Dien langen Duyvel van Nieukoop. Twee pamfletten uit 1651 over baljuw Jan van Sevenhoven
(2004)–Anoniem Dien langen Duyvel van Nieukoop [...]– Auteursrechtelijk beschermdtwee pamfletten uit 1651 over baljuw Jan van Sevenhoven
[Folio A1r]
| |
Nieuwkoops KROEGH-PRAETIEN
| |
[Folio A1v]
| |
De Schrijver wenst Ionck-Heer IAN de Bruyn van buyten-wegh,Ga naar voetnoot294Heer tot Nieuwkoop Zalicheyt.Ga naar voetnoot295Also ik eens op een morgen was gegaen om een brandewijntje, raektGa naar voetnoot296 ick by gevalGa naar voetnoot297 by drie Schippers van Nieukoop, van de welcke ick hoorde vreemde diskoersen,Ga naar voetnoot298 van den Ballju van Nieukoop, die ick niet gelooft sou hebben, indien ick niet seecker had bewust geweest, dat sy 't soo quaetGa naar voetnoot299 niet konden seggen, of dat het inder daet noch erger is: soo heb ick niet konnen nalaten, 't selfdeGa naar voetnoot300 te laten drucken, en U.L.Ga naar voetnoot301 als een eergaefGa naar voetnoot302 toe te eygenen,Ga naar voetnoot303 als die geene die self schuldigh sijt aen 't onheyl van de ingesetenen,Ga naar voetnoot304 na 't getuychenis dat gy self van hemGa naar voetnoot305 gaeft, doen hy stont naGa naar voetnoot306 't Secretaris ampt, (dat was had ick jou dien langen duyvel op geholpen, hy hadje wel allegaer opgeslockt.Ga naar voetnoot9) Daerom ick by my selfs denckende wat liefdes plicht vereyst,Ga naar voetnoot307 send ick u dit tegenwoordige, met versoeck dat gy hemGa naar voetnoot308 sult of setten: en een beter tot genoegen, van de gemeent, in sijn plaets stellen;Ga naar voetnoot309 op dat u niet een erger quaet te voorschijn komt, want 't is onmogelijck dattet de gemeent langer sal verdragen, hier mede wens ick u de bescherming des Alderhooghsten,Ga naar voetnoot310 vertrouwende U E. EerweerdicheytGa naar voetnoot311 soo veel toe,Ga naar voetnoot312 dat gy eenmaal u noch sult erbarmen, over het suchten vansoo menich bedroeft hert, in Nieuwkoop, en ingevalle dat gy 't niet en doet soo sult gy (sijt dies seecker) wesen in korte jaren een Heer sonder Heerlijckheyt.Ga naar voetnoot313 Vaert wel. | |
[Folio A2r]
| |
Koenr.
Wel wat hier gebeurt, dat wy menkaer hier dus ontmoeten; ick hietje hier wellekoom ter Gouw, nu moeten wy t'samen een Kalckje,Ga naar voetnoot314 want 't beurt selden dat wy menkaer soo ontmoeten; hier is recht een Brandewijns kroegh, kom gaen wy hier in: weert hebje een leegh plaesje daer wy sitten mogen, wy moeten met menkaer wat praten.
Waert.
Gaet daer in die Camer, daer zit maerGa naar voetnoot315 een Heerschop,Ga naar voetnoot316die gaet stracks heen, wat ghelieft u een Kallickje?
Lieve.
Jae brenght Kaneel-water, dat is soet,Ga naar voetnoot317 soo moghen wy soet blyven, als wy aen 't praten bennen wy scheyen licht soo haest niet, wy hebben nu niet te versuymen,Ga naar voetnoot318 't is na de middagh eer wy in de schuttinghGa naar voetnoot319 mooghen: Maer Meijnrecht en Coen buer waer coomje luy van daen, dat wy menkaer hier soo ontmoeten?
Meynrecht.
Ick coom van den Bos,Ga naar voetnoot10 en Coen van Middelburgh, waer jy van daen?
Lieve.
Ick van huys, maer wisten sy ten Bosch al mee van die Boeckjens van onse Baljeuw?
Meyn.
