Dien langen Duyvel van Nieukoop. Twee pamfletten uit 1651 over baljuw Jan van Sevenhoven
(2004)–Anoniem Dien langen Duyvel van Nieukoop [...]– Auteursrechtelijk beschermdtwee pamfletten uit 1651 over baljuw Jan van Sevenhoven
[Folio A1r]
| |
Nieuwkoops buurpraatje
| |
[Folio A1v]
| |
Aan de welwillende lezer.Geliefde lezer, dit buurpraatje is bedoeld als voorbeeld ter beoordeling van het gedrag van Meester Jan van Sevenhoven, baljuw van Achttienhoven, baljuw en schout van Nieuwkoop en Noorden, waardoor hierin hopelijk verbetering zal komen. Mocht dit niet helpen, dan hebben we nog een tweede pamflet achter de hand, waarin we nog ergere fouten aan de dag zullen brengen. En we zullen het niet alleen beweren, maar ook bewijzen met naam en toenaam en waar en aan wie het gebeurd is. Maar we hopen dat in de tussentijd de goede God en de wijze Hoog Mogende Heren Staten er voor zullen zorgen dat er een eind komt aan de situatie. We doen dit niet om iemands eer of faam te ontnemen, want we zeggen de waarheid, maar uit medelijden met de arme burgers van Nieuwkoop. Ik hoop dat het lezen hiervan u van nut zal zijn. Het ga u goed. Nulla salus bello, pacem te poscimus omnes. Dat betekent:
Oorlog veroorzaakt moord, geschrei en pijn;
wij verlangen naar de zoete vrede.
| |
[Folio A2r]
| |
Nieuwkoops
| |
[Folio A2v]
| |
zin. In De Gouwe Wagen echter moet intussen veel geld te vinden zijn; daar hebben ze 1700 gulden op een jaar verteerd. En dan heeft hij nog 1200 gulden voor zijn diensten voor het dorp dit jaar gekregen, en nog eens 500 aan rente van uitgeleend geld. Dat is samen 3400 gulden, wat vind je, moet dat van de kleine man komen? En dat is nog zonder al het andere: hij heeft de secretaris bedorven die nog eerlijk was toen hij in De Meije woonde, maar nu grijpen ze allebei als wolven.
Goosen:
Wat ga je toch te keer Melten, zo erg is het niet. Je moet die mensen achter hun rug om niet zo verachten.
Melten:
Ik veracht ze niet, ik zeg de waarheid. Hij is een schurk die niet deugt en dat was hij al lang voordat hij naar Nieuwkoop kwam. Ik heb een rechtschapen man, die toen burgemeester was, horen zeggen, dat toen de secretaris overleden was, hij naar dat ambt dong. Maar zij wilden de secretaris die ze nu hebben. Toen heeft de Heer van Nieuwkoop gezegd: als ik die lange duivel aan dat ambt geholpen had, had hij jullie wel helemaal uitgezogen. Wat denk je, is dat niet flink? En nu heeft hij hem baljuw gemaakt! Maar wat moet je er verder over zeggen; het lijkt erop of ons een plaag is toegezonden.
Balten:
Het is waar Melten, je hebt gelijk al wil buurman Goosen het niet inzien. Het kost mij ook mijn nachtrust, want ik zie dat wij eraan vastzitten. Hij is immers vanaf het begin af aan begonnen met slaan en mensen gevangen nemen. Eerst Meester David, tegen alle redelijkheid in, daarna de zoon van Jan Kerssenz van de Meije die op zijn eigen land kroos ging vissen. Hij sloeg hem bijna dood en toen zijn vader bij de Heer beklag deed, was het antwoord: de overtreders moeten gestraft worden, alsof boerenwerk kwaad doen was. Daarom weet ik niet of de Heer het beste met Nieuwkoop voorheeft, anders zou hij de baljuw wel afzetten.
Goosen:
Jullie hebben ongelijk, buurtjes, het is zijn plicht. Maar het is niet eenvoudig om iedereen te vriend te houden.
