Lanceloet. De Middelnederlandse vertaling van de Lancelot en prose overgeleverd in de Lancelotcompilatie. Pars 3
(1992)–Anoniem Lanceloet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
's-Gravenhage, kb, 129 A 10, fol. 30R (verkleind); Lanceloet, vs. 10971-11152.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Korte inhoud van het voorafgaandeTijdens een jachtpartij op de achtste dag na Pinksteren poogt een huilende ridder (Bohort incognito) de koningin te ontvoeren. Drie van haar begeleiders - Keye, Sagrimor en Dodineel - worden door hem uit het zadel gestoten. De vierde, Lanceloet, maakt zich op voor het beslissende tweegevecht als een bejaarde jonkvrouwe, de ‘quene’, tussenbeide komt. Zij verzoekt Lanceloet haar te volgen en staat hem ternauwernood toe de koningin te verdedigen. Lanceloet steekt de aanvaller van zijn paard en redt zo zijn geliefde. Hij raakt daarbij ernstig gewond, maar rijdt toch de ‘quene’ achterna. Met haar overgebleven begeleiders en de gewonde ridder gaat Genevre naar ‘der Elvinnen Fonteine’. Sagrimor en Dodineel worden op eten uitgestuurd. Nadat hun wegen zich gescheiden hebben, belanden zij beide in gevangenschap. Lanceloet ontmoet Griffoen en staat hem zijn wapenrusting af, alvorens de ‘quene’ weer te volgen. Griffoen draagt het afgehouwen hoofd van een verslagen ridder aan zijn zadelknop mee. Dit zorgt voor grote opschudding als hij even later de koningin en haar gezelschap tegenkomt. Zij vreest dat deze ridder in Lanceloets wapenrusting haar minnaar verslagen heeft en zijn hoofd nu als trofee meevoert. Keye wordt op onderzoek uitgestuurd, maar Griffoen overwint hem. Hij neemt de Arturridder gevangen, zodat de koningin van verder nieuws verstoken blijft. Terwijl Lanceloet en zijn leidsvrouwe onderdak vinden op een plaats waar zij zullen verblijven tot Lanceloet hersteld is, keert Genevre met de gewonde ridder ontredderd naar het hof terug. Zij vertelt Artur en de anderen van haar belevenissen. Haar vermoeden dat Lanceloet dood is, doet Walewein besluiten met negen andere ridders op queeste te gaan om zekerheid omtrent Lanceloets lot te verkrijgen. De tien zoekers blijven bij elkaar tot zij bij het zwarte kruis komen. Nadat uit een gebroken-zwaardtest is gebleken dat geen van de tien de uitverkoren Graalheld is, gaat de groep uiteen. De afspraak is dat zij elkaar na een week weer treffen. Gedurende deze week worden Keye, Sagrimor en Dodineel bevrijd door respectievelijk Aglovael, Walewein en Hestor, zodat op de afgesproken dag dertien ridders samenkomen. Aangezien geen van hen iets over Lanceloet vernomen heeft, besluit men dat ieder afzonderlijk de zoektocht zal hervatten. Walewein bereikt, na samen met Hestor tevergeefs geprobeerd te hebben een avontuur te volbrengen dat aan Lanceloet voorbestemd is, de Graalburcht. Zijn oneerbiedige reactie op de verschijning van de Graal is er de oorzaak van dat hij de volgende morgen na een avontuurlijke, maar onaangename nacht weinig eervol uit het kasteel verwijderd wordt. Op zoek naar Lanceloet beleven Hestor, Mordret, Agravein, Gurreës en Gaheret tal van avonturen, die hoofdzakelijk het redden en helpen van jonkvrouwen betreffen. Zij vernemen geen nieuws over Lanceloet. Agravein en Gurreës worden gevangengenomen door Sornahan. Gaheret bevrijdt zijn twee broers en gedrieën staan zij hertog Cales bij in de strijd tegen zijn zoons. (Lanceloet, vs. 1-10740; vgl. M ii, liii, 1 - M iv, lxxii, 64; S iv, 301/11 - S v, 59/1 en K ii, 219/20 - 318/16) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10741[regelnummer]
Nu doet davonture verstaen,Ga naar margenoot+
Alse die gesellen waeren gegaenGa naar margenoot+
In die queste, als gi mocht horen
10744[regelnummer]
In die avonture hier te voren,
Die van Kameloet waren gesceden
Ende hare queste begonden leden,
Dattie coninc in gepense swareGa naar margenoot+
10748[regelnummer]
Ende tonpayse bleef om die niemare
Die hi van Lancelote hadde verstaen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W10741 davonture: ‘het verhaal’. 10743 queste: ‘zoektocht’. 10744 In... voren: ‘eerder in het verhaal’. 10745-6 Die... leden: deze regels vormen een bijstelling bij gesellen (vs. 10742). 10746 begonden leden: ‘begonnen uit te voeren’. 10747 Dattie sluit over vs. 10742-6, die een bijw. bijzin van tijd vormen, heen aan op vs. 10741. Het is ook mogelijk dat het woord aansluit op queste in vs. 10743. 10747-8 in... bleef: ‘verzonken in bedroefd gepeins en verdrietig achterbleef’. 10748 die niemare: ‘het bericht’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T10741 De overgang tussen twee episodes wordt in de Lancelot en prose gekenmerkt door formules als ‘Ore se taist li contes de...’ en ‘Or dist li contes...’. Door de afwezigheid van een vertellend ‘ik’ lijkt het verhaal zichzelf te vertellen. De vertaling neemt deze vertelwijze meestal over, vgl. Inleiding, hfst. 2, par. 4. 10742-3 Sinds een oude vrouw hem wegvoerde van de koningin en haar jachtgezelschap is Lanceloet verdwenen (zie Dl. iv, vs. 166-314). Aan het hof vreest men voor zijn leven, omdat de koningin een ridder gezien heeft die Lanceloets wapenrusting aanhad en die een hoofd, dat veel op dat van Lanceloet leek, aan zijn zadel had hangen (Dl. iv, vs. 1280-1387). Een groep van tien ridders onder leiding van Walewein (zie vs. 10742: die gesellen) zweert Lanceloet te zoeken gedurende een jaar en een dag (zie vs. 10743: die queste), vgl. Dl. iv, vs. 1665-1746. Het verhaal heeft geruime tijd gesproken over de belevenissen van deze ridders (zie Dl. iv, vs. 1746-5530 en Dl. v, vs. 5531-10740) en maakt nu via de overgangsformule een sprong terug in de tijd naar het moment van hun vertrek. 10743-4 De Lancelot en prose en de vertaling hanteren een beperkt aantal standaardzinnen voor prospectieve en retrospectieve verwijzingen naar andere delen van het verhaal. Deze terugverwijzing naar Dl. iv, vs. 1733-1746 is een voorbeeld van een dergelijke formule. 10745 Kameloet is één van Arturs hofplaatsen. 10747-50 Het Ofr. legt hier expliciet uit waarom de koning Lanceloet dood waant: ‘car bien cuidoit qu'il fust occis par la novele que la roine li avoit dit’ (M iv, lxxiii, 1; S v, 59/3-4). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Hi hiltene over doet sonder waen.
Hi weende ende was drove van desen
10752[regelnummer]
Gelijc ocht hi sijn vader hadde gewesenGa naar margenoot+
Ende seide dat hem vor die tijt niet
So groete scade nie en was gesciet
Noch geen verlies toe en quam so groet
10756[regelnummer]
Bi allene eens mans doet.
Ga naar margenoot+ Na desen sprac die coninc vortGa naar margenoot+
Ter coninginne dese wort:
‘Ic hadde liever, bi mire trouwe,
10760[regelnummer]
Dat ic hadde verloren, vrouwe,
Dat conincrike van Logers al
Ende al mine neven groet ende smal,Ga naar margenoot+
Sonder Walewein allene,
10764[regelnummer]
Ende van al minen lande gemene
Die ene helecht geheellike.’
Ga naar margenoot+ Die coninginne seide: ‘Sekerlike,
Here, mine wondert niet vandien:Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W10750 hiltene over doet: ‘beschouwde hem als dood’. 10752 sijn: d.i. Lanceloets. 10754 scade... gesciet: ‘ellende nooit was overkomen’. 10761 Dat... al: ‘het gehele koninkrijk Logers’, vgl. T. 10763 Sonder: ‘met uitzondering van’. 10764 van... gemene: ‘van mijn gehele rijk’. 10765 helecht: ‘helft’. 10767 mine... niet: ‘dat verbaast mij niet’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T10761-5 Arturs koninkrijk Logers, het gebied waarover hij als vorst direct de macht uitoefent, wordt hier onderscheiden van zijn gehele rijk (vs. 10764: al minen lande gemene), waartoe ook de leengebieden behoren. 10763 Als Arturs neef en als voorman van de Tafelronderidders bekleedt Walewein een zeer vooraanstaande positie aan het hof. Zijn onmisbaarheid wordt hier zowel in het Ofr. als in de vertaling bevestigd door het feit dat Artur hem uitsluit van de personen die hij liever zou verliezen dan Lanceloet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10768[regelnummer]
Ga naar margenoot+ U hof was vernaemt ende ontsien
Bi sire namen in allen steden
Ende bi sire doechdechticheden
Meer dant sal wesen nu mere
10772[regelnummer]
Bi X den besten ridders, here,Ga naar margenoot+
Die in u hof sullen wesen.’
Jonge ende oude waren van desen
Drove ende tonpayse utermaten
10776[regelnummer]
Ende hebben lachen ende spelen gelaten.
Ga naar margenoot+ Si seggen oc sine weten niet waleGa naar margenoot+
Hoe davonturen vanden Grale
Thoefde moegen worden bracht vort an,
10780[regelnummer]
Na dien dat doet es die selve man
Daer si alle ontbeidden naer.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W10768 vernaemt: ‘vermaard’; ontsien: ‘gerespecteerd’. 10769 namen: ‘faam’; in allen steden: ‘overal’, te verbinden met vs. 10768. 10770 doechdechticheden: ‘voortreffelijke daden’. 10771 nu mere: ‘van nu af’. 10772 X den besten ridders: dit kan zowel ‘de tien beste ridders’ als ‘tien van de beste ridders’ betekenen. Vanwege het Ofr. (M iv, lxxiii, 1: ‘.X. des millors chevaliers’ en BN 122, F. 109R,a, r. 31-32: ‘.X. chevaliers des milleurs’) verdient de tweede mogelijkheid de voorkeur. 10775 tonpayse: ‘verdrietig’, ‘ongelukkig’. 10776 spelen: ‘zich vermaken’. 10779 Thoefde... an: ‘nu tot een (goed) einde gebracht kunnen worden’. 10780 Na dien dat: ‘nu’; die selve man: ‘juist die man’. 10781 ontbeidden naer: ‘op wachtten’. Vgl. T bij vs. 10778. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T10778 In het ‘Préparation à la Queste’-gedeelte van de Lancelot en prose wordt veelvuldig vooruitgewezen naar de Graal en de avonturen die de Graalqueeste met zich mee zal brengen. Tot op dit punt in het verhaal hebben de vooruitwijzingen bestaan uit opmerkingen van de vertelinstantie en uit voorspellingen aan ridders tijdens hun avonturentochten (zie bijv. Dl. iv, vs. 1939-44 en 2265-72). Walewein heeft een bezoek gebracht aan de Graalburcht en daar de Graal aanschouwd (vgl. Dl. iv, vs. 3671-3782). Hij heeft daarvan nog geen verslag uitgebracht aan Arturs hof, waar davonturen vanden Grale nog niet aangekondigd zijn. Het is daarom opmerkelijk dat de hovelingen hier weet hebben van de Graalavonturen en zelfs de hoop koesterden dat Lanceloet ze zou kunnen volbrengen (vgl. Kennedy 1986, p. 276-7). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Omtrent middach quam Lionel daer.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Alse die coninginne horde mare das
10784[regelnummer]
Dat Lionel gecomen was
Ende sine hadde versien,
Vernuwede har har seer mettien.
Ende si weenden alle medeGa naar margenoot+
10788[regelnummer]
Die daer waren tier stede.Ga naar margenoot+
Ende als hise alle sach wenen
Hine wiste niet wat si menen.
Ga naar margenoot+ Hi temayerde hem van desen;
10792[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hine es niet sonder grote vresen.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hi es toter coninginnen gegaen
Ende heeft hare gevraget saen
Waer omme die barone waren
10796[regelnummer]
So drove. Si seide sonder sparen:
Ga naar margenoot+ ‘Gi sullet weten alte tijt.Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W10783 horde mare das: ‘daarover bericht kreeg’. 10785 versien: ‘gezien’. 10786 Vernuwede... mettien: ‘deed haar smart zich daardoor met nieuwe kracht aan haar voelen’. 10790 menen: ‘bedoelden’, presens historicum, vgl. Stoett, par. 244. 10791 temayerde hem: ‘maakte zich ongerust’. 10795 barone: ‘edelen’. 10797 Gi... tijt: ‘u zult alles dadelijk horen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T10782 Het is onduidelijk waar Lioneel vandaan komt. De laatste keer dat hij genoemd werd, verbleef hij aan Arturs hof te Kameloet (zie M ii, l, 60; S iv, 296/13). Er wordt geen melding gemaakt van zijn vertrek van het hof of van zijn afwezigheid. 10786 Het verdriet van de koningin verergert bij de aanblik van Lioneel. Hiervoor zijn verschillende verklaringen denkbaar: (a) Lioneel is Lanceloets neef, diens vermeende dood zal hem zeer aangrijpen (vgl. vs. 10823-8); (b) Lioneel lijkt sterk op Lanceloet (vgl. vs. 12574-9), zodat zijn verschijning het beeld van haar geliefde Lanceloet oproept in de gedachten van de koningin (vgl. vs. 11094-106). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doet also dat gi ontwapent sijt.’
Ende hi ontwapendem thant.
10800[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Doe namen die coninginne bider hant
Ende leidene metter vart
Te haerre camere wart.Ga naar margenoot+
Ende alsi hem seggen soude
10804[regelnummer]
Die niemare, also houde
Gebrac hare herte ende cracht
Ende si viel neder in onmacht.
Ga naar margenoot+ Alse Lyonel dat hadde versien,Ga naar margenoot+
10808[regelnummer]
Hi namse in sinen arme mettien
Ende alsi was becomen een deel,
Doe seide tote hare Lyoneel:
‘Lieve vrouwe, segt mi
10812[regelnummer]
Waer of dese groete rouwe si.’Ga naar margenoot+
‘Lioneel, wildi,’ sprac die vrouwe,
‘Dat ic segge desen groten rouwe
Ende u over groete verlies?
10816[regelnummer]
Hi es doet, sijt seker dies,
Die over guede ende die scone,Ga naar margenoot+
Die beste die was onder dien trone;
Hi, na wien in allen manieren
10820[regelnummer]
Alle prouetsen moeten faelgieren,
Dat es u neve Lanceloet
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W10798 Doet also dat: ‘zorg dat’. 10804 Die niemare: ‘het nieuws (over Lanceloets vermeende dood)’; also houde: ‘op hetzelfde ogenblik’. 10805 Gebrac... cracht: ‘bezweek haar hart en (bezweek) haar kracht’. Vanwege het Ofr. (M iv, lxxiii, 2: ‘li cuers li serre’) is deze vertaling toepasselijker dan de mogelijkheid waarin hare indir. obj. is: ‘ontbrak het haar aan moed en kracht’. 10809 becomen een deel: ‘enigszins bijgekomen’. 10812 Waer... si: ‘wat de reden is van deze hevige smart’. 10814 segge: ‘vertel over’. 10815 over groete: ‘zeer grote’. 10817 over: ‘buitengewoon’; guede: ‘goede’, vgl. voor de ue < oe - wisseling Van Loey ii, par. 87 en Dl. iv, vs. 4348 (sluutmen < sloetmen). 10818 onder dien trone: ‘onder Gods troon (de hemel)’, ‘ter wereld’. 10820 Alle... faelgieren: ‘alle ridderlijke daden tekort moeten schieten’. Vgl. MNW 2, 773 en M iv, lxxiii, 2: ‘emprés qui toute prouesce doit faillir’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die ridder was sonder genoet.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Alse Lioneel dat verstont,
10824[regelnummer]
Hi dreef so groten rouwe tier stont
Ende weende ende dreef sulc mesbaer
Dat alle die lieden liepen daer.
Ga naar margenoot+ Die conincinne troestene sere doe,Ga naar margenoot+
10828[regelnummer]
Mar hi weende emmertoe.
Ga naar margenoot+ Hi vragede der coninginnen saen
Wat si van sire doet hadde verstaen.
Ende si vertelde hem nadien
10832[regelnummer]
Hoe si den ridder hadde gesienGa naar margenoot+
Al gewapent vor hare liden
Die hadde hangende tien tiden
Een hoeft an sijn gereide.
10836[regelnummer]
Ende si visierde hem ende seide
Hoese een ridder woude sonder waenGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W10822 genoet: ‘gelijke’. 10824 dreef... rouwe: ‘treurde zozeer’. 10825 dreef: ‘maakte’. 10827 conincinne: zie P/G. 10828 Mar... emmertoe: ‘maar hij bleef huilen’. 10833 Al gewapent: ‘geheel in wapenrusting gestoken’; liden: ‘langsrijden’. 10835 gereide: ‘zadel’. 10836 Ende... seide: ‘en zij beschreef en vertelde hem (d.i. Lioneel)’. Het is gezien het Ofr. (M iv, lxxiii, 3: ‘et li devise del chevalier qui...’) minder waarschijnlijk dat hem de ridder aanduidt. 10837 Hoese: ‘hoe (een ridder) haar’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T10827 De ingreep van de corrector (zie P/G) veroorzaakt een afwijking t.o.v. het Ofr., dat - net als de redactie van de kopiist - zegt dat de koning Lioneel troostte (vgl. M iv, lxxiii, 3; S v, 59/31). 10831-5 De ontmoeting waarnaar de koningin verwijst, wordt in Dl. iv, vs. 1345-62 en 1665-81 beschreven. De ridder draagt Lanceloets wapenrusting (zie Dl. iv, vs. 1280-1387). Het hoofd dat aan zijn zadel hangt, lijkt op Lanceloets hoofd. 10836-41 Deze gebeurtenissen worden beschreven in Dl. iv, vs. 53-237, 322-42 en 1564-8. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met crachte wech voren ende hadde gedaen,
Ne hadt hem Lanceloet niet benomen.
10840[regelnummer]
‘Ende die ridder es hier binnen comen
Ende leget hier siec,’ seide si.
Ga naar margenoot+ ‘Weetti wie hi es?’ sprac hi.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si antworde: ‘Nenic, bedi
10844[regelnummer]
Hi dect hem sere jegen mi.
Mar ic segt u wel,’ sprac die vrouwe,
‘Nie en dreef man sulken rouwe
Alse hi dreef doe hi seker was dasGa naar margenoot+
10848[regelnummer]
Dattie gene Lanceloet was
Daer hi jegen joesterde daer.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Lioneel seide tote hare daer naer
Dat hine gerne soude besien.
10852[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Si namen bider hant na dienGa naar margenoot+
Ende leiden daer. Ende alsi quamen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W10838-9 Met... benomen: ‘met geweld (wilde) ontvoeren en hij zou dat hebben gedaan, had L. het hem niet belet’. 10844 Hi... mi: ‘hij verschuilt zich in hoge mate voor mij’. 10845 Mar... wel: ‘maar ik zal u dit wel vertellen’. 10846 dreef man: ‘uitte iemand’. 10849 joesterde: ‘vocht met de lans’. 10853 leiden: ‘bracht hem’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T10850-1 Het Ofr. heeft hier een korte dialoog, waarvan alleen het begin in de vertaling terug te vinden is: (M iv, lxxiii, 3) ‘Certes, fait Lyonel, or le verroie volentiers, savoir se je le connoistroie. - Par foi, fait ele, et je vos i menrai volentiers.’ (vgl. S v, 59/40-41). Het is denkbaar dat door een ‘saut-du-même-au-même’ (via ‘volentiers’) ‘savoir... volentiers’ in de grondtekst van de vertaling weggevallen was. Vgl. ook Besamusca 1991, p. 85-89. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Te sinen bedde, si vernamen
Sijn ansichte gedect altoe,
10856[regelnummer]
Alse ocht hi slaepen woude doe.
Ende Lyoneel ginc daerin thantGa naar margenoot+
Ende vragede der joncfrouwen die hi daer vant
Ocht hi sliepe. Si sprac: ‘Neen hi, here,
10860[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi es tongemake sere:
Ga naar margenoot+ Hem ontspranc heden sine wonde
Ende hi bloedde lange stonde,Ga naar margenoot+
III werven ochte viere.’
10864[regelnummer]
Ende alsi spraken in deser maniere,
Ontspranc die ridder daer hi lach.
Ga naar margenoot+ Hi ontdect hem ende als hi sach
Lionele, doe seide hi:Ga naar margenoot+
10868[regelnummer]
‘Ay mi, lieve broeder, ay mi,
Wat sullen wie doen nu mere,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W10855 gedect altoe: ‘geheel bedekt’. 10860 Hi... sere: ‘hij is er zeer slecht aan toe’. 10861 Hem... wonde: ‘zijn wond sprong vandaag open’. 10862 lange stonde: ‘lange tijd’. 10865 Ontspranc: ‘ontwaakte (uit zijn sluimering)’. 10866 Hi ontdect hem: ‘hij kwam onder de dekens (of iets dergelijks) uit’, presens historicum, vgl. Stoett. par. 244. 10869 wie: in het tekstgedeelte van kopiist A treft men herhaaldelijk de varianten wie, sie en hie aan voor wi, si en hi. Deze Vlaamse dialectvariant wordt gewoonlijk door de corrector weggewerkt, vgl. Gerritsen 1976, p. 50 en bijv. vs. 11709, 11714 en 13279; nu mere: ‘nu verder’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T10861 De ridder heeft deze wond opgelopen bij zijn poging de koningin te ontvoeren. In een tweegevecht met de lans (zie Dl. iv, vs. 219-37) heeft Lanceloet hem doorstoken zodat ‘tyser bleec ter ander siden’ (vs. 236). 10868-70 De ridder is Lioneels broer Bohort (zie vs. 10874). Zij behoren tot het geslacht van de koningen Ban en Bohort. Hun neef Lanceloet is de leider en het grote voorbeeld van deze ‘clan’, die een eigen positie aan Arturs hof inneemt. Lioneel en Bohort zijn de vertrouwelingen van de koningin m.b.t. haar liefde voor Lanceloet (zie vs. 10923-4 en vs. 11179-90). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na dat doet es onse here?’
Ende sine wonde ontspranc metter vart,
10872[regelnummer]
Dat sijn bedde al bebloet wart.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Doe wart die coninginne das
Geware dat dat Behort was.
Ga naar margenoot+ Lioneel namen sonder beide
10876[regelnummer]
In sinen arm ende hi seide:
‘Broeder, swiget hier af met allen.Ga naar margenoot+
Of God wilt, dat en sal niet gevallen
Dat onse here teneger uren
10880[regelnummer]
Sterven sal bi sulker avonturen.
Ga naar margenoot+ Om Gode, berecht mi van desen
Ocht gi sult moegen genesen.’Ga naar margenoot+
‘Daer en es geen genesen an,
10884[regelnummer]
Es mijn here doet, mar nochtan
Leeft hi, ic segge dat ic sal
Sonder ersatre genesen al.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W10870 Na dat: ‘nu’; here: ‘leidsman’, d.i. Lanceloet. 10871 ontspranc metter vart: ‘sprong onmiddellijk open’. 10872 Dat: ‘zodat’. 10875-6 namen [...] In sinen arm: ‘omhelsde hem’. 10877 met allen: ‘te enen male’, ‘volstrekt’. 10878 Of God wilt: ‘als God het wil’; gevallen: ‘gebeuren’. 10879 onse here: zie 10870. 10880 Sterven sal: de conjunctief in het Ofr. (M iv, lxxiii, 4: ‘n'avandra que il par mesaventure muire’) wordt vertaald met sterven sal, zodat de indruk wordt gewekt dat Lanceloets vermeende dood bi sulker avonturen nog in de toekomst ligt, terwijl die - volgens L. en B. - al plaatsgevonden heeft; bi sulker avonturen: ‘door een of ander voorval’. 10881 berecht: ‘vertel’. 10884 nochtan: ‘daarentegen’. 10886 ersatre: ‘arts’; al: ‘volledig’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T10874 Nu hij niet langer probeert zich te verbergen wordt duidelijk dat de gewonde ridder Bohort, Lanceloets neef, is. Zijn poging de koningin te ontvoeren was de uitvoering van zijn belofte aan de dochter van koning Brangoire, vgl. M ii, xlviii, 12 en S iv, 267/28-32 en zie Inleiding, hfst. 3, par. 5.3. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die coninc ende die baroneGa naar margenoot+
10888[regelnummer]
Quamen daer in desen done
Ende alsi Bohorde hadden gesien
Worden si blide ende drove vandien.
Blide, om dat hi was vonden,
10892[regelnummer]
Ende si waren drove tien stonden,Ga naar margenoot+
Om dat si waren in vresen
Dat hi niet en soude moegen genesen:
Ga naar margenoot+ Hi was sere gewont sonder waen,
10896[regelnummer]
Na dattie meester dede verstaen.
Ga naar margenoot+ Die meester hadde sine wondenGa naar margenoot+
Altehant weder gebonden.
Die coninc ende die barone
10900[regelnummer]
Sceiden van hem na desen doene
Ende daer en bleef nieman inne
Sonder Lioneel metter coninginne.Ga naar margenoot+
In deser manieren lach Behort
10904[regelnummer]
Daer binnen siec die maent vort
Ende vele langer hadde gedaen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W10888 in desen done: ‘op dat moment’. 10896 Na... verstaen: ‘zoals de heelmeester meedeelde’. 10898 Altehant... gebonden: ‘weldra opnieuw verbonden’. 10900 na desen doene: ‘hierna’. 10902 Sonder: ‘behalve’. 10904 die maent vort: ‘de rest van de maand’ (vgl. M iv, lxxiii, 5: ‘plus d'un mois’). 10905 Ende... gedaen: ‘en hij zou veel langer ziek gelegen hebben’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T10897-900 In het Ofr. verzoekt de heelmeester na het verbinden van Bohorts wond de koning c.s. de gewonde te verlaten (M iv, lxxiii, 4): ‘et lor dist qu'il s'en aillent de laienz por la noise qui li fet mal.’ (vgl. ook S v, 60/18-19). Vgl. Besamusca 1991, p. 83-85. 10904 Gedurende een maand wordt Bohort te Kameloet verpleegd. In vs. 10947-11072 blijkt hij op de maandag na ‘Sinte Jans dage’ (vs. 10947-48, d.i. 24 juni) voldoende hersteld om een nieuwe queeste te beginnen. De periode van zijn verpleging beslaat de laatste week (of weken) van mei en het merendeel van juni. Vgl. de Bijlage bij de Inleiding. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En hadde die coninc geweest, die saen
Hem enen goeden meester gaf,Ga naar margenoot+
10908[regelnummer]
Die hem so onderwant dar af
Dat hi binnen VI male
Wandelen mochte inden zale.Ga naar margenoot+
Ende die coninc lach daer al stille
10912[regelnummer]
Alden tijt doer Bohorts wille.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hier en binnen hadde gerne die coninc
Bohorde gevraget ene dinc,
Die wile dat hi was daer inne:
10916[regelnummer]
Waer bi hi die coninginne
Wech wilde leiden. Mer hiGa naar margenoot+
Ne dorste ende hi liet, bedi
Dat hine gram waende maken also.
10920[regelnummer]
Die conincinne bleef emmertoe
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W10906 En... geweest: ‘als de koning er niet geweest was’; saen: ‘onmiddellijk’. 10908 Die... af: ‘die zich daarvoor (voor Bohorts genezing) zo inzette’. 10909 male: ‘etmalen’, ‘dagen’. 10911 lach daer al stille: ‘resideerde daar (te Kameloet)’. 10912 doer Bohorts wille: ‘omwille van Bohort’. 10913 Hier en binnen: ‘in die tijd’. Dit is bijw. bep. van tijd die in de bijw. bijzin vs. 10915 nader aangeduid wordt. 10915 Die wile dat: ‘terwijl’. 10916 Waer bi: ‘waarom’. 10918 liet: ‘deed het niet’. 10918-9 bedi... also: ‘omdat hij meende hem daardoor kwaad te maken’. 10920 conincinne: vgl. P/G; emmertoe: ‘voortdurend’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met hem ende dede hem geselscaps vele
Metten meester ende met Lyonele.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si dreven onder hem drien dagelike
10924[regelnummer]
Haren rouwe al heimelike.
So groten rouwe dreef die coninginne
Dat sijs cume bleef in haren sinne
Ende tote haerre groter droefhedeGa naar margenoot+
10928[regelnummer]
At si luttel ende dranc mede.
Ende si wart so mesmaect binnen desen,
Eer Bohort mochte genesen,
Dat si moeste sonder sage
10932[regelnummer]
Siec liggen wel XV dage.Ga naar margenoot+
Ende die coninc was om die sake
Herde sere tongemake,
Bedi hine was niet vroet das
10936[regelnummer]
Dat doer Lanceloets wille was,
Ga naar margenoot+ Bedi si hadde haer eenparlikeGa naar margenoot+
Daer of gedect vroedelike.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W10921 dede... vele: ‘hield hem vaak gezelschap’. Deze vertaling lijkt de voorkeur te verdienen boven ‘bewees hem vele (vrienden)diensten’ (vgl. MNW 2, 1635 bij d) vanwege het Ofr. (M iv, lxxiii, 5: ‘li faisoit compaingnie’), hoewel zij enigszins in tegenspraak is met emmertoe in vs. 10920. 10923 onder hem drien: ‘met z'n drieën’. 10923-4 dreven [...] Haren rouwe: ‘gaven uiting aan hun smart’. 10926 Dat... sinne: ‘dat zij er bijna haar verstand door verloor’. 10927 tote: ‘in’ (vgl. MNW 8, 610 bij 9, waar dit vers als enige voorbeeld wordt geciteerd). 10928 At... mede: ‘at zij weinig en dronk zij ook weinig’. 10929 mesmaect: ‘verzwakt’; binnen desen: ‘in die tijd’. 10931 sonder sage: ‘ongelogen’, ‘waarlijk’. 10934 tongemake: ‘ongerust’. 10935 Bedi... das: ‘want hij wist niet’. 10936 doer Lanceloets wille: ‘vanwege L.’. 10937-8 Bedi... vroedelike: ‘want zij had dat wijselijk constant verborgen gehouden’. Verdam vertaalt vrijer: ‘zij had nooit de liefde voor Lancelot laten blijken’ (MNW 2, 109 bij 6b). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 232]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat hof was tongemake doe
10940[regelnummer]
Om Lanceloets wille ende daer toe
Om die ridders die waren
Lancelote te sokene varen,Ga naar margenoot+
Daer men niet af en wiste tien tide,
10944[regelnummer]
Ende om die coninginne ob ander side,
Die siec was, dat si niet ne conden
Elc andren beraden tier stonden.
Ga naar margenoot+ Daer na geviel op enen maendach,Ga naar margenoot+
10948[regelnummer]
Die naest Sinte Jans dage lach,
Dattie coninc was geseten
Ter taflen ende soude gaen eten.
Ende als tirste gerechte was comen,
10952[regelnummer]
Hebben si daer binnen ene joncfrouwe vernomen,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W10939 tongemake: ‘verontrust’, zie ook de aant. bij vs. 10945-46. 10942 Lancelote... varen: ‘uitgetrokken om L. te zoeken’. 10943 niet: ‘niets’. 10944 ob ander side: ‘anderzijds’. 10945-6 dat... stonden: ‘zodat zij (de hovelingen) elkaar toen niet konden bijstaan’. Deze bijzin sluit aan bij vs. 10939, waar wellicht so tongemake moet worden gelezen vanwege het Ofr. (M iv, lxxiii, 5): ‘si sont en torment povre et riche, si que li uns ne set l'autre conseillier’ (zie ook S v, 60/37-38). 10948 naest: ‘vlak na’. 10951 comen: ‘opgediend’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T10941-2 Zie T bij vs. 10742-3. 10948 Sinte Jans dage: de gedenkdag van Johannes de Doper, 24 juni. Het was in de middeleeuwen gebruikelijk het jaar in te delen aan de hand van heiligendagen en kerkelijke feesten. Het Ofr. geeft hier wat meer informatie (M iv, lxxiii, 6): ‘I. poi aprés feste saint Jehan que Boorz fu auques gariz et il pot porter armes, avint par un lundi (...)’ (vgl. S v, 60/38-39). 10949-50 Het Ofr. (M iv, lxxiii, 6) beschrijft hier de tafelschikking: ‘li rois fu assis au mengier au plus haut dois et aval la sale furent assis li baron dom il i avoit mains prodome’ (vgl. S v, 60/39-41). Vgl. Besamusca 1991, p. 91-95. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 233]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die den coninc groette met joyen
Vander vrouwen halven van Galoye.
Ende die coninc pensede so sware
10956[regelnummer]
Dat hi niet en horde na hare.
Altehant waende die joncfrouwe dasGa naar margenoot+
Dat al bi onwerden was
Ende keerde weder altehant,
10960[regelnummer]
Ga naar margenoot+ So dat si in haren wech vant
Lucan den bottelgier, die hare
Vragede wat hare wille ware.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ ‘Ic quam hier,’ seit si, ‘om ene dinc,
10964[regelnummer]
Dat was om te spreken den coninc
Vander vrouwen halven die es
Vrouwe van Galoye, des sijt gewes,
Ende hine prijst mi so wale nietGa naar margenoot+
10968[regelnummer]
Dat hi jegen mi spreket iet.’
Ga naar margenoot+ Lucan seide: ‘Ay, lieve joncfrouwe,
Ic segge u bi mire trouwe
Dattie coninc dat niet ne dedeGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W10953 met joyen: ‘hartelijk’. 10954 Vander vrouwen halven: ‘namens de vrouwe’. 10955 sware: ‘diep’. 10956 horde na hare: ‘luisterde naar haar’. 10957 Altehant: ‘direct’; waende [...] das: ‘dacht’. 10958 Dat... was: ‘dat het (het feit dat de koning niet naar haar luistert) geheel uit minachting voortkwam’. Vgl. MNW 5, 1552. 10959 Ende... altehant: ‘en (zij) keerde onmiddellijk om’. 10961 bottelgier: ‘opperschenker’. 10967 Ende... niet: ‘maar hij acht mij niet zo hoog’. Vgl. MNW 6, 691 bij 2. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T10954 De vrouwe van Galoye en de jonkvrouwe die als haar boodschapster fungeert zijn nog niet eerder in het verhaal voorgekomen. Uit het vervolg (vs. 10990 en vs. 11021-3) blijkt dat Artur de leenheer is van de vrouwe. Als zodanig is hij verplicht haar bijstand te verlenen bij de verdediging van haar gebied. 10961 Lucans epitheton den bottelgier (Ofr. ‘le Boutillier’) kenschetst hem als de (opper)schenker, een belangrijk ambt aan een middeleeuws hof (vgl. LMa 11, 518-9). Zijn benoeming tot dit ambt wordt in de Lancelot en prose niet beschreven. Het is zeldzaam dat Lucan ‘in functie’ gepresenteerd wordt, zoals hier, waar hij als hoffunctionaris - naast Keye - de aangewezen man is om de jonkvrouwe op te vangen en haar onder Arturs aandacht te brengen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 234]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10972[regelnummer]
Bi enichger onwardichede,Ga naar margenoot+
Mar hi es om die coninginne gram,
Die van haren bedde niet ne quam,
Des es meer dan ene maent geleden,
10976[regelnummer]
Daer si leget in groter siecheden.
Ontbeit, ic sal tote hem gaen.Ga naar margenoot+
Gi sultene spreken sonder waen.’
Lucan ginc tote hem ende seide: ‘Here,
10980[regelnummer]
Gi penst utermaten sere,
God geve dat u goet moete wesen.’
Ga naar margenoot+ Die coninc hief thoeft op na desenGa naar margenoot+
Ende vragede wat hi woude daer nare.
10984[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Lucan seide dat daer comen ware
Ene joncfrouwe diene spreken woude.
Ga naar margenoot+ Hi hietse doen comen also houde.
Ga naar margenoot+ Alsi quam si seide: ‘Here,Ga naar margenoot+
10988[regelnummer]
Die vrouwe van Galvoye groet u sere
Ende si ontbiedt u, here, bi mi,
Alse haren rechten here, dat gi
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W10972 Bi... onwardichede: ‘uit enigerlei minachting’. 10973 gram: ‘bedroefd’. 10975 Des: ‘dat’. 10977 Ontbeit: ‘wacht’. 10981 God... wesen: ‘God geve dat het (het peinzen) weldadig mag zijn voor u’. 10986 Hi... houde: ‘hij liet haar direct komen’. 10988 sere: ‘hartelijk’. 10989 ontbiedt u: ‘verzoekt u dringend’; bi: ‘via’. 10990 rechten here: ‘rechtmatige leenheer’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hare sint eenen ridder van tween
10992[regelnummer]
Die ic nomen sal - die eenGa naar margenoot+
Es Walewein ende die ander es
Lanceloet, here, sijt seker des -
Om te rechte te houdenne hare
10996[regelnummer]
Van ere dagen die hare gaet nare.
Ende en sindi hare den enen nietGa naar margenoot+
Van desen tween, si ontbiet
U bi mi, here, dat si sal
11000[regelnummer]
Hare clage verliesen al.’