Jase, wel te deeghen, hyGa naar voetnoot320 was daer al meeGa naar voetnoot321 bekent: Hy slachtGa naar voetnoot322 de quae penningh,Ga naar voetnoot323 daer warender die vraeghden of hy niet al opghehangen was, mijn docht dat het een slechte vraegh was, men hanght seydt ick soo geen goe luy: Maer sy spraecken datter menich duysent ghehanghen worden, die 't niet half soo wel verdient hadden als hy doet, in dient seyde ick waer is 't gheen men van hem seydt, maer ick kan 't qualijck looven om dat ick vastlijck loof soo 't waer was,Ga naar voetnoot324 dat de Heer van Nieuwkoop hem wel souw afsetten.
Lieve.
Dats Meijnrecht-buer mijn ghevoelen oprecht,Ga naar voetnoot325 dat hem de de [sic] Heer van Nieuwkoop wel straffen souw, soo sijn beschuldighers recht hadden: Maer daer schort het, hy heeft sijn selven so verdeedicht dat sijn beschuldighers met schaemteGa naar voetnoot326 hebben moeten swijghen, jae dat meer is hy heeft selfs versocht, dat de Heer van Nieuwkoop selfs ordre sou stellenGa naar voetnoot327 dat hy op Sterf huysenGa naar voetnoot328 daer de wekeureGa naar voetnoot329 plaets heeft, de Voochden of AdmijnistrateursGa naar voetnoot330 van de Weeskinderen soo [sic]Ga naar voetnoot331 belastenGa naar voetnoot332 geen ghelt van eenich solaris te geven, ofGa naar voetnoot333 dat sy alvooren souden hebben pertinenteGa naar voetnoot334 specificatieGa naar voetnoot335 van de daghen en posten sijner vacatie,Ga naar voetnoot336 op dat hy de botte BoerenGa naar voetnoot337 waer mee dat hy veel moeyten heeft dan mocht met haer eyghen schrift doen blijcken dat sy hem t'onrecht jae valschelijck beschuldigen, 't welck | |
[Folio A2v]
| |
oock de Heer van Nieuwkoop openbaer naer voorgaende ClockegeslaghGa naar voetnoot338 voor het Raet-huys van Nieuwkoop heeft doen of leesen;Ga naar voetnoot339 en aen 't Raet-huys, en op 't Zuyd-eyndt van Nieuwkoop en te Noorden aen de Kerck-deeur [sic], doen aen placken tot een eeuwighe schandeGa naar voetnoot340 van de Wees-meesters, die hem voor de Heer beklaeght hadden, ende andere die hem door PasquillenGa naar voetnoot341 over al so valschelijck van sijn eer berooven, en ick loof dat hy wist wie 't gedaen hadde dat hy een exempel, sou statueren,Ga naar voetnoot342 dat hem een ander daer aen sou spieghelen,Ga naar voetnoot343 dat sy haer souden wachtenGa naar voetnoot344 een ander te belieghen.
Koen.
Maer Lieven ick weet niet wat ick van toe seggeGa naar voetnoot345 sal, je woont daer in 't Dorp, jy lijckt al wat goedt Baljeuws te wesen,Ga naar voetnoot346 hy moet jou Bry al wat beeter e bottert hebben,Ga naar voetnoot347 als hy de sommighe doet, je soudt hem aers soo niet voor-staen:Ga naar voetnoot348 ick heb mee een BoeckjeGa naar voetnoot349 van hem gekoft en na dat ick in Nieuwkoop, over al hoor praten, soo is't niet als al te wel waer: ick woon (alsje weet) op 't Zuydt-eynde, ick hoor anders nergens over klaghen, van 't Eyndt of in 't Dorp toe, als datter niet vierde part ghenoech van zijn schelm-stucken die hy wel bedreven heeft, in en staet, en dunckt jou datse hem belooghenGa naar voetnoot350 hebben, dats dan recht teghen 't oordeelGa naar voetnoot351 van al de luydenGa naar voetnoot352 an.
Lieve.