Melten:
Ik weet dat wel Goosen, degene die iedereen tevreden moet stellen, kan niet gemakkelijk iets goed doen, maar dit beest maakt het te grof. Hij slokt als een wolf, hij heeft eer noch schaamte, hij doet wat hij wil, hebben is hebben; hij is baljuw, dus stelt hij eisen en de Welgeboren mannen hebben de moed niet om hem tegen te spreken. Spaer en Teeuw Lamberden zijn zijn vaste getuigen, zoals bij het vissen in de maand mei toen hij, naar hij zei, verscheidene mensen bekeurd had en hen dagvaardde. Zij kwamen naar de rechtdag om voor hem terecht te staan, maar wat doet hij tegen alle recht en rede in: hij schort de rechtdag op. Er waren er die beweerden, dat aangezien hij eiser was, hij volgens het tweede artikel van de justitieverordening en volgens de juridische werken van Hugo de Groot en Rombout Hogerbeets dat helemaal niet mocht doen, tenzij hij de kosten van de rechtdag en hun gederfde loon zou betalen. Maar wat doet hij? Hij dreigt het elke keer te doen, en doet dat ook. De Welgeboren mannen laten het toe; zij durven ook niet anders. Velen die moe worden van al dat heen-en-weer-geloop, treffen met hem (om van de moeite af te zijn) een schikking. Maar Claes Gerritsen, van wie hij zei dat hij in de sluis had gevist, stond voor hem terecht; de boete was zes gulden. Hij kwam dikwijls tevergeefs naar de rechtdag. De baljuw zei dat zij het water door de schotdeuren in de polder hadden laten lopen, maar hij loog, want de deuren waren gesloten, zoals zelfs Teeuw Lamberden zei. Hadden de Welgeboren mannen hem maar gehoord. Maar die uitzuiger eiste vonnis toen hij wist dat Claes Gerritsen niet thuis was en hij riep: daar zijn mijn getuigen Teeuw en Spaer, dat zijn zijn bode en zijn diender. Hoezeer Kees-Oom er ook op aandrong de zaak aan te houden totdat Claes Gerritsen thuis was, het mocht niet helpen; men ging ermee door zonder de | |
[Folio A3r]
| |
getuigen te horen en wezen de man in plaats van zes gulden een boete van vijfentwintig gulden toe. Was dat niet fraai?
Goosen:
Daar hoefde Claes Gerritsen niet mee akkoord te gaan; hij kon in hoger beroep.
Balten:
Wel Goosen ben je zo onnozel, wie gaat er nu naar Den Haag om zijn recht te halen voor vijfentwintig gulden? Het is de kosten niet waard. En zo verblindt hij de Welgeboren mannen en krijgt hij onder die schijn al wat hij hebben wil en hoeveel zijn er die er geen problemen mee hebben. Hij slaat, hij neemt mensen gevangen, hij neemt goederen in beslag, zoals op de Nieuwe Vaart, daar vraagt hij de schippers een bijdrage, hij bekeurt ze, hij dwingt hun boeten af. Er kwam eens een vreemdeling langs varen, die daar niet van op de hoogte was, want er hangt geen plakkaat. Hij moest geld gaan lenen om de baljuw onmiddellijk te betalen. Bij andere schepen snijdt hij de fok af en loopt ermee weg. Maar dat is nog het minst erg, het uitzuigen van weduwen en wezen en de arme burgers, dat is het ergste.
Goosen:
Wat doen ze dan, nemen ze meer dan hun toekomt?
Melten:
Ja zeker nemen ze meer. Ze zijn in Noorden geweest om de nalatenschap van Vreeck den Backer te verdelen. De secretaris en die grijpwolf rekenden honderdvijftig gulden en dat voor een een dag of twee. De aanwezigen zeiden dat dat wat veel was, maar zij wilden het niet voor minder doen. Het was: als jullie het niet willen geven, dan gaan wij weg en dan gebeurt er verder niets. De mensen wilden geen moeilijkheden en gaven het. Op het Zuideinde, toen de weduwe van Gerrit Japen was gestorven, was wat geld te verdelen. De kinderen brachten het naar de tafel; zij betastten het en namen zoveel zij dachten dat goed was, zonder te zeggen hoeveel. De kinderen weten het nog niet, maar het was veel. Als dat geen stelen is, dan weet ik niet wat het wel is.
Balten:
Ja daar was in het Noordeinde ook eens een desolaat boedeltje; de man zou uitkoop doen met zijn kinderen, hoewel hij tekort kwam. Zij namen de mensen alleen en eisten voor hun moeite - het had een uur of twee geduurd - dertig gulden. Zij zeiden het tegen de weesmeesters, die zeiden dat de Keuren van Rijnland als volgt luidden: als partijen niet overeen konden komen over het salaris, dat zij dan een uitspraak zouden moeten doen. Er dook een muntstuk van acht of tien gulden op (ik weet het niet meer nauwkeurig); dat was genoeg in dat geval, maar zij waren er niet mee tevreden. Zij wilden er liever niets van hebben, want zij vreesden dat als de mensen er achter kwamen dat de weesmeesters zoveel macht hadden, het elke keer zo zou gaan. Zij lieten die keer voor wat het was, schijnbaar om Gods wil. Wat vind je van die schurken. En als zij tegenwoordig bij een boedelscheiding aanwezig zijn, nemen zij die mensen alleen en persen zij hun zoveel af als zij kunnen. Zij dwingen hen, want die mensen durven er niet tegen op te staan. En zo is het met alles, zodat mijn hoofd omloopt als een tol.