Ga naar margenoot+ Die coninc antworde hare
Datter geen vanden II daer binnen en ware.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘So heeft al sonder sage
11004[regelnummer]
Mijn vrouwe verloren al hare clage,
Bedi ic segge over war dattie gene
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W10991 sint: ‘zendt’. 10995-6 Om... nare: ‘Om haar in haar recht(en) te handhaven in een geding dat haar aangaat’. Vgl. MNW 6, 1085-86 bij 2. 10998-9 ontbiet U bi mi: ‘verzekert u via mij’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daer si jegen heeft te done
Sulc ridder es, har ne soude moegenGa naar margenoot+
11008[regelnummer]
Geen ridder in die werelt genoegen,
Sonder die een van desen tween.’
‘Entrouwen,’ sprac die coninc, ‘haer negeen
Nes hier binnen, des hebbic rouwe.’
11012[regelnummer]
‘Ay God, here,’ sprac die joncfrouwe,Ga naar margenoot+
‘Waer moegen si dan wesen?’
Ga naar margenoot+ Die coninc antworde te desen:
‘Ic en can u niet berechten des,
11016[regelnummer]
Sonder datmen seit dat Lanceloet doet es,
Dat scade groet es mi namelikeGa naar margenoot+
Ende allen goeden lieden gemeenlike,
Ende Walewein, mijn neve, es gevaren
11020[regelnummer]
Om te wetene van hem niemaren.
Ende om dat ic sculdich bem ure vrouwen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11006 Daer... done: ‘waar zij tegenover staat (in het geding)’, ‘waar zij mee van doen heeft’. 11007-8 har... genoegen: ‘(dat) geen enkele ridder ter wereld toereikend zou kunnen zijn voor haar (d.w.z. in staat zou zijn haar tegenstander te verslaan)’. 11009 Sonder die een: ‘behalve één’. 11010 haer negeen: ‘geen van hen’. 11011 des hebbic rouwe: ‘dat spijt mij’. 11015 niet berechten des: ‘niets daarover vertellen’. 11017 Dat... namelike: ‘hetgeen voor mij persoonlijk een groot verlies betekent’. 11018 gemeenlike: ‘tezamen’. 11019 gevaren: ‘uitgetrokken’. 11020 niemaren: ‘nieuws’. 11021 sculdich bem: ‘verplicht ben’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Te helpene met goeder trouwen,Ga naar margenoot+
Te bescermen ende te bewaren hare lant,
11024[regelnummer]
Willic dat gi kiest thant
Wilke II ridders die gi wilt nu
Hier binnen ende vortse met u.’
Ga naar margenoot+ Die joncfrouwe pensede een luttel vortGa naar margenoot+
11028[regelnummer]
Ende sprac ten coninc dese wort:
‘Here, hort wat mi mijn vrouwe hiet:
En mochtic den enen hebben niet
Van desen II, dat ic weder quame
11032[regelnummer]
Ende ic en genen ridder en name,Ga naar margenoot+
Sonder of ic mochte hebben Bohorde.’
Ga naar margenoot+ Die coninc gaf hare daer af antworde:
‘U vrouwe hadde recht daer an
11036[regelnummer]
Dat si woude hebben dien goeden man,
Want vander ouden dat hi heeftGa naar margenoot+
Dunct mi dat geen beter en leeft.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11023 bewaren: ‘verdedigen’. 11025 Wilke: vormvariant van welke, vgl. Van Loey II, par. 15. 11026 Hier binnen: ‘hier’ (de jonkvrouwe mag kiezen uit de aan het hof aanwezige ridders). 11029 hiet: ‘opdroeg’. 11033 Sonder of: ‘tenzij’. 11035 hadde recht: ‘had gelijk’. 11036 goeden: ‘voortreffelijke’, ‘dappere’. 11037 ouden: ‘leeftijd’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11025 In het Ofr. (M iv, lxxiii, 7; S v, 61/28) is slechts sprake van één vrij te kiezen ridder. 11037 Terwijl Walewein duidelijk ouder is (vgl. Arturs doet, J Bk. iv, vs. 9619-24) bedraagt het leeftijdsverschil tussen Bohort en Lanceloet niet meer dan twee jaar. Als Lanceloet door de fee ontvoerd wordt is hij jonger dan drie (vgl. M vii, iva, 12; S iii, 22/11); Bohort is op dat moment negen maanden (M vii, iva, 1; S iii, 16/36). Mogelijk wordt Bohort toch als beduidend ‘jonger’ beschouwd, omdat hij veel later dan Lanceloet aan Arturs hof verscheen (vgl. M ii, xl, 8-25; S iv, 215-18). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende u es wel gesciet van desen:
11040[regelnummer]
Hi heeft hier binnen VI weken gewesen.’
Ga naar margenoot+ Si vragede waer bi dat ware.
Ga naar margenoot+ Die coninc antworde hareGa naar margenoot+
Dat hi hadde gelegen van ere wonde,
11044[regelnummer]
Daer hi af was genesen tier stonde.
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Ic bidde u, here, dat gi
Hem bidt dat hi vare met mi.’
Ga naar margenoot+ Die coninc ontboet Bohorde na dienGa naar margenoot+
11048[regelnummer]
Ende seide als hine hadde gesien:
‘Bohort, hier coemt ene joncfrouwe
Om hulpe tote mi op trouwe,
Die mi heeft gebeden te biddene u
11052[regelnummer]
Dat gi wilt met haren varen nuGa naar margenoot+
In hare vrouwen besichede.
Ende ic wane een ander mede:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11039 u es wel gesciet: ‘u heeft geluk’. 11040 hier binnen: ‘hier’, ‘in dit hof’. 11041 waer bi: ‘waarom’. 11043 Dat... wonde: ‘dat hij het bed gehouden had vanwege een verwonding’. 11045 bidde: ‘vraag’. 11048 als... gesien: ‘toen hij hem (Bohort) voor zich zag’. 11050 op trouwe: ‘met een beroep op de trouw die ik aan haar vrouwe verplicht ben (als leenheer)’, vgl. MNW 8, 736 bij 1. 11053 In... besichede: ‘in het belang van haar vrouwe’, vgl. MNW 1, 1038 bij 7. 11054 Ende... mede: ‘maar ik vermoed bovendien iets anders’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11047 In plaats van dit bondige vs. heeft het Ofr. hier (M iv, lxxiii, 8): ‘(priez li que il s'en reviengne o moi) - Par moi, fait il, volentiers.’ Puis conmande Lucan qu'il l'amaint es chambres la roine, si mangera; et il si fait. Aprés mengier vint li rois a Boort (et li dist)’, vgl. S v, 61/36-39. Vgl. voor het weglaten door de vertaler van dergelijke beschrijvingen Besamusca 1991, p. 76-89. 11050 op trouwe: deze woorden, die verwijzen naar de plichten van de leenheer, ontbreken in het Ofr. (M iv, lxxiii, 8; S v, 61/40-41). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat gi niet wel ne sijt genesen.’
11056[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Bohort antworde te desen:
Ga naar margenoot+ ‘Al en ware die joncfrouwe hier niet comen,Ga naar margenoot+
Ic soude orlof hebben genomen
Binnen den andren dage ende hebben gevaren
11060[regelnummer]
Om te wetene ocht ic niemaren
Mocht hebben vernomen van Lancelote, daer mi na langhet sere.
Als die joncfrouwe wille, here,Ga naar margenoot+
Varen voren, ic volge hare.’
11064[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die coninc sprac tote hem daer nare:
‘Gi hebt siec geweest ende gewont,
Ne porret niet gine sijt gesont.’
Ga naar margenoot+ Bohort seide: ‘Mine deert gene dincGa naar margenoot+
11068[regelnummer]
Daer ic om dar laeten, here coninc,
Te done mine dach vart cort of lanc.’
Die coninc seide: ‘Des heb God danc!’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11058 Ic... genomen: ‘ik zou toestemming hebben gevraagd om te vertrekken’, ‘ik zou afscheid hebben genomen’. 11059 Binnen... dage: ‘in de loop van morgen’. 11061 daer... sere: ‘waarnaar ik zeer verlang’. 11066 Ne... gesont: ‘vertrek niet, als u niet gezond bent’. 11068 dar laeten: ‘mag nalaten’. 11069 dach vart: ‘tocht’; cort of lanc: ‘of hij nu kort of lang is’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sciere daerna dede Bohort
11072[regelnummer]
Sine wapine bringen vort.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Also dede Lioneel die fine,
Bedi hem ne stoet niet daer te sine,
Seidi, na sijns broeder wech varen.
11076[regelnummer]
Ende hi soude, seidi oc, tuwaren
Als sulke queste te done bestaenGa naar margenoot+
Alse die andre hadden gedaen.
‘Ende ic ne kere nemmermere,’
11080[regelnummer]
Sprac hi, ‘ic ne sal weten eere
Van Lancelote vraye niemaren.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11071 Sciere: ‘kort’. 11073 fine: lees sine. De lezing fine is op zich mogelijk, de vertaling luidt dan ‘voortreffelijke’. Vgl. echter M iv, lxxiii, 9: ‘Et Lyoniax refait les soues aporter’ (zie ook S v, 62/13). 11074 Bedi... niet: ‘want het betaamde hem niet’. 11076 tuwaren: ‘waarlijk’. Dit woord kan ook als bijw. bep. bij seidi opgevat worden. 11077 Als... bestaen: ‘op zich nemen net zo'n zoektocht te ondernemen’. 11081 vraye: ‘ware’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11071-2 In het Ofr. (M iv, lxxiii, 9) wordt hier een gesprek tussen de koning en de jonkvrouwe gevoerd (vgl. ook T bij vs. 11047): ‘Quant la damoisele ot mengié, si vint au roi et li dit: “Sire, que me dites vos de ce que je sui venue querre? - Par foi, fait il, il ne vos faut fors que mouvoir, car Boorz est toz prez d'aler ou vos. - Voire, fait ele. Or sui je garie.” Et li rois conmande maintenant a aporter ses armes a Boort et cil de laienz les aportent.’ (vgl. S v, 62/8-13). Het Mnl. vermeldt alleen dat Bohort zelf zijn wapenrusting liet brengen. Vgl. ook Besamusca 1991, p. 85-89. 11073-4 Net als Walewein en de zijnen (vgl. Dl. iv, vs. 1703-46 en bijv. vs. 10941-42 en 11019-20) gaat Lioneel gedurende een jaar en een dag (zie vs. 11164) op zoek naar nieuws omtrent Lanceloets lot. Bohort had hetzelfde plan, maar hij liet dit - op verzoek van Artur - varen om de vrouwe van Galoye te gaan helpen (zie vs. 11057-63). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende als si beide gewapent warenGa naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Sprac Lyoneel toten broeder saen:
11084[regelnummer]
‘Bohort, broeder, coemt, laet ons gaen
Danken onser vrouwen der coninginnen
Van dat si ons heeft gedaen hier binnen,
Want noit so groete vrouwe en dedeGa naar margenoot+
11088[regelnummer]
Vremden ridders teneger stede
So vele goets ende eeren als si
Ons hevet gedaen, dat dunket mi.’
Ende alse gewapent sach die coninginne,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11082 gewapent: ‘in hun wapenrusting gestoken’, vgl. T. 11086 van dat: ‘voor hetgeen’. 11088 Vremden: ‘uitheemse’, vgl. T. 11091 alse: ‘toen (de koningin) hen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11082 gewapent: Bohort en Lioneel hebben hun wapenrusting aangetrokken. Gezien vs. 11149-54 hebben zij hun helm nog niet op. Het Ofr. (M iv, lxxiii, 9) zegt dit expliciet: ‘Et quant il sont andui armé fors de lor hiaumes’; S v, 62/17. 11088 Vremden ridders: Lioneel en Bohort zijn de zonen van koning ‘Bohors de Gaunes’ (M vii, iva, 1-2; S iii, 16/29-36). Hun geboorteland Gaunes ligt ‘En la marche de Gaule et de la petite Bretaigne’ (M vii, ia, 1; S iii, 3/1): in het westen van het huidige Frankrijk (in het gebied van de Loire, vgl. West 1978, p. 36 en 133). Ten opzichte van de ridders uit het eigenlijke Brittanië zijn zij uitheems, ‘buitenlanders’, afkomstig van overzee. De speciale aandacht die de koningin hun schenkt, komt waarschijnlijk vooral voort uit hun verwantschap met Lanceloet. 11091-2 Het Ofr. (M iv, lxxiii, 10) is hier uitgebreider dan het Mnl.: ‘Il entrent laienz en la chambre, si lor avint si bien qu'il n'i avoit fors la roine qui se voloit dormir. Et quant ele les voit armez, si pense bien qu'il s'en vuelent aler; (si lor dit tout em plorant)’; S v, 62/21-23. Zie ook P/G bij vs. 11092. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11092[regelnummer]
Tirst dat si quamen dar inne,Ga naar margenoot+
Seide si wenende wel sere:
‘Ic sie wel dat u nu mereGa naar margenoot+
Mijn genesen leet es, bedi
11096[regelnummer]
Dat gi nu wilt sceden van mi,
Want gi weet wel dattie sakeGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11092 Tirst dat: ‘zodra’. Dit vers kan zowel een bijw. bijzin bij sach (vs. 11091) als bij seide (vs. 11093) zijn. 11094 nu mere: ‘nu’. 11095 leet es: ‘koud laat’. 11095-6 bedi Dat: ‘omdat’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11096 In het Ofr. onderbreekt Lionel de koningin hier met een vraag: ‘Coment, fait Lyons, dame?’ (M iv, lxxiii, 10; S v, 62/25). De verwarring van de kopiist op deze plaats (vgl. P/G bij vs. 11091, 11092 en 11096) heeft mogelijk het wegvallen van deze vraag in de vertaling veroorzaakt. Vgl. echter ook Besamusca 1991, p. 85-89 waar het gegeven dat de vertaler soms dergelijke tekstelementen weglaat, besproken wordt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daer ic siec af bem ende tongemake
Vanden genen coemt dies ic mere
11100[regelnummer]
Vergeten en sal in genen kere.
Ende om dat ic so grote minne
Te hem wart drage in minen sinne,Ga naar margenoot+
Heeft mi gedocht op elken dach
11104[regelnummer]
Als ic u sien mochte dat ic hem sach
Ende mi verlichte hier mede
Een groet deel mine siechede.
Ende ic ne sal mi weten an wienGa naar margenoot+
11108[regelnummer]
Troesten alsic u niet en sal sien,
Van minen rouwe op genen dach,
Ga naar margenoot+ So dat icker wel bi sterven mach
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11098 tongemake: ‘terneergeslagen’. 11099-100 dies... kere: ‘die ik nooit meer zal vergeten’. 11102 sinne: ‘hart’. 11103 Heeft mi gedocht: ‘meende ik’. 11109 Van minen rouwe en op genen dach zijn bijw. bepalingen bij Troesten (vs. 11108). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11103-4 De uiterlijke gelijkenis tussen Lanceloet en Lioneel wordt in vs. 12574-9 expliciet vermeld. Ook Bohort lijkt waarschijnlijk op zijn neef Lanceloet. 11107-11 Na het vertrek van haar vertrouwelingen Lioneel en Bohort zal de koningin haar verdriet om Lanceloet alleen moeten dragen. Het Ofr. zegt hier dat zij haar leed zal moeten verbergen (M iv, lxxiii, 10): ‘quant il me couvendra celer et repondre mes ennuiz’; S v, 62/30-31. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nu alsic moet hebben alliene den rouwe mijn,
11112[regelnummer]
Ende duchte dat het sal wonder sijnGa naar margenoot+
Ne breect mi mine herte niet.’
Ga naar margenoot+ Bohort seide als hi dit siet:
‘Vrouwe, ic weet wel dat u leet es.
11116[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Ic ne waende binnen ere maent, sijt seker des,
Uten hove gevaren wezen, mer datGa naar margenoot+
Mijn here die coninc mi des bat
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11111 hebben: ‘dragen’; alliene: de wisseling e > ie bij de corrector vindt men bijv. ook in vs. 11148 (ienegen) en 11329 (tienre), vgl. Van Loey ii, par. 59. 11112 Ende duchte: ‘en (ik) vrees’. 11114 siet: ‘zag’, presens historicum (vgl. Stoett par. 244), naar alle waarschijnlijkheid vanwege het rijm. 11115 dat u leet es: ‘dat het (ons vertrek) u verdriet doet’. 11117 mer dat: ‘ware het niet dat’. 11118 bat: ‘verzocht’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat ic varen soude op trouwe
11120[regelnummer]
Om te helpene ere joncfrouwe.’
Ga naar margenoot+ Die coninginne seide als sijt verstoet:
‘Na dien dat gi emmer varen moet,Ga naar margenoot+
So bevelic u beide gader
11124[regelnummer]
Gode onser alre Vader,
Dat hi u ende u vriende alle
Bescermen moete van ongevalle.’
Ga naar margenoot+ Zi nam een vingerlijn thantGa naar margenoot+
11128[regelnummer]
Dat si hadde an hare hant
Ende seide tote Bohorde vort:
‘Nu neemt dit vingerlin, Bohort.
Om dat ic seker ben van dien
11132[regelnummer]
Dat gi Lancelote eer sult sienGa naar margenoot+
Dan enich ander, op dat hi
Noch in levende live si,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11119 op trouwe: ‘vanwege een beroep op de trouw die hij (Artur) als leenheer aan haar vrouwe verplicht was’, vgl. vs. 11050. 11122 Na... moet: ‘aangezien u zeker zult vertrekken’. 11125 Dat: ‘opdat’. 11126 moete: ‘moge’. 11127 Zi: vgl. voor deze ongebruikelijke vorm van si P/G en Van Loey ii, par. 116a; vingerlijn: ‘ring’. 11133 op dat: ‘indien’. 11134 levende live: in MNW 4, 602 wordt de lezing levenden live voorgesteld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11119 Net als bij vs. 11050 ontbreekt in het Ofr. (M iv, lxxiii, 10; S v, 62/36-7) een met op trouwe corresponderende zinsnede. 11127-44 Het is gebruikelijk in Arturromans dat boodschappen tussen geliefden vergezeld gaan van een ring o.i.d. Dit voorwerp dient als waarborg voor de juistheid en de herkomst van de boodschap (vgl. M ix, p. 172-3). Als Lanceloet de ring ontvangt, herkent hij hem (vs. 12331-3). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
So biddic u, tirst dat gine siet,
11136[regelnummer]
Dat gijt hem geeft ende ne lates niet.
Ic hope het sal cortelike sijn,Ga naar margenoot+
Bedi mi seget die herte mijn
Dat hi noch indelike leeft.
11140[regelnummer]
Ende segt hem alse gijt hem geeft,
Op al dat hi van mi houdende es,
Dat hi niet en laete desGa naar margenoot+
Hine come tote mi thant nadien
11144[regelnummer]
Dat hi dit vingerlijn heeft gesien.’
Ga naar margenoot+ Bohort seget dat hi wel sal
Doen dat si hem beveelt al,
Ocht God wilt, op dat hine machGa naar margenoot+
11148[regelnummer]
Iewerinc vinden op ienegen dach.
Si namen orlof ende ten gescede
Cussedese die coninginne bede.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11135 tirst dat: ‘zodra’. 11137 cortelike: ‘spoedig’. 11138 Bedi: ‘want’. 11139 Dat... leeft: ‘dat hij beslist nog leeft’. 11141 Op... es: ‘bij alles wat hij van mij in leen heeft’, (‘met een beroep op zijn liefde voor mij’). 11142-3 Dat... mi: ‘dat hij niet nalaat dat hij naar mij toe komt’. 11146 al kan verbonden worden met doen (‘volledig doen’), maar ook met dat si hem beveelt (‘alles wat zij hem opdraagt’). 11147 Ocht God wilt: ‘als God het wil’; op dat: ‘indien’. 11148 ienegen: zie de aant. bij vs. 11111 11149 orlof: ‘afscheid’; ten gescede: ‘bij het afscheid’. 11150 Cussedese... bede: ‘kuste de koningin hen beide’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Si sijn in dien zale gegaen
11152[regelnummer]
Ende nemen hare helme saen.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Daer cussedese die coninc bedeGa naar margenoot+
Ende alle die barone mede
Ende bevalense Gode met minnen.
11156[regelnummer]
Also scieden si van daer binnen.
Ga naar margenoot+ Die joncfrouwe die om hulpe quamGa naar margenoot+
Sat op alsi dit vernam
Ende voer met hem sonder sparen.
11160[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Tirst dat si geporet waren
Sekerde elkerlijc andren
Dat si te gader souden wandrenGa naar margenoot+
Ende elc in die queste wesen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11152 nemen: ‘pakten’, presens historicum, vgl. Stoett, par. 244. 11155 Ende... minnen: ‘en bevolen hen van harte bij God aan’, (‘en wensten hen van harte Gods zegen toe’). 11158 Sat op: ‘besteeg haar rijdier’. 11159 hem: ‘hen’. 11160 geporet: ‘vertrokken’, deze vormvariant van geporret komt in het tekstgedeelte van kopiist A verder niet voor. 11161 Sekerde... andren: ‘beloofde elk de ander plechtig’. 11162 te... wandren: ‘samen zouden optrekken’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11151-2 Terwijl in het Mnl. Lioneel en Bohort hun helm in de hand nemen, zetten zij die in M en de meeste hss van de ‘groep BN 122’ al op (M iv, lxxiii, 11: ‘lacent lor hiaumes’) vóór zij door de koning en de edelen bij het afscheid gekust worden. In S (v, 63/10) ontbreekt het kussen; in Rawlinson en BN 12580 worden de helmen erna pas opgezet. Vgl. ook T bij vs. 11082. 11160-8 Hoewel Lioneel en Bohort elkaar beloven samen de zoektocht naar (nieuws over) Lanceloet te ondernemen, is Bohorts eigenlijke doel het helpen van de vrouwe van Galoye (zie vs. 11049-63 en vs. 11118-20). Voor beide doelen met elkaar in conflict komen, vinden de broers Lanceloet (vs. 12251 e.v.). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11164[regelnummer]
Soude jaer ende dach na desen,
Ne worde Lancelote niet eer vonden.
Aldus porreden tien stonden
Die twee gebrodere in die questeGa naar margenoot+
11168[regelnummer]
Ende voren te gadere in dien foreeste.
Ga naar margenoot+ Nu sullen wi die tale laeten staen
Van dien II broederen sonder waen
Ende spreken vander coninginnen,
11172[regelnummer]
Die si te Kameloet binnenGa naar margenoot+
Lieten in groter droefhede
Ende sere tongemake mede.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11164 jaer... desen: ‘gedurende een jaar en een dag na deze dag’, vgl. T. 11165 eer: ‘voordien’. 11166-7 porreden [...] in die queste: ‘gingen [...] op zoektocht’. 11169 Nu... staen: ‘nu zullen wij het verhaal laten rusten’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11164 jaer ende dach (Ofr. M iv, lxxiii, 11: ‘.I. an et .I. jor’; S v, 63/14) is een zeer gebruikelijke termijn in de middeleeuwen, niet alleen bij zoektochten in Arturromans (vgl. Dl. iv, vs. 1738). Volgens Verdam (MNW 3, 985) is het ‘de gewone verjaringstermijn (...), welke duurde één jaar, zes weken en drie dagen’, vgl. ook MNW 2, 10. 11169-74 Zie T bij vs. 10741. Terwijl in het Mnl. hier de verteller in de wi-vorm aan het woord is, heeft het Ofr. het over ‘li contes’ (M iv, lxxiii, 11; S v, 63/16-7). Vgl. Inleiding, hfst. 2, par. 4. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Davonture seget hier ter steden,
11176[regelnummer]
Als die gebrodere waren gesceden,
Also als gi mocht horenGa naar margenoot+
In davonture hier te voren,
Vander coninginnen, dat si
11180[regelnummer]
Bleef drove ende tongemake daerbi:
Ga naar margenoot+ Daer en was niemen int hof
Dien si dorste ontdecken waerofGa naar margenoot+
Dat si peynsede, stille noch openbare,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11175 Davonture: ‘het verhaal’. 11179 Vander coninginnen kan zowel aansluiten bij vs. 11175 als bij vs. 11176 (zoals in het Ofr.: zie M iv, lxxiv, 1; S v, 63/20). Gezien het Ofr. en gezien het gebruikelijke patroon van zinnen als 11175 e.v. (‘Davonture seget [...], alse [...], dat [...]’, vgl. bijv. 11875-8, 13445-53, 13637-40) verdient de verbinding met vs. 11176 de voorkeur. 11180 Bleef... daerbi: ‘daardoor verdrietig en ongelukkig achterbleef’. 11182 dorste ontdecken: ‘durfde vertellen’. 11183 stille noch openbare: ‘op geen enkele wijze’, bijw. bep. bij ontdecken (vs. 11182). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11177-8 Also... voren: zie voor deze terugverwijzing T bij vs. 10743-4. 11181-4 Micha 1965 (p. 341) noemt deze passage als één van de verschilpunten tussen de lange versie (Parijs) en de korte versie (London). De lange versie luidt (M iv, lxxiv, 1): ‘car il n'avoit mes ame laienz a cui elle osast dire son pensé, puis qu'il s'en estoient alé. Ce li ert avis des or mais qu'ele ne trouvera nul confort’. De korte versie (zie S v, 63/21-23) mist de zinsnede ‘Ce... confort’. Het Mnl. komt overeen met S, het volgt hier de korte versie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11184[regelnummer]
Na dat dese II en wech waren.
Ga naar margenoot+ Sine hadde daer binnen bedi
Genen so lieven vrient dien si
Van haren rouwe woude laeten kinnenGa naar margenoot+
11188[regelnummer]
Die waerheit ende van haerre minnen
Ende moeste aldus doegen die smerten
Ende dien rouwe van haerre herten.
Ga naar margenoot+ Soude hare die doet comen bi
11192[regelnummer]
Van rouwen, so waende siGa naar margenoot+
Wel seker sijn van desen
Dat vandien rouwe soude wesen.
Ga naar margenoot+ Den irsten nacht na dat gesceden
11196[regelnummer]
Waren die II ridders onder hem beden
Vander coninginnen, wart si dasGa naar margenoot+
Sieker dan si te voren was.
Ga naar margenoot+ Die coninginne lach allene
11200[regelnummer]
In ene camere, sonder dat ene
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11185 bedi: ‘namelijk’. 11186 lieven: ‘goede’, ‘na aan het hart liggende’. 11187-8 Van... minnen: ‘(die zij) de waarheid omtrent haar verdriet en haar liefde(sverhouding) zou willen laten weten’. 11189 doegen: ‘dragen’. 11191-2 Soude... rouwen: ‘indien zij (ooit) zou sterven van smart’. 11194 Dat... wesen: ‘dat het vanwege (juist) die smart (het verdriet om Lanceloets vermeende dood, dat de koningin nu niet meer kan delen) zou zijn’. 11196 onder hem beden: ‘gezamenlijk’. 11197 das: ‘daardoor’. 11200 sonder dat: ‘behalve dat’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Joncfrouwe was met haer daere,
Ga naar margenoot+ Hiete Helibeel ende was haer nichte nare.Ga naar margenoot+
Dit was die joncfrouwe dier si it woude
11204[regelnummer]
Irst seggen, op dat si woude
Die dinc ontdecken enichgen wive
Emmermeer in haeren live.
Ga naar margenoot+ Daer die coninginne eens in slape lachGa naar margenoot+
11208[regelnummer]
Dochte hare dat si sach
Lancelote openbaerlike,
Wel gecleet ende rikelike.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11202 Hiete Helibeel: ‘die H. heette’; nichte nare: ‘volle nicht’, hier: de dochter van oom en tante, vgl. M iv, lxxiv, 1: ‘cousine germainne’ (zie ook S v, 63/29 en MNW 4, 2379 bij 2). 11203-4 dier... seggen: ‘die zij het (de reden van haar verdriet, vgl. vs. 11185-90) in de eerste plaats zou willen vertellen’. Zie voor it MNW 2, 738. 11204 op dat: ‘indien’. 11205 ontdecken: ‘vertellen’. 11206 Emmermeer: ‘ooit’; live: ‘leven’. 11208 Dochte hare: ‘meende zij’, hier: ‘droomde zij’. 11209 openbaerlike: ‘duidelijk’. 11210 rikelike: ‘kostbaar’, te verbinden met gecleet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11202 Helibeel (M iv, lxxiv, 1: ‘Elibel’; S v, 63/30: ‘elyzabel’) is nog niet eerder in de roman voorgekomen. 11207-35 De gebeurtenis waarvan de koningin droomt zal werkelijk plaatsvinden, zie J Bk. ii, vs. 35569-35732 (de koningin vindt Lanceloet bij koning Pelles' dochter; hij vlucht en wordt waanzinnig). Bovendien wijst de droom vooruit naar de aanstaande verleiding van Lanceloet door Pelles' dochter, waaruit Galaät zal voortkomen (zie vs. 14941-15354). 11207 Het Ofr. (M iv, lxxiv, 1) beschrijft hoe de koningin dezelfde avond (na het vertrek van Lioneel en Bohort) in slaap valt: ‘El premier some se fu la roine endormie moult a malaise et moult travillie de plourer et del jeuner qu'ele avoit fait’; S v, 63/32-33. Dit ontbreekt in de vertaling. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende hi was so scone tien stonden
11212[regelnummer]
Datmen sine gelike niet ne hadde vonden.Ga naar margenoot+
Ende na hem quam, dat hare dochte,Ga naar margenoot+
Die scoenste joncfrouwe die wesen mochte,
Ende dat hare die coninc dede
11216[regelnummer]
Groete feeste entie coninginne mede.
Ga naar margenoot+ Savonts, docht har, alse Lanceloet was gegaenGa naar margenoot+
In hare camere sonder waen
Ende hi in har bedde lach
11220[regelnummer]
Ende die coninginne, als si plach,
Bi hem int bedde woude slapen dare,
Ga naar margenoot+ Wart die coninginne gewareGa naar margenoot+
Dattie joncfrouwe int bedde lach
11224[regelnummer]
Bi Lancelote. Ende als si dat sach
Riep si op Lancelote sere
Ende spraecs hem groet onnere.
Ga naar margenoot+ Lanceloet bat hare, dat hare dochte,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11213 dat hare dochte: ‘meende zij’, ‘droomde zij’. 11215 Ende dat: ‘en (zij droomde) dat’. 11215-6 hare... mede: ‘de koning en ook de koningin haar (de jonkvrouwe) veel eer betoonden’. 11220 als si plach: ‘zoals zij gewoon was’. 11225 Riep... sere: ‘schreeuwde zij zeer tegen L.’ (in MNW 5, 1795 bij 5 wordt voorgesteld niet Riep maar Liep (van oplopen met de betekenis ‘uitschelden’) te lezen. 11226 spraecs... onnere: ‘(zij) zei dat het een grote schande voor hem was’, vgl. MNW 5, 497. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11228[regelnummer]
Genaden ende swoer al dat hi mochte
Dat hi niet en wiste van hare.
Dat en mochte helpen niet, mare
Si verboot hem dat hi nimmermere
11232[regelnummer]
In steden daer si es en kere.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hi wart tongemake so doe
Vander avonture dat hi vloe
In himde, in broeke, van dier stede
11236[regelnummer]
Ende hi voer uut sinen sinne mede.
Die coninginne wart om die sakeGa naar margenoot+
Herde sere tongemake.
Alsi ontspranc was hare so so onsochte
11240[regelnummer]
Dat si cume spreken mochte.
Ga naar margenoot+ Die coninginne sechgende hare
Ende dreef den meesten rouwe daer nareGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11231-2 nimmermere [...] en: ‘ooit nog’. 11232 kere: ‘zou komen’. 11234 vloe: ‘vluchtte’. 11235 In himde, in broeke: ‘in hemd en (onder)broek’, ‘in zijn onderkleding’. 11236 voer... sinne: ‘werd waanzinnig’. 11239 ontspranc: ‘wakker werd’; was... onsochte: ‘was zij zo van haar stuk’ (vgl. voor so so P/G en lees so). 11241 sechgende hare: ‘maakte een kruisteken’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11241 Na haar onheilspellende droom maakt de koningin een kruisteken, mogelijk om onheil af te weren. Aangezien men in de middeleeuwen geloofde dat dromen zowel door engelen als door duivels gebracht konden worden, is het ook mogelijk dat het kruisteken bedoeld is als afweermiddel tegen de demonen. Vgl. vs. 13689 en Lurker 1983, p. 379. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die in erderike mochte wesen.
11244[regelnummer]
Ende si seide oc na desen:
‘Ay, wel soete minne Lanceloet,
U scoenheit es noch also groet
Alse mi dochte dat icse sachGa naar margenoot+
11248[regelnummer]
Als ic in minen drome lach.
Ga naar margenoot+ Vergave God, wel lieve minne,
Dat gi nu wart hier inne
Gesont ende ic nu ter stonde
11252[regelnummer]
Die joncfrouwe hier liggende vonde,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Op die vorwarde oft ic mi
Daer af vererrede, dat ic daer bi
Mijn hoeft verliesen moeste dan,
11256[regelnummer]
Dat ic niet en woude nochtan
Om al dat es in erderike.’Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11245 minne: ‘geliefde’ (znw.). 11246 noch also: ‘tweemaal zo’. 11247 icse: ‘ik haar (d.i. U scoenheit, vs. 11246)’. 11249 Vergave God: ‘mocht God geven’, ‘als God zou toestaan’. 11253-5 Op... dan: ‘op voorwaarde dat wanneer ik mij daarover boos maakte, ik daarvoor mijn hoofd zou moeten verliezen (onthoofd zou moeten worden)’. 11256 Dat... nochtan: ‘hetgeen ik echter niet zou willen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11255 Mijn hoeft verliesen: gezien het Ofr. (M iv, lxxiv, 3: ‘que la teste me fust coupee’; S v, 64/14) dient dit letterlijk opgevat te worden. De koningin belooft dat zij niet kwaad zal reageren wanneer zij Lanceloet bij de jonkvrouwe zou aantreffen. Wordt zij toch kwaad, dan mag men haar onthoofden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Si mesbarde so drovelike
Als ocht si hadde gesijn doet
11260[regelnummer]
Al die warelt. Ende na dien rouwe groet
Viel si in sulc gepens dat si
Van hare selven quam bedi.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Mettien so docht har ende wart geware
11264[regelnummer]
Dat een beelde stont vor hare
In eens gewapens ridders gelike,
Van houte gewracht subtiellike.
Ga naar margenoot+ Si sach op dat beelde tien stonden.Ga naar margenoot+
11268[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Ten voeten van haren bedde stonden
Twee kersen die bernden clare,
Die groet licht gaven dare.
Alsi lange hadde gesien
11272[regelnummer]
Dat beelde, dochte hare vandienGa naar margenoot+
Dat dat beelde Lanceloet ware.
Ende si rechte hare op daer nare
Int bedde ende warp hare himde geredeGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11258 mesbarde: ‘jammerde’. 11259 gesijn: ‘gezien’, vgl. voor de spelling (ij) Van Loey ii, par. 69 en zie ook vs. 11311. 11262 Van... bedi: ‘buiten zinnen raakte daardoor’. 11264 beelde: ‘(stand)beeld’. Zie ook T bij vs. 11303-4. 11266 gewracht: ‘vervaardigd’. 11269 bernden clare: ‘helder brandden’. 11275-6 warp... rugge: ‘sloeg snel haar (nacht)hemd om’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11276[regelnummer]
Op haeren rugge ende si ontdede
Beide hare arme metter vartGa naar margenoot+
Ende seide: ‘Soete lief, coemt hare wart.
Waer hebbedi so lange gemert nu?
11280[regelnummer]
Coemt hare wart, dies biddic u,
Ende helpt mi vander doet,
Ga naar margenoot+ Uter meester pinen ende uter meester noetGa naar margenoot+
Ende uten meesten rouwe
11284[regelnummer]
Daer noit in quam edele vrouwe
Doer eens ridders lichame.’ Ende alsi
Sach dat hi niet en dede dar bi
Om bede die si dede,Ga naar margenoot+
11288[regelnummer]
Sprac si vort ende seide mede:
‘Ay vrient Lanceloet, ic ne sach u
Noit so fier als gi sijt nu
Te mi wart, mer dit ne diet u niet, bedi
11292[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Na dat gi niet wilt comen te mi,Ga naar margenoot+
Ic sal tote u comen sonder waen.’
Mettien es die coninginne op gestaen
Ende gaet toten beelde als ende als
11296[regelnummer]
Ende warp hem den arm omden hals
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11276-7 ontdede... arme: ‘opende haar armen’. 11278 hare wart: ‘hier’. 11279 gemert: ‘gebleven’, ‘getalmd’. 11281 helpt: ‘verlos’. 11282 meester: ‘ergste’; pinen: ‘ellende’. 11284 noit: ‘ooit’. 11285 Doer... lichame: ‘vanwege een ridder’. 11287 Om bede: ‘naar aanleiding van het verzoek’. 11290 fier: ‘hooghartig’. 11291 Te mi wart: ‘ten opzichte van mij’; diet: ‘helpt’. 11291-2 bedi Na dat: ‘want aangezien’. 11295 gaet: ‘ging’, presens historicum, vgl. Stoett, par. 244; toten... als: ‘helemaal naar het beeld toe’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende dreefer mede grote feeste dare,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Sulc alst Lanceloet selve ware,
Ende ontbeedde also tote deser sake
11300[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Dattie joncfrouwe wart in wake
Die met hare in die camere was.
Ga naar margenoot+ Alse die joncfrouwe wart geware dasGa naar margenoot+
Dattie coninginne har also helt
11304[regelnummer]
Gehelst met so starker gewelt,
Si spranc op alse die sorgede das
Dattie coninginne in frenesien was.