Ick heb de brievenGa naar voetnoot353 selfs e lesen, die der an e plackt sijn, en daer uyt segh ick dattet leugen moet wesen 't gheen zy hem nae segghen, want de Wees-meestersGa naar voetnoot354 worden daer leelijck in gheschavotteert,Ga naar voetnoot355 en dat ick Wees-meester was, ick sou het daer niet by laten al sou het 500. gulden kosten voor mijn rekeningh alleen, ick soude met een RequestGa naar voetnoot356 gaen voor de H. M: H. Staten van Hollandt en vertoonenGa naar voetnoot357 daer de saeck met goet bewijs daer by, en oock dat ick 't aen de Heer selfs geklaeght had, en dat hy in plaets mijn in 't recht der Weesen, en Weduwen te helpen, soo leelijcken hadt gheschavotteert biddende haer over sulcx dat sy ons ghelieven te hulp te coomen, op dat onse arme GhemeentGa naar voetnoot358 van soo een Wolf als zy seggen dat hy is verlost mocht worden.
Meynr.
En ick woon (alsje weet) in 't Noord-eynde,Ga naar voetnoot11 ick hoor van Dorp of tot Noorden, aen't kruysGa naar voetnoot12 toe, nergens over 't boeckje klagen, als datter tiende deel van sijn schelmstucken niet in en staen, en ick loof oock dattet waer is, want dat al de luy soo een stemmich segghen, dat moet waer wesen:
Lieve.
Heeft het seggen van de luy wat fondament?Ga naar voetnoot359 sijn 't niet een deel opgeraepte leuren?Ga naar voetnoot360 ick meen dat al de seggers, alst'er op an quam self door de mant druypen souwen.Ga naar voetnoot361
Meynr.
Dat het seggen wel waer is twijfel ick niet an. Maer dat de | |
[Folio A3r]
| |
seggers licht door de mant druypen souwen, dat kon wel wesen, want de luy vreesen hem meer als haer Godt: want in Godts tegenwoordicheyt durven sy wel liegen; maer in syn tegenwoordicheyt, souden sy qualijckGa naar voetnoot362 de waerheyt gestant geven,Ga naar voetnoot363 want hy is, soo de welboren mannenGa naar voetnoot364 seggen (die wat meer als ander luy met hem te doen hebben) als een Duyvel, en daerom dunckt mijn datter te meer an gelegen is, en datmen 't seggen te beter geloof geven mach, en oock om met gemeenderhandt aen te spannen, om hem van 't offitieGa naar voetnoot365 te krijgen, soo als Goosen buer, in 't boere praetjeGa naar voetnoot366 voor stelde.
Lieve.
Jy spreeckt van sulcke leelijcke fouten,Ga naar voetnoot367 die hy begaen sou hebben, waerdich om van sijn offitie te setten, en onse buerenGa naar voetnoot368 seyde dattet geen dat sy voor den dagh brochten, maer een kleyn staeltje was tot een proef, van sijn regement.Ga naar voetnoot369 Ick heb soo veel quaet niet van hem gehoort, daerom vertelt mijn wat vant 't geen dat de luy seggen, datter noch hoort in te staen, ick meen als 't een en 't ander al by menkaer is, dat hy hem by de Heer van Nieukoop (gelijck hy van dit gedaen heeft) wel verantwoordenGa naar voetnoot370 sal, soo dat het niet een sier te beduyenGa naar voetnoot371 sal hebben.
Koenr.
Wat ick in 't Suydt-eyndeGa naar voetnoot372 hoor, dat sal ick jou wel seggen, ick was smorgens om een soopje,Ga naar voetnoot373 doen ick lest thuys was, daer gingt soo wacker van 't stick,Ga naar voetnoot374 al hadd de ballju den erghsten Duyvel uytter Hel geweest, 't mocht niet groover eloopenGa naar voetnoot375 hebben. Sy seyden vlack uytGa naar voetnoot376 soo der niet in voorsienGa naar voetnoot377 worde, dat hy 't Dorp in 4 of 5 jaer, machtigh was op te eeten, en dat hy door liegen en bedriegen, en voort met gewelt alles in sijn klauwen haelt.
Lieve.
't Is goet te seggen, maer 't bewijsen daer is 't aen gelegen.
Koenr.