Goosen:
Wees toch tevreden lieve buurtjes. 't Zal waarschijnlijk niet lang duren. Ik heb horen zeggen dat de Heer gezegd heeft dat hij 't geen half jaar uit zal kunnen houden of de spaanse pokken zullen hem helemaal verteerd hebben. En verbetert dan de situatie? Volgens mij wordt zij dan juist erger.
Melten:
Erger kan niet of 't moet de duivel zelf wezen. Want wie zelfs weduwen en wezen en kerk en armen niet ontziet, is een duivelsmaatje. Want kijk eens hoe nu al heel wat jaren lang de gang van zaken is geweest in de armenzorg. In Van Sevenhovens tijd is er nooit nauwkeurig verantwoording afgelegd over geldzaken, zoals het behoort. En had armmeester Jan Neeff het niet gedaan, dan was alles zo door blijven gaan. Onder de oude schout was er | |
[Folio A3v]
| |
zowat 1700 gulden in kas, hoewel hij het bestaan ervan wel ontkend zou hebben, en zij zouden het wel in de doofpot gestopt hebben, als Jan-Neeff het niet had opgemerkt. En zo is de toestand in de kerk ook al. En wat er in de oude secretarisboedel nog te vinden is, mag God weten. Maar dit is in ieder geval duidelijk: zij hebben erom terecht gestaan, maar er waren geen officiële bewijsstukken. Slechts uit de oude gaardersboekjes van de vorige armmeesters was Jan-Neeff wat te weten gekomen, en zo kwam geleidelijk aan de aap uit de mouw.
Goosen:
Maar jij zei daarnet dat heel Nieuwkoop bedorven was en dat iedere morgen land wel 300 gulden minder waard was geworden. Ik begrijp niet hoe dat is gekomen, dat kan hij niet in z'n eentje gedaan hebben.
Balten:
Begijp je dat niet? Nou, ik wel. Nieuwkoop is een dorp dat geen geld aan Spaarndam hoeft te betalen en heeft daardoor een lage belasting. Als de baljuw nu een zachtzinnig man was geweest, zoals Hensbeeck vroeger gewoonlijk was, dan waren er weinig onkosten geweest. Maar nu gaat die duivel zo tekeer, want hij onderhoudt veel toegewijde volgelingen. Hij heeft ten eerste een gemeenteboot laten maken voor zijn gemak. Die schuit vaart niet vanzelf, dus het dorp moet voor schuit en schippers betalen. Bovendien beschikt hij vaak over een wagen en paarden. Ten tweede heeft hij 1700 gulden uitgegeven in de Gouden Wagen in een jaar en daarnaast nog verblijfskosten op andere plaatsen. Ten derde had hij een salaris van 1700 gulden per jaar en daarbij honderden guldens van de secretaris, die hij mee heeft bedorven. Hier breekt mijn hart, want die man was vroeger goed, en ik denk dat dat nog steeds wel zo zou zijn als wij die Beëlzebub kwijt zouden zijn. Dat maakt bij elkaar duizenden guldens per jaar aan kosten voor het dorp. En het is ook niets nieuws meer dat het hoog oploopt, want zoals hij te werk gaat, kan het niet voor minder. De geleerden hebben hier een oud spreekwoord voor: Fit cito per multas preda petita manus. Dat betekent: vele kleintjes maken al snel een grote. Kortom: dit alles komt op het belastinggebied en de ingezetenen aan. Dat zorgt ervoor dat de stedelingen, al is er een pachthoeve met land te koop, daar niet naar willen omkijken zoals ze dat anders wel zouden doen - of zij moeten het voor dezelfde prijs als vroeger kunnen kopen. En de inwoners verarmen geleidelijk door alle uitgaven en dat in deze tijd van schaarste. En als die uitgaven dan niet precies op de zitting worden betaald, zoals het soms gebeurt wanneer de mensen geen geld hebben, omdat zij hun turf niet zo snel konden verkopen, dan komen ze meteen met een deurwaarder er achteraan, waardoor de onkosten viermaal groter worden gemaakt dan de schuld, ja soms achtmaal groter. Ja, het is gebeurd dat er mensen waren die het geld hadden geleend en het hadden betaald, nog eens een hoog bedrag moesten betalen omdat zij niet van hem konden winnen in de rechtszaal. Ook zijn er geweest die konden bewijzen dat zij betaald hadden, en dat is ieder jaar weer hetzelfde liedje. Ja, hij heeft een huis bij parate executie laten verkopen om een kroon of een rijksdaalder schuld, tot aanzienlijke schade van de crediteuren, die daarbij tekort gekomen zijn. Zoiets was nog nooit eerder in Nieuwkoop gebeurd, en dat heeft dit beest gedaan, zodat het land daardoor nog meer in waarde daalt dan Melten heeft gezegd.