Ga naar margenoot+ Si liep ten wijn watre thant,Ga naar margenoot+
11308[regelnummer]
Dies si genoech daer binnen vant,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11297 dreefer... feeste: ‘betoonde het (het beeld) grote vreugde’. 11298 alst: ‘alsof het’. 11299 ontbeedde... sake: ‘bleef zo met deze zaak bezig’, vgl. MNW 5, 966-7. 11300 wart in wake: ‘wakker werd’. 11303-4 har... gewelt: ‘zichzelf zo hartstochtelijk omarmde’, zie T. 11305 sorgede: ‘vreesde’. 11306 in frenesien: ‘waanzinnig’. 11307 wijn watre: ‘wijwater’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11303-4 Gezien vs. 11264-6 en vs. 11294-7 (Ofr. M iv, lxxiv, 3 en 4; S v, 64/19-20 en 33) is er werkelijk een houten beeld van een ridder aanwezig in de kamer van de koningin. Uit de ingrepen van de corrector (zie P/G bij 11303) lijkt af te leiden dat hij heeft aangenomen dat dit beeld alleen in haar gedachten bestond. In zijn lezing omarmt de koningin zichzelf in de waan dat zij Lanceloet omhelst. 11307-9 Wijwatervaten in huis (zoals hier in de slaapkamer) stellen de bewoners in staat zich voor het gebed met het water te zegenen. Het wijwater dat de jonkvrouwe in het gezicht van de koningin gooit, kan gediend hebben als opfrisser om haar weer tot zichzelf te brengen, maar ook als afweermiddel tegen demonen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende warpt hare in dansichte doe
Ende sprac hare dapperlike toe:
‘Vrouwe, sijt, hier coemt die coninc!’
11312[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Nu plac die coninginne ere dinc,Ga naar margenoot+
Dat si sere tonsiene plach
Den coninc waer sine sach;
Ende hadde sulke vrese vanden worde,
11316[regelnummer]
Alsi ‘Siet hier den coninc’ spreken horde,
Dat si quam al te haer selven daerGa naar margenoot+
Ende ginc op hare bedde liggen daer naer.
Ga naar margenoot+ Si wart slapende also siec
11320[regelnummer]
Dat si vorden dage niet ontwiec
Ende si vant hare doe bat gesont
Dan si hadde geweest vor die stont.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si at een luttel nadien.
11324[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Alse hevet geeten, heeft si versien
Dat niemen in die camere was dare
Dan allene hare nichte met hare.
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Nichte, wandic dat giGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11310 dapperlike: ‘vlug’. 11311 sijt: ‘kijk’, vgl. vs. 11259. 11312 plac: ‘was (de koningin iets) gewoon’. De vorm plac (voor plach) komt bij kopiist A verder niet voor, mogelijk is hij het gevolg van een verschrijving. 11313 tonsiene: ‘te vrezen’. 11315 Ende... worde: ‘en zij werd zo bang door de uitroep’ 11320 ontwiec: ‘wakker werd’. 11321 vant... gesont: ‘voelde zich toen gezonder’. 11324 Alse: ‘toen zij’. 11327 wandic: ‘als ik ervan overtuigd was’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11328[regelnummer]
Ene boetscap wel sout doen mi,
Ic soude u sinden tienre stede gerne.
Ende mi stonts oec wel tonberne
Gine wart vroet ende wel vorsien,
11332[regelnummer]
Want anders ne dochti niet te dien.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Niet bedi, ne doedijs niet,
Sone weet ic nieman, wat soes gesciet,
Dien icker wille sinden dan,
11336[regelnummer]
Allen gaetet mi sere ter herten an.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Die joncfrouwe antworde der vrouwen:Ga naar margenoot+
‘Het en es gene dinc, bi mire trouwen,
Die ic vermach te done nu,
11340[regelnummer]
Ine salse doen doer u.
Ende ghine sout gheen wijf vinden
Die hare soude onderwindenGa naar margenoot+
Alse wel te deckene uwe saken,
11344[regelnummer]
Indien dat gise mi cont wout maken.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11328 Ene... mi: ‘een boodschap voor mij goed zou doen’. 11329 tienre: vgl. W bij vs. 11111 en P/G. 11330-1 Ende... vorsien: ‘maar ik zou ervan af moeten zien, als u niet bekwaam en scherpzinnig zou zijn’, vgl. MNW 5, 970. 11332 ne dochti niet: ‘bent u niet geschikt’. 11333 Niet bedi: ‘niettemin’. 11334 So (uit Sone): ‘dan’. 11336 Allen gaetet mi: ‘ook al gaat het mij’. 11338 Het: ‘er’. 11339 vermach: ‘in staat ben’. 11340 Ine... u: ‘(of) ik zal het doen voor u’. 11342 hare soude onderwinden: ‘op zich zou nemen’. 11343 Alse... saken: ‘uw aangelegenheden zo goed geheim te houden’. 11344 cont wout maken: ‘zou willen vertellen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 260]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Ic bem sculdich tallen uren
Doer u te done bi naturen,
Bedi ic bem van uwen geslachteGa naar margenoot+
11348[regelnummer]
Die naeste die ghi hier hebt ende ic achte
Van u goet tonfane ende weldaet,
Op dat ieman te hebbene staet,
Want alse gi mi sult gebreken,
11352[regelnummer]
Alle dandre sullen mi achter steken.Ga naar margenoot+
Ende mi staet u te diennen wel,
Vele meer dan ieman el,
Om te hebbene lude ende stille
11356[regelnummer]
Uwen danc ende uwen goeden wille.’
Ga naar margenoot+ Die coninginne sprac: ‘Vindic diGa naar margenoot+
Getrouwe in allen saken jegen mi,
Ic sal di meer goets doen om die dinc
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11345 sculdich: ‘verplicht’. 11346 Doer u te done: ‘voor u te werken’, ‘u te dienen’; bi naturen: ‘van nature’ (nl. vanwege de familierelatie). 11347 geslachte: ‘familie’. 11348 Die naeste: ‘de nauwst verwante’; achte: ‘verwacht’. 11349 goet: ‘gunst(en)’. 11350 Op... staet: ‘indien iemand het (goet en weldaet, vs. 11349) hoort te krijgen’. 11351 sult gebreken: ‘in de steek zult laten’. 11352 achter steken: ‘laten vallen’. 11353 mi staet [...] wel: ‘het betaamt mij zeer’. 11354 ieman el: ‘iemand anders’. 11355 lude ende stille: ‘op allerlei manieren’. 11356 danc: ‘dankbaarheid’; uwen... wille: ‘uw welwillendheid’. 11357-8 Vindic di Getrouwe: ‘als ik vaststel dat je betrouwbaar bent’. 11358 jegen mi: ‘ten opzichte van mij’, te verbinden met getrouwe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11357-9 In het Mnl. tutoyeert de koningin de jonkvrouwe hier even (vgl. vs. 11327-9 en vs. 11371-3). In het Ofr. daarentegen blijft zij de jonkvrouwe met ‘vos’ aanspreken (M iv, lxxiv, 5; S v, 65/14-16). Mogelijk beklemtoont de wisseling in het Mnl. de verhouding meesteres-dienares, die in de voorgaande verzen vastgesteld werd en die in vs. 11357-8 bevestigd lijkt te worden, vgl. Stoett, par. 28. Het is ook denkbaar dat het tutoyeren hier dient om de vertrouwensrelatie aan te geven, vgl. Lulofs 1967, p. 254-259. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 261]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11360[regelnummer]
Dan noit van coninginnen ontfinc
Op enichgen tijt joncfrouwe.’
Ga naar margenoot+ Si antworde: ‘Bi mire trouwe,Ga naar margenoot+
Vrouwe, ic sal u doen van desen
11364[regelnummer]
Also seker als gi wilt wesen
Dat ic u getrouwelike sal
In allen stucken dienen al.’
Ga naar margenoot+ Doe begonste een stuc die coninginneGa naar margenoot+
11368[regelnummer]
Te pensene in haren sinne.
Ga naar margenoot+ Naden pensene sprac si doe
Ga naar margenoot+ Dus haerre nichten toe:
‘Joncfrouwe, gi sult moeten tuwaren
11372[regelnummer]
Morgen int lant van Gaule varenGa naar margenoot+
Ende gi sult soeken in dat lant
Enen casteel die Trebes es genant.
Ga naar margenoot+ Daerbi staet ene abedie, als ict weet,
11376[regelnummer]
Die in Walsche Monstijr Roal heet,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11363-4 ic... wesen: ‘ik zal u wat dit aangaat zo stellig als u maar wilt verzekeren (dat)’. 11366 in allen stucken: ‘in alle opzichten’. 11367 een stuc: ‘een tijd lang’. 11372 int... varen: ‘naar Gaule (het huidige Frankrijk, vgl. West 1978, p. 133) reizen’. Hoewel dit gebied overzee ligt, is de betekenis ‘over water reizen’ van varen (MNW 9, 1257) hier gezien het Ofr. (M iv, lxxiv, 6: ‘aler en Gaule’; S v, 65/23) waarschijnlijk niet bedoeld. 10374 casteel: ‘vesting’. 11375 abedie: ‘abdij’. 11376 in Walsche: ‘in het Frans’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11374 Trebes is blijkens het begin van de Lancelot en prose (M vii, 1a-111a; S iii, 1-16) een versterkte stad in het land dat aan koning Bohort toebehoorde, Gaunes. Dit gebied wordt rond de Loire gesitueerd, in het huidige Anjou. Vgl. West 1978, p. 133 en T bij vs. 11379-83. 11376 Monstijr Roal: M iv, lxxiv, 6, S v, 65/24-5 en de hss van ‘groep BN 122’ spreken hier wel van ‘Moustier Real’ (M) of iets dergelijks, maar geen van deze redacties komt qua spelling volledig overeen met het citaat in de vertaling, waarvan de spelling mogelijk door de kopiist verbasterd is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 262]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dats in Dietsche na mijn verstaenGa naar margenoot+
Coninclik Monster sonder waen.
Ga naar margenoot+ Die monster was gesticht, dats waer,
11380[regelnummer]
Om conincs Bans ere daer.
Die monster steet op enen berch al
Ende onder die monster staet een dalGa naar margenoot+
Ende daer in een lac. Also gi coemt daer
11384[regelnummer]
Gaeter in al sonder vaer,
Want els niet dan toverie en es.
Ende hebbedi gene herte des
Dat gire in gaet, ontbeit totienGa naar margenoot+
11388[regelnummer]
Dat gire ieman in gaen sult sien.
Ende alse gire ieman ingaen siet,
Volget hem ende en laetes niet,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11377 in Dietsche: ‘in het Diets’, ‘in het (Middel)nederlands’; na mijn verstaen: ‘naar mijn mening’, vgl. T. 11378 Monster: ‘abdij’. 11382 staet: ‘ligt’. 11383 lac: ‘meer’. 11384 Gaeter... vaer: ‘loop er (het meer) onbevreesd in’. 11385 els... es: ‘het is niets anders dan een toverkunst (een illusie)’. 11386 hebbedi... des: ‘heeft u het hart niet’, ‘mist u de moed’. 11387-8 ontbeit... Dat: ‘wacht totdat’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11377-8 Deze regels, waarin de verteller/vertaler door de mond van de koningin lijkt te spreken, ontbreken in het Ofr. (M iv, lxxiv, 6; S v, 65/25). Het Duits (K ii, 229/23-24) geeft alleen een vertaling: ‘genant Konigliche Kirch’. 11379-83 Het begin van de Lancelot en prose beschrijft hoe koning Ban met zijn vrouw en zijn zoontje (Lancelot) vertrekt uit Trebes, zijn enig-overgebleven burcht, die door koning Claudas aangevallen wordt. Vanaf een heuvel kijkt Ban nog eenmaal naar de belegerde vesting. Als hij ziet dat deze in handen van Claudas gevallen is en verwoest wordt, sterft hij van smart. Terwijl zijn vrouw en de dienaren bij de gestorvene op de heuvel zijn, voert de ‘Dame du Lac’ (vgl. vs. 11398-400) het achtergebleven kind weg. Zij verdwijnt met hem in het betoverde meer aan de voet van de heuvel. Ter nagedachtenis aan Ban wordt op de heuvel een klooster gesticht (M vii, 111a, 13: ‘si fu apelés Moustiers Roiaus’), waarin Bans weduwe als non opgenomen wordt. Zie M vii, 1a-111a, S iii, 1-16/28 en vgl. Kennedy 1986, p. 287. 11383-400 Het rijk van Nimiane, de fee die Lanceloet ontvoerde (zie T bij vs. 11379-83) en opvoedde, ligt verborgen in de magische illusie van een meer. Vgl. Gerritsen/Lie/Van Oostrom 1978, p. 46. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 263]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Want ne daeddijs niet sonder waen,
11392[regelnummer]
Mijn orbare bleve al ongedaen.Ga naar margenoot+
Ende als gi sult comen daer tlac es,
Gi sult daer vinden, des sijt gewes,
Scone huse ende salen
11396[regelnummer]
Ende hovessche lieden ende vroet van talen.
Vraeget dan om die vrouwe daerGa naar margenoot+
Van daer binnen, die heet over waer
Nimiane bi rechter namen ende si
11400[regelnummer]
Heet vrouwe vanden Lake daer bi.
Ga naar margenoot+ Als gise siet, segt hare daer naer
Dat ic u selve sinde daerGa naar margenoot+
Ende dat ic hare bidde om Gode des,
11404[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Bider trouwen die si sculdich es
Den genen dien si heeft gevoet,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11391 ne daeddijs niet: ‘zou u het niet doen’. 11392 Mijn... ongedaen: ‘dan zou wat ik verlang niet bereikt worden’ (vgl. MNW 5, 525 bij A, 1). 11395 salen: ‘(heren)huizen’. 11396 Ende... talen: ‘en beschaafde, welsprekende personen’. 11399 rechter: ‘eigenlijke’. 11402 ic u selve: ‘ikzelf u’. 11403 om Gode: ‘om Godswil’, ‘in Gods naam’. 11405 Den... gevoet: ‘degene die zij heeft opgevoed’, namelijk Lanceloet, vgl. T bij vs. 11399-11400. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11399-400 De fee Nimiane (Ofr. M iv, lxxiv, 6: ‘Niniane’; S v, 65/34), gewoonlijk ‘vrouwe van den Lake’ (‘Dame du Lac’) genoemd, speelt een belangrijke rol in Lanceloets leven. Nadat zij de zeer jonge held ontvoerde, heeft zij hem opgevoed en voorbereid op het ridderschap. Zij steunt en bevordert zijn relatie met de koningin en weet hem van zijn liefdeswaanzin te genezen. Nimiane was de geliefde van Merlijn. Zij ontfutselde hem zijn kennis, zodat zij in staat was hem m.b.v. zijn eigen toverkunsten voor eeuwig gevangen te zetten (zie LH, vs. 33-139; S iii, 19/18 - 21/38; M vii, via 1-10 en de Merlijncontinuatie (ed.-Van Vloten 1880), vs. 21946-22220, 31828-33, 35249-353 en 35815-928). Vgl. ook Brandsma 1985 en P/G. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 264]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Dien si niet min en mint dan si mi doet,
Dat si, op dat hare wille si,Ga naar margenoot+
11408[regelnummer]
Hier wille comen spreken jegen mi.’
Ende si visierde doe hare
Welc hare wech te varne ware.
Ga naar margenoot+ Mettien quam die coninc daer inne
11412[regelnummer]
Ende alse hi sach die coninginneGa naar margenoot+
Op geseten, was hi blide,
Want hi wiste wel tien tide
Dat si niet also siec ne was sonder waen
11416[regelnummer]
Alse hem was doen verstaen.
Ga naar margenoot+ Hi vragede hare wat si daede.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Wel, bi der Gods genade.
Ic ne bem niet so siec bedi
11420[regelnummer]
Als ic gisteren was,’ seide si,
‘Ic bem verlicht van mire siecheden.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11406 min: ‘minder’. 11407 op... si: ‘indien het haar wens is’. 11409 visierde doe hare: ‘legde haar vervolgens uit’. 11410 welc... ware: ‘welke weg zij gaan moest’. 11412-3 sach... geseten: ‘de koningin rechtop (in bed) zag zitten’. 11417 wat si daede: ‘hoe zij het maakte’. 11418 Wel: ‘goed’. 11421 Ic... siecheden: ‘ik ben minder ziek’, vgl. MNW 8, 2023 bij iii, 1 en het Ofr. (M iv, lxxiv, 7: ‘ainz sui auques asouagie’; S v, 66/7). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11406 dan si mi doet: het Ofr. is hier ambigu: ‘qu'ele n'aimme mie mains de moi’ (M iv, lxxiv, 6; S v, 65/36-37). Het kan uitgelegd worden als ‘dan ik’ en als ‘dan mij’. De vertaler heeft gekozen voor de tweede mogelijkheid. Aangezien er behalve beider liefde voor Lanceloet geen speciale band tussen de koningin en Nimiane is, lijkt het Ofr. de eerste mogelijkheid te hebben bedoeld. Het Duits heeft ‘dann ich’ (K ii, 230/8). 11410 Het Ofr. (M iv, lxxiv, 6; S, 65/38-40) legt hier uit dat de koningin haar kennis van de juiste route aan Lanceloet te danken heeft, hetgeen in de vertaling ontbreekt. De vertaler heeft een kort gesprekje tussen Helibeel en de koningin dat hier direct op volgt eveneens weggelaten (vgl. M iv, lxxiv, 6; S v, 65/40 - 66/2). Zie ook Besamusca 1991, p. 85-89. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 265]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hi seide: ‘Aet di iet heden?’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Jay ic, een luttelkin.’
11424[regelnummer]
‘Ic woude wel,’ sprac hi, ‘mocht sijn,
Dat gi van den bedde wart gestaen
Ende ghi in de zale moest gaen
Met den ridders ende proven dareGa naar margenoot+
11428[regelnummer]
Ocht gi mocht horen niemare
Die u mochte vertroesten iet.’
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Ic ne gars noch niet,
Ga naar margenoot+ Bedi ic bem siec ende zwaer.’
11432[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die coninc seide tote hare daer naer:Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ ‘Ic salre danne gaen, bedi
Het es tijt.’ Doe ginc hi
Ende men ginc daer eten saen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11422 di: aangezien de koning in het vervolg de koningin steeds met ghi aanspreekt, valt deze tutoyering zozeer uit de toon dat het waarschijnlijk is dat di een verschrijving van de kopiist is: men leze ghi. Vgl. ook M iv, lxxiv, 7: ‘Dame, conment vos santez vos?’ (zie S v, 66/5-6). 11423 luttelkin: ‘beetje’. 11424 mocht sijn: ‘indien het mogelijk was’. 11425 wart gestaen: ‘zou kunnen opstaan’. 11426 moest: ‘zou kunnen’. 11427 proven: ‘proberen’. 11429 vertroesten: ‘opbeuren’. 11430 gars: ‘wil dat’. 11431 zwaer: ‘moe’, ‘ziek’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 266]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11436[regelnummer]
Doe begonsten in die camere te gaen
Toter coninginnen vrouwen ende joncfrouwen,Ga naar margenoot+
Die vergaeten alles rouwen
Als sise saegen verlicht alsoe
11440[regelnummer]
Ende maecten grote feeste doe
Ende troestense so si best mochten daer af.
Mar om troest diemen hare gafGa naar margenoot+
Noch om dinc diemen seide dare
11444[regelnummer]
Ne mochten si blide maken hare,
Want sine wisten niet levende, als haer dochte,
Daer alle bliscap hare af comen mochte.
Ga naar margenoot+ Nochtan was si op dien dachGa naar margenoot+
11448[regelnummer]
Blider dan si te sine plach.
Ende si dede soeken metter vart
Een goet ende een dapper part.
Ende si dede soeken beide
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11438 alles rouwen: ‘alle smart’. 11439 Als... alsoe: ‘toen zij zagen dat zij zo opgeknapt was’. 11441 Ende... af: ‘en vrolijkten haar daardoor op zo goed zij konden’. 11442 om: ‘door’. 11445-6 Want... mochte: ‘want zij wist niet of hij leefde, naar zij meende, degene van wie voor haar alle vreugde komen moest’, nl. Lanceloet. 11450 dapper: ‘snel’. 11451-2 beide... gereide: ‘zowel een teugel en een zadelkleed als een zadel’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11451-70 De zeer kostbare kleding en uitrusting die de koningin de jonkvrouwe voor de reis geeft, zal haar noodlottig worden in het lant van Gaule. De vijandige koning Claudas ziet haar door zijn land rijden en vermoedt onder meer vanwege haar rijke kleding dat zij uit Arturs rijk komt. Hij laat de jonkvrouwe voor hem leiden, ondervraagt haar en zet haar later gevangen, zie J Bk. ii, vs. 26046 e.v. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 267]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11452[regelnummer]
Breidel, sambuwe ende gereide,Ga naar margenoot+
Die diere waren ende rike
Ende berect mede cierlike.
Des anderdaeges stont op vroe
11456[regelnummer]
Die coninginne ende seide doe
Ter joncfrouwen: ‘Et es tijt nuGa naar margenoot+
Dat gi wech vart, gereid u.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si gereidde hare daer nare,
11460[regelnummer]
Ende die coninginne gaf hare
In te ridene bede
Roc ende mantel medeGa naar margenoot+
Van roden samite ende daer bi
11464[regelnummer]
Noch enen mantel, die si
Tandren tiden, alsi woude
Ende haer goet dochte, dragen soude.
Ende si leverde haer enen naenGa naar margenoot+
11468[regelnummer]
Die alle tongen conste verstaen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11453 rike: ‘kostbaar’. 11454 Ende... cierlike: ‘en ook prachtig versierd’. 11455 Des anderdaeges: ‘de volgende dag’. 11458 gereid u: ‘maak u gereed’. 11461 in te: ‘om in te’, vgl. Stoett par. 282. 11461-2 bede... mede: ‘zowel een overkleed als een mantel’. 11463 samite: ‘fluweel’. 11467 naen: ‘dwerg’. 11468 tongen: ‘talen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende enen sciltknech diere gelike
Om te varne sekerlike.
Ga naar margenoot+ ‘Als gi biden lake coemt,’ seide si,
11472[regelnummer]
‘Ne voerd niet met u daer biGa naar margenoot+
U boden, mar laetse te Mostier Royale.’
Ga naar margenoot+ Si seide si sout doen wale.
Die joncfrouwe porrede mettien
11476[regelnummer]
Ende die coninginne heeft na hare gesien
Al in een ende wachteGa naar margenoot+
Also verre als sise sien machte.
Ende als sise niet langer en mochte sien,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11469 sciltknech: vormvariant van sciltknecht, vgl. Van Loey ii, par. 114 d en aant.; gezien de beschermende functie van deze sciltknecht heeft de vertaling ‘gewapende dienaar’ de voorkeur boven het door MNW 7, 551 geopperde ‘schildknaap’. Vgl. LMa 3, 1554-5; diere gelike: ‘tevens’. 11470 sekerlike: ‘veilig’, ‘onder bescherming’. 11472 voerd: ‘breng’. 11473 boden: ‘dienaars’. 11475 porrede: ‘vertrok’. 11476-7 heeft... een: ‘heeft haar de hele tijd nagekeken’. 11477 wachte: ‘tuurde’. 11478 machte: ‘kon’, zie Van Loey i, par. 67. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11471-4 De reden voor deze waarschuwing wordt in de tekst niet duidelijk gemaakt, ook niet later in de tekst bij de beschrijving van de tocht van de jonkvrouwe: voor zij met haar begeleiders bij Mostier Royal kan komen valt zij in Claudas' handen, zie T bij vs. 11451-70. 11475-8 Het Ofr. is bij deze passage uitgebreider. Dit geldt met name voor M (en voor hs. Yale), dat vertelt dat de jonkvrouwe zich klaarmaakt, afscheid neemt en vertrekt, waarna de koningin haar vanaf een toren zo lang mogelijk nakijkt (M iv, lxxiv, 9). S (v, 66/29-33) en de hss. van ‘groep BN 122’ vermelden alleen dat de koningin een toren beklimt om haar boodschapster na te zien. Het beklimmen van de toren ontbreekt in de vertaling. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11480[regelnummer]
Noch joncfrouwe noch pert, mettien
Gebrac hare therte ende si besweec.
Ende si sat neder al bleecGa naar margenoot+
Ende weende ende mesbarde so saen
11484[regelnummer]
Dat si met pinen mochte opstaen.
Ga naar margenoot+ Alsi dus weende, si vant
Een vingerlin an hare hant,
Dat Lanceloet te dragene plach.Ga naar margenoot+
11488[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Mettien si opt vingerlijn sach
Dat hem die vrouwe van Lac, als ict (--),
Gaf doe sine te hove sinde
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11480 mettien: ‘op dat moment’. 11481 Gebrac... besweec: ‘liet haar hart (haar moed) haar in de steek en zakte zij in elkaar’, vgl. MNW 2, 1004 bij iii, 1 en MNW 1, 1131. 11482 sat neder: ‘ging zitten’. 11483 mesbarde: ‘jammerde’; so saen: ‘weldra zo’. 11484 met pinen: ‘ternauwernood’. 11486 vingerlin: ‘ring’. 11489 als ict (--): lees als ict kinde: ‘naar ik (in mijn bron) las’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11486-93 Nimiane, de ‘Dame du Lac’, brengt de 18-jarige Lanceloet naar het hof om één van Arturs jonge ridders te worden. Bij haar afscheid geeft zij hem deze ring, die het vermogen heeft betoveringen te verbreken (M vii, xxiia, 14; S iii, 123/31-33, LH, vs. 3886-3905. In het verhaal wordt niet beschreven dat Lanceloet deze ring aan de koningin geeft, al blijkt hij hier in haar bezit. Later krijgt Lanceloet van de koningin een ring met dezelfde eigenschap betoveringen te kunnen verbreken; mogelijk is dat opnieuw deze ring (J Bk. ii, 21450-7; M lxxxv, 4; S v, 194/1-5). Zie ook Frappier 1972, p. 104, Méla 1984, p. 366 en Kennedy 1986, p. 286. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om nuwe ridder te sine,
11492[regelnummer]
Ende hare gedachte biden vingerlineGa naar margenoot+
Omden ghenen diet hare gaf,
Daer hare vele pinen was gecomen af.
Ga naar margenoot+ Doe custen si dat vingerlijn
11496[regelnummer]
Gelijc ocht helich hadde gesijn.
Ga naar margenoot+ Mettien seide die coninginne:Ga naar margenoot+
‘Ay Lanceloet, wel lieve minne,
Nadien dat ic nacht noch dach
11500[regelnummer]
En gene bliscap hebben ne mach
Bi niemaren die ic hore van u,
So sal ic mi conforteren nuGa naar margenoot+
Met desen vingerline dat gi
11504[regelnummer]
Hadt so wart, ende bedi
Dat gi it so minnet, ne salict niet sien
Ic ne sal verbliden van dien.
Ende God Onse Here moete gevenGa naar margenoot+
11508[regelnummer]
Dat ic noch so lange moete leven
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11492 hare gedachte: ‘zij dacht’. 11494 Daer... af: ‘voor wie zij veel verdriet geleden had’. 11495 custen: lees custe. 11496 helich: ‘heilig’ (en dus een relikwie), vgl. MNW 3, 266. 11501 Bi niemaren: ‘door middel van nieuws’. 11502 conforteren: ‘troosten’. 11503-4 dat... wart: ‘die u zo dierbaar was’. 11504-5 bedi Dat: ‘omdat’. 11505 it: ‘hem (nl. de ring)’, vgl. vs. 11203. 11505-6 ne... dien: ‘zal ik hem (de ring) niet zien, of ik zal mij daardoor opgewekt voelen’. 11507 moete: ‘moge’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat ic u gans ende gesont
Hebben moete teneger stont;
Ga naar margenoot+ Mine mochten daer na gene saken
11512[regelnummer]
Gescien die mi drove mochten maken.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Die coniginne sprac dese wort
Tote haer selven, die gi hebt gehort.
Ende si ginc neder blider van desen
11516[regelnummer]
Dan si te voren hadde gewesen
Ende bat Gode dat hi hareGa naar margenoot+
Horen dede goede niemare,
Die si begherde te horne sere.Ga naar margenoot+
11520[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Davonture swiget nu mere
Hier af ende sal van Lancelote van Lac
Spreken, daer si in langen af ne sprac.Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11509 gans ende gesont: ‘gezond en wel’. 11510 Hebben moete: ‘in mijn armen houden mag’, vgl. het Ofr. (M iv, lxxiv, 10: ‘taingne’; S v, 67/4) en MNW 3, 197 bij 2c. 11512 Gescien: ‘overkomen’. 11513 coniginne: lees coninginne. 11515 si ginc neder: zie T; blider: ‘opgewekter’. 11520 Davonture: ‘het verhaal’; nu mere: ‘nu verder’. 11522 daer... sprac: ‘waar zij lange tijd niet over sprak’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11514 die gi hebt gehort: zie T bij vs. 12532. 11515 si ginc neder: vgl. T bij vs. 11475-8. Hoewel in de vertaling niet vermeld wordt dat de koningin de hoogste toren beklimt om haar boodschapster na te kijken, heeft die toren toch een spoor nagelaten in dit naar beneden gaan van de koningin. Het Ofr. luidt hier: ‘si descent de la tor’ (M iv, lxxiv, 10; S v, 67/6). 11520-23 Vgl. T bij vs. 10741. 11521 van Lac: Lanceloet heeft deze ‘achternaam’ te danken aan zijn opvoeding in het rijk van de vrouwe vanden Lake, dat er van buitenaf als een meer uitziet, vgl. T bij vs. 11383-400. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lanceloet, nader avonturen spreken,
11524[regelnummer]
Bleef ter stat VI weken
Daren die quene brochte,
Ga naar margenoot+ So dat hem selven dochte
Dat hi gans was ende gesontGa naar margenoot+
11528[regelnummer]
Ende wapine mochte dragen tier stont.
Al ne was hi niet al genesen,
Hem begonste verdrieten na desen
Vander raste ende hem dochte das
11532[regelnummer]
Dat hi daer alte lange was.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Doe sciet hi uten hove
Bi der goeder liede love,
Die hi alle Gode beval.
11536[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die quene haddem gereet al
Nuwe wapine daer ter stedeGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11523 nader avonturen spreken: ‘volgens de woorden van het verhaal’, ‘zoals het verhaal vertelt’. 11525 quene: ‘oude vrouw’. 11526 So dat: ‘totdat’. 11527 gans: ‘hersteld’. 11529 al: ‘volledig’. 11530-1 Hem... raste: ‘de gedwongen rust begon hem toen te ergeren’. 11533 sciet: ‘vertrok’. 11534 love: ‘toestemming’. 11536 gereet: ‘bezorgd’; al: kan zowel met haddem gereet (vert. ‘reeds’) als met Nuwe in vs. 11537 (vert. ‘geheel’) verbonden worden. 11537 wapine: ‘wapenrusting’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11523-38 Bij het verijdelen van Bohorts poging de koningin te ontvoeren is Lanceloet gewond geraakt (zie Dl. iv, vs. 55-245). De oude vrouw die hem daarna wegvoert, brengt hem naar een plaats waar hij kan genezen (zie Dl. iv, vs. 297-9 en 1462-80). Onderweg moet Lanceloet vanwege een oude belofte zijn wapenrusting afstaan aan Griffoen vanden Quaden Passe (zie Dl. iv, vs. 1280-1342). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende rike ende enen scilt mede.
Si quamen omtrent middach gereden
11540[regelnummer]
Daer si achterhaelden tere steden
Ene joncfrouwe op een swart part,
Thoeft geslagen neder wart,Ga naar margenoot+
Die geweent hadde, alsmen wel sien
11544[regelnummer]
Mochte an hare oegen, bi dien
Dat si geswollen waren ende groet.
Hi groettese ende si ontboet
Hem sciere weder goeden dach.Ga naar margenoot+
11548[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi sprac hare ane als hi dat sach:
‘Joncfrouwe, gi dunct mi tongemake.
Ic soude gerne weten die sake
Waerbi dat es, wart u wille.
11552[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Ic soude gerne lude ende stilleGa naar margenoot+
Daertoe geraden di na minen gedochte,
Ten alrebesten dat ic mochte.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11538 Ende rike: ‘en kostbare’, te verbinden met wapine (vs. 11537). 11542 Thoeft... wart: dit vers vormt een bijstelling bij joncfrouwe (vs. 11541). 11545 groet: ‘dik’. 11546 ontboet: ‘wenste’. 11547 sciere: ‘direct daarop’; weder: ‘eveneens’. 11549 tongemake: ‘bedroefd’. 11551 wart u wille: ‘als u het wilt (vertellen)’. 11552 lude ende stille: ‘op alle mogelijke manieren’. 11553 geraden... gedochte: ‘raad geven naar mijn (geestelijk) vermogen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11539 Het Ofr. (M iv, lxxv, 1) vermeldt vóór dit vers nog: ‘si se mist en son chemin et acuelli sa voie aprés la vielle’; S v, 67/19-20. Vgl. Besamusca 1991, p. 91-95. 11553 di: vermoedelijk is er geen inhoudelijk motief voor het hoogst ongebruikelijke tutoyeren van de jonkvrouwe door Lanceloet. Het gebruik van di (i.p.v. u) lijkt voort te komen uit het feit dat degene die de correctie aanbracht er de voorkeur aan gaf gebruik te maken van de door de kopiist geschreven letters, zie P/G. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Here, ic segge u
11556[regelnummer]
Dat nieman en es in die werelt nu,
Sonder God allene, diere toe dochteGa naar margenoot+
Dat hire toe geraden mochte,
Ga naar margenoot+ Bedi om die selve sake
11560[regelnummer]
Daer ic om bem tongemake
Sijn tonpayse C. M man
Ende daer en es niet te wonderne an:Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Ic en verlieser niet ane allene,
11564[regelnummer]
Mar die lieden algemene.
Arme edel liede gemeenlike
Verlieser an van erderike
Ende alle die rike verlieser anGa naar margenoot+
11568[regelnummer]
Van Grote Bertaengen, wijf ende man,
Ende van allen andren lande toe.’
Ga naar margenoot+ Lanceloet sprac toter joncfrouwen doe:
‘Mine wondert dan niet der sake,
11572[regelnummer]
Joncfrouwe, dat gi sijt tongemake.Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11557 Sonder: ‘behalve’. 11557-8 diere... mochte: ‘die hierbij in staat was om er raad (hulp) bij te geven’. 11561 tonpayse: ‘verdrietig’, ‘ongelukkig’; C. M: ‘100.000’, vgl. M iv, lxxv, 1: ‘.C. mile’ (S v, 67/27). 11562 Ende... an: ‘en dat is niet verwonderlijk’. 11564 die... algemene: ‘alle mensen’, ‘iedereen’. 11565-6 Arme... erderike: ‘alle arme edelen van de wereld lijden er verlies door’. 11567 alle die rike: ‘alle rijke (edelen)’. 11568 Grote Bertaengen: het huidige Engeland, zie West 1978, p. 49; wijf ende man: ‘iedereen’. 11569 toe: ‘ook’. 11571 Mine... sake: ‘het verbaast mij dan niet’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Joncfrouwe, nu biddic u des
Dat gi mi segt wat es.
Nadien dat so vele lieden es cont,
11576[regelnummer]
Ghi moeget nu ter stont,Ga naar margenoot+
Wildi, sonder mesdaet seggen mi.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Jay ic, na dien dat gi
Te wetene dit begert so sere.
11580[regelnummer]
Nochtan wondert mi, here,
Dat gijs niet en hebt gehort,
Ga naar margenoot+ Men weet elcsins weder ende vort.Ga naar margenoot+
Here, hets waer, ic bem tongemake
11584[regelnummer]
Om twerande sake:
Die ene es mi om mire suster gecomen,
Die mi een ridder heeft genomen
Met crachte, ende die ander esGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11575 Nadien... cont: ‘aangezien zo veel mensen het weten’. 11577 Wildi: ‘als u het wilt’; sonder mesdaet: ‘zonder iets verkeerd te doen’. 11580 wondert mi: ‘verbaast het mij’. 11582 Men... elcsins: ‘men weet het in elk geval’ (vgl. MNW 2, 615, waar dit vers ten onrechte onder de betekenis ‘overal’ van elc sins is opgenomen); weder ende vort: ‘overal’. 11584 Om... sake: ‘om tweeërlei reden’, ‘vanwege twee dingen’. 11585 om: ‘door’; gecomen: ‘overkomen’. 11586-7 Die... crachte: ‘die een ridder mij met geweld heeft ontnomen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11588[regelnummer]
Om enen ridder, des sijt gewes,
Dies mi hadde doen hebben wrake,
Haddi geweest wel te gemake,
Mar neen hi, bedi hi es doet.
11592[regelnummer]
Hoe ict weet sal ic u seggen bloet.Ga naar margenoot+
Hets waerheit, alst daertoe quam
Dattie ridder mire suster nam
Ende hire niet en woude sceden af,
11596[regelnummer]
Noch om bede noch om gelof,
Dat ic maecte doe mine vartGa naar margenoot+
Tes conincs Arturs hove wart
Om daer te clagene das
11600[regelnummer]
Dat mi sulc onrecht gedaen was.
Ende als ic daer binnen quam
Ic en vant daer niemen noch en vernamGa naar margenoot+
Die mi iewerinc af antworde, mare
11604[regelnummer]
Si weenden allegader dare
Ende hadden groet mesbaer ende geclach.
Ic sconfierde mi als ic dat sach.