't Bewijs was al vaerdighGa naar voetnoot378 sy noemden de luy met Naem en toenaem, 'twas eerst van Jan Wilmsz poniert,Ga naar voetnoot379 die Man was blijven sitten doen sijn Wijf stierf, (als elck een wel weet) met 5 Kinders. Hy moet wroeten,Ga naar voetnoot380 by nacht, en by daegh, om de kost te winnen, die man deed uytkoopGa naar voetnoot381 met syn kinder, hy beloofde haer elck te geven, tot haer Moeders erfgoet, een Rijcks daelder, en haer voort als buer kinder eerlijck op te brengen, ick wou om geen 600 gulden in sijn plaets treen, om de lasten van 't opbrengen, volgens de staet van sijn boel uyt te voeren, maer wat sal hy doen, hy is'er de vaer van, hy isser aen gebonden, hy doetter oock sijn best wel by, en 't sal metter Godts help wel gaen. Maer dien boef, wou hebben van dien armen bloetGa naar voetnoot382 50. gulden, (wat duncktje ist geen doot smijtensGa naar voetnoot383 werck) voor syn Solaris.Ga naar voetnoot384 Jan poockjes klaegden geweldigh, dattet hem onmogelijck was, om op te brengen, dat hy't quaet genoegh had om de kost te winnen voor al sijn kleyne dieren.Ga naar voetnoot385 Eyn- | |
[Folio A3v]
| |
delijck sy maecktent of,Ga naar voetnoot386 om 36 gulden, doch op die konditienGa naar voetnoot387 dat hy't aen niemandt sou openbaren, of hy sou moeten de 50 gulden vol geven. Dat was quansuysGa naar voetnoot388 te seggen dat hy 't soo goet koop hadt, maer ick meen dattet hem daer schorte, dat hy vreesde als't de luy wisten dat de kinderen hem op straet met stront smijten souwen, als een die niet weerdigh was sijn hooft met eeren voor te steken,Ga naar voetnoot389 die soo armen mensch, om een uur, of anderhalf tijdt, die hy daer by te doen hadt, 36 gulden of knevelde.Ga naar voetnoot390 En doe van Cornelis vreecksz aende mijeGa naar voetnoot391 die goede man quam volgens d'oude gewoonte by Cees aerden, om te accorderenGa naar voetnoot392 wat hy in 't jaer sou geven, van de waegh tot pacht,Ga naar voetnoot393 om sonder swaricheytGa naar voetnoot394 somtijdts een verlegen mens, met een kaes, of twee te gerijven: Cees aerden gaet by desen wolff,Ga naar voetnoot395 en geeft hem te kennen,Ga naar voetnoot396 en hy komt in de gouwe wagen,Ga naar voetnoot397 dat het Cornelis vreecksen niet en wist, en gaet sitten in een kamer dicht by haer, en doen komt Cees aerden, en accordeert met Cornelis vreeckssen, om een redelijck penninckje, gelijckmen van outs gewoon is te doen, maer doen sy geaccordeert waren, seyde Cees aerden, Cornelis vreecksen, ick ben nu met u geaccordeert, ghy sult het nu moeten swygen, dat het den Balliu niet te weten en komt, of hy soud ons willen in boeten beslaen, waer op den Balliu datelijck riep, ick heb het wel gehoort, ick beslaie oock in de boeten;Ga naar voetnoot398 Cees aerden gelietGa naar voetnoot399 hem, of hy der seer in verschrickte,Ga naar voetnoot400 als niet hebbende om hen selven mee te verschoonen,Ga naar voetnoot401 en maeckte datelijck de boeten of,Ga naar voetnoot402 met den Balliu om 80 gulden, doen vallen sy gelijcker hantGa naar voetnoot403 op dien onnooselen huisman, om of te maecken, den huysman sprack dat hy onschuldigh was, als hebbende sijn leven niet geweeten datmen daer aen verbeurde,Ga naar voetnoot404 gaet over sulcks naer huys, een dagh 4 of 5 daer na doet hy den Huysman, door sijn neusloose pannenGa naar voetnoot405 Confrater Padenburgh, als deurwaerder van 't Hof dachvaerden aen 't Dorp Nieukoop te komen, den Huysman komter, doen haelt den Balliu