Lanceloet en het hert met de witte voet
(1984)–Anoniem Lanceloet en het hert met de witte voet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |||||||||||||||
Enige opmerkingen over het handschrift‘Lanceloet en het Hert met de Witte Voet’ beslaat de bladzijden 188 recto tot 190 recto van het Haagse Lancelot-handschrift. Het is geschreven (in de voor dit manuscript gebruikelijke drie kolommen van circa zestig regels per kolom) door de voornaamste afschrijver. Het schrift lijkt snel en driftig neergepend; het maakt niet de indruk van een bedachtzaam, onpersoonlijk ‘schoon’-schrift. (Het is m.i. karakteristieker voor de man dan voor de schrijfschool.) Het verhaal is onderverdeeld in drie episoden, elk aangegeven door een aanvangshoofdletter over 5 à 6 regels (vs. 1: D, over zes regels, rood met blauwe opvulling en sprieten; vs. 137: O, over vijf regels, blauw met rood; vs. 479: D, zes regels hoog, blauw met rood). Het systeem van het handschrift geeft aan dat bij elke episode een marginale ‘titel’ behoorde, maar door het besnoeien der bladen (bij het laatste inbinden in de 18de eeuw, of al vroeger), is alleen maar die van de derde episode bewaard gebleven. Hij luidt in vertaling: Hoe Walewein Lancelot te hulp kwam en een gevecht voor hem leverde (zie p. 50). Dergelijke titels staan in een omlijstende streep met de normale inkt en het gewone schrift; door de tekst is later een rode lijn getrokken. Kleinere indelingen zijn aangegeven door paragraaftekens vóór de kolommen, afwisselend blauw en rood. De eerste hoofdletters van de kolommen zijn meestal wat zwieriger en hoger uitgewerkt (; dit is niet constant). In dit gedeelte van het boek is geen afstand gehouden tussen de hoofdletter en de tweede letter van iedere regel. Ook is er geen corrector aan het werk geweest: de enkele verbeteringen (zie de tekstcritische | |||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||
aantekeningen) zijn van de afschrijver zelf tijdens het afschrijven. Een scheur in de beneden-helft van blad 190 is slordig dichtgenaaid met een draad; op 190 recto loopt deze beschadiging vanuit vs. 838 (in kolom b) links naar beneden en schampt vs. 788 van kolom a. Gelukkig is er geen tekstverlies. Bedenkelijker is de onregelmatige hap die verdwenen is uit blad 188 (beneden-helft, buitenkant). Hier moest ik een poging doen tot tekstreconstructie, zie p. 29. | |||||||||||||||
Opmerkingen over de tekstUitdrukkelijk moet vooropgesteld worden dat deze tekstuitgave zich niet eigent als basis voor linguistisch onderzoek daar de spelling wat betreft i, j, u en v gesystematiseerd is naar ons moderne taalgebruik, en de afkortingen stilzwijgend zijn opgelost. De twee vormen van de s (de ‘hoge’ en de ‘gewone’) zijn tot éen teruggebracht; ook hebben eigennamen hoofdletters gekregen. Het (afgeleide) systeem van afkortingstekens blijkt conventioneel en niet zeer gevarieerd. Het valt als volgt samen te vatten:
| |||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||
Geïsoleerde gevallen zijn: sp̅c̅t = sprect (vs. 606); qa = quam (vs. 484); pt = pa(e)rt (vs. 511 en vs. 781).
Met het laatste woord belanden wij in een kleine moeilijkheid bij vs. 677: hs. heeft daar ps voor de genitief-vorm. In dit laatste geval koos ik perts: de zinsmelodie leek mij daarom te vragen. Echter - daarmee zijn wij midden in het probleem van de toch steeds subjectieve vocaal-keuze bij de oplossingen, ondanks alle zorg en reflectie. Omdat ‘harde’ (bijwoord van graad) voluit is geschreven in 40, 131, 722 en 749, loste ik constant op h'de = harde. ‘Part’ (de viervoeter) is voluit geschreven in 225; dit beinvloedde mijn keus in 511 en 781 - doch zie hierboven het geval ‘perts’ in 677. ‘Margen’ (ochtend) staat voluit in 707 en is bevestigd door het onvoltooide ‘marge’ van 779. Idem voluit: ‘boegard’ (320), ‘waer wart’ (494) ‘thusward’ (107), ‘ward’ (689), ‘har’ (362), ‘hars’ (383), ‘harre’ (56, 630, 654; doch: ‘hare’ 58, 263, 268, 319 en meer). Voluit: ‘naer’ (vs. 6, 95), ‘waer’ (156, 416), ‘onvervaert’ (493 - doch: ‘onv'vard’ in 175), ‘claer’/‘haer’ in rijm 613/4. Nergens voluit: ‘m'’ (doch), ‘d'r’ (bijwoord - wèl eenmaal ‘dare’ in 715); ‘sw'd’ (wapen). Het rijm kan in deze kwestie niet altijd de doorslag geven, vgl.: ‘sw'de’: ‘begerde’ (185/6), maar ‘sw'de’: ‘eerde’ (253/4). Vergelijk bovendien: ‘seer’: ‘nemb'mer’ (505/6) en ‘onvervaert’: ‘waer wart’ (493/4). Het resultaat van deze bevindingen is geweest: het systema- | |||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||