Ende mi seide do een cnape daerGa naar margenoot+
11608[regelnummer]
Dattie grote rouwe ende mesbaer
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11589 Dies... wrake: ‘die dit voor mij gewroken zou hebben’. 11590 Haddi... gemake: ‘als hij in orde was geweest’. 11591 Mar neen hi: ‘maar nee (hij is niet gezond en zal het niet wreken)’. 11592 bloet: ‘onomwonden’. 11593 alst daertoe quam: ‘toen het gebeurde’. 11594 nam: ‘greep’, ‘gevangen nam’. 11595 Ende... af: ‘en hij haar niet wilde laten gaan’. 11596 om bede: ‘op verzoek’; om gelof: ‘in ruil voor een belofte’. 11597-600 Dat... was: deze zin sluit aan op Hets waerheit (vs. 11593). 11597 Dat... vart: ‘dat ik toen op weg ging’. 11602-3 Ic... antworde: ‘ik vond noch zag daar iemand die mij ergens antwoord over zou kunnen geven’. 11605 mesbaer: ‘verdriet’. 11606 sconfierde mi: ‘schrok’. 11607 cnape: ‘schildknaap’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die daer hadden cleine ende groet
Was om minen here Lanceloet,
Diemen seide dat doet ware.
11612[regelnummer]
Ende alsic van minen orbareGa naar margenoot+
Niet toe comen mochte, ruemdic thof,
Drove ende tongemake daer of.
Ga naar margenoot+ Die ghene diet was daer sal
11616[regelnummer]
Breke af hebben die werelt al,
Want niemen ne sal na sine doetGa naar margenoot+
Hebben ontfarmnesse so groet
Van allen joncfrouwen als hi plach
11620[regelnummer]
Te hebbene alden dach.
Ga naar margenoot+ Ic ne vinde man vort nimmermere
Die mi berecht van minen sere.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Alse Lanceloet wiste die waerheit das
11624[regelnummer]
Dat al thof tonpayse was,
Hi pensede thant dat sine vrouwe
Die coninginne met groten rouwe
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11612-3 Ende... thof: ‘en aangezien ik met betrekking tot mijn aangelegenheid (hier: klacht) tot niets komen kon, verliet ik het hof’. 11615 Die ghene diet was: ‘degene die het (dood) was’. M iv, lxxv, 2 luidt: ‘(si me parti ier matin) dolante et couroucie de la mort au bon chevalier, (dont...)’; S v, 68/5-6. De emendatie in J is in overeenstemming met het Ofr.: ‘Drove ende tongemake daer of, / Dattie ghene doet was’ (vs. 11612-3). 11616 Breke af hebben: ‘een gemis aan hebben’. 11618 ontfarmnesse: ‘barmhartigheid’, ‘mededogen’. 11619 Van: ‘voor’. 11620 alden dach: ‘altijd’. 11621 vort nimmermere: ‘nooit meer’. 11622 berecht: ‘recht doet’; van minen sere: ‘wat betreft mijn leed’. 11626 met groten rouwe: ‘door (de) grote smart’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Siec was om die sake,Ga naar margenoot+
11628[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Dat hi was sere tongemake.
Ga naar margenoot+ Lanceloet seide ter joncfrouwen saen,
Die hem dat dede verstaen:
‘Joncfrouwe, waer dat sake dat ghi
11632[regelnummer]
Ene boetscap doen wout doer mi,Ga naar margenoot+
Ic soude pinen met al minen gedochte
Ocht ic u suster lossen mochte.’
Ga naar margenoot+ Si sprac: ‘Het en es stat sonder waen
11636[regelnummer]
In geen lant ine wouder gaen,
Optie vorwarde dat giGa naar margenoot+
Mijnre suster deet hebben mi.’
Ga naar margenoot+ ‘Wijst mi waer die ridder es;
11640[regelnummer]
Ic salre gaen, sijt seker des.’
Ga naar margenoot+ Si seide dat hi daer bi ware.
Doe seide Lanceloet tote hare:Ga naar margenoot+
‘Vart voren, ic volge u naer.’
11644[regelnummer]
Si sloeg uten groeten wege daer
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11628 Dat: ‘zodat’. 11631 waer dat sake dat: ‘indien’. 11632 doer: ‘voor’. 11633 pinen: ‘proberen’; met al minen gedochte: ‘naar mijn beste vermogen’. 11634 lossen: ‘bevrijden’. 11635-6 Het... gaen: ‘er is in geen enkel land een plaats waar ik niet heen zou willen gaan’. 11638 deet: ‘zou doen’, zie P/G. 11641 bi: ‘vlak bij’. 11643 ic... naer: ‘ik zal u volgen’. 11644 Si... wege: ‘zij sloeg af van de brede (gebaande) weg’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11644-5 Het Ofr. (M iv, lxxv, 3) beschrijft de weg naar de toren en de toren zelf uitgebreider: ‘Et ele ist fors del grant chemin, si entre en .I. petit chemin a destre, et Lanceloz et la vielle chevauchent aprés tant qu'il ont bien alé la monte de .ii. liues anglesches. Lors voient desouz aux une petite valee ou il avoit une tor fort et haute.’ (S v, 68/22-25). Zie Besamusca 1991, p. 91-95. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende leidene toten torre toe
Daer hare suster in was doe.
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘In genen tor esGa naar margenoot+
11648[regelnummer]
Mijn suster, here, des sijt gewes,
Ende die ridder diese nam met hare.’
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Coemt met mi al dare
Ende wisetse mi, ic salse tier stont
11652[regelnummer]
U weder geven, bem ic gesont.’Ga naar margenoot+
Die joncfrouwe seide doe: ‘Here,
Ic ontsie den ridder sere.’
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Ic sal u verweren
11656[regelnummer]
Jegen al dat u wille deeren.’
Die joncfrouwe reet met hem doeGa naar margenoot+
Ende si voren toter porten toe.
Si riepen in ende men ontdede
11660[regelnummer]
Die porte ende si voeren in die stede
Ende vonden den ridder, die tien stonden
Tongemake lach van wonden.Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11645 torre: ‘toren’. 11649 diese nam: ‘die haar ontvoerde’; met hare: ‘(is) bij haar’. 11652 bem ic gesont: ‘als ik ongedeerd ben’. 11654 ontsie: ‘vrees’. 11655 verweren: ‘verdedigen’. 11656 Jegen... deeren: ‘tegen alles wat u kwaad zou willen doen’. 11659 riepen in: ‘riepen om binnengelaten te worden’; ontdede: ‘opende’. 11660 si... stede: ‘zij gingen naar binnen’, vgl. T. 11662 Tongemake... wonden: ‘ziek in bed lag vanwege zijn verwondingen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11660-2 Net als bij vs. 11644-5 geeft het Ofr. (M iv, lxxv, 4 en M ix, p. 365) hier meer details: ‘et il entrent enz a cheval et viennent en la sale qui par terre estoit; si trouverent le chevalier qui gisoit malades des plaies que l'an li avoit faites et la pucele que sa seror aloit querant se seoit sor une couche.’ (S v, 68/31-34). Vgl. Besamusca 1991, p. 91-95. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Lanceloet vragede hare oft si
11664[regelnummer]
Harre suster iet saege daer bi
Ende si seide: ‘Here, ic segt u:
Siet, waer si ginder sit nu.’
Ga naar margenoot+ Lanceloet namse bider hantGa naar margenoot+
11668[regelnummer]
Ende levretse hare thant
Ende hietse haer leden daer si woude,
Want si niemen vinden en soude
Diese soude durren letten dare,
11672[regelnummer]
Also lange als hire bi ware.Ga naar margenoot+
Si seide: ‘Groten danc, here,
Ine heesche u niet mere
Dan dat ghi mi in mijn behout leit nu,
11676[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Van uwen belove hebbedi u
Wel gequijt nu indelike.’Ga naar margenoot+
Hi seide: ‘Gaet wech sekerlike,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11664 iet: ‘soms’. 11666 Siet... nu: ‘kijk waar zij daar nu zit’. 11668 levretse hare: ‘gaf haar (de ontvoerde zus) aan haar (de jonkvrouwe)’. 11669 hietse haer leden: ‘en zei haar (de jonkvrouwe) haar (de ontvoerde zus) mee te nemen’. 11670 vinden: ‘op haar weg vinden’. 11671 Diese: se kan zowel ‘haar’ als ‘hen’ betekenen; durren letten: ‘durven tegenhouden’. 11674-5 Ine... nu: ‘ik vraag u verder niets, behalve dat u mij nu in veiligheid brengt’. 11676 belove: ‘belofte’, zie vs. 11631-4. 11677 Wel... indelike: ‘nu zeker goed gekweten’. 11678 Gaet wech sekerlike: ‘vertrek gerust’ (zonder zorgen over uw veiligheid). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ic sal u toter steden
11680[regelnummer]
Daer gi wilt sijn leden.’
Hi nam die joncfrouwe metter vart
Ende hiefse vor hem op sijn part.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Alse dat die sieke ridder sach,
11684[regelnummer]
Hi was sere drove daer hi lach
Ende seide tot Lancelote dat hi
Hem onrecht dede daer bi
Dat hi sine joncfrouwe wech vorde doeGa naar margenoot+
11688[regelnummer]
Ende hi geen recht en hadde daertoe.
Ende hi seide oc: ‘Waeric gesont,
Gi soutse hier laeten nu ter stont.
Ende magix stade hebben iewerinc,
11692[regelnummer]
Weet wel, gine daedt noit dincGa naar margenoot+
Die u berau also sere.’
Lanceloet seide: ‘Ay, lieve here,
Gi naemt die joncfrouwe met crachte
11696[regelnummer]
Haers ondancs met ure machte
Ende gelijc dat gise hebt genomenGa naar margenoot+
Met crachte ende deetse hier comen,Ga naar margenoot+
Sal icse met rechte wech voren van u.
11700[regelnummer]
Ende dinct u dat ic onrecht doe nu,
Alse gi wilt, neemt bate van desen.’
Dander sprac het soude also wesen.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Mettien voren si vander steden.
11704[regelnummer]
Alsi een stuc hadden gereden,
Lanceloet vragede der joncfrouwen doe
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11680 leden: ‘brengen’. 11684 Hi... lach: ‘was hij zeer nijdig, omdat hij (gewond) in bed lag’, vgl. M iv, lxxv, 5: ‘si est moult dolanz de ce qu'il ne se puet lever’, zie ook S v, 69/3-4 en MNW 2, 24. 11686-7 daer bi Dat: ‘doordat’. 11688 Ende: ‘terwijl’. 11691 Ende... iewerinc: ‘en als ik ertoe (tot wraak) ooit in de gelegenheid ben’. 11692 Weet wel: ‘besef goed’. 11693 berau: ‘zult berouwen’. 11695 naemt: ‘ontvoerde’; met crachte: ‘met geweld’. 11696 met ure machte: ‘met behulp van uw kracht’. 11701 neemt... desen: ‘probeer genoegdoening hiervoor te verkrijgen’. 11702 Dander... wesen: ‘de ander zei dat het zo zou moeten zijn’, vgl. MNW 7, 2427 bij 3. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wie den ridder wonde soe.
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Ic salt u seggen, here.Ga naar margenoot+
11708[regelnummer]
Alse hi mi wech vorde, wenende sere,
Wi gemoetten II ridders die daerbi
Ontfarmnesse hadden op mi
Ende wouden mi bescudden doe
11712[regelnummer]
Ende wondene ende weerden soeGa naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Dat hise doet slooch bede.
Ende hi vorde mi ter stede
Daer ghi hem vont ende mi.
11716[regelnummer]
Ende als hi gebeet was, doe was hi
So siec dat hi waende wesen doetGa naar margenoot+
Ende ginc liggen om dien noet.
Nu es mi bi u wel gesciet,
11720[regelnummer]
Want noch en dede hi mi niet
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11709 gemoetten: ‘ontmoetten’; daerbi: ‘daardoor’ (vanwege het huilen van de jonkvrouwe). 11710 Ontfarmnesse... mi: ‘medelijden hadden met mij’. 11711 bescudden: ‘te hulp komen’. 11712-3 Ende... bede: de interpretatie van de corrector is af te leiden uit de leesaanwijzing voor vs. 11713: ‘en (zij) verwondden hem en boden hem zo tegenstand, maar hij sloeg hen beiden dood’. Er is echter gezien de context en het Ofr. nog een andere vertaling mogelijk, waarbij wondene en weerden verschillende subjecten hebben en waarbij aangenomen wordt dat het subject van weerden (hi) weggevallen is: ‘en (zij) verwondden hem, maar hij verdedigde zich zo goed dat hij hen beiden doodsloeg’. Het Ofr. (M iv, lxxv, 6) luidt: ‘et li firent les plaies dont il gist; mais il se desfandi si bien qu'il les occist en .II.’; S v, 69/19-20. Zie ook K ii, 235/10-12. 11716 gebeet: ‘(van zijn paard) afgestegen’. 11717 hi... doet: ‘hij dacht dat hij dood ging’. 11718 liggen: ‘in bed liggen’; om dien noet: ‘vanwege die pijn’, ‘vanwege zijn verwondingen’. 11719 Nu... gesciet: ‘nu is het dankzij u voor mij goed afgelopen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Enichge dinc die mi messat.’
Ga naar margenoot+ Doe hare suster horde datGa naar margenoot+
Was si also blide van desen
11724[regelnummer]
Alse enich wijf mochte wesen.
Si reden so verre dat si vernamen
Enen bosch ende als sire toe quamen
Vonden si ene scone woninge daer.Ga naar margenoot+
11728[regelnummer]
Die joncfrouwen beetten beide dar naer
Ende baden hem dat hi beeten soude.
Hi antworde hine woude:
Hi hadde so verre te gane.
11732[regelnummer]
Ga naar margenoot+ So laegen hem so vaste aneGa naar margenoot+
Dat hi beeten moeste ende eeten
Ende die quene met hem, dat suldi weten.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11721 messat: ‘onteerde’. 11726 toe: ‘bij’. 11730 hine woude: ‘dat hij dat niet wilde’. 11732 So... ane: ‘zij drongen bij hem zo sterk aan’ (de Vlaamse vormvariant so, die een enkele maal voorkomt bij kopiist A, wordt door de corrector meestal in si omgezet). 11733 beeten: ‘afstijgen’. 11734 Ende... hem: deze zinsnede kan aansluiten op vs. 11732 (‘en de oude vrouw met hen’: ook de quene dringt er op aan dat L. afstijgt) of op vs. 11733 (‘en de oude vrouw met hem’: ook de quene wordt gevraagd af te stijgen en te eten). Het Ofr. mist een corresponderende mededeling (M iv, lxxv, 7; S v, 69/31). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11727 Volgens het Ofr. (M iv, lxxv, 7) is deze scone woninge door een omheining en een greppel enigszins versterkt: ‘une maison haute, close de trilleiz et de fossez’; S v, 69/27-28. Vgl. Besamusca 1991, p. 91-95. 11731 Lanceloet weet in feite niet wat zijn reisdoel is (zie ook vs. 11884-7). Hij heeft beloofd de quene te volgen waar zij ook gaat, zie Dl. iv, vs. 166-178 en vs. 12338-40 en 13106-295. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die joncfrouwen deden hem feeste groet.
11736[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Alsi geheten hadden sprac Lanceloet:
‘Joncfrouwe, hebbic gedaen mijn belof?’Ga naar margenoot+
‘Ja gi, here, hebt danc daer of.’
‘Nu biddic u, joncfrouwe, sonder waen,
11740[regelnummer]
Om den dienst die ic u hebbe gedaen
Ende op u bate, dat gi vart
Sconincs Arturs hove wartGa naar margenoot+
Ende doet verstaen der coninginnen
11744[regelnummer]
Ende hem allen die daer sijn binnen
Dat si alle moegen seker wesen das
Dat Lanceloet niet doet en es,
Mar gesont ende te gereke.Ga naar margenoot+
11748[regelnummer]
Ende segt hem coenleke
Dat si seker moegen weten
Dat gi hebt gedronken ende geeten
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11735 hem: kan zowel ‘hem (L.)’ als ‘hen (L. en de quene)’ betekenen, zie W bij vs. 11734. 11736 geheten: ‘gegeten’, vgl. Van Loey ii, par. 113. 11737 hebbic... belof: ‘heb ik mijn belofte vervuld’. 11740 Om den: ‘vanwege de’. 11741 op u bate: ‘met het oog op uw voordeel’, zie vs. 11761-70. 11742 Sconincs... wart: ‘naar het hof van koning Artur’. 11747 te gereke: ‘in orde’. 11748 hem: ‘hun’; coenleke: ‘gerust’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11737-53 In ruil voor de bevrijding van haar zuster heeft de jonkvrouwe Lanceloet beloofd een - niet nader gespecificeerde - boodschap voor hem te doen, vgl. vs. 11631-8. 11750-3 In tegenstelling tot bijv. Walewein houdt Lanceloet zijn identiteit zoveel mogelijk verborgen. In het eerste deel van de roman (S iii, M vii en viii) wordt beschreven hoe hij zelf pas bij zijn eerste grote succes (het Doloreuse Gardeavontuur) zijn naam te weten komt en hoe er enkele omvangrijke zoektochten nodig zijn voor het hof zijn identiteit kent. Zie Kennedy 1986, p. 10-49. Ook daarna maakt Lanceloet zich liever niet bekend. Vandaar dat hij hier een verzonnen verhaal opdist, zonder overigens echt te liegen. Vgl. Ruberg 1963, p. 126. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met enen ridder die met hem at
11752[regelnummer]
Gisternavont, ende oec datGa naar margenoot+
Hi lach met hem in een bedde toe.’
Die joncfrouwe sprac tote Lancelote doe:
Ga naar margenoot+ ‘Ic ne sal niet geloeft wesen
11756[regelnummer]
Ine ware bat seker van desen.’
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Gi mochtet wel doen verstaenGa naar margenoot+
Der coninginnen sonder waen,
Dat hi gans es ende gesont.’Ga naar margenoot+
11760[regelnummer]
Die joncfrouwe seide tier stont:
Ga naar margenoot+ ‘Ic ne mach dan niet faelgieren
Rike te sine in gere manierenGa naar margenoot+
Ende machtich mijn leven al,
11764[regelnummer]
Nadien dat ic bringen sal
Sulke niemare in Arturs hof,
Want ic ne duchte niet daer of,
Die coninc en geeft mi enen casteelGa naar margenoot+
11768[regelnummer]
Ocht ene port al geheel,
Hort hi dese niemare van mi
Eer si hem van andren geseecht si.’
Hi seide dat hem dat lief ware
11772[regelnummer]
Ende hi sciet doe van hareGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11753 toe: ‘bovendien’. 11756 bat seker: ‘zekerder’. 11757 mochtet: et duidt de lijdend voorwerpszin vs. 11759 aan; wel: ‘zeker’. 11759 gans: ‘ongedeerd’. 11761-3 Ic... al: ‘ik kan dan op geen enkele wijze mislopen dat ik mijn hele (verdere) leven rijk en machtig zal zijn’. 11766 Want... of: ‘want ik ben er niet bezorgd over’, ‘want ik twijfel er niet aan’. 11767 Die... casteel: ‘dat de koning mij niet een burcht geeft’. 11768 port: ‘stad’. 11770 van: ‘door’; geseecht: ‘verteld’. Gewoonlijk wordt in de tekst geseit als volt. deelw. van seggen gebruikt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende voer metter quenen doe.
Si reden toten avonde toe,
Daer si tere witter abdyen quamen,
11776[regelnummer]
Daer si hare herberge namen.
Ende die joncfrouwe ob ander sideGa naar margenoot+
Sciet van haerre suster tien tide
Dat van hare was gevaren Lanceloet.
11780[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Si reet al blide te Kameloet.
Als sire quam, si beette ter vart
Ende gaf te houdene hare part.Ga naar margenoot+
Si vragede om die coninginne daernare
11784[regelnummer]
Ende omden coninc. Men seide hare
Dattie coninc was in sijn proieel
Ende met hem sire barone een deel.
Ga naar margenoot+ Men seide hare vander coninginnenGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11774 toten avonde toe: ‘tot de avond viel’. 11775 Daer: ‘toen (kwamen zij)’; tere witter abdyen: ‘bij een abdij van nonnen of monniken met een wit ordekleed’, vgl. T. 11776 Daer... namen: ‘waar zij overnachtten’. 11777 ob ander side: ‘anderzijds’. 11778-9 tien tide Dat: ‘op het moment dat’. 11781 beette: ‘steeg af’. 11782 te houdene: ‘in bewaring’. 11785 proieel: ‘lusthof’, vermoedelijk een met bloemen en bomen begroeid grasveld. 11786 sire barone een deel: ‘een aantal van zijn edelen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11775 witter abdyen: net als in het Ofr. (M iv, lxxv, 8: ‘une blanche abaie de nonains’; S v, 70/8) wordt d.m.v. de kleur van de ordekleding aangegeven tot welke orde de geestelijken in de abdij behoren. In dit geval is dat hoogstwaarschijnlijk de orde der Cisterciënsers, vgl. LTK 7, 1207-8 en 9, 1385 en zie ook Pauphilet 1980, p. 53-56 en Micha 1983, p. 423. 11780 Kameloet is één van Arturs hofplaatsen. 11781 Terwijl in het Ofr. wordt aangegeven dat de jonkvrouwe ‘l'andemain a ore de vespres’ (M iv, lxxv, 8; vgl. S v, 70/10) het hof bereikt, ontbreekt dit gegeven in de vertaling. Vgl. Besamusca 1991, p. 95-100. 11782 In het Ofr. (M iv, lxxv, 8; S v, 70/13) geeft de jonkvrouwe haar paard ‘a .I. garçon’. Deze bijfiguur ontbreekt in de vertaling, vgl. Besamusca 1991, p. 103-105. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11788[regelnummer]
Dat si was in hare camere binnen,
Ga naar margenoot+ So dattie joncfrouwe eer ginc
Ter coninginnen dan ten coninc.
Si knielde ende si seide hare:
11792[regelnummer]
‘Vrouwe, ic bringe u niemareGa naar margenoot+
Van Lancelote, dat hi es al gesont.’
Ga naar margenoot+ Alse die coninginne dat verstont,
Verscoet si al van bliscepen
11796[regelnummer]
Daer si mede was begrepen
Ende si seide: ‘Soete vriendinne,Ga naar margenoot+
Waer bi weetti dit, lieve minne?’
Si seide: ‘Ic segt u, bi mire trouwe.’
11800[regelnummer]
Doe vertelde hare die joncfrouwe
Hoe hare die ridder seide daer of
Die hare haerre suster weder gaf,Ga naar margenoot+
Dat hi met Lancelote at ende dranc,
11804[regelnummer]
In een bedde, des was onlanc,
Met hem hadde gelegen toe.
Die coninginne vragede hare doe
Ocht si den ridder iet hadde gesienGa naar margenoot+
11808[regelnummer]
Ongewapent. Si seide mettien:
‘Vrouwe, jay ic, herde wale, bedi
Hi at gisternavont met mi.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11792 niemare: ‘nieuws’. 11793 dat: ‘namelijk dat’, vgl. Stoett, par. 325; al: ‘helemaal’. 11795 Verscoet... bliscepen: ‘trilde zij helemaal van de blijdschap’. 11796 begrepen: ‘vervuld’. 11798 Waer bi: ‘hoe’. 11804-5 In... toe: voor In dient men het samengetrokken Dat hi (vs. 11803) toe te voegen. Een nevenschikkend voegwoord (ende) dat deze verzen met vs. 11803 verbindt, ontbreekt; des was onlanc: ‘kort geleden’; toe: ‘ook’. 11807 iet: ‘soms’. 11808 Ongewapent: ‘zonder wapenrusting’ (m.n. zonder helm). 11809 bedi: ‘want’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Die coninginne vragede hare
11812[regelnummer]
Hoe hi gescapen was daernare.Ga naar margenoot+
Die joncfrouwe seide: ‘Vrouwe,
Hi dunct mi, bi mire trouwe,
Die scoenste ridder vander werelt sijn
11816[regelnummer]
Ende hi es bruen een lettelkin.’
Ende si seider so vele tekene toeGa naar margenoot+
Dattie coninginne wel wiste doe
Dat Lanceloet was ende tien tide
11820[regelnummer]
Wart die coninginne so blide,Ga naar margenoot+
Het ne mochte vertellen niemen.
Si ne sciet vander joncfrouwen niet sniemenGa naar margenoot+
Ende was hars so blide dat hare
11824[regelnummer]
Sere wonderde waer bi het ware.
Die coninginne seide metter vart:
‘Ter goeder tijt quaemdi hare wart,
Bedi noit en wart joncfrouwe ontfaen,Ga naar margenoot+
11828[regelnummer]
Met sulker bliscap sonder waen,
Als u ontfaen sal mijn here die coninc,
Alsi van deser dinc
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11812 gescapen was: ‘er uit zag’. 11816 bruen een lettelkin: ‘een beetje bruin’, vgl. T. 11817 Ende... toe: ‘en zij beschreef er zoveel herkenningstekens bij.’ 11822 Si... sniemen: ‘zij verliet de jonkvrouwe niet meteen’. 11823 hars: ‘om haar’, ‘om haar bericht’. 11823-4 dat... ware: ‘dat zij zich zeer verbaasd afvroeg waarom dat was.’ 11826 Ter goeder tijt: ‘op een gunstig tijdstip’; hare wart: ‘hierheen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11815-6 Lanceloets mannelijke schoonheid wordt herhaaldelijk vermeld, vgl. bijv. vs. 11930-44 en zie voor een zeer uitgebreide beschrijving van Lanceloets uiterlijk en karakter M vii, ixa, 1-7 en S iii, 33/23 - 35/36. Zijn enigszins bruine huidskleur wordt vaker genoemd als herkenningsteken, zie vs. 13333. Vgl. ook T bij vs. 11928-41. 11823-4 De jonkvrouwe verbaast zich zo over de uitzonderlijke vreugde die de koningin ten toon spreidt, omdat zij geen weet heeft van de liefde van de koningin voor Lanceloet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Horen sal ende van deser blider niemare.
11832[regelnummer]
Nu laet ons gaen tote hem, coemt hare,Ga naar margenoot+
Bedi die lettinge es mi leet,
Dat hi die niemare noch niet ne weet.’
Si leidese vorden coninc ende dede
11836[regelnummer]
Hare vorden coninc seggen mede
Dat si hare hadde geseit te voren.Ga naar margenoot+
Die coninc wart blide int horen.
Ga naar margenoot+ Hi seide ter joncfrouwen doe,
11840[regelnummer]
Daert alle die barone horden toe:
‘Gi hebt mi gemaect nu te tide
Met deser niemaren herde blide.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Nu willic u te lone deelen
11844[regelnummer]
Enen, dien gi kiest, van minen castelen.’
Si viel hem te voeten metter spoet
Ende si custe sinen voet
Ende bat dat hi har gaveGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11831 niemare: ‘tijding’. 11832 coemt hare: ‘kom hierheen’. 11833 Bedi... leet: ‘ik betreur het oponthoud’, ‘ik wil geen oponthoud’. 11834 Dat: ‘omdat’. 11837 Dat: ‘wat’. 11838 int horen: ‘toen hij het hoorde’. 11840 Daert... toe: ‘terwijl alle edelen het ook hoorden’. 11843 te lone deelen: ‘als beloning geven’. 11845 metter spoet: ‘meteen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11840 De barone, wier aanwezigheid beklemtoond wordt, dienen als getuigen bij Arturs belofte (vs. 11843-4) aan de jonkvrouwe. 11846 Hoogstwaarschijnlijk kust de jonkvrouwe Arturs voet om haar dankbaarheid te tonen. Het is niet uitgesloten dat de voetkus tevens een feodaal aspect heeft. In Renout van Montalbaen (zie Duinhoven 1973, vs. 71-122) kussen de vier Heemskinderen de voet van Karel de Grote als hij hun lenen gegeven heeft. De jonkvrouwe die het kasteel Louzechp krijgt, wordt Arturs leenvrouwe. (Met dank aan Irene Spijker). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11848[regelnummer]
Den casteel van Louzechp ende maect(-) ave,
Om dat sire in hadde gewesen.
Ga naar margenoot+ Die coninc gaven hare na desen.
Doe dreven si alle bliscap groet
11852[regelnummer]
Die daer waren, sonder genoet,Ga naar margenoot+
Mar boven al die coninginne.
Si was blide in haeren sinne
Ende si genas emmer mede
11856[regelnummer]
Van dage te dage van haerre siechede
Ende si hadde weder cortelikeGa naar margenoot+
Hare scoenheit geheellike.
Ende hadde si noit vordesen
11860[regelnummer]
In hogen ende blide gewesen,
Si waest nu vele mere.
Si loech ende speelde sereGa naar margenoot+
Ende sine onderwant hare dinc negeen
11864[regelnummer]
Dan dat si Gode bat al in een
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11848 maect(---) ave: vermoedelijk moet hier maectse dar vrouwe ave gelezen worden: ‘haar tot vrouwe daarvan zou aanstellen’. Zie P/G. 11852 sonder genoet: ‘zonder weerga’, te verbinden met bliscap (vs. 11851). 11855 emmer mede: ‘ook nog’. 11857-8 Ende... geheellike: ‘en zij kreeg spoedig haar schoonheid volledig terug’. 11859 noit: ‘ooit’. 11860 In hogen: ‘opgewekt’. 11862 Si... speelde: ‘zij was vrolijk en in haar schik’. 11863 Ende... negeen: ‘en zij hield zich met niets anders bezig’. 11864 al in een: ‘voortdurend’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11848 Den casteel van Louzechp: volgens S (vii, p. 428) en West 1978 (p. 192) is deze burcht (Ofr.: M iv, lxxv, 10: ‘Louezeph’; S v, 70/38: ‘Louerzeph’) dezelfde als het kasteel ‘Leverzerp’, waar Gauvain eerder in de roman deelneemt aan een gevecht, zie S iii, 358-364 en M viii, lxiiia, 1-21. Vgl. voor meer informatie West 1978, p. 192 en zie ook Kennedy 1986, p. 105-6. 11849 In M (iv, lxxv, 10), S (v, 70/38) en bijna alle hss van ‘groep BN 122’ kiest de jonkvrouwe dit kasteel omdat zij er geboren is. Alleen BN 122 komt overeen met de vertaling. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 291]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat hi har den genen wilde geven
Gesont ende goet, in leven,
Doer wien si so vele swaerhedenGa naar margenoot+
11868[regelnummer]
Hadde gedaen ende leden
Met droefheden ende met sere.
Ga naar margenoot+ Nu ne spreect davonture niet mere
Vanden coninc ende der coninginnen,
11872[regelnummer]
Ende sal te sprekene beginnenGa naar margenoot+
Van Lancelote nu ter ure
Ende van sire avonture.
Davonture seget hier ter steden,
11876[regelnummer]
Alse Lanceloet was gesceden
Vander witter abdien, dat hiGa naar margenoot+
Voer blide ende in hogen, bedi
Dat hi hadde ontboden niemare
11880[regelnummer]
Der coninginnen, die hare
Harde wel soude sijn gecomen,Ga naar margenoot+
Ende als sise hadde vernomenGa naar margenoot+
Dat sire blide soude wesen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11866 Gesont ende goet: ‘gezond en wel’. 11867 Doer wien: ‘omwille van wie’; swaerheden: ‘verdriet’. 11868 gedaen: ‘doorgemaakt’; hoewel het transitieve doen alleen actieve betekenissen heeft, lijkt deze passieve betekenis hier de juiste, zie MNW 2, 234-48 en MNW 7, 2476 bij 7; leden: ‘geleden’. 11869 sere: ‘smart’. 11870 davonture: ‘het verhaal’. 11872 Ende: ‘maar’. 11877 witter abdien: zie vs. 11775. 11878 voer: ‘op weg ging’; in hogen: ‘opgewekt’. 11878-81 bedi... gecomen: ‘omdat hij de koningin (het) nieuws had laten weten, dat haar zeer welkom zou zijn’. 11882-3 Ende... wesen: ‘en omdat zij, wanneer zij het nieuws vernomen had, er blij om zou zijn’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 292]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11884[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi vragede der quenen na desen
Waer dat sine leiden woude.
Ga naar margenoot+ Si seide dat hijt niet weten en soude
Vore dat hi daer quame.Ga naar margenoot+
11888[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Dat si, in Gots name.’
Si reden so verre dat si quamen
In enen sconen beemt te samen.
Ga naar margenoot+ Het was een heet weder, want het was
11892[regelnummer]
Omtrent Sinte Jhans messe, als ict las.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si vonden ene fonteine daer,
Die doer scone was ende claer,
Onder die scade van II sicamoren
11896[regelnummer]
Ende si vonden dar voren
Twee ridders ende II joncfrouwen toe,Ga naar margenoot+
Die opt gras hadden gespreit doe
Ene witte dwale suverlike.
11900[regelnummer]
Si saten ende aten wel blidelike.
Ga naar margenoot+ Ten irste dat si hadden versien
Lancelote, si stonden op mettienGa naar margenoot+
Jegen hem ende na desen
11904[regelnummer]
Hieten sine wellecome wesen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11884 der quenen: ‘(aan) de oude vrouw’. 11888 Dat si: ‘het zij zo’. 11890 beemt: ‘weide’. 11891 Het... weder: ‘het was heet’. 11892 Sinte Jhans messe: ‘de dag waarop ter ere van Johannes de Doper missen opgedragen worden (zijn gedenkdag)’: 24 juni, zie T bij vs. 10948. Het Ofr. spreekt van ‘si conme a feste saint Jehan’ (M iv, lxxvi, 1; S v, 71/13-14); als ict las: ‘naar ik (in mijn bron) las’. 11893 fonteine: ‘bron’. 11894 doer scone: ‘zeer zuiver’; claer: ‘helder’. 11895 Onder... sicamoren: ‘in de schaduw van twee wilde vijgebomen’. 11896 dar voren: ‘daarbij’. 11897 toe: ‘bovendien’. 11899 dwale: ‘servet’, ‘doek’; suverlike: dit bijwoord kan worden verbonden met gespreit (vs. 11898) of met witte (vs. 11899). In het eerste geval is de vertaling ‘netjes’, in het tweede ‘zuiver’. 11900 saten ende aten: ‘zaten te eten’. 11903 Jegen hem: ‘omwille van hem’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Si dedene beeten om eten
Ende tirst dat hi bi hem was geseten,
Hi hadde gehadt heiten groet,Ga naar margenoot+
11908[regelnummer]
Ende waser of in tansichte al roet.
Ende hi was so scone bi desen
Dat niemen so scone mochte wesen.
Ende om sine grote scoenhede
11912[regelnummer]
Begonstene te besien daer ter stedeGa naar margenoot+
Ene vanden II joncfrouwen, die was
Des eens ridders suster, als ict las.
Ende si was maeget nochtoe
11916[regelnummer]
Ende so dore scone daer toe
Ende so wel gemaect dat hare gelikeGa naar margenoot+
Niemen en was in erderike.
Men vant oc genen ridder mede,
11920[regelnummer]
Hine haddese om hare scoenhede
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11905 beeten om eten: ‘afstijgen om te eten’. 11906 tirst dat: ‘voordat’; hem: ‘hen’. 11907 Hi... groet: ‘had hij het erg heet gehad’. 11908 Ende... roet: ‘(en) hij was daardoor helemaal rood in zijn gezicht’. 11909 bi desen: ‘daardoor’. 11915 nochtoe: ‘nog’. 11916 Ende... toe: ‘en bovendien zo buitengewoon mooi’. 11917 gemaect: ‘geschapen’. 11919 oc [...] mede: ‘ook’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gerne te wive genomen, mar si
En hads genen wille, bediGa naar margenoot+
Sine hadde noit binnen
11924[regelnummer]
Haren live gemint bi minnen
Ende sine hadde noit vordien
Coninc noch grave noch ridder gesien
Dien si te minnen woude dangieren.Ga naar margenoot+
11928[regelnummer]
Ende si sach in allen manieren
Op Lancelote den tijt datmen at.
Si sach sinen mont, die hem wel sat
Ende gelijc ere rosen was roet,
11932[regelnummer]
Daer af quam hare pine groet.Ga naar margenoot+
Si wart gepijnt thant van dien,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11922 En... wille: ‘wilde dat niet’. 11923-4 binnen Haren live: ‘in haar leven’. 11924 gemint bi minnen: ‘liefgehad uit (echte) liefde’, ‘echt liefgehad’. Het gaat hier om de liefde tussen een man en een vrouw, die verschilt van de liefde tussen ouder en kind enz. Het Ofr. (M iv, lxxvi, 2) heeft: ‘amé par amors’; S v, 71/26. 11927 Dien... dangieren: ‘die zij zich zou willen verwaardigen te beminnen’. 11928 in allen manieren: ‘voortdurend’. 11930 die hem wel sat: ‘die welgevormd was’. 11932 Daer... groet: ‘die haar grote smart veroorzaakte’ (hare kan zowel indir. obj. als deel van het dir. obj. (hare pine groet) zijn). 11933 Si... dien: ‘zij werd daardoor (door de pine, vs. 11932) onmiddellijk gekweld’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11928-41 De beschrijving van de schoonheid van Lanceloets gezicht bestaat uit traditionele elementen: de rode mond, het blonde glanzende en krullende haar, het scone vorhoeft, de schitterende ogen. Zijn lichtbruine teint (vgl. vs. 11816), die hij met Hector (Roman de Troie (ed.-Constans 1904), vs. 5365) gemeen heeft, is ongebruikelijk, maar geldt niet als lelijk. Gezien de traditionele voorkeur voor rode wangen enz. is het echter wel begrijpelijk dat hij, wanneer hij door de hitte rood aangelopen is, nog knapper wordt geacht (zie vs. 11907-10). Zie Colby 1965, p. 25-55 en Méla 1984, p. 349. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Sine hadde noit so sconen ridder gesien
Als hi hare dochte teneger stede,
11936[regelnummer]
Noch enichge vrouwe noch joncfrouwe mede.
Si sach sine oegen, die haer dochten daerGa naar margenoot+
Gelijc tween sconen mirauden claer.