een schrift uyt sijn diessack,Ga naar voetnoot406 ick acht by hem self versiert,Ga naar voetnoot407 en leest daer uyt hoe dat hy was geauthoriseert,Ga naar voetnoot408 om Cornelis vreeckssen te daghvaerden dat hy moet tot Leyden comparerenGa naar voetnoot409 voor Schepenen Commissarisen, om te aenhooren soodanigen eysch als den Balliu als dan op hem sal doen, maer om alle vreed en vriendschap wil, presenteert hy 't noch om de minste kosten 't daer of te maecken, Corneelis vreecksen wilde eerst na geen of maecken hooren, sustineerende 't niet geweeten te hebben, datmen daer eyt aen verbeurde, over sulcks geen boeten schuldigh te wesen. Doch sy vallen met alle macht op den Huysman an, en doen hy half droncken was, overreden sy hem, dat hy met den Balliu in handeling treedt en 't kosten den boer soo van boeten als Wijnkoop over de 60 | |
[Folio A4r]
| |
gulden, wat duncktje? is dat niet een Schelmstuck? doen quammer een ander, die verhaelde hoe dat hy op 't eyndt van de mye een arm man, die niet wel wercken mocht (ick meen dat hy in steeckt woont, onder Alphen, die hem nu om de kost te winnen, met eyer of hoender koopen geneerde, door bedroch aen haelde, die man had in sijn korf eenige Kievidts eyeren, hy vraeghter na te koop: en lockt den man met een schoon praetje in de heerlijckheyt van Nieukoop, en koopt hem daer die Kievidts eyeren of, die gekoft hebbende beslaet hy hem in de boeten, wil den man bykans vangen, om dat hy dat gedaen hadde: eyndelijck sy stellen de saeck daer an goe mannen (maer 't beviel hem daer niet wel, hy had de mije boeren daer soo wel niet op sijn handt, als hij te Nieuwkoop Padenburgh en Cees aerden doet) hy eyste wel 70 gulden voor de boeten, maer de boeren leyden hem 3 gulde toe,Ga naar voetnoot410 hy worde quaet, hy schelde, en dreyghde de boeren, hy soudt haer weer te pas brengen,Ga naar voetnoot411 dat sy op soodanigen eysch hem soo weynigh toe leyden, hy liep heen sonder dat hy yet hadde, maer die boeren woonen daer op bode graven,Ga naar voetnoot412 of hy quaet, of goet is, sy hebbender niet mee te doen, en daer worde noch soo veel vertelt terwijl wy het Brandewijntje droncken, hoe dat hy tot Jochem sael an egaenGa naar voetnoot413 hadde, met het bedt door 't Huys te smijten, en van de rekening van Ary Bouwenssen Wees-kinder haer vooghden, maer Melten en Goosen, hebben mijn eseyt dat sy 't alles perfeckt hebben aengeteyckent, met meer andere Schellemstucken, die hy soo op 't Suydt-eynde, en op de nieuwe vaert bedreven heeft: soo dat icker mijn hooft niet langer mee breecken mach, daer of te praten.
Liev.
Maer van Jan poockjes daer heb ick mee van gehoort, daer hebje ongelijck in, daer sijn ander questien in gesmolten,Ga naar voetnoot414 hy sal hem vry houwen, van de pachters en daerom gaf hy hem ses-en-dertigh guldens maer niet van de vertichtinghGa naar voetnoot415 alleen.
Koenr.
Dat 's waer; dat seydenser ook al by, maer daer wasser een die seyde, dat 's al med'Ga naar voetnoot416 een schelmstuck in 't besonder; is Jan poockjes de boeten te recht schuldich, soo doet hy den pachter Wouter Brouwer een schelmstuck dat hy hem de boeten onthoudt, is Jan Poockjes de boeten niet schuldigh, dat Wouter Brouwer onrecht heeft, soo heeft den Ballju een schelmstuck ghedaen dat hy dien armen bloedt soo veel gelt off enomen heyt, want hy heeft sijn derdendeel van de boeten over langh al wegh:Ga naar voetnoot417 daarom 'tis so als 't is 't sijn dingen van den Ballju die niet en deugen.
Meynr.