Goosen:
Ik geloof wel dat het niet van een leien dakje gaat, maar zoveel scheelt het niet. Je moet wat geduld met hem hebben; hij is nog jong. Het is gewoonlijk zo met gezagsdragers: wanneer ze voor het eerst aankomen, dan zijn ze op hun ergst. Houdt maar moed, de situatie zal wel verbeteren. Hij zal beginnen te denken aan het oude spreekwoord, dat in politieke kringen plaats hoort te hebben: salus populi supremo lex esto. Dat betekent: het welzijn van het volk moet de hoogste wet | |
[Folio A4r]
| |
zijn. En hij houdt weer goed orde in het dorp. Er wordt nu niet zo gestruikroofd als weleer, noch worden er schelmenstreken geleverd of ruiten ingegooid; daar moet je ook om denken.
Melten:
Er is geen beteren aan. Ik ben bang dat het in zijn genen zit. De boeren hebben hier een spreekwoord voor: een paard dat eens gehold heeft, vergeet dat zijn hele leven niet. En een spreuk van Horatius is in deze kwestie ook van toepassing: Quo semel est imbuta recens servabit odetrem tistadiu. Dat betekent: het nieuw gebakken aarden vat houdt lang de reuk van 't eerste nat. En dat is precies waar ik bang voor ben, dat dat ook voor hem geldt, dat hij nooit van zijn leven zal deugen.
Goosen:
Jullie moeten een positievere mening over hem hebben, buurtjes; jullie moeten ook naar zijn deugden kijken; hij is heus niet gek. Hij zal goed orde houden in het dorp en tevens de wandaden bestraffen, dus houdt maar moed.
Balten:
Kom, Goosen, ben je gek, of ben je bezeten door die Duivel, dat je het zo voor hem opneemt? Er is geen enkele schurkenstreek die hij zal bestraffen, als er maar met geld over de brug gekomen wordt. Ik moet me beperken, maar hij is zelf medeplichtig aan struikroverij en schurkenstreken. Ik noem als voorbeeld het geval van een jaar geleden, van de bakker uit De Meije. Die man kwam bij de molen vandaan met zijn spullen. Ze pakten alles van hem af hoewel het onbelast was; hij hoefde daar niets voor te betalen. Maar niettemin zetten ze de bakker bovendien in de gevangenis of op de gijzelkamer. Ik heb echter vernomen dat als de belastingrechter de baljuw naar Utrecht had kunnen halen, het hem betaald had gezet. Maar intussen is de bakker wel zijn spullen kwijt. En nu een ander voorbeeld dit jaar bij Woerdense Verlaat. Daar komt iemand uit Wilnis met een vracht neusloze dakpannen uit Woerden. Padenburgh houdt hem aan en dwingt de zich van geen kwaad bewuste boer ruim honderd gulden af als boete waartoe hij - althans volgens Padenburgh - veroordeeld was omdat hij geen vrachtbrief voor de spullen had. Maar over die pannen hoefde helemaal geen tol betaald te worden. Padenburgh ging toen naar die Wolf en vertelde het hem waarna ze samen de buit verdeelden. Daarna gaan ze erop uit om zichzelf voor de schijn vrij te pleiten en een ander de schuld in de schoenen te schuiven. Met dat doel geven ze Kees-Oom, die pachter was, 6 of 8 gulden van het tolgeld. Toen Kees-Oom echter hoorde waar het geld vandaan kwam, gaf hij het terug aan de boer en de Heer van Achttienhoven zette Padenburgh - zoals dat hoort - uit zijn ambt en benoemde Kees-Oom daar in Achttienhoven tot secretaris. Deze Heer van Nieuwkoop echter continueert deze schelm in zijn ambt. Daarom weet ik niet wat ik van de Heer van Nieuwkoop moet zeggen: wellicht dat het een pot nat is: zo meester zo knecht.