Si sach sijn scone vorhoeft
11940[regelnummer]
Ende sijn kersp haer, des geloeft,
Gelijc den goutdraeden. Ende si sachGa naar margenoot+
Dat so grote scoenheit an hem gelachGa naar margenoot+
Dat si so met zijnre minnen wart bevaen
11944[regelnummer]
Dat si al verspranc sonder waen.
Ende die ridder die hare broeder was,
Wart thant geware das
Dat si bleec was ende hadde van desenGa naar margenoot+
11948[regelnummer]
Wonder wat hare mochte wesen.
Hi vragede wat si hadde hare.
Si seide dat si siec ware.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11935 dochte: ‘toescheen’. 11936 Noch... mede: hoewel dit vers ook verbonden kan worden met ridder (vs. 11934), ligt de verbinding met Sine (vs. 11932), die steun vindt in het Ofr. (M iv, lxxvi, 2: ‘car onques mais a son esciant dame ne damoisele ne vit si bel’; S v, 71/29-30), meer voor de hand: ‘zij, noch enige andere vrouwe of jonkvrouwe, had ooit’. 11937 dochten: ‘voorkwamen’. 11938 Gelijc... claer: ‘als twee prachtig schitterende smaragden’. 11940 kersp: ‘krullende’; des geloeft: ‘wees daarvan verzekerd’. 11942 Dat... gelach: ‘dat hij zo'n grote schoonheid bezat’. 11943 Dat... bevaen: ‘dat zij zozeer met liefde voor hem vervuld werd’. 11944 al verspranc: ‘helemaal verbleekte; vgl. MNW 8, 2518. 11947-8 hadde... wesen: ‘vroeg zich af wat er met haar kon zijn’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Lanceloet was van ridenne sere
11952[regelnummer]
Verhit ende hi hadde groten gereGa naar margenoot+
Te drinkene vander scoenre fonteine
Die hi daer sach inden pleine
Ende hi dranker af na desen.
11956[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Si dochtem cout ende goet wesen.
Hi dranc te vele sonder waen:Ga naar margenoot+
Van siecheden waendi sterven saen.
Hi viel in onmachte van groter smerte
11960[regelnummer]
Die hi dogede tsire herte.
Hi lach lange ocht hi doet ware.
Als hi spreken mochte, seidi daernare:Ga naar margenoot+
‘Ay, soete vrouwe, ic sal nu,
11964[regelnummer]
Mi dinke, sterven al sonder u.
Ga naar margenoot+ Dese doet soude mi in desen
Goedertierren dunken wesen,
Storvic doch binnen uwen armen,Ga naar margenoot+
11968[regelnummer]
Mar nenic niet, acharmen!’
Hi strecte sine leden saen
Ende sine oegen gingen hem te stale staen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11951-2 Lanceloet... Verhit: ‘L. had het door het rijden erg warm gekregen’. 11952 gere: ‘zin’. 11953 scoenre fonteine: ‘zuivere bron’. 11954 pleine: ‘weide’. 11956 goet: ‘goed van smaak’. 11958 Van... saen: ‘kort daarna meende hij van ziekte te sterven’. 11959-60 Hi... herte: ‘hij verloor het bewustzijn door de zware pijn die hij voelde in zijn hart’. 11961 lange: ‘lange tijd’. 11963 soete vrouwe: d.i. de koningin. 11964 Mi dinke: ‘lijkt mij’. 11965 in desen: ‘wat dit betreft’. 11966 Goedertierren: ‘zacht’. 11968 Mar... acharmen: ‘maar nee (ik zal niet in uw armen sterven), helaas’. 11970 gingen... staen: ‘begonnen te staren’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hi viel in onmachte daer nare,
11972[regelnummer]
Gelijc ocht hi doet ware.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Tirst dattie quene dat versach
Riep si lude: ‘Owi! Awach!
Vrouwe Sinte Marie, sal nu hiere
11976[regelnummer]
Dese ridder sterven in deser maniere,
Ga naar margenoot+ Die beste ridder sekerlikeGa naar margenoot+
Diemen weet in al erderike?
Om Gode, gevetter raet toe,
11980[regelnummer]
Goede liede, of gi weet hoe.
Ic vrese dat dese fonteine daer hi
Af dranc gevenijnt si.Ga naar margenoot+
Storve hi al dus, sonder waen,
11984[regelnummer]
Ic souder mi selven om verslaen
Ende sterft hi, sijt seker dies,
Nemmerme wort verset tferlies.’
Ga naar margenoot+ Alsi dus spraken, si vernamenGa naar margenoot+
11988[regelnummer]
Dat twe slangen uter fonteinen quamen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11979 Om Gode: ‘in Godsnaam’; gevetter raet toe: ‘neem er maatregelen tegen’. 11980 of: ‘als’. 11982 gevenijnt: ‘vergiftigd’. 11984 verslaen: ‘doden’. 11986 Nemmerme... tferlies: ‘het verlies (van Lanceloet) zal nooit meer goedgemaakt worden’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T11979 In M (iv, lxxvi, 4) en hs. Yale noemt de oude vrouw hier Lanceloets naam: ‘Ha, dame, fait li chevaliers, qui est il donques? Dites le nos. - Ja est ce mes sires Lanceloz del Lac, li mieldres chevaliers del monde que l'an saiche.’. S (v, 72/8) en de hss van groep BN 122 (behalve Yale) missen deze passage, evenals de vertaling. 11987-95 Hoewel Maerlant in Der naturen bloeme (ed.-Verwijs 1878, Bk. vi, vs. 75-78) vertelt dat slangen hun gif uitspuwen als zij het water ingaan en het later weer opnemen, lijken de twee slangen hier het bronwater te hebben vergiftigd. Volgens Maerlant doet het gif van de slang Idrus ‘die liede swellen in allen leden’ (Bk. vi, vs. 480). Lanceloet overkomt hetzelfde, zie vs. 12023-31; 12044-7 en 12125-32. White 1960 (p. 178) vermeldt dat de Hydrus in het water leeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die elke andren jagede daer
Ende keerden in die fonteine daernaer.
Ga naar margenoot+ Die oude joncfrouwe seide na dien:
11992[regelnummer]
‘Soete vriende, nu mogedi sienGa naar margenoot+
Dat vanden beesten es gevenijnt
Die fonteine die den ridder pijnt
Ende daer die edel man bi es doet.’
11996[regelnummer]
Si gingen maken jamer groet.
Die ridder sprac doe sire suster an:Ga naar margenoot+
‘Suldi laeten desen edelen man
Nu sterven bi fauten van u?
12000[regelnummer]
Men soude nieman vinden nu
Die so wel kent der crude cracht
Alse gi doet, ende hare macht.Ga naar margenoot+
Ende van venine af te done also wel
12004[regelnummer]
Weetti meer dan ieman el.Ga naar margenoot+
Ic ne sach u noit op enen tijt
Also trage alse gi nu sijt
Te helpene desen goeden man.’Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W11989 elke andren jagede: ‘elkaar achterna zaten’. 11994 Die fonteine: ‘het bronwater’; pijnt: ‘pijnigt’. 11995 Ende... doet: ‘en waardoor die edele (voortreffelijke) man verloren is’. 11999 bi fauten van u: ‘door uw nalatigheid’. 12001 der crude cracht: ‘de (geneeskrachtige) werking van planten’. 12002 hare macht: ‘hun (heilzame) kracht’, hare verwijst naar crude (vs. 12001). 12003 Ende... wel: ‘en ook wat betreft het tegengaan van gif’. 12007 Te: ‘om te’, zie Stoett, par. 282. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12008[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Si sprac: ‘Ic ne waende niet dat hieran
Mijns sins iet te done was.
Ga naar margenoot+ Nu sal ic mi onderwinden das
Hem te helpene vander doet,
12012[regelnummer]
Magic, want hi heves noet.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si sochte daer inden beemt thant
Crude die si daer toe goet vant
Ende si brac gene crude warde
12016[regelnummer]
Metten apple van Lanceloets swerde
Ende deedse inden selven nap daer hi uut doeGa naar margenoot+
Hadde gedronken ende si deder in daertoe
Triacle die si hadde daer.
12020[regelnummer]
Ende si ontdede hem den mont daernaer
Ende goet hem tgene in den mont.
Hi dranc so hi best mochte tier stont.Ga naar margenoot+
Ende hi was geswollen alsoe
12024[regelnummer]
Dat sine beene waren doe
Also groet als een man es
Omtrent die borst, des sijt gewes.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12008-9 Ic... was: ‘ik besefte niet dat mijn kennis (van der crude cracht enz.) hier wellicht nodig was’, vgl. MNW 7, 1132 bij a. 12010 mi onderwinden das: ‘proberen’. 12011 helpene: ‘redden’. 12012 Magic... noet: ‘als ik kan, want hij heeft er behoefte aan’. 12013 beemt: ‘weide’. 12014 goet vant: ‘heilzaam achtte’. 12015 Ende... warde: ‘zij maakte die waardevolle (heilzame) planten fijn’. 12016 apple: ‘knop (bovenaan het gevest)’. 12017 nap: ‘beker’. 12019 Triacle: ‘een tegengif’. 12020 ontdede: ‘opende’. 12025 groet: ‘dik’. 12026 Omtrent: ‘om’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T12013-9 Vgl. Brandsma 1991a. 12017-8 In het Ofr. (M iv, lxxvi, 3) was al eerder beschreven dat Lanceloet een beker gebruikte om uit de bron te drinken: ‘si prant .I. coupe d'or qui devant lui estoit, si l'amplist de la fontainne, si la boit toute plainne’; S v, 71/38-39. In de vertaling is dit samengevat in één vers (vs. 11955), waarbij de beker weggevallen is. Vgl. Besamusca 1991, p. 94-95. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tirst dat Lanceloet hadde daer afGa naar margenoot+
12028[regelnummer]
Gedronken dat hem die joncfrouwe gaf,
Hi begonste swellen sere
Ende hi swal ielanc so mere,
Ga naar margenoot+ So dat hi also groet als ene tonne was.
12032[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die joncfrouwe bat haren broeder dasGa naar margenoot+
Dat hi hare alle die cleder brochte
Die hi in hare camere vinden mochte.
‘Wi sulne hier leggen, bedi
12036[regelnummer]
Vortmenne henen, so dunket mi
Dat hi sterven sal, die ridder wart.’Ga naar margenoot+
Met haesten sat die ridder op sijn part
Ende reet al dat hi mochte,
12040[regelnummer]
Ga naar margenoot+ So dat hi hare cleder brochte,
Daer mede geladen was een rosside,
Ende ene viole ter selver tide,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12027 daer af: ‘daarvan (van het medicijn)’. 12030 ielanc so mere: ‘hoe langer hoe meer’. 12031 So dat: ‘totdat’. 12033 cleder: ‘kledingstukken’, mogelijk ook ‘beddegoed’ (dekens enz.), vgl. vs. 12124-5. 12035 leggen: ‘in een bed leggen’. 12036 Vortmenne henen: ‘vervoert men hem’. 12037 die ridder wart: ‘die edele ridder’. 12039 al dat hi mochte: ‘zo hard hij kon’. 12040 hare: ‘haar’ (pers. vnw., bez. vnw. niet uitgesloten). 12041 rosside: ‘lastpaard’. 12042 viole: ‘fles met een lange hals’, vgl. T. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T12042 viole: het Ofr. (M iv, lxxvi, 6; S v, 72/40) spreekt hier van een ‘fiole’ (een glazen flesje). Over de interpretatie van ene viole is een discussie gevoerd door B.M. van der Stempel en J. van der Valk. De eerste zag het als een geneesmiddel op basis van het viooltje (de plant), de tweede achtte de betekenis ‘flesje’ waarschijnlijker. Het Ofr. stelt Van der Valk in het gelijk. Zie Van der Stempel 1910, p. 112-117, Van der Valk 1911 en Van der Stempel 1912. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die si hem te bringene beval.
12044[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi vant Lancelote so ontmaect over al
Dat hi metten oegen niet mochte gesien.
Tfenijn was op gegaen mettien
Dat hem al sijn ansichte swal.Ga naar margenoot+
12048[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die joncfrouwe hiet ende beval
Datmen hare een bedde bringen soude.
Si leiden daer op also houde
Ende si leide op hem daer naer
12052[regelnummer]
Al die cleder die si hadde daer,Ga naar margenoot+
Die cume hadde gedragen een part.
Ga naar margenoot+ Si dede een pawelgoene metter vart
Rechten op al daer ter stede
12056[regelnummer]
Om die heiten te scuwene mede.
Die joncfrouwe, dat suldi weten,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12044 Hi... al: ‘hij trof L. aan, zo mismaakt over zijn hele lichaam’. 12045 Hi: d.i. Lanceloet; gesien: ‘kijken’. 12046 op gegaen: ‘naar zijn hoofd gestegen’. 12046-7 mettien Dat: ‘terwijl’. 12050 leiden: ‘legde hem’, mogelijk is Si meervoud, in dat geval is de vertaling ‘legden hem’; also houde: ‘meteen’. 12053 cume: ‘met moeite’. 12054 pawelgoene: ‘tent’. 12055 Rechten op: ‘opzetten’. 12056 heiten: ‘hitte’; scuwene: ‘ontsnappen’, ‘weren’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T12050 Het Ofr. (M iv, lxxvi, 7) vermeldt hier dat men Lanceloet zijn wapenrusting uitgedaan had toen hij begon op te zwellen: ‘(puis i couche Lancelot) qu'ele ot fait desarmer, des lors qu'il conmança a enfler’; S v, 72/43 - 73/1. Dit blijft in de vertaling onvermeld. 12057 Het Mnl. mist hier een gesprekje tussen de jonkvrouwe en haar broer over de vraag of Lanceloet zal genezen, zie M iv, lxxvi, 7, 8; S v, 73/4-9. Vgl. Besamusca 1991, p. 85-89. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hiltene herde cort om sweten.
Ga naar margenoot+ Hi hadde, dat dochtem, meerre pine
12060[regelnummer]
Vander heiten dan vanden venine.
Hine mochte hem verporren niet
Daer hi lach noch spreken iet.Ga naar margenoot+
Hi sceen bat alden dach vort an
12064[regelnummer]
Een doede dan een levende man.
Noit ne dogede man tere stedeGa naar margenoot+
Meerre pine dan hi dede.
Ga naar margenoot+ Nochtan en was hi niet tonder soe,Ga naar margenoot+
12068[regelnummer]
Hine pensede emmertoe
Om die coninginne sire vrouwe
Meer dan om hem selven inden rouwe;
Ga naar margenoot+ Hi wiste wel: also houde alse hare
12072[regelnummer]
Van sire doet quame die niemare,Ga naar margenoot+
Si soude scire sterven daer naer.
Dit was die dinc die hem meest was swaer,
Ga naar margenoot+ So dat hi in dit verdriet lach
12076[regelnummer]
Ende in desen rouwe alden dach
Ende al dien nacht al dore oec mede,Ga naar margenoot+
Sonder te verporren sine lede
Ende sonder te sprekene wort.
12080[regelnummer]
Hi sweette also gedect rechte vort.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12058 Hiltene... sweten: ‘beperkte hem volledig in zijn bewegingen (dekte hem helemaal toe) om te zweten (om hem te laten zweten)’. 12059 dat dochtem: ‘dat dacht hij’; pine: ‘last’. 12061 hem verporren: ‘zich verroeren’. 12062 Daer hi lach: ‘op de plaats waar hij lag’. 12063 sceen bat: ‘leek meer’. 12065 dogede: ‘leed’. 12067 tonder: ‘verzwakt’. 12068 emmertoe: ‘voortdurend’. 12070 inden rouwe: ‘in die ellendige toestand’. 12071-2 also... niemare: ‘zodra haar het bericht van zijn dood zou bereiken’. 12073 scire: ‘spoedig’. 12074 meest was swaer: ‘het meest bedroefd maakte’. 12078 verporren: ‘bewegen’. 12080 also gedect: ‘zo toegedekt’; rechte vort: ‘de hele tijd’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende dar ne ruste nieman tuwaren
Van allen die bi hem waren:Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Die joncfrouwe verboet hem lieden
12084[regelnummer]
Dat si van hem niet ne scieden.
Des ander daeges te middage
Begonsti te makene clage
Ende seide: ‘Ay, God, lieve Here,Ga naar margenoot+
12088[regelnummer]
Dese heiten deert mi nu mere.’
Die joncfrouwe antworde daer toe:
‘Here, ghi moetse gedogen also
Tote morgen dat dach sal wesen,
12092[regelnummer]
Dan suldi sijn genesen,Ga naar margenoot+
Bider hulpe van Onsen Here.’
Hi sweech ende ne sprac niet mere.
Ga naar margenoot+ Die joncfrouwe sprac haren broeder an:
12096[regelnummer]
‘Ocht ic desen ridder genesen can,
Ne soudi niet te rechte wesen mijnGa naar margenoot+
Tirst dat hi genesen sal sijn?’
Ga naar margenoot+ Die ridder seide: ‘Suster, jahi,
12100[regelnummer]
Want hi ware doet ne waerdi
Ende hine sal niet moegen genesen
En moet bi uwer hulpe wesen.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Sijt seker dat hi al
12104[regelnummer]
Binnen XV dagen genesen sal
Ende also starc sijn ende also gesont
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12083-4 verboet... scieden: ‘verbood hun dat zij van hem weggingen’. 12085 Des ander daeges: ‘de volgende dag’. 12086 te makene clage: ‘te jammeren’. 12087 nu mere: ‘nu’. 12090 gedogen: ‘verduren’. 12093 Bider: ‘met de’. 12097 Ne... mijn: ‘zou hij dan niet met recht de mijne zijn’. 12100 ne waerdi: ‘als u er niet was (geweest)’. 12102 En... wesen: ‘of het moet door uw hulp zijn’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alse hi noit was teneger stont,
Blivic gesont.’ Die gene diet hordenGa naar margenoot+
12108[regelnummer]
Worden blide vanden worden.
Daer na sijn si ten etene geseten
Ende tirst dat si hadden geeten
Gingen si slaepen sonder sparen,
12112[regelnummer]
Want si sere verwaect waren.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Des ander dages te primetide
Sprac Lanceloet niet ter lide
Ende seide: ‘Ay, joncfrouwe,
12116[regelnummer]
Gi doedt mi, bi mire trouwe,
Metter hetten die ghi mi doet doegen.’Ga naar margenoot+
‘Ic dancs den Here van hier boven
Die u die cracht gaf, lieve here,
12120[regelnummer]
Bedi ic waende een luttel eere
Dat nimmermeer te gere stonde
Sprake ne quame ute uwen monde.’Ga naar margenoot+
Die joncfrouwe dede van hem doe
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12106 noit: ‘ooit’. 12108 worden: ‘werden’, presens historicum, vgl. Stoett, par. 244. 12112 verwaect: ‘uitgeput (door slaapgebrek)’. 12113 te primetide: ‘op het uur van de eerste kerkdienst van de dag (omstreeks zes uur 's morgens)’. 12114 niet ter lide: ‘niet terloops’, ‘met moeite’ (vgl. MNW 4, 493 bij i, waar deze verbetering van de foutieve lezing van J (metter lide) voorgesteld wordt). 12116 doet: ‘doodt’. 12117-8 Metter... boven: tussen deze verzen is mogelijk tekst verloren gegaan, zoals het uit het ontbreken van rijm af te leiden is. De zin die correspondeert met vs. 12116-9 luidt in M iv, lxxvi, 10: ‘‘vos m'ociez, qui tant me faites soffrir ceste chalor.’ ‘Voire, sire, fait ele, si vos em plaingniez vos, beneoiz soit ore Diex qui le pooir vos en a donné!’; S v, 63/34-35. De ontbrekende mededeling (het equivalent van ‘Voire... plaingniez vos’) is waarschijnlijk weggevallen bij het overschrijven van de vertaling. 12117 hetten: ‘hitte’; doegen: ‘verduren’. 12119 die cracht: ‘de kracht (om dit te zeggen, nl. vs. 12115-7)’. 12120 een luttel eere: ‘kort geleden’. 12122 Sprake: ‘een woord’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12124[regelnummer]
III gesticke cuelcten ende daer toe
Drie covertoren ende si vantGa naar margenoot+
Sijn ansichte ontswollen thant
Ende sine lede, maer also saenGa naar margenoot+
12128[regelnummer]
Was hem die huyt af gegaen
Ende sine naglen sijn met allen
Hem vanden vingeren gevallen
Ende vanden teen, des geloeft.
12132[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hem en bleef niet een haer op thoeft,Ga naar margenoot+
Mar hi gevoelde wel doe das
Dat hi sere verlicht was.
Ga naar margenoot+ Hi bat dat si sijn haer doen souden
12136[regelnummer]
In ene bosse ende dat wel houden:
Ga naar margenoot+ Hi wout sinden der coninginnen,Ga naar margenoot+
Omdat si te bat soude kinnen
Ende geloven sijn geval.
12140[regelnummer]
Men dede al dat hi beval.
Die joncfrouwe deden eten nadien,
Die met goeden wille op hem heeft gesien.Ga naar margenoot+
Hi dochte hare so scone dat si van desen
12144[regelnummer]
Niet versaet en mochte wesen,
Al hadt gedurt een jaer.
Ga naar margenoot+ Si hilts hare over te sotter daer naer
Ende scout haer selven dar bi.Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12124 gesticke: lees gesticte: ‘(door)gestikte’. Deze door Verdam voorgestelde emendatie (MNW 2, 1712 en MNW 7, 2136) wordt gesteund door het Ofr.: M iv, lxxvi, 10: ‘coutes pointes’ (‘doorgestikte en gewatteerde dekens’, zie M ix, p. 238); S v, 73/37; cuelcten: ‘dekens’. 12125 covertoren: ‘dekbedden’. 12126 ontswollen: ‘geslonken’. 12129 met allen: ‘compleet’. 12131 teen: ‘tenen’. 12134 sere verlicht: ‘veel beter’. 12136 bosse: ‘bus’; houden: ‘bewaren’. 12138-9 Omdat... geval: ‘opdat zij zijn lotgevallen des te beter zou kennen en des te eerder zou geloven’. 12142 met goeden wille: ‘met liefde’. 12143-4 dat... wesen: ‘dat zij er (nl. van het verliefd naar Lanceloet kijken) niet genoeg van zou kunnen krijgen’. 12146 Si... naer: ‘zij beschouwde zich daarom daarna als een des te grotere dwaas’. 12147 scout: ‘vermaande’; dar bi: ‘daarover’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12148[regelnummer]
‘Acharme keytive,’ seide si,
‘War bi eist dat icken so gerne sie?
Dat hi so scone dunket mie?
Ga naar margenoot+ Al es hi scone, wat es mi te bat dan,
12152[regelnummer]
Ja en hebbicker niet an?Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Ic doe, mi es te bat van dien,
Want dat oversoete op sien
Brinct mi int herte daermede
12156[regelnummer]
Ene so grote soetichede
Ende soe soete hope des gelikeGa naar margenoot+
Dat icker bi ware genoech rike,
Ne waendic niet bedroegen wesen.
12160[regelnummer]
Mar wi sien vele van desen
Dattie dingen niet also en gescien
Alse die lieden dicken hopen te dien.Ga naar margenoot+
Hier bi, op avonture wats gesciet,
12164[regelnummer]
Ne dar ic an die hope houden niet.’
Aldus disputeerde si doe
Jegen haer selven emmertoe.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12148 Acharme keytive: ‘ach, ongelukkige stakker (die ik ben)’. 12149 War bi eist: ‘hoe komt het’. 12150 Dat: ‘omdat’; mie: zie W bij vs. 10869. 12151 wat... dan: ‘wat baat het mij dan’. 12152 Ja... an: ‘ik heb er immers niets aan’. 12153 Ic doe: ‘toch wel’, ‘ik heb er toch wel iets aan’; mi... dien: ‘ik ben er gelukkiger door’. 12154 dat... sien: ‘dat buitengewoon aangename kijken (naar L.)’. 12156 soetichede: ‘geluksgevoel’, ‘blijdschap’. 12157 Ende... gelike: ‘en ook een zo gelukkig makende verwachting’. 12158 Dat... rike: ‘dat ik daarmee zeer gelukkig zou zijn’. 12159 Ne... wesen: ‘als ik niet vreesde teleurgesteld te worden’. 12160 vele: ‘vaak’; van desen: ‘wat dit betreft’. 12161 gescien: ‘gebeuren’. 12162 dicken: ‘vaak’; te dien: ‘wat dat betreft’. 12163-4 Hier... niet: ‘hierom durf ik, met het risico van wat er gebeuren kan, niet op die verwachting (de vervulling van die hoop) te rekenen’. 12166 emmertoe: ‘de hele tijd’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T12148-64 In de hoofse romans komen beschrijvingen van een dergelijke innerlijke tweestrijd vaker voor, zie bijv. Chrétiens Cligés (ed.-Micha 1957, vs. 606-1041, 1362-1398, 4364-4529). Gewoonlijk dienen zij om de gedachten, gevoelens en twijfels op het gebied van de liefde, die een bepaald personage ervaart, voor het voetlicht te brengen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Aldus vragede si haer selven daerGa naar margenoot+
12168[regelnummer]
Ende gaffer antworde toe daer naer.
Ga naar margenoot+ Als hi geeten hadde, si dede
Hem een bedde maken ter stede
Ende dedene opt tbedde liggen saen
12172[regelnummer]
Ende decten lichte sonder waen.Ga naar margenoot+
Ende ten irsten dat hare dochte
Dat hi in slape wesen mochte
Dede si dandre uutgaen boude,
12176[regelnummer]
Datten niemen wecten ne soude.
Ga naar margenoot+ Alsi lange op hem hadde gesienGa naar margenoot+
Seide si als een drove wijf nadien:
‘Ter quader tijt sagic u scoenhede,
12180[regelnummer]
Dat icker dus moet quellen mede,
Ga naar margenoot+ So dat ics niet mach ontgaen,
Ine moeter om sterven sonder waen.Ga naar margenoot+
Ende mine sal moegen helpen gene
12184[regelnummer]
Cracht van cruden noch van stene.
Ende dits een groet wonder, bediGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12167 vragede... selven: ‘stelde zij zichzelf vragen’. 12171 opt tbedde: lees opt bedde (dittografie). 12172 decten: ‘dekte hem toe’. 12175 boude is hier expletief, zie MNW 1, 1397 bij 3. 12176 Datten: ‘zodat hem’; wecten: lees wecken. 12179 Ter quader tijt: ‘ter kwader ure’. 12180 Dat... mede: ‘omdat ik er aldus onder moet lijden’. 12181-2 So... sterven: ‘zodat ik daaraan niet kan ontkomen, tenzij ik erdoor zal sterven’. 12184 Cracht: ‘heilzame werking’; cruden: ‘planten’; stene: ‘(geneeskrachtige) (edel)stenen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mi dunct wel, woudic, dat ic mi
Wel hier of getrecken mochteGa naar margenoot+
12188[regelnummer]
Ende dar of ontcommeren sochte,
Mar allene dat gepens van desen
Dunct mi so bequame wesen
Ende het genoeget mi so over wel,
12192[regelnummer]
Ja bat dan enichge dinc mochte el.Ga naar margenoot+
Niet bedi dit gepens es mi
Ine weet waer af comen, bedi
Ic ne minde noit vor desen.
12196[regelnummer]
Nochtan hebbic versocht gewesen
Dicke, van menichgen hogen man,Ga naar margenoot+
Dien ic veronwarde te horne dan.
Nu minnic so dat ic en mach niet
12200[regelnummer]
Mijn herte daer af trecken wats gesciet:
Ga naar margenoot+ Ic soude eer willen bi deser sake
Sterven eer icse daer af trake.Ga naar margenoot+
Noit ne minde joncfrouwe so sere
12204[regelnummer]
Binnen so corter tijt enen here.
Niet bedi ic en betrouwe mi so wel an u,
Want ic hebbe u wel gedient nu,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12186-7 dat... mochte: ‘dat ik mij hiervan best wel zou kunnen losmaken’. 12188 Ende... sochte: ‘en mij daarvan gemakkelijk (zou kunnen) bevrijden’. 12189 allene: ‘alleen al’; van desen: ‘hierover’ (nl. over Lanceloets schoonheid enz.) 12190 bequame: ‘zalig’. 12191 genoeget: ‘bevalt’; over wel: ‘buitengewoon goed’. 12192 Ja... el: ‘zelfs meer dan iets anders mij zou kunnen behagen’. 12193-4 Niet... comen: ‘toch weet ik niet hoe ik aan deze gedachten kom’. 12196-8 Nochtan... dan: ‘toch zijn mij vaak aanzoeken gedaan, door menig aanzienlijk man, naar wie ik mij dan niet verwaardigde te luisteren’. 12200 daer af trecken: ‘daarvan losrukken’; wats gesciet: ‘wat er ook gebeurt’. 12202 eer... trake: ‘dan dat ik haar (mijn herte, vs. 12200) daarvan zou losrukken’. 12205 Niet... u: ‘dat neemt niet weg dat ik zoveel vertrouwen in u stel’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat gi mi niet sult willen doedenGa naar margenoot+
12208[regelnummer]
Met uwer minnen, siedi mi in noeden,
Op dat mi quame daer toe.
Mar het en sal niet gescien alsoe,
Bider hulpen Gods, Ons Heren.
12212[regelnummer]
Ic sal mi van desen wille kerenGa naar margenoot+
Ende ic sal betren raet soeken:
Ga naar margenoot+ Ic weet wel et ne sal u niet willen roeken
Ene so arme joncfrouwe als ic bem
12216[regelnummer]
Te minnen.’ Aldus sprac si op hem
Ende seide ende wederseide daer.Ga naar margenoot+
Nu bequam hi hare wel ende daer naer
Est hare van hem al vergaen.
12220[regelnummer]
Si es met groter droefheden bestaen.
Nu es si blide van dien
Dat si opten genen hevet gesienGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12208 Met uwer minnen: ‘door middel van mijn liefde voor u’, ‘door mijn liefde voor u niet te beantwoorden’; siedi mi in noeden: ‘wanneer u ziet dat ik in levensgevaar ben’. 12209 Op... toe: ‘als het zover met mij zou komen’. 12212 wille: ‘verlangen’; keren: ‘afkeren’. 12213 betren raet soeken: ‘iets beters bedenken’. 12214 et: ‘het’; willen roeken: ‘aanstaan’, vgl. MNW 6, 1518 bij 5. 12215 arme: ‘onaanzienlijke’. 12217 Ende seide ende wederseide: ‘en zei iets en sprak het (weer) tegen’. 12218 bequam: ‘beviel’. 12219 Est... vergaen: ‘ging dit m.b.t. hem bij haar helemaal over’, vgl. MNW 8, 1732. 12220 bestaen: ‘bevangen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dien si lude ende stille
12224[regelnummer]
Mint, wil si ocht ne wille,
Ende si wart dan drove ende gram
Ende vloecte die wile dat hare an quam
Dat gepens daer si in was.Ga naar margenoot+
12228[regelnummer]
Si hilt hare over de sotter das.
Ga naar margenoot+ Lanceloet ontspranc daer hi lach
Ende tirst dat hise wenen sach
Was hi so drove dat hi ter steden
12232[regelnummer]
Al verscoet van droefheden.Ga naar margenoot+
Hi seide: ‘Joncfrouwe, wat hebbedi?
Wie was so cone dat hi vor mi
U gram dorste maken nu?’
12236[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Here, ne roket u.
Ic ne clage over nieman sonder waenGa naar margenoot+
Ende mine heeft niemen quaet gedaen,
Sonder mine herte, diene heeft niet
12240[regelnummer]
Al dat si wille dat gesciet.’
Ga naar margenoot+ Mettien liet hi vallen die tale,
Mar hen bequam niet waleGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12224 wil... wille: ‘of zij wil of niet’. 12225 gram: ‘boos’. 12226-7 Ende... was: ‘en vervloekte het uur dat zij de gedachten kreeg die zij had’. 12228 Si... das: ‘zij beschouwde zich daardoor als een des te grotere dwaas’, zie vs. 12146 en vgl. voor de MNW 2, 91. 12229 ontspranc: ‘werd wakker’. 12232 verscoet: ‘trilde’. 12234 cone: ‘vermetel’; vor mi: ‘in mijn tegenwoordigheid’. 12236 ne roket u: ‘maak u er niet druk om’. 12239 Sonder: ‘behalve’. 12240 Al... gesciet: ‘alles wat zij zou willen zien gebeuren’. 12241 liet... tale: ‘zweeg hij’. 12242 Mar... wale: ‘maar het speet hem’, ‘maar hij vond het vervelend’ (zie voor het zeldzaam voorkomende hen met de betekenis ‘hem’ Van Loey 1, par. 28 bij d en Dl. v, vs. 6637). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat hise so drove hadde gesien.
12244[regelnummer]
Si drogede hare oegen na dien
Ende si toende na haren gedochteGa naar margenoot+
Also grote bliscap alsi mochte.
Ga naar margenoot+ Mettien quamer hare broeder toe.Ga naar margenoot+
12248[regelnummer]
Hi vragede Lancelote doe
Wat hi dade. ‘Wel, Goddanc,
Ic sal genesen eer iet lanc.’
Binnen dien dat si waren in dit doen
12252[regelnummer]
Quamen gereden vor dat pawelgoenGa naar margenoot+
II gewapende ridders ende daer toe
Ene joncfrouwe, die vrageden doe
Ochtmense daer herbergen mochte:
12256[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Het was herbergens tijt dat hem dochte.
Dier joncfrouwen broeder seide daer naerGa naar margenoot+
Dat si wel waren comen daer,
Al hadder vele meer gewesen.
12260[regelnummer]
Hi dede rechten na desen
Een pawelgoene al sonder sparen.
Ga naar margenoot+ Tirst dat si ontwapent warenGa naar margenoot+
Gingen si sitten rusten daer.
12264[regelnummer]
Die wart vragede hem daer naer
Wanen si waren. Doe seiden si:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12245-6 si... mochte: ‘zij deed haar best om zoveel vreugde als zij kon aan de dag te leggen’. 12249 Wat hi dade: ‘hoe hij het maakte’. 12252 pawelgoen: ‘tent’. 12256 herbergens tijt: ‘tijd om een nachtverblijf op te zoeken’; dat hem dochte: ‘vonden zij’. 12258 wel waren comen: ‘welkom waren’. 12259 Al... gewesen: ‘zelfs al waren zij met veel meer geweest’. 12260 rechten: ‘opzetten’. 12264 wart: ‘gastheer’. 12265 Wanen si waren: ‘waar zij vandaan kwamen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Van Arturs hove.’ Doe vragede hi
Wat si sochten in dat lant.Ga naar margenoot+
12268[regelnummer]
Ga naar margenoot+ ‘Wi soeken,’ antworden si thant,
‘Minen here Lancelote van Lac.’
Die riddre daer men aldus toe sprac,
Die ginc tote Lancelote saen
12272[regelnummer]
Ende dede hem aldus verstaen:Ga naar margenoot+
‘Here, hier sijn twee ridders comen nu
Van Arturs hove, die soeken u
Ende spraken u gerne, wildi.
12276[regelnummer]
Segt wat hier af u wille si.’
Ga naar margenoot+ Lanceloet antworde den goeden man:Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ ‘Vraget hem wie si sijn, dan
Coemtet mi weder seggen na dien.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12275 wildi: ‘als u dat wilt’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T12269 Het Mnl. mist de overweging van de ridder die het Ofr. (M iv, lxxvi, 13) hier geeft: ‘Et quant cil l'antant, si ne lor volt pas enseingnier devant que il sache s'il voldra parler a aux, car en nule manniere il ne voudroit faire chose dont il se coureçast a son esciant’; S v, 75/18-20. Vgl. Besamusca 1991, p. 83-85. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12280[regelnummer]
Si mochten sulc sijn ic soudse gerne sien
Ende si mochten oec sulc wesen
Ic ne liete mi niet sien, bi desenGa naar margenoot+
Dat ic in desen pointe bem.’
12284[regelnummer]
Die ridder ginc weder tote hem
Ende vragede hem wie si waren.
Die riddren antworden sonder sparen.
Ga naar margenoot+ ‘Deen ridder es Bohoert geheten,Ga naar margenoot+
12288[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Dander Lioneel, dat suldi weten.’
Ga naar margenoot+ Tirst dat Lanceloet dat verstont,
Hi wart sere blide tier stont
Als hise horde also nomen.
12292[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Here, gaet, doetse comen.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Tirst dat si vor hem quamen,
Hi groettese beide bi namen.
Ga naar margenoot+ Als sine kinden, worden si begrepen
12296[regelnummer]
Met so groter bliscepen,
Het ne soude niemen seggen moegenGa naar margenoot+
Die bliscap die si gingen toegen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12280 sulc: ‘zulke ridders’, zie MNW 7, 2415 bij a en Stoett, par. 9, opm. 111. 12282-3 bi desen Dat: ‘omdat’. 12283 pointe: ‘toestand’. 12286-9 vgl. T. 12294 bi namen: ‘met hun naam’. 12295 kinden: ‘herkenden’; begrepen: ‘vervuld’. 12297 seggen: ‘beschrijven’. 12298 gingen toegen: ‘aan de dag gingen leggen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T12286-9 Aangezien vs. 12287-8 alleen tegen Lanceloet gezegd kunnen worden, ontbreekt in de vertaling de mededeling dat de gastheer naar Lanceloet teruggaat na van Lioneel en Bohort te hebben vernomen hoe zij heten. Vgl. M iv, lxxvi, 14: ‘et li uns dist qu'il a non Boort et li autres Lyons et sont frere. Et il s'an revient maintenant et le dist a Lancelot.’; S v, 75/27-29. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Si waren vervart om die sake
12300[regelnummer]
Dat sine so sagen tongemake
Ende si vrageden hem na desen
Ocht hi iet soude moegen genesen.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hi seide ja hi, wel cortelike,
12304[regelnummer]
Bi sHeren hulpe van hemelrike.