Dat 's geen dat icker in 't Noorteynde, oock van ehoort heb, ick ging op een ochtent om een soopje,Ga naar voetnoot418 dat ick turff koopen sou, wij had- | |
[Folio A4v]
| |
den naulijk soo veel tijdt, dat wy van de KoomenschapGa naar voetnoot419 spreecken mochten, 'twas altijdt van de Ballju datse praten, daer wasser een 't was maer een ghemeenGa naar voetnoot420 man, men sou segghen, dat hy gheen twee duysent guldens rijk en was, die sey dat hy hem wel 2. duysent gul. armer ghemaeckt hadd' in die korte tijdt dat hy Ballju geweest hadd, mijn docht dattet niet wesen kon, maer hy bewees et datelijckGa naar voetnoot421 dat wy 't allegaer konden begrijpen, soo perfeckt wist hy 't ons uyt te leggen: want seyd hy eer hy Ballju worde soud ick te vrienden danckGa naar voetnoot422 over de seven dnisent [sic] guldens van mijn landt emaeckt hebben, had ick 't maer verkoopen willen en nu soud iker geernGa naar voetnoot423 vijf duysent guldens van krijghen, en dat doet dees grijp-wolff, ja al woud ick mijn veenlandt seyder een, wechgeven om den after weghGa naar voetnoot424 t'onderhouwen of ick 't quijt worden souw. Terwijl dat wy so doende waren met praten quammer een, om een soopje, die sey hoe dat hy 't weer uyt ereydtGa naar voetnoot425 hadde tot de weeuw van Mees den backer, met de pachterGa naar voetnoot13 van 't ghemael,Ga naar voetnoot426 en dat inder nacht 't goedt over de vloer en de beddens door het huys esmeten, en gingen aen,Ga naar voetnoot427 offset al vernielt souwen hebben, watter was, sy wouden der meel van daen hebben, en 't wasser niet, en doen vonden sy een steert out verschaelt,Ga naar voetnoot428 suer bier, dat nauwlijk drinc-dens [sic] waert was, dat sy al in Pieter spijkers pacht vercijstGa naar voetnoot429 had, dat namen sy drie daghen daer nae met gheweldt teghen haer danckGa naar voetnoot430 mee, maer hadden sy hem een eyndt houdt op sijn groote lijf laten vallen, dat hem de ribben in 't lijff ekraeckt hadden, thad hem wel toe ekomen, om dat hy so stoutGa naar voetnoot431 sonder schepensGa naar voetnoot432 inder nacht soo aen gaet, maer de luy sijn al te goet, sy lietent soo heen schieten, ja sey den ander wat souwen sy doen, se bennen met den duivel escheept,Ga naar voetnoot433 se moeten wel te vreedenGa naar voetnoot434 wesen, hy heeft altijdt sijn getuygen by hem, die staen hem ten dienst, en tuijgen soo als hy't maer hebben wil, se sullen hem niet verlegen laten,Ga naar voetnoot435 al souwen sweeren dat wit swart is, als 't hem soo best te pas komt.
Liev.
Maar Meynr. buer, hoe gaje luy an,Ga naar voetnoot436 tschijnt offje aersGa naar voetnoot437 nergens op uyt bent als om hem te verachten,Ga naar voetnoot438 ick loof niet dattet soo quaetGa naar voetnoot439 is, ick woon daar aen 't dorp ick kan anders niet mercken, off hy is yeder een gedienstich en vriendelijk: maar je laetje verleyen van een deel warre geesten,Ga naar voetnoot440 en afterklappers,Ga naar voetnoot441 die geeren in regeering waren, om soo haer eygen profijt wat te soecken, maer datse dachten 'tgene de Frans-man seydt Contentement passe la richesse.Ga naar voetnoot442 Dat is, een goet genoegen gaet boven rijckdom, sy souwen den Ballju soo niet verachten, en op haer eyghen saken wel wat beter letten.
Meynr.
Ick weet niet lieven wat ick van jou segghen sal, dat jy dien uytsuyperGa naar voetnoot443 noch durft voorstaen,Ga naar voetnoot444 daer ick niemandt hoor, die eenigh goet | |
[Folio B1r]
| |
woordt van hem spreeckt, maer se klagen alle-jaer van den overlast diese van hem te lijden hebben, en alsser dan een is, die hem in zijn ongerechtigheydt tegen staet, die dreyght hy, want dat is daatelijck zijn woordt, ick salje dat wel weer te pas brenghen,Ga naar voetnoot445 off dat woordt salje wel hondert guldens kosten. Gelijck doen hy dat buerpraetje van Melten en GoosenGa naar voetnoot446 t'huys ekregen hadde, doen [n +]<q>am hy op de noortse kermis,Ga naar voetnoot14 tot Dirck-gijsen, by Gees vreecken, en dreyghde hem, hy souw hem dat te pas brengen, 't souw hem wel hondert guldens kosten dat hy 't verpraetGa naar voetnoot447 hadden, dat hy en de Secretaris t'samen hondert vijftigh guldens voor haer solaris ehadt hadden, in een dach off twee, Gees Vreecken goet man die wist niet waert van daen quam, die was de saeck onnoosel,Ga naar voetnoot448 en even-wel dreyghde den schelm, die goede man, om dattet verpraet was.
