidelijk wordt, blijft Logans vrouw ontredderd achter.
Ook in deze roman blijft McEwan zichzelf en exploreert verder de mens met zijn passies, zijn onvermoede reacties, zijn duistere kanten. Morele vraagstukken schuwt hij niet. Dat vormt overigens een constante in zijn werk, steeds blijft het kwaad in al zijn facetten prominent aanwezig. In Ziek van liefde laat hij zien hoe dun de grens tussen gewone verliefdheid en de pathologische vormen ervan zijn. Hij toont hoe vlug iemand van al zijn zekerheden beroofd kan worden.
De titel suggereert het al: Ziek van liefde (Enduring love), het is een boek over liefde en de kracht er van. De liefde van Jed voor Joe én voor God, de liefde van Joe voor Clarissa, Joe's liefde voor de wetenschap, Clarissa's liefde voor Keats... Zowel de oorspronkelijke titel als de vertaling alluderen op de destructieve kracht van de liefde. Het is vooral een boek over hoe een ontspoorde liefde een echte liefde kan ontregelen. McEwan verpakt het verhaal als een thriller, een techniek die hij al in The innocent (1990) ontgonnen heeft. Door de suggestieve maar ingehouden verwoording, werpt hij telkens weer een donkere schaduw van vermoedens vooruit. Het geeft Ziek van liefde een verontrustend karakter: ieders bestaan kan door een toevallige gebeurtenis kantelen. Rose is - met zijn verloren zekerheden, zijn eenzaamheid, zijn ontregelde bestaan en wanhopige pogingen om opnieuw greep op de gebeurtenissen te krijgen - een indrukwekkende anti-held.
[Geert Swaenepoel]
Ian McEwan: Ziek van liefde, De Harmonie, 316 p., 695 F, ISBN 90-7616-801-6
‘Ik hoorde dit waargebeurde verhaal over een man en zijn zoon die meegesleurd werden door een ballon die ze trachtten te verankeren op een veld in Duitsland. Meteen viel me het dilemma op, weten dat wanneer iedereen volhoudt, de ballon aan de grond kan gebracht worden. Maar van zodra iemand zijn greep lost, dan volgt de waanzin. Het probleem is egoïsme. En is blijkbaar de onderliggende morele factor over onzelf. We stammen af van generaties mensen die overleefden, die succesvol handelden. Maar die ook succesvol samenwerkten; we moeten dus duidelijk onze eigen huid redden en onze eigen belangen in het oog houden, maar we zijn sociale dieren en we hebben andere mensen broodnodig. Het gegeven achtervolgt ons voortdurend. Ik denk dat ik iedereen die ik ken ergens kan plaatsten op die schaal van 1-tot-10 - zijn zij wat meer zelfingenomen? Sommigen zijn compleet onzelfzuchtig; ze geven alleen. Dat is misschien zelfvernietigend’.
ian mcewan in gesprek met dwight garner in ‘salon’, maart 1998