Ga naar margenoot+ Hi seide sine avonture met allenGa naar margenoot+
Also als si hem was gevallen
Ende alsi davonture verstonden,Ga naar margenoot+
12308[regelnummer]
Hem wondrets sere tien stonden.
Ga naar margenoot+ Lanceloet seide tot hem daer nare:
Ga naar margenoot+ ‘Neven, weetti enichge niemare
Vanden hove?’ ‘Mer hets VIII dage leden
12312[regelnummer]
Dat wi vanden hove sceden hedenGa naar margenoot+
Ende wi lieten tongemake
Den coninc om uwe sake,
Die wel waent, here, dat gi doet sijt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12299-300 Si... tongemake: ‘zij waren verontrust, omdat zij zagen dat hij er zo slecht aan toe was’. 12303 wel cortelike: ‘binnenkort’. 12305 met allen: ‘helemaal’, ‘volledig’. 12306 gevallen: ‘overkomen’. 12308 Hem wondrets sere: ‘verbaasden zij zich zeer daarover’. 12310 niemare: ‘nieuws’. 12311 Mer kan onvertaald blijven, vgl. MNW 4, 1002-3. 12313-4 Ende... sake: ‘en wij lieten de koning ongerust achter vanwege u’. 12315 Die wel waent: ‘die ervan overtuigd is’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T12305-6 Terwijl het Mnl. de gebeurtenissen hier alleen maar aanduidt, geeft het Ofr. (M iv, lxxvi, 15) een korte samenvatting: ‘Si lor conte l'aventure come ele li ert avenue par l'eve qui ert envenimee si que a poi qu'il n'a esté morz, et sanz faille le fust il, se ne fust la damoisele qui l'avoit gari de l'anvenimement’; S v, 75/36-38. 12310 Neven: zie T bij vs. 10868-70. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12316[regelnummer]
Ende daer ne dorste nieman tier tijt
Lachen noch spelen om uwen wille.’Ga naar margenoot+
Ende Behort seidem doe vort al stille:
‘Here, mijn vrouwe die coninginne
12320[regelnummer]
Leeft doer u met droven sinne.’
Ende hi telde hem na desen
Al haer leven ende al hare wesenGa naar margenoot+
Ende dien rouwe dien si vor hem lieden
12324[regelnummer]
Dreef alsi van danen scieden.
Doe gaf hem Bohort dat vingerlijn
Datter coninge hadde gesijn,
Dat si hem beval ter selver stondeGa naar margenoot+
12328[regelnummer]
Te gevene dat hine vonde.
Ende hi seidem mede al
Dat hem die coninginne beval.
Hi nam tvingerlin mettien
12332[regelnummer]
Ende alsijt wel hadde besienGa naar margenoot+
Kendijt wel ende weende sere.
Ende hi seide: ‘Wel lieve here,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12317 spelen: ‘zich vermaken’; om uwen wille: ‘vanwege u’. 12318 al stille: ‘fluisterend’, vgl. T. 12320 met droven sinne: ‘somber gestemd’. 12321 telde: ‘vertelde’. 12322 Al... wesen: ‘haar hele doen en laten’. 12323 vor hem lieden: ‘in hun tegenwoordigheid’. 12324 danen: ‘daar’. 12326 coninge: gezien vs. 11127-44 betreft het hier de ring die de koningin aan Bohort gaf, lees daarom coninginnen. 12327-8 Dat... vonde: ‘dat zij beval aan hem (L.) te geven zodra hij (Bohort) hem (L.) ontmoette’. 12330 Dat... beval: ‘wat de koningin hem (L.) opdroeg te doen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T12318 al stille: het Ofr. (M iv, lxxvi, 15) legt meer nadruk op het feit dat Bohorts woorden alleen voor Lanceloets oren bestemd zijn: ‘Et il resgarde tout entour lui, car il ne voloit que nus l'oïst; et quant il voit qu'il n'a laienz fors els .III., si dist a Lancelot:’; S v, 76/4-5 (iets beknopter). 12325-30 Vgl. vs. 11127-48. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dit gebot ne mochtic niet doen nu.
12336[regelnummer]
Ic bem so siec, dat seggic u,
Dat ic niet en mach riden van siecheden.Ga naar margenoot+
Ende alsic bem genesen mede
Moet ic met deser vrouwen gaen
12340[regelnummer]
Ende hare besicheit onder staen.
Hier bi dunct mi goet dattie een
Te hove wart vare van u tweenGa naar margenoot+
Ende gi hare segt hoe ic vare
12344[regelnummer]
Ende segt mine avonture hare,
Bedi gi sult van desen
Bat dan enich ander man geloeft wesen.
Ende om bat geloeft te sine daerGa naar margenoot+
12348[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Suldi mire vrouwen voren mijn haer,
Dat ic hebbe gedaen houden daertoe.’
Si waren daer wel ontfaen doe.
Ga naar margenoot+ Sanderdages gereiddem wech te gane
12352[regelnummer]
Bohort, mar eer hi sciet daneGa naar margenoot+
Seidi tote Lancelote saen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12335 Dit... nu: ‘aan dit gebod (nl. om naar de koningin te komen) kan ik nu geen gehoor geven’. 12340 hare... staen: ‘haar belangen behartigen’. 12343 hare: d.i. de koningin; hoe ic vare: ‘hoe ik het maak’. 12346 Bat: ‘meer’. 12348 voren: ‘brengen’. 12349 gedaen houden: ‘laten bewaren’ (vgl. voor deze constructie Dl. v, vs. 7419, 7790-1 en 7977-8). 12351 gereiddem: ‘maakte (Bohort) zich klaar om’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Here, ic hebbe jegen u mesdaen
Meer dan gi selve waent, seggic u.’
12356[regelnummer]
Ga naar margenoot+ ‘Hoe es dat?’ sprac hi. ‘Dat segt mi nu.’
Ga naar margenoot+ Bohort seide: ‘Here, ic saelt u toegen.Ga naar margenoot+
Gedinct u iet dat quam vor uwen oegen
Een ridder gewapent tere steden
12360[regelnummer]
Ende die coninginne wech woude leden
Ende gi joesteret jegen hem daer?’
Ga naar margenoot+ Lanceloet seide doe: ‘Dats waer.’Ga naar margenoot+
‘Dat wasic, here,’ sprac hi,
12364[regelnummer]
‘Ende gi joesteret jegen mi.Ga naar margenoot+
Here, ic ne kinde u niet.
Ga naar margenoot+ Van dien dat mi daer af es gesciet
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12357 toegen: ‘vertellen’. 12358 Gedinct u iet: ‘herinnert u zich soms’. 12361 joesteret: ‘vocht met de lans’. 12365 ic... niet: ‘ik wist niet dat u het was’. 12366 Van... gesciet: ‘voor hetgeen mij daardoor is overkomen (nl. dat ik met u gevochten heb)’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Biddic u genaden nu, here.’Ga naar margenoot+
12368[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Lanceloet sprac: ‘Gi mesdoet sere
Dat gi u onderwint, bi mire trouwe,
Hant te slane an so hoge vrouwe
Ende gi verdinet wel daer an
12372[regelnummer]
U lijf te verliesene dan.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Ic verbiede u dat gi niet so cone
En sijt meer sulc overdaet te doene,
Bedi weet wel dat ic bi desen
12376[regelnummer]
Toter doet u viant soude wesen.’
Ga naar margenoot+ Hi swoer dat hi hadde gesekert soeGa naar margenoot+
Dat hijt emmer doen moeste doe
Ende hi telde hem hoe
12380[regelnummer]
Dat hi was bracht daer toe.
Doe maecte Bohort sine vart
Metter joncfrouwen te Galvoie wartGa naar margenoot+
Ende Lioneel gebrachtene daer
12384[regelnummer]
Ende keerde tote Lancelote daer naer.
Ga naar margenoot+ Lanceloet seide te hem: ‘Tuwaren,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12367 genaden: ‘vergeving’. 12368-9 Gi... onderwint: ‘u deed er zeer verkeerd aan dat u het waagde’ (mesdoet en onderwint: presens historicum, vgl. Stoett, par. 244). 12370 Hant... vrouwe: ‘aanspraak te maken op een zo voorname dame’. 12371 verdinet wel: ‘zou zeker verdiend hebben’; daer an: ‘daarbij’. 12372 lijf: ‘leven’. 12373-4 Ic... doene: ‘ik verbied u ooit nog zo vermetel te zijn een dergelijke wandaad te begaan’. 12375 Bedi... desen: ‘want besef goed dat ik daardoor’. 12377 hi hadde gesekert: ‘hij zijn woord gegeven had’. 12378 emmer: ‘in elk geval’. 12381 Doe... vart: ‘toen ging Bohort op weg’. 12383 gebrachtene: ‘deed hem uitgeleide’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 319]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Neve, gi moet te hove varen,
Te mire vrouwen, ter coninginnen,Ga naar margenoot+
12388[regelnummer]
Van minen wegen ende troestense met minnen
Ende gi sult hare voren mijn haer
Ende thant hier weder keren daernaer,
Dat ic weten mach wat hars sal gescien.’
12392[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Lioneel voer te hove mettien.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Alse hi int hof quam, hi verstont
Dattie coninc voer jaegen tier stont.
Ende die coninginne was comen vort
12396[regelnummer]
Van daer si messe hadde gehort.
Ga naar margenoot+ Tere venstren sat si ende mettienGa naar margenoot+
Heeft si Lionele versien,
Daer si herde blide af was:
12400[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Si waende wel seker wesen das
Dat hi har niemare brochte
Van hem dien si in hare gedochteGa naar margenoot+
Dan haer selven ne minde niet min.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12388 Van minen wegen: ‘namens mij’; met minnen: ‘liefdevol’. 12391 Dat... gescien: ‘opdat ik weten zal wat er met haar zal gebeuren (wat zij zal doen)’. 12393 verstont: ‘vernam’. 12394 voer jaegen: ‘op jacht was gegaan’. 12396 Van... gehort: ‘van de plaats waar zij de mis had bijgewoond’. 12401 niemare: ‘nieuws’. 12402 in hare gedochte: ‘in haar hart’. 12403 Dan... min: ‘niet minder dan zichzelf liefhad’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T12393-4 Deze verzen, die corresponderen met de vertellersopmerking ‘Et li rois ert celui jor alez chacier’ in het Ofr. (M iv, lxxvi, 18; S v, 77/3), zijn opmerkelijk omdat in vs. 11408-9 (overeenkomstig het Ofr.: M iv, lxxvi, 19; S v, 77/9-10) Lioneel nogmaals wordt meegedeeld dat de koning is gaan jagen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 320]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12404[regelnummer]
Doe ginc soe te haerre camere in
Ende dede die joncfrouwen uut gaen haestelike;
Si wouder wesen heimelike.
Ga naar margenoot+ Alse Lioneel gebeet was daernareGa naar margenoot+
12408[regelnummer]
Vragedi waer die coning ware.
Hi was jagen, seiden si.
Ga naar margenoot+ Daer na vragede Lioneel waer hi
Die coninginne vinden mochte.
12412[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Si seiden hem dat hise sochteGa naar margenoot+
In hare camere, si ware daer.
Hi ginc in die camere daernaer.
Als hi die coninginne sach, do seide hi:
12416[regelnummer]
‘Vrouwe, Lanceloet groet u bi mi.’
Ende si helsedene na desenGa naar margenoot+
Ende hietene wellecome wesen.
Ga naar margenoot+ Si vragede wat Lanceloet dade.
12420[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Wel, bider Gods genade,
Naden avonturen sonder waen
Die hem sider sijn over gegaen,Ga naar margenoot+
Vrouwe, dat gine niet ne saget.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12404 soe: deze Vlaamse vormvariant (vgl. Van Loey i, par. 28 bij e) wordt door de corrector gewoonlijk in si omgezet. 12405 joncfrouwen: blijkens het Ofr. (M iv, lxxvi, 18; S v, 77/8) gaat het hier om meerdere jonkvrouwen, zodat de afgekorte vorm (ioncf’) als het meervoud jonkvrouwen opgelost is. 12406 heimelike: ‘ongestoord’ (zodat zij vrij met Lioneel kon spreken). 12407 gebeet: ‘afgestegen’. 12408 coning: zie voor deze ongebruikelijke vorm P/G. 12412 sochte: ‘moest zoeken’. 12416 bi: ‘via’. 12417 helsedene: ‘omhelsde hem’. 12419 wat Lanceloet dade: ‘hoe het met L. ging’. 12420 bider Gods genade: ‘door (dankzij) de genade Gods’. 12421-3 Naden... saget: ‘de gebeurtenissen in aanmerking genomen die hem zijn overkomen, vrouwe, in de tijd dat u hem niet zag’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 321]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12424[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Dar na die coninginne vraget:Ga naar margenoot+
‘Nes hi dan niet al gesont?’
Ga naar margenoot+ ‘Neen hi, vrouwe, nu ter stont
Also wel alse mi lief ware.’Ga naar margenoot+
12428[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die coninginne seide daer nare:
‘Het es onlanc dat hier was
Ene joncfrouwe die gewoech das
Dat hi al gesont was.’ ‘Ende hi
12432[regelnummer]
Heeft siec geweest siden,’ seide hi,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ ‘Hi heeft geweest in sulker noet
Dat wonder es hinen ware doet.’
Ende hi vertellede hare met allen
12436[regelnummer]
Davonture die hem was gevallen.
Alse die coninginne dat verstoet,Ga naar margenoot+
Si wart so drove in haren moet
Dat sine mochte spreken een wort.
12440[regelnummer]
Doe seide hare Lyoneel vort
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12425 al: ‘helemaal’. 12426-7 Neen... ware: ‘Nee, vrouwe, (hij is) nu niet zo gezond als mij lief zou zijn’. 12429 onlanc: ‘kort geleden’. 12430 gewoech: ‘vertelde’. 12432 siden: ‘daarna’, ‘sindsdien’. 12433-4 Hi... doet: ‘hij is er zo slecht aan toe geweest dat het een wonder is dat hij niet dood is gegaan’. 12435 met allen: ‘volledig’. 12436 gevallen: ‘overkomen’. 12438 drove in haren moet: ‘verdrietig’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 322]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoe hem die huyt af ginc met allen
Ende hoe hem af waren gevallenGa naar margenoot+
Al sine naglen mede,
12444[regelnummer]
Van handen ende van voeten bede,
Ende uten hoefde al sijn haer
Ende hoe hijt hare brachte daer
In ene bosse yvorijn,Ga naar margenoot+
12448[regelnummer]
Dat hi te bat geloeft soude sijn.
Ga naar margenoot+ Die coninginne seide: ‘Ic weet u
Betren danc daer af nu
Dan een man die mi geven woude
12452[regelnummer]
C marc van sinen goude.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Ende alse hi ontwapent was daer nare
Gaf hi hare die bosse metten hare.
Ga naar margenoot+ Si ontdeedtse doe ende na dien
12456[regelnummer]
Dat si dat haer hadde gesien
Nam sijt ende leit an haer oegenGa naar margenoot+
Ende begonste also grote bliscap te togen
Alse ochte dat selve haer ware
12460[regelnummer]
Van enen helichgen martelare.
Al dien dach dore bleef daer binnen
Lyoneel metter coninginnen.Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12447 ene bosse yvorijn: ‘een ivoren bus’. 12448 Dat... sijn: ‘opdat hij des te beter (eerder) geloofd zou worden’. 12449-50 Ic... danc: ‘ik ben u dankbaarder’. 12452 C marc: ‘honderd pond’ (bedoeld is: een enorme hoeveelheid). 12453 ontwapent: ‘van zijn wapenrusting ontdaan’. 12455 ontdeedtse: ‘opende haar’. 12457 leit an hare oegen: ‘hield het tegen haar ogen (oogleden)’. 12458 te togen: ‘aan de dag te leggen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 323]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Vor die maeltijt quam al dare
12464[regelnummer]
Een sciltknecht die seide hare:
‘Vrouwe, u ontbiet mijn here
Dat hi niet ne coemt tavont mere.
Hi blijft inden bosch ende ontbiet uGa naar margenoot+
12468[regelnummer]
Dat gi u tavont te gemake doet nu
Ende ghi also groet hof ende mare
Hout ocht hi hier selve ware.’
Ga naar margenoot+ Die coninginne seide si soude.
12472[regelnummer]
Si sprac te Lyonele also houde:Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ ‘Lieve vrient, raet mi wat ic doen mach:
Ga naar margenoot+ Ic en gecreech noit op enen dach
Te gere dinc wille so groet
12476[regelnummer]
Als ic hebbe om Lansloet
Te siene cortelike; ne sie ics niet,Ga naar margenoot+
Ic salre om sterven wat soes gesciet.
Ende ic soudene gerne sien
12480[regelnummer]
In sulker manieren, mocht mi gescien,
Dat niet ne wisten van dien done
Die coninc noch die baroneGa naar margenoot+
Noch ieman oec, sonder ic ende gi.’
12484[regelnummer]
‘Ic sal u wel visieren,’ sprac hi,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12465 u... here: ‘mijn heer (de koning) laat u weten’. 12466 tavont mere: ‘vanavond’. 12467 ontbiet: ‘verzoekt’. 12468 Dat... nu: ‘dat u zich vanavond vermaakt’. 12469 groet hof ende mare: ‘uitgebreid en eervol hof’. 12472 also houde: ‘direct’. 12474 gecreech: ‘kreeg’. 12475 wille: ‘verlangen’. 12477 cortelike: ‘spoedig’; ne... niet: ‘zie ik er (nl. van L.) niets van’, vgl. Stoett, par. 161. 12478 wat soes gesciet: ‘wat er ook gebeurt’. 12480 mocht mi gescien: ‘als dat zou kunnen’. 12481 done: ‘zaak’. 12483 ieman oec: ‘wie dan ook’; sonder: ‘behalve’. 12484 visieren: ‘uitleggen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Hoe gi sult moegen comen te dien
Dat gi u ende hem sult te hope sien,
Dat niemen weten en sal meeGa naar margenoot+
12488[regelnummer]
Dan ic ende allene gi twee.’
Ga naar margenoot+ Die coninginne seide: ‘Nu segt hoe.’
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Tbeste dat icker weet toe
Dat es in deser manieren,
12492[regelnummer]
Dat gi enen tornoy doet visieren,Ga naar margenoot+
Ende gi sult wel dese dinc
Gecrigen anden coninc,
Ende hi si ter octaven sonder zage
12496[regelnummer]
Van Sinte Marien Magdalenen dage.
Daer sullen van allen sidenGa naar margenoot+
Ridders vergaderen tien tiden.
Ga naar margenoot+ Alse tridderscap daer sal wesen
12500[regelnummer]
Ende die tornoy beleeft, binnen desen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12486 te hope: ‘samen’. 12487 Dat... mee: ‘hetgeen verder niemand zal weten’. 12491 in deser manieren: ‘op deze wijze’, ‘als volgt’. 12492 visieren: ‘organiseren’. 12494 Gecrigen anden coninc: ‘van de koning gedaan krijgen’, vgl. MNW 2, 1177. 12495-6 Ende... dage: ‘en het (toernooi) moet zonder mankeren plaatsvinden op de laatste (achtste) dag van de viering van het feest van Maria Magdalena (22 juli), vgl. T en vgl. voor sonder zage P/G en MNW 7, 54. 12498 vergaderen: ‘samenkomen’. 12499 tridderscap: ‘de verzamelde ridders’. 12500 beleeft: ‘gehouden zal worden’, vgl. MNW 1, 844 bij 2. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T12489 In het Ofr. (M iv, lxxvi, 21) zegt de koningin hier bovendien alvast dat zij zal doen wat Lioneel haar aan zal raden: ‘Dites, fait ele, et je le ferai a vostre lox’; S v, 78/10. 12495-6 Aangezien de gedenkdag van Maria Magdalena 22 juli is, zal het toernooi op 29 juli - op de achtste dag van de viering - plaatsvinden. Zie voor het begrip ‘octaaf’ LTK, dl. 9, 1127. Vgl. T bij vs. 10948. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sullen wi comen hier binnen,
So dat ons nieman en sal kinnen.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Dus suldine spreken ende hi u.
12504[regelnummer]
Ende om dit wel te heelne so biddic nu
Dat gi dit hout bedect al
Tote dien dattie die tornoy wesen sal.’
Dus bespraken si die sakeGa naar margenoot+
12508[regelnummer]
Ende waren dien avent te gemake.
Sander dages als comen was die coninc
Spraken die coninginne van deser dinc:
‘Here, ic bem drove int herte mijn
12512[regelnummer]
Om Waleweine ende die met hem sijn,Ga naar margenoot+
Dat si ne weten gene niemare
Van Lancelote. Ic woude hem cont ware
Die niemare die hier int hof
12516[regelnummer]
Die joncfrouwe brochte lest daer of.’
Ga naar margenoot+ ‘Ic wout oec wel,’ seide die coninc.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ ‘Gi sult doen,’ sprac si, ‘ene dinc:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12501 hier binnen: ‘hier (in het hof te Kameloet)’. 12502 So: ‘op een zodanige wijze’; kinnen: ‘herkennen’. 12504 te heelne: ‘geheim te houden’. 12505 hout bedect al: ‘strikt geheim houdt’. 12506 dattie die: lees dattie. 12508 waren [...] te gemake: ‘vermaakten zich’; het Ofr. luidt hier: ‘et jouent assez et gabent toute la nuit’ (M iv, lxxvi, 21; S v, 78/18). 12510 Spraken: ‘sprak met hem’. 12513 Dat: ‘omdat’. 12514 hem cont ware: ‘dat hun bekend was’. 12516 lest: ‘laatst’. 12518 sult: ‘kunt’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T12509 Het Ofr. vertelt hier meer over de komst van de koning: M iv, lxxvi, 22: ‘L'andemain vint li rois del bois; et quant la roine le vit, se li ala a l'encontre et li dist que bien soit il venuz et il vet oïr messe. Aprés disner, quant les tables furent levees, dist la roine au roi:’; S v, 78/18-22 is nog iets uitgebreider. Vgl. Besamusca 1991, p. 76-89. 12512 Zie T bij vs. 10742-3. 12516 In plaats van het vage lest heeft het Ofr. ‘avant ier’ (M iv, lxxvi, 22; S v, 78/24). Dergelijke vervaging van de tijd (en de chronologie) komt veelvuldig voor in de tekst, vgl. Besamusca 1991, p. 95-100. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gi sult doen sonder meren
12520[regelnummer]
Enen tornoy creyieren
Ter octaven sonder sage
Van Sinte Marien MagdalenendageGa naar margenoot+
In die mersche van Kamaloet.
12524[regelnummer]
Ic wane wel, hort Lanceloet
Daer af spreken, dat hi comen sal
Ende so sullen die andre al
Die in die queste sijn gevaren.’Ga naar margenoot+
12528[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die coninc seide: ‘Vrouwe, ic wilt wel, tuwaren.’
Ga naar margenoot+ Die coninc sende ute thant
Boden al dore dat lant,
Dattie tornoy also soude wesen
12532[regelnummer]
Alse gi hier hebt gelesen.Ga naar margenoot+
Die coninginne es weder gegaen
Tote Lyonele ende seide saen:
‘Vart alse gi wilt, het sal also wesen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12519 sonder meren: ‘onmiddellijk’; deze vertaling, waarbij meren opgevat wordt als spellingsvariant van merren, is gezien de context waarschijnlijker dan ‘op onovertrefbare wijze’, een vertaling die van meren uitgaat, zie MNW 4, 1444 en 1465. 12520 creyieren: ‘uitroepen’, ‘aankondigen’. 12521-2 Ter... Magdalenendage: zie T bij vs. 12495-6. 12523 mersche: ‘veld’. 12524 Ic wane wel: ‘ik ben ervan overtuigd’. 12527 Die... gevaren: ‘die op zoektocht (naar L.) zijn gegaan’. 12532 Alse... gelesen: ‘zoals u hier hebt gelezen’ (vgl. T). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T12532 Alse gi hier hebt gelesen: deze zinsnede, die in het Ofr. (M iv, lxxvi, 23; S v, 78/32-3) ontbreekt, verwijst naar vs. 12520-23, waar plaats en dag van het toernooi genoemd worden. Dergelijke publiekgerichte opmerkingen komen vaak voor in de tekst. Gewoonlijk richten zij zich tot de toehoorder(s), bijv. Dl. iv, vs. 11, 2929-30, 4812-3, Dl. v, vs. 9719, Dl. vi, vs. 11514, 13536. Alse gi hier hebt gelesen duidt echter op een publiek van lezers. Vergelijkbaar met vs. 12532 zijn: Dl. iv, vs. 2702, Dl. v, vs. 8252-3, 8764 en Dl. vi, vs. 13618. Zie voor het horen-lezen-probleem Besamusca 1991, p. 112-120 en Scholz 1980. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 327]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12536[regelnummer]
Alse gi visieret van desen.
Groet mi uwen neve sereGa naar margenoot+
M warf ofte mere
Ende segget hem oec dat hi
12540[regelnummer]
Indelike ten tornoye si.’
Ga naar margenoot+ Hi voer denen. Als hi quam
Daer Lanceloet was, hi vernamGa naar margenoot+
Dat daer IV pawelgone stonden.
12544[regelnummer]
Hi sat af ende heft sijn part gebonde.
Ga naar margenoot+ Alse hi gebeet was, hi ginc thantGa naar margenoot+
Daer hi Lanslote herde siec vant.
Ga naar margenoot+ Hi seide tote hem: ‘Here, wat doedi?’Ga naar margenoot+
12548[regelnummer]
Ga naar margenoot+ ‘Ic genese crankelike,’ seide hi,
Ga naar margenoot+ ‘Die joncfrouwe die mijns ware nam
Es so siec, also dat si ne quam
Hier niet, des sijn III dagen nu.
12552[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Dus varic qualike, seggic u.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Ic bem drove van desen,
Mar also Onse Here wille moet wesen.’
Ga naar margenoot+ Daer na seidi hem niemare
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12536 visieret: ‘bedacht’. 12537 mi: ‘namens mij’. 12538 M warf: ‘duizend maal’. 12540 Indelike: ‘in elk geval’. 12541 Hi voer denen: ‘hij vertrok van die plaats’, zie MNW 2, 122, waar denen als een onjuiste vorm van danen wordt beschouwd. 12543 pawelgone: ‘tenten’. 12544 sat af: ‘steeg af’; gebonde: lees gebonden: ‘vastgebonden’. 12545 gebeet: ‘afgestegen’. 12547 wat doedi: ‘hoe gaat het met u’. 12548 crankelike: ‘nauwelijks’. 12549 die... nam: ‘die mij verzorgde’. 12550 so: ‘eveneens’; also dat: ‘zodat’. 12551 des... nu: ‘dat (nl. dat zij L. bezocht) is nu drie dagen geleden’, vgl. Stoett, par. 170. 12552 Dus varic qualike: ‘daarom gaat het slecht met mij’. 12554 Mar... wesen: ‘maar zoals God (het) wil, moet het zijn’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12556[regelnummer]
Vander coninginnen, hoet stont met hare
Ende hoe die tornoy wesen salGa naar margenoot+
Ende hi dor sinen wille was gemaect al
Ende hoe die coninginne emmer woude
12560[regelnummer]
Dat hi daer comen soude.
Ga naar margenoot+ ‘Ay, God Here,’ seide Lanceloet saen,
‘Waer omme heeft mijn vrouwe dit gedaen?Ga naar margenoot+
Ic bem so siec ende so swaer
12564[regelnummer]
Ende die termt es hier so naer
Datter mar ene maent toe en es.
Ic hebbe grote sorge des
Dat icker niet te tide sal comen,Ga naar margenoot+
12568[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Bedi oc dat ic hebbe ondernomen
Deser vrouwen saken, die ic eere
Ten inde moet bringen eer ic kere.’
Doe begonsti claegen van desen
12572[regelnummer]
Ende omme sine siecheit drove te wesen.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Lioneel ginc daer die joncfrouwe lach
Int pawelgoene. Ende als sine sach
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12558 Ende... al: ‘en dat het (toernooi) louter omwille van hem (L.) georganiseerd was’. 12559 hoe: ‘dat’; emmer: ‘met alle geweld’. 12563 swaer: ‘zwak’. 12564 die termt: ‘het tijdstip (van het toernooi)’; naer: ‘nabij’. 12565 Datter... es: ‘dat er tot het tijdstip slechts een maand rest’. 12566 Ic... des: ‘ik maak mij er grote zorgen over’. 12568-9 Bedi... saken: ‘ook al omdat ik de zaak van deze vrouwe op mij genomen heb’. 12569 eere: ‘eerst’. 12570 Ten... kere: ‘moet volbrengen voor ik terugkeer (naar het hof)’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wart hare te moede bi dien
12576[regelnummer]
Ocht si Lancelote hadde gesien,
So gelijc was hem Lyoneel;Ga naar margenoot+
Ne haddi niet minder geweest een deel,
Men haddese cume moegen onderkinnen.
12580[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Alsi Lyoneele sach daer binnen
Begonste si te wenen herde sere.
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Wat doedi?’ Ende si seide: ‘Here,Ga naar margenoot+
Ic sterve.’ Bedi si was bevaen
12584[regelnummer]
Sere met minnen sonder waen,
Meer dan ieman mochte wesen.
Ende si seide oc tote desen:
‘Hets mi leet, ende meer om ander liede, seggic u,Ga naar margenoot+
12588[regelnummer]
Dant es om mi selven nu,
Want ane mine doet, sijt seker dies,
Sal hebben al die werelt verlies
Vanden besten ridder die mach wesen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12575 Wart... dien: ‘kreeg zij (daardoor) de indruk’. 12576 Ocht: ‘dat’. 12578 minder: ‘kleiner’; een deel: ‘een beetje’. 12579 cume: ‘nauwelijks’; onderkinnen: ‘onderscheiden’. 12582 Wat doedi: ‘hoe gaat het met u’. 12583-4 Bedi... minnen: ‘want zij was uitermate verliefd’. 12586 tote desen: ‘hierover’. 12587 Hets mi leet: ‘het doet mij verdriet’. 12588 Dant es: hier is mi leet (vs. 12587) samengetrokken: ‘dan het mij verdriet doet’. 12589 ane: ‘door’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12592[regelnummer]
Dien ic wel soude hebben genesen.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Doe vragede Lyoneel hare
Waer af die siecheit haer comen ware.
Ga naar margenoot+ Die joncfrouwe antworde hem dan:
12596[regelnummer]
‘Des ne seggic u niet noch andren man,
Mar ene sake al sonder waenGa naar margenoot+
Mogedi uwen here doen verstaen:
Dat hi met sire scoenhede
12600[regelnummer]
Hem selven doet ende enen andren mede.’
Ga naar margenoot+ Si weende ende si dreef groet mesbaer
Ende seide al stillekine darnaer:Ga naar margenoot+
‘Ay mi, wat sal ic doen? O wach,
12604[regelnummer]
Dat ic noit sine scoenheit en sach.’
Ga naar margenoot+ Lyoneel horde der joncfrouwen taleGa naar margenoot+
Ende verstont hare meninge wale.
Nochtan nedijt hare niet verstaen.Ga naar margenoot+
12608[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi seide dat hi soude gaen
Tote sinen here ende hi hem al bloet
Seggen soude dat si hem ontboet.
Ende alsi en wech gaen soude
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12594 Waer... ware: ‘waardoor zij ziek geworden was’. 12596 Des... niet: ‘daarover vertel ik u niets’. 12601 si... mesbaer: ‘zij jammerde hevig’. 12602 al stillekine: ‘zachtjes’. 12603-4 O... sach: ‘helaas, had ik zijn schoonheid maar nooit gezien’. 12605 tale: ‘woorden’. 12606 verstont... wale: ‘begreep haar bedoeling precies’, ‘begreep precies wat zij wilde’. 12607 nedijt: lees ne dedijt: ‘liet hij het’; verstaen: ‘merken’. 12609 al bloet: ‘onomwonden’. 12610 dat... ontboet: ‘wat zij hem (d.i. Lanceloet) meedeelde’, evenals in het Ofr. (M iv, lxxvi, 25; S v, 79/25-26) is ook ‘wat zij hem (d.i. Lioneel) opdroeg’ mogelijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12612[regelnummer]
Riep sine weder ende seiden also houde:Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ ‘Segget hem, hine hebbe betren raet,
Dat hem binnen VIII dagen te stervene staet,
Dat sonde es ende grote scade,
12616[regelnummer]
Laet hi bi fauten van rade
Hem selven sterven sonder waen.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Lioneel es te Lancelote gegaen
Ende seide: ‘Hoe gevoeldi u, here?’
12620[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Lanceloet seide: ‘Ic bem siec sere
Ende mi dunct ic arge emmertoe.
Ga naar margenoot+ Ic was een deel genesen doeGa naar margenoot+
Die joncfrouwe siec wart, die mijns plach
12624[regelnummer]
Ware te nemene eer si siec lach.’
Ga naar margenoot+ Lioneel seide hem al bloet
Dat hem die joncfrouwe ontboet.
Ga naar margenoot+ Hi verstont wel hare meningeGa naar margenoot+
12628[regelnummer]
Ende te mayerde hem om die dinge.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12612 weder: ‘terug’. 12613 hine... raet: ‘als hij geen redmiddel kan vinden’. 12615 Dat... scade: deze zinsnede kan zowel met vs. 12613-4 als met vs. 12616-7 verbonden worden. In het eerste geval is de vertaling van Dat ‘hetgeen’; in het tweede geval betekent Dat ‘en dat het’. Vgl. M iv, lxxvi, 25 en S v, 79/26-28; grote scade: ‘een groot verlies’. 12616 bi... rade: ‘door gebrek aan hulp’ (de jonkvrouwe is immers vanwege haar onbeantwoorde liefde te ziek om hem te helpen). 12621 ic arge emmertoe: ‘ik word steeds zieker’. 12623-4 die... nemene: ‘die mij verzorgde’. 12626 Dat hem [...] ontboet: zie vs. 12610. 12628 te mayerde hem: ‘was verlegen (met)’, vgl. MNW 8, 213 bij 11, 1. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Lyoneel seide tot hem: ‘Here,
Wat helpt verholen mere?
Het staet an u: wildi, gi moget leven
12632[regelnummer]
Ende wildi, gi moeges begeven.Ga naar margenoot+
Die joncfrouwe mint u also sere
Alse joncfrouwe minde man noyt ere
Ende om u heeft si die siechede
12636[regelnummer]
Ende sal sterven, weet ic wel, mede,
Gine octroyiertse te minnen nu.Ga naar margenoot+
Hier bi hebt goeden raet, dat radic u,
Dat gise van sterven nu ter tide
12640[regelnummer]
Bescudt ende gise mint ob ander side,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12630 Wat... mere: ‘wat baat het, het langer te verbergen’, ‘wat heeft het voor zin er langer doekjes om te winden’, vgl. Duinhoven/Van Marle, 1973-4. 12631 Het staet an u: ‘het is aan u’. 12632 gi moeges begeven: ‘u kunt het opgeven (en sterven)’, ‘u kunt ervan afzien (verder te leven)’. 12636 mede: ‘ook’. 12637 Gine... nu: ‘indien u nu niet bereid bent haar lief te hebben’. 12638 Hier... raet ‘wees daarom verstandig’. 12639 Dat: ‘zodat’. 12640 Bescudt: ‘redt’; ob ander side: ‘daarnaast’, vgl. T. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Want anders blivedi beide doet,
Dat jamer sal wesen ende scade groetGa naar margenoot+
Van hare, si es so goede ene joncfrouwe,
12644[regelnummer]
Ende oc van u, bi mire trouwe,
Die nu sijt sonder gelike
Die beste ridder van erderike.’
Ga naar margenoot+ ‘Het en es gene dinc,’ sprac Lanceloet doe,Ga naar margenoot+
12648[regelnummer]
‘Ine bem gereet dat icse doe
Om te behoudene der joncfrouwen lijf,
Want si es een scone wijf.
Ende ic bent oc sculdich te done, bedi
12652[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Si heeft mijn lijf behouden mi.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si heeft dore mi gedaen meer dan
Noit joncfrouwe dede dor man,
Mar ter sake die si
12656[regelnummer]
Heesch, hort te groet verbot mi,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12642 scade groet: ‘zeer spijtig’. 12648 gereet: ‘bereid’. 12649 lijf: ‘leven’. 12651 sculdich: ‘verplicht’. 12653 dore: ‘voor’. 12656 Heesch: ‘vraagt’ (lees met MNW 8, 1536 bij 2 Heescht); hort... mi: ‘weerhoudt een te strikt verbod mij’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 334]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat ic om gereande mesquameGa naar margenoot+
Die toe comen mochte minen lichame
En soude willen met enichgen sinne
12660[regelnummer]
Loesheit doen der minne
Die ic hebbe geloeft mire vrouwe,
Die es so hovesch ende so getrouwe.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Ic ne soude hare sonder waen
12664[regelnummer]
Gene logene willen doen verstaen,
Die ic so getrouwe hebbe vonden,
Ende si ne wares oc niet wardich tallen stonden.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Doe seide Lyoneel: ‘Lieve here,Ga naar margenoot+
12668[regelnummer]
Minnedi die coninginne so sere?’
Ga naar margenoot+ Hi antworde: ‘Ic minne met trouwen
Meer dan mi selven mire vrouwen.’
Ga naar margenoot+ ‘So soudi node wetende doen sake
12672[regelnummer]
Daer si bi ware tongemake?’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ ‘Ic en daedt in genen rade;
Ic storve eer ict daede.’
Ga naar margenoot+ ‘Es enichge dinc in erderike
12676[regelnummer]
Gine soutse doen gewillichlike
Om hare te bescermene vander doet?’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ ‘Neent, entrouwen,’ seide Lanceloet.