Koenr.
Soo speelt hy 't over al, als hy 't quaedt gedaen heeft, soo soecktGa naar voetnoot449 hy de luy te dwingen dat sijt niemandt segghen sullen, soo blijft hy quansuysGa naar voetnoot450 noch een eerlijck man, en van Vreeck den backers Weeuw, daer had hy te vooren eer sy aen 't deelen quamen vijf-en-twintigh gulden tot een vereeringhen gehadt, soo ick heb hooren seggen om dat hy de Weeuw wat souw te recht helpen dat was noch boven de honderdt vijf-[- en-twin]tigh guldens en is't so leeliken stuck dattet vertellen, de soon wel hondert guldens kosten souw, hoe leelick moet dan het doen selff wesen, dan hy mach toesien;Ga naar voetnoot451 doen ick in de straet was, daer ginght somtijdts oock soo wat heenen, maar de YtaliaendersGa naar voetnoot452 hadden voor een spreeck-woordt, dat is. Quia homo hominum diabolus,Ga naar voetnoot453 dat is want den eenen mensch is des anderen duivel, en daarom hoeft hy niet te dencken dattet de luy swijghen sullen, want sy hoopen datter noch door d'een of d'ander middel een eynt van al dit grijpen komen sal.
Lieve.
't Is wonderGa naar voetnoot454 dat jy luy so praeten meught,Ga naar voetnoot455 ick woon alsoo welGa naar voetnoot456 te Nieukoop als jy luy doet, ick hoorder soo niet over klagen, en hy doet mijn oock niet te kort, en daerom meijn ick oock dattet maer een deel beuselingenGa naar voetnoot457 sijn, daer je hooft mee breeckt:Ga naar voetnoot458 want datter wat an was, de Heer van Nieukoop sou hem wel straffen.
Meynr.
Ick meen vastelijckGa naar voetnoot459 Lieven buer, dat de Heer mee van de buyt deelt,Ga naar voetnoot460 en dat hy hem daerom an hout,Ga naar voetnoot461 om 't proffijtGa naar voetnoot462 datter of komt, want 't is de Heer genoeg bekent,Ga naar voetnoot463 maer hy wilt niet weten (maer de Heer mach hem by de boeren veynsen,Ga naar voetnoot464 soo als hy wil 't gaet gelijck den Italiaeder [sic]Ga naar voetnoot465 seyt. Mà il tempo fara tutò à lùceGa naar voetnoot466) Hy wist immers self wel te seggen doen de SecretarisGa naar voetnoot15 doot was, had ick jou dien langen duyvel opgeholpen hy hadie wel allegaer opgeslockt,Ga naar voetnoot467 dat was een teyckenGa naar voetnoot468 dat hy hem wel kende, hy was oock in den Haegh genoegh bekent, sy wisten | |
[Folio B1v]
| |
derGa naar voetnoot469 wel wat specy,Ga naar voetnoot470 hy de boeren van Bodegraven overelevertGa naar voetnoot471 hadde; en hadd sijn wijfs vaer, met die van Leyen niet voor hem eloopen,Ga naar voetnoot472 't sou hem al suer op ebroocken hebben. Maer je sultet van stick tot stick,Ga naar voetnoot473 soo Melten buer tegens mijn eseyt heyt, in sijn tweede deel vant Nieukoops praetje hebben, en hoe hy t' 7 Hoven 1400 gulden ehadt heeft, soo dat icker nu mijn hooft niet over breecken mach, daer nu meer of te praten, maer dat kan ick niet vergeten, Lieven buer, datje seght dat jy der niet van en hoort, daer nochtans alle Menschen van hem weten te spreecken.
Lieve.
Maer men moet soo allemans praet niet looven, alsment self niet en bevindt, of men moet altijdt seecker weten dattet waer is.
Meynr.