tiseren van' tot er heb ik niet aangedurfd; naar aanleiding van overeenkomstige voluit geschreven woorden koos ik ook ar en aer. Daartegenover durfde ik toch niet zo ver te gaan eveneens eer en or te kiezen. Dit leidde tot ‘antw'de’ = antwerde 424, 433, 522, 594, 703 en 817, ofschoon ‘antworde’ voorkomt in 526. Het leidde ook tot de keus ‘w'den’ = werden (verbum) met praesens ‘w'd’ = werd en praeteritum ‘w'd’ = ward. Bevredigender was de uitkomst ten opzichte van het persoonlijke voornaamwoord hen: hem in (dubbelzinnige) afkorting: ‘hē’. Uit het voluit schrijven: ‘hem’ (492, 737, 787), ‘hen’ (324, 393, 653, 682, 851) openbaarde zich de regel: ‘hem’ is enkelvoud, ‘hen’ meervoud. Sommige woorden kunnen zich op consequente schrijfwijze met twee afkortingstekens beroemen: ‘ioncf'.’ (éenmaal ‘ioncfrouwe’ in 262); ‘cō.’ (coninc); (niet zo constant is ‘coni̅g̅'.’ voor coninginne). Lanceloet en Walewein presenteren zich als ‘lanc'.’ en ‘wal'.’ Walewein is nergens voluit geschreven; er is een aanwijzing voor de verbogen datief-vorm in het rijm 87/8: ‘wal'.’: ‘pleine’. Eénmaal vinden wij ‘lanceloet’ voluit (258) en eenmaal de verbogen datief-vorm ‘lancelote’ (557). Dit noopte mij althans in de derde naamval deze vierlettergrepige vorm te accepteren, zelfs al vond ik die rhythmisch lelijk; voor de accusatief-vorm heb ik èn ‘Walewein’, èn ‘Lanceloet’ gebruikt (het rhythme gaf mij m.i. daarin gelijk). De klank van oe in Lanceloet blijkt uit de consequente rijmen: oo. Dit wil in het geheel niet zeggen dat de af-schrijver van de tekst ook maar een poging gedaan heeft om oo-klank en oe-klank in spelling te differentiëren: vgl. als andere uiterste ‘vote’ (voet) in vs. 30 en ‘done’ (doen) in vs. 790. De middeleeuwse ‘romeinse cijfers’ zijn overgebracht in ons moderne systeem. | |||||||||||||||
De interpunctieDe interpunctie in de uitgave is een poging van mij om de gedachtengang wat overzichtelijker te maken; zij heeft dus | |||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||
geen bindende kracht en ik acht haar zelfs niet in alle opzichten bevredigendGa naar voetnoot1. Slechts op drie plaatsen (misschien vier) word ik door de afschrijver gesteund. (D.w.z. het handschrift heeft geen verdere interpunctie - met de versregel als kleine eenheid en daarachter een korte pauze komt men bij langzaam lezen tot een globaal goed begrip van de tekst.) Er is in vs. 298 een in het oog vallende spatie tussen ‘soude’ en ‘doe’; in 581 heeft het hs. een punt tussen ‘wille’ en ‘doe’, idem in 583 tussen ‘wonstuse’ en ‘iaic’ (in deze twee gevallen zou men werkelijk van leestekens kunnen spreken). De punt achter vs. 836 lijkt mij toevallig. | |||||||||||||||
De uitgave van Jonckbloet ten opzichte van dezeIn Jonckbloet's volledige editie van het Haagse Lancelot-handschrift vindt men uiteraard ook onze tekst, en wel als vss. 22271-23121 van het Derde Boek (d.i. pp. 151-157 van het Tweede Deel). Het doet niets af aan mijn zeer grote bewondering voor Jonckbloet's reuzenarbeid wanneer ik moet opmerken dat Jonckbloet in deze 851 regels meer dan 70 maal van het handschrift is afgeweken zonder dit in zijn collatie te vermelden. (Ik spreek dan niet over zijn oplossingen van afkortingen, waarbij hij weer op andere wijze inconsequent is dan ik.) Jonckbloet heeft de verloren tekst op 188 verso niet gereconstrueerd - hij had er m.i. de tijd niet toe. Als ik meen dat mijn reconstructie van het hiaat op 188 recto een verbeterde editie is van de zijne, schrijf ik dat eveneens op rekening van het feit dat het veel tijdsbesparing betekent te kunnen voortbouwen op het pionierswerk van een grote voorganger. Dit geldt trouwens voor mijn uitgave in haar geheel. | |||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||
Bij de zesde en zevende drukBehoudens een aanvulling in de bibliografische lijst zijn deze drukken gelijk aan de vorige.
Maartje Draak
Najaar 1979
|
|