Goosen:
De Heer van Nieuwkoop weet dat misschien allemaal niet, want ik heb wel horen zeggen hoe verschrikkelijk de baljuw kan liegen, en dat is niet van de laatste tijd, want hij heeft er lang genoeg voor gestudeerd; dat heeft zijn vader duizenden guldens gekost. En als de Heer het wel wist, wat zou hij dan met hem aan moeten? Hij is ongeschikt om te spitten en bedelen is te eerloos en zijn gezin is te groot om nu al te rentenieren. Daarom is het het best dat hij hem maar laat zitten.
Melten:
Ik kan niet geloven, Goosen, dat je er zo lichtvaardig over denkt; ik geloof dat je een grapje maakt. Ik denk zo langzamerhand dat je meer inzicht in de zaak hebt dan wij. Zeg daarom eerlijk hoe je erover denkt en hoe we het het beste kunnen aanpakken om van dat Beest verlost te worden.
Goosen:
Hoezo, meer inzicht? Ik heb mijn handen vol aan mijn eigen gezin.
Balten:
Kom op Goosen, geef nou eens jouw visie.
Goosen:
Ik denk dat het niet helpt om een klacht in te dienen bij de Heer. Dat hebben de weesmeesters en armmeesters al gedaan. Maar hij schenkt de baljuw meer vertrouwen dan alle Nieuwkopers bij elkaar en die brutale boef zei dan ook ronduit dat ze logen, waar de weesmeester bij stond. | |
[Folio A4v]
| |
Hoe sterk de bewijzen ook zijn, meer valt er niet te bereiken. En dat is een treurige zaak voor de mensen, want hij houdt hen in de gaten om het hun te zijner tijd betaald te zetten.
Melten:
Maar wat moet er dan gebeuren, Goosen? Zoiets als wat ze in Waddinxveen met de Donder gedaan hebben?
Goosen:
Nee, buurtjes, dat was de verkeerde manier.
Balten:
Hoe komen we dan het best van hem af, Goosen?
Goosen:
Door gezamenlijk iets te ondernemen. Iedereen in Nieuwkoop moet een rijksdaalder (de een wat minder, de ander wat meer) geven; we verzamelen goed bewijsmateriaal en gaan vervolgens met een verzoekschrift naar de Staten van Holland. Of we leggen de zaak in handen van de belastingrechter; we brengen de zaak zo kort en bondig mogelijk onder de aandacht en we zorgen ervoor - door ieder persoonlijk te bidden en smeken - dat ze toch alsjeblieft medelijden moeten hebben met de arme burgers van Nieuwkoop. Ik twijfel er niet aan of de situatie verandert dan weldra.
Melten:
Goosen, dat is allemaal prima, maar hoe wil je dat organiseren? Er is toch niemand die huis aan huis dat geld durft in te zamelen, want de baljuw zou hem onder handen nemen zoals de duivel Job deed. Zou het niet beter zijn om ons buurpraatje op schrift te stellen en het te laten drukken? Wellicht wordt daardoor een aantal mensen alert.
Goosen:
Wie krijg je zo gek om dat te drukken? En als de baljuw te weten zou komen dat wij dat gedaan hadden, hoe zou hij ons dat vergelden!
Balten:
Dat is allemaal niet belangrijk: we zullen het hem niet zelf vertellen en niemand zal ons ervan verdenken; en ook de naam van de drukker wordt niet vermeld. We zijn hier nu in Middelburg; de turf zal niet direct verkocht zijn zodat we vandaag toch tijd genoeg hebben. Kom op, laten we direct beginnen. Aan het andere einde van de stad woont een drukker die mij kent, want ik los daar regelmatig turf. Die zal het wel meteen willen drukken en als het klaar is, stuurt hij wel een krantenjongen hier naar de Turfmarkt met de gedrukte exemplaren van ons Nieukoops Boere-Praatje. Niemand weet dan waar het vandaan komt en het kan dan goed verspreid én betaald worden, zodat noch de drukker noch wij verlies zullen lijden.
Melten:
Dat is een goed idee, Balten, laten we meteen beginnen!
Goosen:
Ik kan me daar ook in vinden. Laten we in jouw schip gaan; daar hebben we de meeste ruimte.
EINDE |
|