't Is buyten alle twijfel waer, want doen wy noch daer in de kroegh saten by de Brandewijn, quammer noch een by ons, die vertelden ons hoe dat hy aen 't Dorp was eweest, om sijn wicht te laten ijcken,Ga naar voetnoot474 hy sey hoe soet dat de Burghmeysters en welboren mannen der uyt, sagen, se hadden de Wijn by heele botter koppen vol e droncken,Ga naar voetnoot475 en ondertusschen lieten sy den Ballju toe, dat hy de luy 4 mael soo veel of nam van ijcken als hem toe quam, te weten, daer de keurenGa naar voetnoot476 seggen dat hem van yder pont dat nieutGa naar voetnoot477 is, toekomt een oort van een stuyver, nam hy een heele stuyver, en van de gewichten die den voorgaenden ijck hadden, dat hem toe komt een duyt, nam hy een halve stuver, dat was de foeyGa naar voetnoot478 van de of gaendeGa naar voetnoot479 Burghmeysters, maer Melten en Goosen, sullent alles perfecktGa naar voetnoot480 in orden stellen, en hoe hy de man uyt de Noortse buert, die een kleyn schuytje, met wrackeGa naar voetnoot481 estrickenGa naar voetnoot482 ehaelt hadde, ontrent 40 gulden of knevelde,Ga naar voetnoot483 en hoe hy de boeren in haeckGa naar voetnoot484 e knevelt heyt, en dan van die Jongman van Woerden, die in de graftGa naar voetnoot485 verdroncken was, hoe hy die van de stichse kant,Ga naar voetnoot486 op Hollandt liet brengen van sijn diender, dat sullense wel soo perfeckt beschrijven, dat ik niet anders loof Lieven buer, of je selt met ons mee wel aenvallen.Ga naar voetnoot487
Lieve.
Ick mach sien als ter is, hoe 't mijn anstaet, maer ondertusschen woud ick wel datje jou self wat gerust stelde, en hadt een goet gevoelen van de Heer van Nieukoop, en van sijn Ballju, want die seyt self soo ick hoor dat hy noch wel goet worden sal, mochten de luy maer met patientie de tijdt verbeyen.Ga naar voetnoot488
Coen.
Wy sullen ons selven gerust stellen, soo veel moogelijck is, en Melten heeft mijn oock geseyt, dat hy noch wel een maent wachten sal, eer hy syn 2 de deel van 't buer praetje, voor den dagh sal brengen. Op hoop of den Heer den Ballju of setten, maer so hy hem niet of en set, soo zal hy 't maecken dat men van de Heer en zijn Balju over al in Hollandt Seelant, en 't sticht van Wtrecht, sal weten te spreecken. | |
[Folio B2r]
| |
't Heerschop.
Wel Schippers, ick heb met verwonderingh jou luy praet gehoort: is Advocaet 7 Hoven soo een man, soo hout hy sijn ouwe partenGa naar voetnoot489 noch, ick beloofje, ick salt datelijck uyt schrijven, en gevent mijn Buerman, die sal 't datelijck drucken, en stieren hem daer een thuys, soo mach hy weten wat de luy after sijn rugh al praten.
de Weert.
Dats seecker goet mijn Heer, hoewel ick niet veel profijt van sulcke praters heb, want sy drincken niet veel, soo heb icker noch lust in ehadt, mijn dunckt datse de kamer noch weerdigh sijn.
't Heers.
Dat sijnse al, maer nu de praet uyt is, mogense eens te rijckelijcker drincken, 't is doch een kroeg-praetje:
Meynr.
Dat sullen wy wel doen, avous weert, ick brenght jou eens en haeldt je scha eens in. Chi vuol fare male besoigne guardare la pene.Ga naar voetnoot490 dat is Den quaet doender moet de straffe vreesen. | |
Het Reghthuys te Nieuwkoop uit 1628 met het opschrift Discite iustitiam
(uit: Nieuwkoop beelden en fragmenten, p. 18) Keur van Johan de Bruyn van Buytewech van 1645 tegen o.a. het verspreiden van pamfletten (art. 10). De keur is op 27 en 28 januari 1646 door de bode, Lambert Jacobsz, aangeplakt aan het raadhuis te Nieuwkoop, bij de kerk te Noorden en aan het huis van de bode van Achttienhoven.
(Keuren (...) van de Heerlykheid Nieukoop en Noorden. Amsterdam 1756, p. 77-78.) |
|