De destructieve kracht van liefde
Ziek van liefde opent met een merkwaardige scène: een idyllische picknick wordt onderbroken door geroep en een kinderkreet. Een luchtballon tracht te landen midden een uitgestrekt weiland. De piloot wil de ballon verankeren, maar dreigt door een windstoot de controle over het vaartuig te verliezen. Zijn kleinzoon is nog aan boord. Vijf toeschouwers haasten zich om een helpende hand toe te steken.
Met die ongewone gebeurtenis introduceert Ian McEwan zijn personages. Zij weten nog niet dat hun leven er op een emotioneel sterke manier door veranderd zal worden: ‘We renden af op een catastrofe, die zelf ook een soort van smidsvuur was waarin persoonlijkheden en lotsbestemmingen tot een nieuwe vorm zouden verbuigen’. Met die woorden kijkt een van de mannen, Joe Rose, er achteraf op terug. Alle vijf grijpen zij een touw in een poging het vaartuig te stoppen. Even lijkt het er op dat ze de ballon aan de grond kunnen houden. Dan verliest iemand zijn greep. En een na een moeten ze loslaten, behalve John Logan, een huisarts uit Oxford. Hij houdt vol terwijl de ballon snel hoogte wint. Als ook hij het touw moet lossen, valt hij te pletter. Door deze emotioneel sterk verontrustende gebeurtenis wordt hun leven grondig door elkaar gegooid. Het is het ongewone begin van een ongewone roman. Deze openingsscène bevat bovendien in een notendop het morele dilemma waar alles in Ziek van liefde om draait: het conflict tussen egoïsme en altruïsme, tussen de ingeboren drang tot overleven en onze sociale behoefte aan anderen. Op de dunne draad van de spanning tussen beide laat McEwan zijn roman voortdurend balanceren.
Gelukkig heeft hij meer te bieden dan een knappe openingsscène. Filmisch focust de auteur in op de figuur van Joe Rose, een wetenschapsjournalist. Zijn leven neemt een radicale wending. Bij Jed Parry, die met hem meegaat tot bij de verongelukte dokter, is de waanidee gegroeid dat Joe op hem verliefd is. Eerst vraagt hij hem om samen te bidden op de plaats van het ongeval. Een verzoek dat de agnost Rose afwijst. Nog diezelfde avond dringt Parry met een telefoontje Joe's leven binnen: ‘Ik wou je alleen laten weten dat ik begrijp wat je voelt. Ik voel het ook. Ik hou van je’. Wat eerst een misplaatste grap lijkt, groeit uit tot een persoonlijke nachtmerrie voor Rose. Geobsedeerd als hij is, ontpopt Parry zich tot een genadeloos stalker, die Rose opwacht bij zijn flat, hem bestookt met brieven en telefoontjes. Parry's obsessie is religieus gekleurd. De brieven die hij schrijft, zijn in hun naïeve zekerheid eerst haast aandoenlijk. ‘De bedoeling is je tot de Christus te brengen die in jou is en die jou ís. Daar draait de hele gave van de liefde om’. En verderop: ‘Mijn liefde voor jou is taai en vurig, die laat zich niet afschepen en komt steeds dichter naar je toe, eist je op en verlost je. Met andere woorden: mijn liefde - die ook de liefde is van God - is jouw lot’. Joe Rose heeft natuurwetenschappen gestudeerd, werkt als wetenschapsjournalist en is sceptisch van nature uit. Hij is hetero, niet gelovig en wijst Parry radicaal af. Toch brengt de kwestie, geschokt als hij is door de dodelijke val van dokter Logan, hem uit zijn evenwicht. De onvrede omdat hij naast een academische loopbaan heeft gegrepen, komt abrupt weer naar boven. Hij is haast opgelucht wanneer hij de waan van Parry kan benoemen. Het gaat om het syndroom van De Clérambault, waarbij de patiënten - onterecht, maar rotsvast - geloven dat iemand verliefd op hen is, met alle gevolgen vandien; een soort
erotomanie dus. Wel voelt hij van meet af aan dat Parry een reële bedreiging vormt. Zijn vrouw, Clarissa, vat het allemaal nogal luchtig op. Zij vindt dat Joe overtrokken reageert en daardoor de waan nog aanwakkert. Ook bij de politie vindt Joe geen gehoor; de bedreiging lijkt hen niet echt genoeg. Parry slaagt er ondanks alles toch in subtiel een wig tussen Clarissa en Joe te drijven. Wederzijds onbegrip doet hen ongewild in een emotionele leegte belanden. Wanneer een en ander uit de hand loopt en er écht geweld komt bij kijken, bekent Clarissa wel haar ongelijk maar stelt toch ‘dat het misschien minder griezelig was afgelopen als jij je anders had gedragen. [...] Jij bent je eigen weg gegaan, je hebt hem alles ontzegd, en zo konden zijn fantasieën, en uiteindelijk zijn haat, opbloeien’.
Een rijk verhaal op zich. Maar de auteur gaat verder. Als kader daaromheen ontwikkelt Ian McEwan nog een tweede verhaallijn. Het doet het boek uitstijgen boven het anekdotische. Deels om met zichzelf in het reine te komen (heb ik niet als eerste het touw losgelaten...), deels om Parry te ontvluchten, zoekt Rose contact met de andere getuigen van het dramatisch ballonaccident én met de
[lees verder op p. 358]
Ian McEwan werd geboren in Aldershot (Kent) op 21 juni 1948. Als zoon van een soldaat bracht hij een gedeelte van zijn jeugd door in Singapore en Noord-Afrika. Aangezien zijn broers en zussen veel ouder waren, beschouwt hij zichzelf psychologisch gezien als een enig kind. Hij haalde een M.A. aan de University of East Anglia, waar hij cursussen ‘creative writing’ volgde bij Malcolm Bradley en Angus Wilson. Hij schreef kortverhalen, romans en stukken voor film en televisie. Hij werd al van beginjaren '70 beschouwd als een belangrijk en succesvol schrijver.
‘post-war literature in english’, december 1997