Ga naar margenoot+ ‘Ende of gi storvet, wat waendi
12680[regelnummer]
Dat si doen soude, segget mi?’
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Ic weet wel ende trouwe,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12657 gereande mesquame: ‘generlei letsel’. 12659 met enichgen sinne: ‘in enig opzicht’. 12660 Loesheit... minne: ‘de liefde (zou willen) verzaken’, vgl. MNW 4, 782. 12663 hare: d.i. de koningin. 12664 logene: ‘onwaarheid’. 12665 vonden: ‘bevonden’. 12666 si... wardich: ‘zij (de koningin) zou het ook zeker niet verdienen’; tallen stonden: ‘in elk geval’. 12671-2 So... tongemake: ‘u zou dus met tegenzin bewust iets doen dat haar bedroefd zou maken’. 12673 in genen rade: ‘in geen geval’. 12676 Gine... gewillichlike: ‘dat u niet graag zou doen’. 12679 of: ‘indien’. 12681 ende trouwe: ‘en vertrouw erop’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat si sterven soude van rouwe.’Ga naar margenoot+
Lioneel seide: ‘So radic u
12684[regelnummer]
Dat gi sect die joncfrouwe te minnen nu,
Enzie dat gi wilt dat si van desen live
Eer scede dan si levende blive.
Ga naar margenoot+ Ic sal u oc mer seggen nu ter tijt:Ga naar margenoot+
12688[regelnummer]
Gi sijt dat gi toter doet comen sijt,
Dese joncfrouwe en genese u,
Ende sine mach u niet genesen nu
Gine troestse van haren ongemake,
12692[regelnummer]
Ende sine nes siec om ander sakeGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12684 sect: ‘zegt’, vgl. voor deze vorm, MNW 7, 907 en Van Loey 11, par. 112b. 12685 Enzie dat: ‘tenzij’; si: dit kan zowel naar de jonkvrouwe als naar de koningin verwijzen. In het Ofr. betreft de mededeling in vs. 12685-6 de koningin: M iv, lxxvi, 27: ‘vos amez mielz la mort ma dame que sa vie’; S v, 80/18-19. 12685-6 van... blive: ‘liever zou sterven dan dat zij in leven zou blijven’. 12688 Gi sijt: ‘u ziet’, zie vs. 11259 en 11311 en het Ofr.: M iv, lxxvi, 27: ‘Vos veez bien’; S v, 80/19-20. 12691 ongemake: ‘(liefdes)verdriet’, zie T. 12692 sine nes: lees sine es. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T12688-94 Zoals uit deze hele episode blijkt, wordt de opvatting van de liefde als een (dodelijke) ziekte ver doorgevoerd. De jonkvrouwe zal sterven indien Lanceloet haar geen troost schenkt, haar liefde niet beantwoordt; alleen door haar zijn liefde te geven kan hij haar - en daardoor ook zichzelf en de koningin - redden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dan om u allene, bi desen
Mogedise dan wel genesen.
Ga naar margenoot+ Ne doedijs niet, soe es si doet,
12696[regelnummer]
Dat scade sal wesen alte groet
Ende oec groete jamerhede,Ga naar margenoot+
Want alse gi bi ure quaethede
Doet sult wesen ende mijn vrouwe
12700[regelnummer]
Niemare zal horen van dien rouwe,
Ic weet wel waerlike, here,
Na dien dat si u mint so sere,Ga naar margenoot+
Dat si altehant sal sterven.
12704[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Dus suldi alle III bederven,
Gi ende mijn vrouwe die coninginne
Ende dese joncfrouwe, uwe vrientdinne.
Dus salmen seggen sonder waenGa naar margenoot+
12708[regelnummer]
Na uwe doet dat gi hebt gedaen
Ongetrouwicheit bi desen,
Omdat bi u dan doet sal wesen
Die scoenste vrouwe van erderike
12712[regelnummer]
Ende die hogeste der gelikeGa naar margenoot+
Ende die niet en hadde verdient des,
Ende oc die scoenste joncfrouwe, des sijt gewes,
Vander werelt ende die u dat leven
12716[regelnummer]
Ene warf heeft weder gegeven.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 337]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gi sult hare oc loen geven daer afGa naar margenoot+
Dat si u dat leven weder gaf:
Gi sult hare daer over geven die doet.’
12720[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Alse dit verstont Lanceloet,
Hine wiste wat doen daermede,
Want redene ende goedertierenhedeGa naar margenoot+
Vermaendene daer toe
12724[regelnummer]
Dat hi der joncfrouwen wille daede doe.
Ende hi duchte die doet tot tien,
Daer hi niet af en mochte ontflien,Ga naar margenoot+
Het ne ware dattie joncfrouweGa naar margenoot+
12728[regelnummer]
Hem genase, die in groten rouwe
Ende in groter siecheit op dien dach
Doer sinen wille te stervene lach.
Ende gave hi hare sine minne
12732[regelnummer]
So duchte hi die coninginne.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hi seide tot Lyonele doe,
Ende hi weende emmertoe:
‘Lieve hertelike vrient, wat radi
12736[regelnummer]
Wat ic hier af doe?’ Doe seide hi:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12717 loen: ‘beloning’. 12719 daer over: ‘daarvoor’. 12722 redene: ‘zijn verstand’; goedertierenhede: ‘zijn barmhartigheid’. 12723 Vermaendene daer toe: ‘drongen er bij hem op aan’. 12725 tot tien: ‘ook’. 12726 ontflien: ‘ontkomen’. 12730 Doer sinen wille: ‘omwille van hem’. 12734 Ende... emmertoe: ‘terwijl hij onafgebroken huilde’. 12735 hertelike: ‘dierbare’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 338]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Die raet es genomen van desen:Ga naar margenoot+
Gi moet ter joncfrouwen wille wesen
Ocht gi sijt doet, dits waerheit fijn.’
12740[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Ay God, hoe mach dat sijn
Dat ic plegen sal ontrouwen
Van minnen jegen mire vrouwen?’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Lyoneel antworde hem daer nare:
12744[regelnummer]
‘Hoe mach dat sijn dat gi hare
Sult doen sterven, die niet en heeft mesdaen,
Ende oc die joncfrouwe, die gi in staeden staen
Met rechte sout telker stede,Ga naar margenoot+
12748[regelnummer]
Wilt oec doen sterven mede?
Wildi dus doen, die lieden souden
U daer bi over verradere houden.’
Ga naar margenoot+ Lanceloet sweech al stille doe
12752[regelnummer]
Ende ne wister wat antworden toe.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Lyoneel sprac, als hi sweech stille:
‘Gi moet hier af doen minen wille.’
Ga naar margenoot+ Hine antworde hem niet, mare
12756[regelnummer]
Hi weende met groten mesbare
Ende vloecte die wile dat hiGa naar margenoot+
Geboren was, bedi
Dat hi jegen sine meininge
12760[regelnummer]
Moeste doen al sulke dinge.
Ga naar margenoot+ Alse hi geweent hadde een groet deel
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12737 Die... desen: ‘het besluit hierover is genomen’, ‘er zit niets anders op’. 12738 ter joncfrouwen wille: ‘de jonkvrouwe ter wille’. 12739 waerheit fijn: ‘de zuivere waarheid’. 12740 hoe... sijn: ‘hoe is het mogelijk’. 12742 jegen: ‘ten opzichte van’. 12745 niet: ‘niets’. 12746-7 Ende... stede: ‘en dat u ook de jonkvrouwe, die u eigenlijk altijd zou moeten helpen’. 12757 vloecte die wile: ‘vervloekte het uur’. 12758-9 bedi Dat: ‘omdat’. 12759 jegen sine meininge: ‘tegen zijn wil’. 12761 een groet deel: ‘een hele tijd’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 339]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Seidi: ‘Soete neve Lyoneel,Ga naar margenoot+
Ic ne soude niet willen hier of
12764[regelnummer]
Doen sonder mire vrouwen orlof,
Noch om leven noch om doet.
Gi moet nu varen,’ sprac Lanceloet,
‘Te mire vrouwen ende tote desenGa naar margenoot+
12768[regelnummer]
Moetti hare vertellen mijn wesen.
Ende segt hare dat ic sterven moet toe
Emmer, het ne si also
Dat ic doe ere joncfrouwen wille. En trouwen,
12772[regelnummer]
Ic sal sterven, wille mijn vrouwe.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Lyoneel sprac: ‘Ic ware
Nu geporret te varne tot hare,
Mar dat ict so berect sie,
12776[regelnummer]
Varic wech, dat ic mi ontsie
Dat gi sterven sult eer ic kere.Ga naar margenoot+
Bi desen seggic u, lieve here,
Dat gi moet hebben corten raet.’
12780[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Mettien Lyoneel ter joncfrouwen gaet
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12763 niet: ‘niets’. 12764 orlof: ‘toestemming’. 12765 Noch... doet: ‘al is het een zaak van leven of dood’. 12767 tote desen: ‘wat dit betreft’. 12768 wesen: ‘toestand’. 12769 toe: ‘ook’. 12770 Emmer: ‘zeker’. 12772 wille mijn vrouwe: ‘indien mijn vrouwe dat wil’. 12773-4 Ic... hare: ‘ik zou al vertrokken zijn om naar haar toe te gaan’. 12775-6 Mar... ontsie: ‘als ik de toestand (nl. Lanceloets overlevingskansen) niet als zo hopeloos had beschouwd, dat ik, als ik wegga, vrees (dat)’. 12779 Dat... raet: ‘dat u krachtige (snelle) hulp geboden moet worden’. Ook de vertaling ‘dat u snel een besluit moet nemen’ is mogelijk, vgl. MNW 6, 972. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T12780-98 Omdat Lioneel vreest dat langer uitstel Lanceloet noodlottig zal worden, belooft hij de jonkvrouwe hier namens Lanceloet dat deze haar zal gehoorzamen en dienen als haar ridder en haar geliefde, indien zij hem geneest. Lanceloet zelf heeft nog geen beslissing genomen. Vgl. ook vs. 12909-16. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 340]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende seget har datse groet Lanceloet
Ende dat sine heeft vander doetGa naar margenoot+
Ene warf bescudt ende dat hi hare
12784[regelnummer]
Daer af sulken loen sculdich ware
Alse weder te gevene har leven.
‘Ende mogedire sulken raet toe gevenGa naar margenoot+
Dat hi bi u al moege genesen,Ga naar margenoot+
12788[regelnummer]
Gi moeget daer af wel seker wesen:
Gi sulter met moegen doen dan
Alse met uwen riddre vort an
Ende met uwen lieve wale.’
12792[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Alse die joncfrouwe verstont die tale,Ga naar margenoot+
Hare was te moede altehanden
Ochte si Gode hadde in haren handen.
Ga naar margenoot+ Si seide al versuchtende daer:
12796[regelnummer]
Ga naar margenoot+ ‘Here God, eist waer
Dat hi mi ontbiet dese niemare?’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ ‘Ja hi,’ seide Lyoneel tote hare.
Ga naar margenoot+ ‘So bem ic dan geluckich sere:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12783 bescudt: ‘gered’. 12784 Daer af: ‘daarvoor’; sulken loen: ‘een zodanige beloning (wederdienst)’. 12785 Alse... leven: ‘als haar haar leven terug te geven’ (door haar met zijn liefde te redden van de dood). 12786 raet toe geven: ‘(red)middel op weten’. 12787 bi: ‘dankzij’; al: ‘volledig’. 12789 sulter met: ‘zult met hem’; hoewel het ongetwijfeld om Lanceloet gaat, is deze zinsnede geformuleerd als betrof het een object. 12791 wale: ‘zelfs’. 12792 die tale: ‘die woorden’. 12793 Hare... moede: ‘voelde zij zich’. 12794 Ochte: ‘alsof’; Ochte... handen: deze uitdrukking, die een extreem geluksgevoel aanduidt, wordt in het MNW (2, 2005-8; 3, 86-111) niet vermeld. Het Ofr. (M iv, lxxvi, 30) heeft dezelfde formulering: ‘qu'il li est bien avis qu'ele tiengne Deu entre ses mains’; S v, 81/25-26. 12797 ontbiet dese niemare: ‘dit nieuws meedeelt’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 341]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12800[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Ic hebbe dat ic mest begarde noit ere
Ende mi ne sal negene siechede
Vort meer deren mede,Ga naar margenoot+
Bedi die bliscap van mire herte
12804[regelnummer]
Doet mi vergeten alle smerte.’
Si begonste hare thant te cleden
Ende om dar te gane gereden,
Tote Lancelote al sochte.Ga naar margenoot+
12808[regelnummer]
Si dede hare ten siensten dat si mochte
Ende si es te Lancelote gegaen
Scone gepareert sonder waen.
Ende Lyoneel voer metter vart
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12800 dat... ere: ‘wat ik in mijn hele leven het liefst wilde’. 12806 gereden: ‘klaar te maken’. 12807 al sochte: ‘zonder moeite’ (m.a.w. zij lijkt geheel genezen). 12808 Si... mochte: ‘zij maakte zich zo mooi als zij kon’. 12810 Scone gepareert: ‘fraai uitgedost’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T12800 Het tweede fragment van de Middelnederlandse prozavertaling van de Lancelot en prose (die wel als de ‘Rotterdamse fragmenten’ aangeduid wordt) correspondeert met vs. 12800-13007 van de Lanceloet. De prozatekst zal worden aangeduid als R ii en geciteerd worden naar de kritische editie op p. 200-205 van Lie 1987. 12805 Net als M (iv, lxxvi, 30), BN 122 en het Duits (K ii, 252/10) vermeldt de prozavertaling dat de jonkvrouwe opstond en haar hemd aandeed: ‘Doe stoet si op ende dede ane haer himde ende bereidde hare so si best mochte’ (R ii, r. 2). S (v, 81/30) ligt dichter bij de versvertaling. Zie voor deze passage Lie 1987, p. 127-9, 141-2, 167 en Gerritsen/Lie/Van Oostrom 1978, p. 44-5. 12811-2 Het Ofr. (M v, lxxvi, 30; S v, 81/31-34) beschrijft Lioneels vertrek naar het hof uitgebreider, zoals te zien is in de corresponderende passage in R: ‘Ende Lyoneel was opgeseten al ongewapent, ende hi hadde ane cledre van sendale, roc ende mantel. Hi voer enwech te hove wert wat dat sijn ors gelopen mochte.’ (R ii, r. 4-5). Overigens wordt Lioneels eigenlijke bezoek aan de koningin ditmaal niet beschreven. Pas bij zijn verslag ervan aan Lanceloet hoort het publiek wat het resultaat van zijn tocht is, zie vs. 12855-71. Vgl. Lie 1987, p. 157-9 en 169. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 342]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12812[regelnummer]
Al dat hi mach ter coninginnen wart.Ga naar margenoot+
Die joncfrouwe quam daer Lanceloet lach.
Ga naar margenoot+ Hi toende hare als hise sach
Bliscap ende hi seide tot desen:
12816[regelnummer]
‘Joncfrouwe, wel moetti comen wesen.
Van ure coemste hebbic groten noet,Ga naar margenoot+
Want ic ligge in siecheden groet
Ende bem tongemake vele meer
12820[regelnummer]
Dan ic plach te wesene eer.
Ic bidde u vriendelike dat gi
U pine wilt leggen ane mi,Ga naar margenoot+
Dat ic bi u moege genesen,
12824[regelnummer]
Op vorwarde dat ic na desen
Vort an u ridder wesen sal
Ende u vrient mijn leven al.’
Die joncfrouwe antworde: ‘Here,Ga naar margenoot+
12828[regelnummer]
Ine heesche u niet mere.’
Hare broeder quam oc daer Lanceloet lach
Ende als hise daer binnen sach,
Hi was blide, want hi waende dat soe
12832[regelnummer]
Siec lage in hare bedde no doe.Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12812 Al... mach: ‘zo snel hij kon’. 12817 noet: ‘behoefte’. 12819 tongemake: ‘ziek’. 12822 U... mi: ‘uw best wilt doen op mij’. 12823 Dat: ‘zodat’; bi: ‘dankzij’. 12828 heesche: ‘vraag’. 12830 hise: ‘hij haar’. 12831 soe: ‘zij’ (de corrector heeft deze Vlaamse dialectvariant waarschijnlijk ongemoeid gelaten vanwege het rijm). 12832 no: ‘nog’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 343]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Si dede gereiden sine spise
Ende si visierde in welker wise.
Si deder toe oec al hare macht,
12836[regelnummer]
So dat hi sliep al dore dien nacht.
Des anderdages gevoeldi dasGa naar margenoot+
Dat hi lichter dan te voren was.
Si hadde do gereet ene lactuare
12840[regelnummer]
Die si hem gaf teten daer nare
Ende si bestreec met salven bede
Sinen slaep ende sine aerme mede.Ga naar margenoot+
Hi sliep thant, al was hi siec,
12844[regelnummer]
Dat hi vor vespertijt niet ontwiec.
Hi vant hem sere verlicht bedi
Van sire siecheit. Ende si
Vragede hem hoet met hem ware.Ga naar margenoot+
12848[regelnummer]
‘Wel, God danc,’ antwordi hare,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12833 gereiden: ‘bereiden’; spise: ‘eten’. 12834 Ende... wise: ‘en zij vertelde hoe (zijn eten bereid moest worden)’. 12835 Si... macht: ‘zij zette er ook al haar vermogens (haar geneeskundige kennis) voor in’. 12838 lichter: ‘minder ziek’, ‘beter’. 12839 lactuare: ‘stroopachtig geneesmiddel’, ‘likkepot’. 12841-2 bede... mede: ‘zowel zijn slaap als zijn armen’. 12844 Dat... ontwiec: ‘zodat hij voor zes uur 's middags (het uur van het voorlaatste kerkelijke getijde) niet wakker werd’. 12845-6 Hi... siecheit: ‘hij voelde zich daardoor veel beter’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T12839-42 Terwijl in de versvertaling sprake is van een lactuare en van een zalf, spreekt het proza alleen over een zalf: R ii, r. 19-20: ‘Ende si hadde hem gemaect ene zalve daer si hem mede salvede sine borst ende sine arme.’ Het Ofr. (M iv, lxxvi, 31) luidt: ‘Et ele li ot appareillie .I. laituaire mervilleus qu'ele li fist user, puis li oint les temples et les braz.’ (S v, 82/5-7). Vgl. voor deze verzen Lie 1987, p. 111 en 153. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 344]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Ic wane cortelike genesen.’
Si was sere blide van desen.
Si deden een deel eten dor das
12852[regelnummer]
Dat hem sijn hoeft so idel was.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si deden liggen om slapen doe.
Hi sliep toten andren dage toe
Ende als hi den dach hadde vernomen
12856[regelnummer]
Sach hi Lyonele comen.
Ga naar margenoot+ Hi hadde sere gesporslaget sijn partGa naar margenoot+
Ende quam te Lancelote wart
Ende hi vantene doe allene;
12860[regelnummer]
Si sliepen noch doe allegemene
Die in die pawelgone waren.
Ga naar margenoot+ Lanceloet vragede om niemarenGa naar margenoot+
Van sire vrouwen der coninginnen doe.
12864[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Lioneel antworde hem daer toe:
‘Si groet u M werven, here,
Ende bidt u, oft gise en minnet noit ere,
Dat gi om hare ende om uGa naar margenoot+
12868[regelnummer]
Vander doet te lossene nu
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12849 cortelike: ‘in korte tijd’. 12851-2 Si... was: ‘zij liet hem een beetje eten, omdat hij zo licht in het hoofd (duizelig) was’. 12854 andren: ‘volgende’. 12857 gesporslaget: ‘de sporen gegeven’. 12860 allegemene: ‘allen’. 12862 niemaren: ‘nieuws’. 12866 oft... ere: ‘indien u haar ooit liefhad’. 12867 hare: dit woord kan zowel verwijzen naar de koningin als naar de jonkvrouwe. Het Ofr. heeft dezelfde dubbelzinnigheid: M iv, lxxvi, 32: ‘por vos delivrer de mort et li ausi’; S v, 82/18. 12868 lossene: ‘redden’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T12857 Het Ofr. (M iv, lxxvi, 32) is uitgebreider dan beide Middelnederlandse vertalingen: ‘et voit Lion qui revient les granz galoz et avoit tant son cheval esperonné qu'il ert en san dusqu'au gros des jambes. Et quant il est prés, si descent et vient a Lancelot’; S v, 82/12-15. De prozavertaling zegt hier dat Lioneel ‘quam gereden wat hi mochte’ (R ii, r. 24-25) en vervolgens afsteeg en naar Lanceloet ging. Vgl. Lie 1987, p. 146 (waar het ontbreken van deze gegevens als een bewuste weglating door de prozavertaler beschouwd wordt), p. 159 en 170-171 en Besamusca 1991, p. 83-85. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 345]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Der joncfrouwen wille doet, here.
Ocht neen, gi verlieset nu mere
Hare minne.’ Hi antworde doe
12872[regelnummer]
Hi soude so vele doen daer toeGa naar margenoot+
Dat hi van sire vrouwen van desen
Niet geblameert en soude wesen,
Noch gehaet gesijn vander joncfrouwe
12876[regelnummer]
Die hem hadde geweest getrouwe.
Lyoneel seide: ‘Hoe eist met u,Ga naar margenoot+
Here, hoe gevoeldi u nu?’
‘Ic doe wel,’ seit hi, ‘want ic scire sal
12880[regelnummer]
Wapene moegen draegen over al.’
Het geviel dat Lanceloet lach
In dat pawelgoene op enen dachGa naar margenoot+
Ende daer bi hem niemen en was
12884[regelnummer]
Sonder die joncfrouwe diene genas.
Hi besachtse met desen;
Si dochte hem herde scone wesen.
Naddi niet gemint in sinen sinneGa naar margenoot+
12888[regelnummer]
Sire vrouwen der coninginne,
Hine hadde hem niet onthouden sonder waen,
Hine hadde der joncfrouwen wille gedaen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12870-1 Ocht... minne: ‘indien u dit niet doet, zult u haar liefde verliezen’. 12874 geblameert: ‘berispt’. 12875 gesijn: ‘zou worden’ (en soude is hier samengetrokken). 12879 Ic doe wel: ‘het gaat goed met mij’. 12879-80 want... al: ‘want ik zal spoedig weer volledig mijn wapenrusting kunnen dragen’. 12885 besachtse: ‘bekeek haar’; met desen: ‘op dat moment’. 12887 Naddi: enclise van Ne hadde hi; sinne: ‘hart’. 12889-90 Hine... gedaen: ‘zou hij zeker niet nagelaten hebben te doen wat de jonkvrouwe wilde’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 346]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mar hi minde soe sere sire vrouwe
12892[regelnummer]
Hine mochte hare niet doen ontrouwe.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Ende si, die hadde groten gare
Dat hi leide minne an hare,
Seide tote hem: ‘Ic hebbe u
12896[regelnummer]
Vander doet, here, bescudt nu.
Ga naar margenoot+ Nu biddic u, here, dat giGa naar margenoot+
Mine vorwarde hout mi.’
Ga naar margenoot+ Lanceloet vragede hare
12900[regelnummer]
Welc die vorewarde ware.
Ga naar margenoot+ ‘Ic salt u seggen,’ seide si. ‘Here,
Ic hebbe u gemint sereGa naar margenoot+
Met goeder minne sider den dach
12904[regelnummer]
Dat ic u irst werven sach,
Meer dan noit joncfrouwe
Enen man minnede, bi mire trouwe.
Dat heeft wel gescenen, bediGa naar margenoot+
12908[regelnummer]
Ic was om uwe minne der doet bi.Ga naar margenoot+
Ende ic ware doet bleven, mare
Dat gi mi ontboet daer nare
Dat gi sout wesen sonder sage
12912[regelnummer]
Mijn ridder ende mijn vrient alle dage.Ga naar margenoot+
Metter talen ic so vertroest wart
Dat ic op stont metter vart
Ende quam tote u ende dede an u
12916[regelnummer]
So dat gi sijt genesen nu,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12893-4 die... hare: ‘die erg graag wilde dat hij haar liefhad’. 12896 bescudt: ‘gered’. 12898 Mine... mi: ‘de aan mij gedane belofte voor mij vervult’. 12903 goeder: ‘oprechte’; sider: ‘vanaf’. 12905 noit: ‘ooit’. 12907 Dat... gescenen: ‘dat is wel gebleken’. 12908 om uwe minne: ‘vanwege mijn liefde voor u’; bi: ‘nabij’. 12909 mare: ‘ware het niet’. 12910 ontboet: ‘liet weten’. 12913 Metter talen: ‘door die woorden’. 12915 dede an u: ‘behandelde u’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 347]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Danc hebbe Onse Here daer of,Ga naar margenoot+
Ende heesce dat gi hou uwe gelof
Ende dat gi mi sekert, here,
12920[regelnummer]
Dat gi mijn getrouwe lief nu mere
Sijn sult ende nieman dan mi
Minnen sult also lange alse ghiGa naar margenoot+
Trouwe ane mi vint sonder waen.’
12924[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Alse Lanceloet dat hadde verstaen,
Hi pensede een luttel ende seide daer naer:
‘Sekerlike, joncfrouwe, hets waer,
Gi hebt so vele gedaen dor miGa naar margenoot+
12928[regelnummer]
Dat recht si dat ic u ridder si
Ende u vrient tot desen.
Ende ic wilt oc gerne wesen,
Bedi ontseidic dit u
12932[regelnummer]
So haddi qualic bestaedt nuGa naar margenoot+
Uwen dienst ende u pine bede.
Ende ic segge u waerlike mede:
Het en es joncfrouwe in erderike
12936[regelnummer]
Die ic minne uwe gelike,
Ende nimmermeer minnen ne sal.Ga naar margenoot+
Mar dat gi mi verbiet boven al,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12918 Ende heesce: ‘en ik eis’; hou: ‘zult houden’, ongebruikelijke vorm van de conjunctief, vgl. P/G. 12919 sekert: ‘belooft’. 12920 nu mere: ‘voortaan’. 12922-3 ghi... vint: ‘u mij trouw bevindt’, (‘ik u trouw ben’). 12927 dor: ‘voor’. 12928 Dat recht si: ‘dat het terecht zou zijn’. 12929 tot desen: ‘bovendien’. 12931 ontseidic: ‘weigerde ik’. 12932-3 So... bede: ‘dan zou u uw zorg en uw moeite slecht besteed hebben’. 12936 uwe gelike: ‘evenzeer als u’. 12937 Ende... sal: ‘en ik zal nooit meer een jonkvrouwe zozeer liefhebben als u’. 12938 verbiet: ‘gebiedt’, zie MNW 8, 1484. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 348]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat ic over mire vrouwen en ghene
12940[regelnummer]
Houden en sal dan u allene,
Ende over mine vriendinne,
Dat mestroest mi in minen sinne.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hoe dat es sal ic u seggen, nochtanne
12944[regelnummer]
Ne seidict noit wijf noch manne.
Hets waer, ic minne in sulker stede
Daer ic meer en doe boeshede,
Mar met trouwen, sonder liegen,Ga naar margenoot+
12948[regelnummer]
Sal ic minnen ende sonder bedriegen.
Ende die ne sal ic niet begeven,
Noch om sterven, noch om leven.
Ende al woudicker af staen,
12952[regelnummer]
Ic ne soude moegen sonder waen:Ga naar margenoot+
Mijn wille es gewortelt so sere
Daer an dat ic ne mach min no mere
Mijn herte keren van hare.
12956[regelnummer]
Slaep ic, waec ic, si es dare
Ende mijn gepens dach ende nacht,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12939-40 Dat... allene: ‘dat ik niemand anders als mijn vrouwe beschouwen zal dan u’. 12942 mestroest: ‘verdriet’. 12943 es: ‘komt’. 12945-6 ic... boeshede: ‘ik heb mijn liefde op een bepaalde plaats gericht (ik heb een bepaalde dame lief), waar ik nooit tegen zal misdoen’. 12949 die: ‘diegene’; begeven: ‘in de steek laten’. 12950 Noch... leven: ‘al is het een zaak van dood of leven’. 12951 al... staen: ‘al wilde ik mij ervan (van deze liefde) losmaken’. 12952 moegen: ‘kunnen’. 12953 wille: ‘verlangen’, ‘hart’. 12954 min no mere: ‘op geen enkele wijze’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 349]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mijn geest, es an hare gehacht.
Mijn oegen en verstaen niet dan te dien
12960[regelnummer]
Dat si altoes op hare willen sien.
Mine oeren en horen niewerinc nare
Dan om scone wort te horen van hare.Ga naar margenoot+
Wat magic meer seggen van desen?
12964[regelnummer]
Mine ziele, mijn lichame, al mijn wesen,
Sijn so vaste in hare gehacht
Dat ic bem met alle in hare macht
Ende dat ic bi mi selven nacht noch dachGa naar margenoot+
12968[regelnummer]
Gerehande sake doen ne mach,
Niet meer dan die scalc, diene mach nietGa naar margenoot+
Anders doen dan sijn here gebiet.
Ende ine weet u wat seggen hier bi
12972[regelnummer]
Van deser sake, gine seggesse mi.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Gi hebt gesproken hier an
Alse getrouwe riddre ende goet man.
Mi dunke gine sout mi niet willen liegen,
12976[regelnummer]
Dies ic u danke, noch bedriegen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12958 geest: ‘gedachten’; gehacht: ‘gekluisterd’. 12959 en verstaen niet: ‘zijn nergens (anders) op gericht’. 12961 horen niewerinc nare: ‘zijn nergens op gespitst’. 12962 van hare: kan zowel ‘uit haar mond’ als ‘over haar’ betekenen. Het Ofr. (M iv, lxxvi, 34; S v, 83/11-12) vertoont een vergelijkbare dubbelzinnigheid. 12965 Sijn richt zich naar het meervoudig op te vatten zinsdeel Mine ziele, mijn lichame en niet naar het samenvattende, enkelvoudige al mijn wesen, vgl. Stoett, par. 204-6; gehacht: ‘verankerd’. 12966 met alle: ‘volledig’. 12967 bi mi selven: ‘uit eigen beweging’. 12969 scalc: ‘dienaar’. 12971 hier bi: ‘verder nog’. 12972 gine seggesse mi: ‘als u het (nl. wat er verder hierover te zeggen is) mij niet vertelt’. 12974 goet: ‘oprecht’. 12976 Dies: ‘waarvoor’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 350]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mar na dien dat gi nu ter tijtGa naar margenoot+
Die beste ridder vander werelt sijt
Ne laet ic u niet so lichte hier of
12980[regelnummer]
Quite; mare hout mijn gelof
Also als ic sal seggen u.
Hets waer, mi dunke, gi mint nuGa naar margenoot+
Ene so hoge, grote vrouwe
12984[regelnummer]
Ende so wart, met goeder trouwe,
Gine sout u niet moegen nedren daer bi
So arme joncfrouwe te minne alse mi.
Ic ne segt niet bedi sekerlikeGa naar margenoot+
12988[regelnummer]
Dat enichge joncfrouwe in erderike
Wardich u te minne ware.
Ga naar margenoot+ Ic ne segt oc niet om dat ic begare,
Here, dat gi nu minnet mi
12992[regelnummer]
Ende et dan jegen haren wille si.Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12979-80 Ne... Quite: ‘ontsla ik u niet zo zonder slag of stoot hiervan (van uw belofte)’. 12980 mare... gelof: ‘vervul uw belofte aan mij echter’. 12984 wart: ‘aanzienlijk’; met goeder trouwe: ‘met oprechte trouw’, te verbinden met mint (vs. 12982). 12985 nedren: ‘verlagen’. 12987-8 niet... Dat: ‘zeker niet omdat’. 12990 begare: ‘zou willen’. 12992 et: ‘het’; haren wille: ‘haar wens’ (de wens van L.'s vrouwe). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T12977-80 Volgens de opvattingen van de hoofse liefde wordt een ridder door zijn liefde voor een dame geïnspireerd tot grote daden. De roem van de ridder straalt af op zijn inspiratiebron. Het feit dat Lanceloet de beste ridder is, maakt de jonkvrouwe extra vasthoudend bij haar poging zijn liefde te winnen. 12982-93 Zie Gerritsen/Lie/Van Oostrom 1978, p. 43-44, waar deze passage en de corresponderende regels uit R ii (r. 73-77) als proeve van de getrouwheid van de Lanceloet-vertaling en de prozavertaling opgevoerd worden. 12992 jegen haren wille: het Ofr. en het proza spreken hier van resp. ‘contre vostre volenté’ (M iv, lxxvi, 35; S v, 83/26-27) en ‘jegen uwen wille’ (R ii, r. 77). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 351]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ic segge u wat gi sult doen, here.
Gi mint ene hoge vrouwe so sere
Gaefdi el ieweren u minne dan
12996[regelnummer]
Gi daedt sonder twifel mesdaet daer an,
Mar gaefdi u minne nu mereGa naar margenoot+
Eere joncfrouwe, behouden der eere
Ende den rechte dat si heeft ane u,
13000[regelnummer]
Die vrouwe die gi mint nu,
Het ne soude nieman mesprisen.’
Ga naar margenoot+ ‘Dit ne mach in gere wisenGa naar margenoot+
Enich man doen,’ sprac hi.
13004[regelnummer]
Ga naar margenoot+ ‘Het mochte wale doen,’ seid si,
Ga naar margenoot+ ‘Ic minne u in andre maniere dan
Wijf pleecht te minnen man.
Minne van manne ende van wiveGa naar margenoot+
13008[regelnummer]
Es dicke dat si vergaderen met live
Ende die suverheit besmetten tot dien.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W12995 el ieweren: ‘ergens anders’ (‘een ander’). 12997 nu mere: ‘nu’. 12998 Eere joncfrouwe: ‘aan een jonkvrouwe’ (d.i. aan een maagd, in onderscheid van een vrouwe, zoals de koningin); behouden: ‘met behoud van’. 12999 si: d.i. Lanceloets vrouwe (vs. 13000). 13001 Het... mesprisen: ‘dan zou niemand er schande van spreken’. 13002 in gere wisen: ‘op geen enkele manier’. 13004 Het... doen: ‘het kan wel’. 13008 dicke: ‘vaak’; vergaderen met live: ‘geslachtsgemeenschap hebben’. 13009 suverheit: ‘maagdelijkheid’; tot dien: ‘daardoor’, vgl. MNW 1, 1066 (waar wordt voorgesteld met dien te lezen) en MNW 8, 610. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13007 Met de woorden ‘bedi die minne van’ (R ii, r. 85) breekt het tweede fragment van de prozavertaling af. Vgl. voor een uiteenzetting over de grondtekstproblematiek van dit fragment en het corresponderende gedeelte van de Lanceloet en voor een beschouwing over de vertaaltechniek van de prozavertaler en de Lanceloet-vertaler Lie 1987, p. 73-174. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 352]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat ne sal van mire minne niet gescien,
Bedi mine suverhede
13012[regelnummer]
En sal niet besmetten daer mede,Ga naar margenoot+
Mar ic salen in diere manieren
Hoeden, als ic u sal visieren,
Also lange alse ic leve. Daer bi
13016[regelnummer]
Suldi ene dinc geloven mi:
Dat ghi mi, here,Ga naar margenoot+
Waer ghi mi vint vort mere
Over u lief sult houden
13020[regelnummer]
In allen steden, behouden
Uwer vrouwen ere, ende daer boven
Sal ic u in dander side gelovenGa naar margenoot+
Dat ic binnen minen levene al
13024[regelnummer]
Genen andren dan u minnen ne sal
Ende nembermeer hebben vort anne
Vleyscelijc gemeinscap met manne.
Ende ic sal mi ane u houden alsoGa naar margenoot+
13028[regelnummer]
Dat ic op u lien sal emmertoe,
Waer dat ic come, talre tijt,Ga naar margenoot+
Here, dat gi mijn lief sijt.
Dus ne suldi gene loeshede
13032[regelnummer]
Uwer vrouwen doen hier mede.Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13010 van mire minne: ‘door mijn liefdesrelatie’. 13013 salen: ‘zal haar (nl. haar maagdelijkheid)’; de corrector (zie P/G) verwijst hier met en (hem) naar het vrouwelijke antecedent suverhede (vs. 13011); diere: ‘zodanige’. 13014 visieren: ‘uitleggen’. 13019 Over... houden: ‘als uw geliefde zult beschouwen’. 13020 behouden: ‘met behoud van’, ‘tenzij het een bedreiging is voor’. 13027 mi... houden: ‘op u vertrouwen’. 13028-30 Dat... sijt: ‘dat ik mij er altijd, waar ik ook kom en op elk moment, op zal beroepen, heer, dat u mijn geliefde bent’ (vgl. MNW 4, 562 bij II, 1b). 13031-2 gene... doen: ‘uw dame niet bedriegen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 353]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dus moegedi alse maget minnen mi
Ende hare alse vrouwe ende daer bi
Suldi wel moegen behouden bede
13036[regelnummer]
Hare minne ende die mine mede.’
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Hoe mochte dat wesen danneGa naar margenoot+
Dat gi van gemeinscap met manne
U sout moegen houden talre tijt,
13040[regelnummer]
Die soe scone ende soe hebbelijc sijt
Ende die van soe goeden lieden na desen
Van huwelike versocht sal wesen?’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ ‘Here, ic sal mi in sulker wisen
13044[regelnummer]
Daer af vele beter prisen
Ende bat te gemake sijn daer mede,
Houdic mine suverhede
Al mijn leven doer minne van u,Ga naar margenoot+
13048[regelnummer]
Dan dat ic vrouwe ware nu
Vanden besten lande dat es, here,
Want ic ne mochte nimmermere
Dit bestaen te done tenichger tijt
13052[regelnummer]
Dore so warts mans minne als gi sijt.Ga naar margenoot+
Ende weet dit wel in rechter waerheide
Dat ic dit sal doen als ic u seide.’
Ga naar margenoot+ Dus leden si die weke met desen,
13056[regelnummer]
Dat Lanceloet al was genesen.
Doe stont hi op ende ginc danGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13033 maget: ‘maagd’. 13040 hebbelijc: ‘elegant’. 13042 Van: ‘ten’. 13044 vele beter prisen: ‘veel gelukkiger prijzen’. 13045 bat te gemake: ‘meer tevreden’. 13047 doer... u: ‘uit liefde voor u’. 13048 Dan dat: ‘dan wanneer’. 13051 Dit... done: ‘dit op mij nemen’. 13052 Dore... sijt: ‘uit liefde voor een zo voortreffelijk man als u bent’. 13053 rechter: ‘zuivere’. 13054 als: ‘zoals’. 13055 Dus... desen: ‘zo brachten zij hiermee de week door’. 13056 Dat: ‘totdat’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 354]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toten riddre, die hiet Bernadan,
Ende dancte hem daer af sonder waen
13060[regelnummer]
Dat hi hem vrientscap hadde gedaen.
Ga naar margenoot+ Die ridder seide dat hi blider was
Dat hi in sine herberge genasGa naar margenoot+
Dan hi hadde den besten casteel doe
13064[regelnummer]
Die den coninc Artur behorde toe.
‘Ende het es mi enen grote eere
Dat gi hebt so lange geweest, here,
Hier binnen ende ic bem blide hier of.’Ga naar margenoot+
13068[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Lanceloet sprac: ‘Uwen orlof,
Bedi ic wille mi gereden
Ende morgen van hier sceden.’
Ga naar margenoot+ Die ridder seide: ‘Here, van dien
13072[regelnummer]
Moet algader u wille gescien.Ga naar margenoot+
Ic ne houdu over uwen wille niet.
God, die over die werelt gebiet,
Moete in uwe geleide wesen,
13076[regelnummer]
Waer dat gi comen sult na desen.’
Ga naar margenoot+ Sander dages als hi was opgestaenGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13060 gedaen: ‘betoond’. 13063 Dan: ‘dan wanneer’, vgl. Stoett, par. 150, opm. iv. 13068 Uwen orlof: ellips, waarbij Ic bidde of Geeft mi (o.i.d.) weggelaten is: ‘geef mij toestemming om te vertrekken’, vgl. MNW 5, 1990, waar de eveneens mogelijke vertaling ‘vaarwel’ gegeven wordt. 13069 gereden: ‘klaarmaken (om te vertrekken)’. 13073 Ic... niet: ‘ik houd u tegen uw wil niet hier’. 13075 in... wesen: ‘u beschermen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 355]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Quam die joncfrouwe tot hem gegaen.
Hi seide als hise comen sach:
13080[regelnummer]
‘Scone lief, God geve u goeden dach.
Wel moetti comen sijn. Uwen orlof,
Ic wille varen ende rumen dit hof.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Here, gi weet wel nu
13084[regelnummer]
Die vorwarde tusscen mi ende u.
Ic ne weet wiltijt ic u meer sal sien.
Ga naar margenoot+ Nu heesch ic u, here, bi dien
Dat gi mi wilt weder deelenGa naar margenoot+
13088[regelnummer]
Enich van uwen juwelen,
Dat ic houden mach binnen dier tijt
Dat gi van henen gesceden sijtGa naar margenoot+
Ende uwes moege gedinken daer bi.’
13092[regelnummer]
Ga naar margenoot+ ‘Joncfrouwe, ic doet gerne,’ seide hi.Ga naar margenoot+
Lanceloet nam een gordel tien tiden
Ende gaeft hare van sire siden,
Dat hem hadde gegeven die coninginne.
13096[regelnummer]
Hi seide: ‘Neemt dit, vriendinne,
Het en es joncfrouwe in erderikeGa naar margenoot+
Noch oc vrouwe dies gelike,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13081 Wel... sijn: ‘welkom’; Uwen orlof: zie vs. 13068. 13082 rumen: ‘verlaten’. 13084 vorwarde: ‘afspraak’. 13085 wiltijt... sien: ‘wanneer ik u weer zal zien’. 13086 heesch: ‘vraag’; bi dien: ‘om die reden’ (dit verwijst naar vs. 13085). 13087 weder deelen: ‘geven’. 13088 juwelen: ‘sieraden’. 13090 henen: ‘hier’. 13091 Ende... bi: ‘en waardoor ik aan u zal kunnen denken’. 13094 van sire siden: ‘zo van zijn heupen’ (d.i. die hij om had, vgl. M iv, lxxvi, 38: ‘qu'il avoit ceinte’; S v, 84/29). 13095 Dat: het antecedent is het onzijdige woord gordel (vs. 13093). 13098 dies gelike: ‘eveneens’ (‘evenmin’). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 356]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dien ict hadde gegeven.’ Ende si
13100[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Dankets hem ende was blide daer bi.
Ende si gaf hem een hachtels van goude
Ende bat hem dat hijt hangen soudeGa naar margenoot+
An sinen hals om hare lieve doe.
13104[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi seide hi soude gerne doen alsoe.
Als hi was gewapent hi nam orlof
An die daer waren ende ruemde thof.
Ende Lyoneel metter quenenGa naar margenoot+
13108[regelnummer]
Voren met hem henen
Daer sine leidde, harentare,
Ga naar margenoot+ So dat si quamen daer nare
Ten castele die houdende waren
13112[regelnummer]
Die VI gebroedere tuwarenGa naar margenoot+
Die orlogeden, alse voren geseit es,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13101 hachtels: ‘broche (om de mantel aan de hals te sluiten)’. 13103 om hare lieve: ‘uit liefde voor haar’. 13105-6 hi nam orlof An: ‘nam hij afscheid van’. 13109 harentare: ‘her en der’. 13111-2 die... gebroedere: ‘dat de zes broers bezaten (hielden)’. 13113 alse... es: ‘zoals eerder (in het verhaal) verteld is’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13111-25 De voorgeschiedenis van de hertog en zijn zoons wordt in Dl. v, vs. 9946-10735 beschreven. Een edelman vertelt Gaheret, Agravein en Gurreës, Waleweins jongere broers, hoe de hertog bij het huwelijk van zijn dochter de helft van zijn gebied aan de bruidegom wilde afstaan. De zes zoons protesteerden, waarop de hertog zijn hele gebied aan zijn aanstaande schoonzoon schonk. De zoons vermoordden vervolgens bruidegom en bruid en verklaarden hun vader de oorlog. Gaheret c.s. besluiten de hertog, die er het slechtst voorstaat, te helpen. Zij weten door hun daden een belangrijk gevecht in het voordeel van de hertog te beslechten. Terwijl de strijdende partijen zich gaan versterken, schakelt het verhaal over naar Arturs hof. De in vs. 13119-25 aangeduide verliezen van de broers worden niet in extenso beschreven, zie Inleiding, hfst. 2, par. 2, p. 40-41. 13112 VI gebroedere: aangezien Gaheret één van de zes broers gedood heeft (zie Dl. v, vs. 10651-6) spreken de kopiist en het Ofr. (M iv, lxxvi, 39; S v, 84/38) terecht over vijf broers. De corrector (zie P/G) gaat echter uit van de beginsituatie. Zo ook in vs. 13120, 13194 en 13239. 13113 alse voren geseit es: deze terugverwijzing ontbreekt in het Ofr. (M iv, lxxvi, 39; S v, 84/39). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 357]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Haren vader, den hertoge Hales,
In wies hulpe hadden gesijn
13116[regelnummer]
Gaheret ende die broeders sijn,
Acgraveyen ende Gurrees,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hier voren hordi tale des.
Ende alse Lanceloet quam daer,
13120[regelnummer]
Die VI broederen hadden verloren wel naer
Hare lant al, sonder II castele tuwaren,
Daer si niet uut ne dorsten varen,Ga naar margenoot+
Ende inden achtersten strijt te voren
13124[regelnummer]
Hadden si wel die heelt verloren
Van haren lieden, dat hem was swaer.
Ga naar margenoot+ Alse die quene Lancelote brochte daer
Hi bat thant datmen hem seideGa naar margenoot+
13128[regelnummer]
Van dien orloge die waerheide.
Ende men vertelde hem daer
Die meeste logenen over waer
Die enich man horde noit ere,
13132[regelnummer]
Ende men lachterde den hertoge sere.Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13115 In... gesijn: ‘die werd bijgestaan door’. 13117 Gurrees: spreek uit ‘Gurreës’. 13118 Hier... des: ‘hiervoor (eerder in het verhaal) hoorde u erover vertellen’. 13120-1 wel... al: ‘bijna hun hele gebied’. 13121 sonder: ‘behalve’. 13123 achtersten: ‘laatste’. 13124 heelt: ‘helft’. 13125 dat... swaer: ‘hetgeen een zware slag voor hen was’. 13130 Die... waer: ‘de grootste leugens waarlijk’. 13132 lachterde: ‘belasterde’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13114 Hales: de hertog heet ‘Karlés’ (M iv, lxxvi, 39 en M ix, p. 365), ‘Kalles’ (S v, 84/38, zie ook noot 3) of ‘Kales’ (BN 122) in het Ofr.. In de eerdere passage over de hertog is in het Mnl. zijn naam Cales (Dl. v, vs. 9987). 13118 Deze terugverwijzing ontbreekt in het Ofr. (M iv, lxxvi, 39; S v, 84/40). Zij suggereert een luisterend publiek, zie ook T bij vs. 12532. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 358]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lanceloet waende dat ware also
Ende dede sinen eet daer toe
Dat hi vanden gebroeders nembermere
13136[regelnummer]
Ne sciede, hine soude eere
Den hertoge ontherven al geheel.Ga naar margenoot+
Dat selve swoer oc Lyoneel.
Ga naar margenoot+ Alse hi dien eet hadde gedaen
13140[regelnummer]
Quam die quene toten broeders saen:
‘U es vele bat gesciet nu
Dan gi selve waent, seggic u.Ga naar margenoot+
Hier sijn sulke II ridders in,
13144[regelnummer]
Daer u orloge, na minen sin,
Binnen ere maent bi inden sal.’
Ga naar margenoot+ Doe vrageden si der quenen al
Wie die ridders sijn. ‘Ic segt u,Ga naar margenoot+
13148[regelnummer]
Gine moeges bi mi niet weten nu.
Si hebbent so verboden mi,
Mar ic rade u dat gi
Hem dient ende biedt so vele eerenGa naar margenoot+
13152[regelnummer]
Alsmen II groeten, warden herenGa naar margenoot+
Met rechte sculdich te doene es.’
Si waren sciere beraeden des
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13136-7 hine... geheel: ‘als hij de hertog niet eerst al zijn bezittingen zou ontnemen’. 13141 U... nu: ‘u bent er nu veel beter aan toe’. 13143 Hier... in: ‘hier in dit kasteel zijn twee zeer goede ridders’. 13144 sin: ‘mening’. 13144-5 Daer [...] bi: ‘door wie’; 12145 inden sal: ‘tot een (goed) einde gebracht zal worden’. 13147 sijn: ‘waren’, presens historicum, vgl. Stoett, par. 244. 13148 bi mi: ‘uit mijn mond’. 13149 Si... mi: ‘zij hebben mij dat verboden’. 13151 Hem: ‘hen’; biedt: ‘bewijst’. 13152 warden: ‘aanzienlijke’. 13153 sculdich... es: ‘zou behoren te bewijzen’. 13154 Si... des: ‘zij waren daar onmiddellijk toe bereid’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 359]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende bereidden hem daer toe nadien
13156[regelnummer]
Ende gingen die ridders sien
Ende deden hem vriendelikeGa naar margenoot+
Alle die feeste van erderike.
Des ander dages alsmen weder ende vort
13160[regelnummer]
Inden casteel messe hadde gehort,
Omtrent primetijt, begonsten cnapen
Te roepen: ‘Ten wapen! Ten wapen!Ga naar margenoot+
Gi heren, sit op metter vart:
13164[regelnummer]
Onse viande sijn hier al tuwart!’
Die broeders vrageden Lancelote mettien
Ocht hi der wapine iet soude plien.
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Ic sal in allen manierenGa naar margenoot+
13168[regelnummer]
Sien hoe hem die viande sullen mantenieren
Ende hoe si joesteren connen,
Mar gi sult den strijt begonnen
Ende hebbedi mijns noet sonder waen
13172[regelnummer]
Ic sal u danne in staeden staen.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hi wapende hem metter vart
Ende toech sciere ter porten wart
Ende dede sijn ors met hem leiden daer.
13176[regelnummer]
Hi ginc optie cartele daer naer
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13155 bereidden hem: ‘maakten zich op’. 13157 deden hem: ‘onthaalden hen (met)’. 13159 weder ende vort: ‘overal’. 13161 primetijt: ‘zes uur 's morgens’, zie vs. 12113. 13163 sit... vart: ‘stijg snel te paard’. 13164 tuwart: ‘vlak bij u’. 13166 Ocht... plien: ‘of hij de wapens ook zou hanteren’. 13168 hem [...] sullen mantenieren: ‘zich zullen houden’ (vgl. MNW 4, 1028 bij ii, waar dit vers als enige bewijsplaats wordt opgegeven). 13169 joesteren: ‘met de lans vechten’. 13170 begonnen: ‘beginnen’, zie Stoett, par. 250. 13171 mijns noet: ‘mij nodig’. 13172 in... staen: ‘te hulp komen’. 13174 toech sciere: ‘ging vlug’. 13175 ors: ‘strijdros’, (vgl. het Ofr. ‘destrier’ (M iv, lxxvi, 41; S v, 85/22) en MNW 5, 1999). 13176 cartele: ‘borstwering’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 360]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende Lyoneel, omdat si sien woudenGa naar margenoot+
Hoe die van buten vergaderen souden
Op die van binnen. Als sise vernamen
13180[regelnummer]
Dattie van binnen uut quamen,
Si deden hem wel gevoechlike daer toe
Alse die luttel lieden hadden doe.Ga naar margenoot+
Daer begonste een groet strijt,
13184[regelnummer]
Daer menich riddre tier tijt
Wart verslaegen ende menich ter erde
Geworpen al metten perde.
Ga naar margenoot+ Alse die vanden castele vernamenGa naar margenoot+
13188[regelnummer]
Dat Gaheret ende sine broeders quamen,
Die vanden castele vlouwen saen,
Want si begonsten steken ende slaen
Ende so vele met wapenen te doen dan
13192[regelnummer]
Dat wonder was te siene an.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Alse Lanceloet, die ten cartelen lach,
Die VI broeders gescoffiert sach,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13178 die van buten: ‘de aanvallers’, ‘de belegeraars’; vergaderen: ‘de strijd aanbinden’. 13179 Op: ‘met’. 13179-82 Als... doe: ‘toen zij (de verdedigers) hen (de aanvallers) zagen, nadat de verdedigers naar buiten gekomen waren, traden zij (de verdedigers) hen zo goed mogelijk tegemoet, zoals degenen doen die weinig manschappen hebben’ (vgl. voor de interpretatie van vs. 13181 M iv, lxxvi, 41: ‘puis issent fors contre lor ennemis et les reçurent assez bien a ce qu'il estoient poi de gent’ (vgl. ook S v, 85/24-25); MNW 2, 1822 bij 2 geeft een andere interpretatie: ‘zij maakten zich zo goed mogelijk voor de strijd gereed’). 13185 verslaegen: ‘gedood’. 13186 al... perde: ‘met paard en al’. 13189 vlouwen saen: ‘vluchtten onmiddellijk’. 13190 steken: ‘(met de lans) te steken’; slaen: ‘(met het zwaard) slagen uit te delen’. 13192 Dat... an: ‘dat het een wonder was om te zien’. 13193 die... lach: ‘die zich op de borstwering (van de poort) bevond’. 13194 VI: zie P/G en vgl. T bij vs. 13112; gescoffiert sach: ‘in de pan gehakt zag worden’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 361]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hi seide tote Lyonele dar naer
13196[regelnummer]
Dat si te lange letten daer.
Si saten op doe metter vartGa naar margenoot+
Ende voren ter meester porse wart.
Lanceloet voer in die porse doe
13200[regelnummer]
Ende hi sloech den irsten soe
Die hem daer te gemoete quam,
Dat hi tehant sinen inde nam.Ga naar margenoot+
Hi reet over dapperlike
13204[regelnummer]
Ende dede enen andren des gelike.
Lyoneel dede oec also.
Ga naar margenoot+ Lanceloet hadde tswert getrect doe
Ende hi woude dat vechten bestaenGa naar margenoot+
13208[regelnummer]
Alse dies in langen niet en hadde gedaen.
Hi sloech ter neder metten swerde
Beide ridders ende perde
Ende dede so vele in corten tidenGa naar margenoot+
13212[regelnummer]
Dat niemen sijns slaechs dorste ontbiden,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ So dat Gaheret bi avonturen
Hem te gemoete quam tier uren,
Dien hi sloech dorden helm soe
13216[regelnummer]
Dat hine int hoeft wonde doe,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13196 letten: ‘talmden’. 13197 saten op: ‘stegen te paard’. 13198 ter meester porse: ‘naar het drukste strijdgewoel’. 13202 sinen inde nam: ‘stierf’. 13203 Hi... dapperlike: ‘hij reed hard door’. 13207 bestaen: ‘aangaan’. 13208 Alse dies: ‘als iemand die het’; in langen: ‘lange tijd’. 13212 ontbiden: ‘af te wachten’. 13213 So dat: ‘totdat’; bi avonturen: ‘toevallig’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 362]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mar hine was niet ter doet gewont.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hi viel vanden perde tier stont.
Lanceloet leet sonder weder sien
13220[regelnummer]
Ende voer opten hertoge mettien.
Die hertoge weder op hem liep
Ende sloegen dorden helm II vinger diep.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Doe sloech Lanceloet den hertoge af
13224[regelnummer]
Met enen slage die hi hem gaf
Die slinke hant al metten scilde.
Ende hi diet hier mede niet laeten en wilde,
Sloech hem enen andren slach so welGa naar margenoot+
13228[regelnummer]
Dat hem thoeft af vloech ende hi doet vel,
Dat jamer was ende scade groet.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13219 leet... sien: ‘reed verder zonder om te kijken’. 13220 voer: ‘ging af’. 13221 weder... liep: ‘viel hem ook aan’. 13222 vinger: ‘vingerdikten’, zie T. 13225 Die... scilde: ‘de linkerhand met schild en al’. 13226 hi: d.i. Lanceloet. 13227 Sloech... wel: ‘gaf hem een zo goed gerichte tweede houw’. 13228 vel: ‘neerviel’. 13229 scade groet: ‘een groot verlies’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13222 II vinger diep: het MNW (9, 513-6) noemt vinger niet als maat i.t.t. het WNT (dl. xxi, 812-4). Het Ofr. (‘plus de .II. doie’, M iv, lxxvi, 43; S v, 85/6) gebruikt hetzelfde begrip, dat ‘vingerdikte’ betekent. Het zwaard van de hertog dringt dus ongeveer 4 cm in Lanceloets helm door. De tussenruimte tussen helm en hoofd (vgl. Van der Sloot 1964, p. 15-25) zal letsel voorkomen hebben. Het Ofr. vermeldt: ‘mes ne l'a blescé mie en char’, M iv, lxxvi, 43; S v, 85/6. 13229 Zoals ook uit vs. 13129-33 blijkt staat de verteller aan de kant van de hertog en de zijnen, zie T bij vs. 13111-25. Lanceloet zal nooit de waarheid horen over het conflict dat hij hier beslecht, al wordt hij later wel door een wraakzuchtig familielid van de hertog gevangengenomen en in een put vol slangen geworpen, vgl. J Bk. ii, vs. 18645-18984 (m.n. vs. 18892-4); M iv, lxxxiii, 21-38; S v, 154/31 - 159/18). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 363]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Alse dandre sagen den hertoge doet
Si setten hem te vliene daer
13232[regelnummer]
Ende Lanceloet jagetse daer naerGa naar margenoot+
Ende die ghene die met hem waren.
Oec vingen si al sonder sparen
Gurrees ende Acgraveyne,
13236[regelnummer]
Die niet sceden en wouden vanden pleine
Doer haers broeders Gaheret wille,Ga naar margenoot+
Die daer lach gequetst al stille.
Die VI broedere, die vordien
13240[regelnummer]
Gaherette hadden vallen sien
Ende wel kinden dat si sonder waen
Vele scaeden bi hem hadden ontfaen,Ga naar margenoot+
Voren tote hem ende vingen daer
13244[regelnummer]
Ende vordene tote haren castele daer naer.
Noit ne sach man so grote feeste
Alse die minste ende die meeste
Met Lancelote dreven emmertoe.Ga naar margenoot+
13248[regelnummer]
Ende si riepen daer hi leet doe:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13231 Si... vliene: ‘sloegen zij op de vlucht’. 13232 jagetse: ‘achtervolgde hen’, presens historicum, vgl. Stoett, par. 244. 13236 sceden: ‘vertrekken’; pleine: ‘(slag)veld’. 13237 Doer: ‘om’. 13238 al stille: ‘bewegingloos’. 13239 VI: zie P/G en vgl. T bij vs. 13112. 13241 kinden: ‘wisten’. 13242 Vele... ontfaen: ‘door hem grote verliezen hadden geleden’. 13243 vingen: ‘namen hem gevangen’. 13245 feeste: ‘blijdschap’. 13246-7 Alse... emmertoe: ‘als die waarmee groot en klein Lanceloet voortdurend onthaalden’. 13248 leet: ‘voorbij reed’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 364]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Wel si comen in onsen geselscape
Die blome van allen ridderscape!’
Si deden Lancelote so grote ere
13252[regelnummer]
Dat hijs hem scaemde sere:Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Als hi quam gevaren, hi vant die straten
Scone ende wel berect utermaten,
Behangen met sidinen cleden
13256[regelnummer]
Ende met andren sierhieden.
Ga naar margenoot+ Als sine wapine af waren gedaenGa naar margenoot+
Men brochte hem nuwe cledere saen,
Gemaect van roeden sindale,
13260[regelnummer]
Ende hi was gecleedt ende berect wale.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13250 Die blome: ‘de bloem’, ‘het summum’. 13252 hijs hem: ‘hij zich ervoor’. 13254 Scone: ‘schoon’, ‘proper’; wel berect: ‘netjes’, vgl. MNW 1, 933 bij 3. 13255 sidinen: ‘zijden’. 13256 sierhieden: lees sierheden: ‘versieringen’. 13257 sine wapine: ‘(de onderdelen van) zijn wapenrusting’. 13259 sindale: ‘linnen’ of ‘zijde’. 13260 berect: ‘uitgedost’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13249-52 Het Ofr. is hier uitgebreider: het geeft o.a. de reden voor Lanceloets schaamte (M iv, lxxvi, 43-44): ‘“Bien viengne li mieldres chevaliers del monde!” Ensi crioient tuit grant et petit contre Lancelot et il avoit moult grant honte de ce qu'il disoient et moult li pesoit qu'il le seingnorisoient tant, ja soit ce qu'il l'eust bien deservi.’ Hierbij dient te worden aangetekend dat S en de hss van ‘groep BN 122’ (op Yale na) net als de vertaling over ‘la flor de toute chevalerie’ spreken en dat S en BN 122 op de met vs. 13251 corresponderende plaats net als het Mnl. een initiaal hebben. Vgl. voor Die blome van allen ridderscape ook de Inleiding, hfst. 3, par. 5.2. 13258-60 Het is in Arturromans en met name in de Lancelot en prose gebruikelijk dat men een bezoekende ridder bij zijn aankomst kleding aanbiedt, zodat de gast zich van zijn wapenrusting kan ontdoen. De kleding is gewoonlijk zeer kostbaar, gemaakt van (rode) zijde, (rood) linnen of (rood) fluweel, vgl. bijv. Dl. v, vs. 7484-94, Dl. vi, vs. 14653 en Roman van Walewein (ed.-van Es 1976) vs. 10986-98. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 365]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hi woude die III ridders sien daer naer
Die doe gevangen laegen daer,Ga naar margenoot+
Die goede ridders waren sonder waen
13264[regelnummer]
Ende diet herde wel hadden gedaen.
Ga naar margenoot+ Tirst dat hise hadde gesien,
Hi kinnetse wel ende mettien
Dede hise weder in leiden ende hiGa naar margenoot+
13268[regelnummer]
Was sere tongemake daer bi.
Hi was sere tongemake
Ende drove om die sake
Dat hi jegen hem hadde gewesenGa naar margenoot+
13272[regelnummer]
Ende en weet wat doen te desen.Ga naar margenoot+
Ende om dat hi Gaherette minde soe
Ende doer mijns heren Walewein wille toe,
Sijns broeder, waest hem herde leet.
13276[regelnummer]
Hi beveelt te hant ende heet
Datmen hem doe al die ereGa naar margenoot+
Diemen mach doen emmermere,
‘Want si sijn,’ seget hi, ‘van groter machte,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13265 Tirst dat: ‘zodra’. 13266 Hi kinnetse: ‘(her)kende hij hen’. 13267 in: ‘naar binnen (naar de gevangenis)’. 13268 tongemake: ‘ongelukkig’. 13271 jegen... gewesen: ‘tegenover hen had gestaan’. 13274 toe: ‘ook’. 13275 waest... leet: ‘speet het hem zeer’. 13276 Hi... heet: ‘onmiddellijk beveelt hij en geeft hij opdracht’. 13277 hem: ‘hen’. 13278 emmermere: ‘vanaf dit moment’. 13279 van groter machte: ‘zeer machtig’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13263 In de vertaling ontbreekt het gegeven dat de drie broers eenzelfde wapenrusting dragen, vgl. M iv, lxxvi, 44; S v, 86/28. 13266-7 mettien Dede hise weder in leiden: het Ofr. motiveert deze handelwijze: Lanceloet wil niet door Gaheret en zijn broers herkend worden, vgl. M iv, lxxvi, 45: ‘mais por ce qu'il ne voloit mie qu'il le conneussent, les fist metre arriere’ (S v, 86/31-32). Vgl. Besamusca 1991, p. 83-85. 13273 Hoewel een directe aanleiding ervoor niet in de Lancelot en prose beschreven wordt, is de vriendschap tussen Lanceloet en Gaheret een vast gegeven in het verhaal. In het laatste deel van de trilogie, de Mort Artu/Arturs doet, verleent deze langdurige vriendschap extra dramatiek aan de episode waarin Lanceloet Gaheret per ongeluk doodt bij het redden van de koningin, zie J Bk. iv, vs. 4495-5192 en Mort Artu (ed.-Frappier 1954a), par. 93-96. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 366]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13280[regelnummer]
Warde ridders ende van hogen geslachte.
Ende haddic geweten van desen
Dat si jegen u hadden gewesen,Ga naar margenoot+
Hem en ware hier ter stede
13284[regelnummer]
Van mi gesciet en gene swaerhede.’
Ga naar margenoot+ Tirst dat si dat hadden gehort,
Si brachtense uten prisone vort,
In ene scone camere nadienGa naar margenoot+
13288[regelnummer]
Ende deden Gaherets wonden besien.
Ende men antheretse sere eerlike
Doer Lanceloets wille namelike.
Ende si deden oc Lancelote met onsten
13292[regelnummer]
Al die ere die si doen consten.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Lanceloet sprac: ‘Vrouwe, hebbic nu
Mi genoech gequijt jegen u?’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13280 Warde: ‘voortreffelijke’; hogen: ‘aanzienlijk’. 13283-4 Hem... swaerhede: ‘zou hun hier door mij geen leed toegebracht zijn’. 13287 In... nadien: hier dient het samengetrokken Si brachtense aangevuld te worden: ‘zij brachten hen in een fraai vertrek daarna’. 13289 antheretse (van (h)anteren): ‘behandelde hen’; eerlike: ‘op eervolle wijze’. 13290 namelike: ‘vooral’. 13291 met onsten: ‘van harte’. 13294 Mi... u: ‘mij in voldoende mate gekweten van mijn belofte aan u’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13291-2 I.t.t. de vertaling zegt het Ofr. dat Lanceloet en Lioneel bij de vijf broers overnachten. Zie M iv, lxxvi, 46: ‘Cele nuit fu la joie et la feste moult grant el chastel, et se Lanceloz fu bien serviz, ce ne fait mie a demander; si le couchent a aise et a moult grant honor. Et l'andemain qu'il ot oïe messe, vint a la vielle...’ (S v, 87/3-6), vgl. Besamusca 1991, p. 83-85 en p. 95-100. 13293-4 Zie voor deze belofte T bij Dl. iv, vs. 166-178. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 367]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Si antworde hem: ‘Here, ja gi.’
13296[regelnummer]
Hi seide: ‘Ne wroeget niet mi
Wie ic ben. Ende weetti waer biGa naar margenoot+
Ic u des bidde?’ Doe seide hi:
‘Dese III ridders die hier sijn gevaen
13300[regelnummer]
Sijn sheren Walewein broedere sonder waen.
Ga naar margenoot+ Ic ne woude niet dat si wisten
Dat ic jegen hem was in dit twisten,Ga naar margenoot+
Si mochten mi daer bi haeten al.’
13304[regelnummer]
Si segt dat sijt wel helen sal.
Ga naar margenoot+ Daer na sprac hi die V broeders toe
Dat si uten prisone daeden doe
Die III gebroeders ende dat siseGa naar margenoot+
13308[regelnummer]
Houden souden in eerliker wise,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13296 Ne... mi: ‘maak niet bekend’. 13302 twisten: ‘gevecht’. 13304 helen: ‘geheim houden’. 13308 Houden: ‘behandelen’; eerliker: ‘eervolle’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13305-10 Het Ofr. wijkt hier enigszins af van het Mnl. Het vertoont de dubbelzinnigheid van vs. 13309-10 niet. Bovendien zegt Lanceloet dat Gaheret c.s. zijn vrienden zijn. Het ontbreken van dit laatste gegeven in de vertaling is opvallend, omdat het in een terugverwijzing naar deze woorden wel vermeld wordt (vs. 13327). Het is zeer wel mogelijk dat de vertaling hier corrupt is overgeleverd. Zie M iv, lxxvi, 46: ‘Il vient as .V. freres et lor dit que li .III. chevalier soient quite et mis fors de prison et cil dient qu'il le feront tot a sa volenté; “et ancore vos pri je, fait il, que quant je m'en serai alez, que vos retaingniez les .III. freres çaienz et lor faites tant d'amor et d'onor que je vos en saiche gré; car bien sachiez qu'il sont mi ami.”’ (S v, 87/15-19). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 368]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Dat sijs hem danc wisten tuwaren
Alsi wech waren gevaren.
Ga naar margenoot+ Si seiden si souden doen also.
13312[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi heescede sine wapine doe.Ga naar margenoot+
Gaheret ende sine broeders waren saen
Uter vangnesse gedaen.
Ga naar margenoot+ ‘Wie was hi, ic bids u, segtet mi,
13316[regelnummer]
Daer wi waren gescoffiert bi?’
Ga naar margenoot+ Si seiden sine kindene niet nadesen.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Dat ne mach niet wesen,
Ga naar margenoot+ Hi was vanden uwen.’ Ende si antworden das
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13309-10 Dat... gevaren: si (in sijs) heeft drie mogelijke antecedenten. Verwijst het naar de V broeders (vs. 13305), dan luidt de vertaling: ‘dat zij hem (d.i. Lanceloet) daarvoor zeker dankbaar zouden zijn, nadat zij (d.i. Lanceloet en Lioneel) vertrokken waren’. Indien si naar de III gebroeders (vs. 13307) verwijst, is de vertaling: ‘zodat zij hen (de V broeders) daarvoor dankbaar zouden zijn, wanneer zij (de III gebroeders of Lanceloet en Lioneel) vertrokken waren’. Gezien het Oudfrans (zie T) is de derde mogelijkheid, dat si verwijst naar Lanceloet en Lioneel, de meest waarschijnlijke: ‘zodat zij (Lanceloet en Lioneel) hen (de V broers) daarvoor dankbaar zouden zijn, wanneer zij (L. en L.) vertrokken waren’. 13312 heescede: ‘vroeg om’. 13315-6 Wie... bi: hier ontbreekt een inquit-formule; in het Ofr. is Gaheret aan het woord (zie M iv, lxxvi, 47; S v, 87/22-23 geeft de vraag weer in de indirecte rede). 13316 gescoffiert: ‘verslagen’. 13317 nadesen: te verbinden met seiden. 13318 Hi: d.i. Gaheret (vgl. M iv, lxxvi, 47; S v, 87/23). 13319 das: ‘daarop’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13312 Terwijl het vertrek van Lanceloet en Lioneel in de vertaling niet beschreven wordt, zegt het Ofr.: ‘Lors demande Lanceloz ses armes et cil dient qu'il demort encore, car trop a poi demoré avec aux; mes il dist qu'il ne remaindroit en nule manniere; si s'em part entre lui et Lion.’ (M iv, lxxvi, 47; S v, 87/19-20 is iets beknopter). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 369]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13320[regelnummer]
Dat hi vanden haren niet en was.
‘Mar hi halp ons doer die minne
Van ere joncfrouwen die es hier inne.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hine seide ons niet hoe sine name was,
13324[regelnummer]
Mar hi bat ons sere das
Dat wi u daeden al die eere
Die wi mochten doen emmermere,
Bedi gi wart sine vriende, seide hi.’Ga naar margenoot+
13328[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Si haddens groet wonder daer bi.
Ga naar margenoot+ Si vrageden: ‘Hoe was hi gescapen dan?’
Ga naar margenoot+ Si seiden: ‘Hi was die scoenste man
Ende een vanden scoensten ridders bi gelikeGa naar margenoot+
13332[regelnummer]
Diemen vinden mochte in erderike.Ga naar margenoot+
Ende hi was bruen een luttelkin
Ende en sceen boven XXV jaer niet out sijn.
Oec was hi niewinge bescoren.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13321 doer die minne: ‘omwille’. 13322 jonkvrouwen: d.i. de (maagdelijke) quene. 13328 Si... bi: ‘zij waren daarover zeer verbaasd’. 13329 Hoe... dan: ‘hoe zag hij er (dan) uit’. 13331 bi gelike: ‘zo ongeveer’. 13333 bruen een luttelkin: ‘een beetje bruin (van huidskleur)’. 13335 niewinge bescoren: ‘kortgeleden kaalgeschoren’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 370]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13336[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Tirst dat si dat horen
Waren si ontweget mereGa naar margenoot+
Dan si hadden geweset eere
Ende en wisten daer wat seggen toe.
13340[regelnummer]
Ende si bleven daer ene weke doe
Al dore, so lange dat binnen desen
Gaheret was al genesen.Ga naar margenoot+
Doe scieden si danen alle drie
13344[regelnummer]
Ende alsi wech voren vrageden sie
Wat wapene die ridder droech.
Men berechte hem daer of genoech
Ende men seide hem sonder sparenGa naar margenoot+
13348[regelnummer]
Dat sine wapine al swart waren.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13337 ontweget: ‘verbijsterd’. 13339 daer... toe: ‘wat zij daarvan moesten zeggen’. 13340-1 een weke [...] Al dore: ‘een hele week’. 13342 al: ‘helemaal’. 13343 scieden si danen: ‘vertrokken zij van die plaats’. 13344 sie: (Vlaamse) vormvariant van si. 13345 Wat wapene: ‘wat voor wapenrusting’. 13346 berechte hem: ‘vertelde hun’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13336-9 De verbijstering van de drie broers neemt toe, omdat zij menen verslagen te zijn door een volkomen onbekende, vrijwel kale, ridder, die hen blijkbaar wel kende en zelfs als zijn vrienden beschouwde. 13347-53 In M iv, lxxvi, 47-48 (en in Yale en in de Duitse vertaling, K ii, 261/15-19) worden Lanceloets wapenrusting en het vertrek van de drie broers uitgebreid beschreven, waarna het verhaal zich zonder overgang tot Lanceloet wendt. S en de hss van ‘groep BN 122’ (op Yale na) beperken de beschrijving van wapenrusting en vertrek en markeren de overgang naar Lanceloet door middel van een ‘Or dit li contes’-formule (zie T bij vs. 10741). Vgl. S v, 87/34 en 87/36-38: ‘Et il dient vnes noires . Lors sen partent atant Mais atant laisse ore li contes a parler deuls . et retorne a parler de lancelot . Or dist li contes que quant lancelot se fu par[ti]...’. De vertaling sluit hierbij aan. Overigens vertonen twee hss uit ‘groep BN 122’, BN 123 en BN 12573, vanaf deze overgang een grote lacune: de avonturen van Lioneel en Hestor (vs. 13353-13632; M iv, lxxvi, 48 - lxxvii, 6; S v, 87/37 - 91/23) ontbreken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 371]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mettien so namen si orlof
Ende si rumeden dat hof.
Ga naar margenoot+ Davonture swiget van hem nu
13352[regelnummer]
Ende wille van Lancelote seggen u.Ga naar margenoot+
Davonture seget hier ter stede
Dat Lanceloet ende Lyoneel mede
Reden te gadere, dat si ne vonden
13356[regelnummer]
Gene avonture tien stonden,
Ga naar margenoot+ So dat si so verre quamenGa naar margenoot+
Dat si een foreest vernamen,
Dat Terique was geheten.
13360[regelnummer]
Als sire quamen, si moesten beeten
Doer die heyten vanden tide daer:
Ga naar margenoot+ Si waren so vermoyt ende swaerGa naar margenoot+
Doer die heyten vander sonnen
13364[regelnummer]
Dat si rustens moesten begonnen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13349 orlof: ‘afscheid’. 13350 rumeden: ‘verlieten’. 13351 Davonture: ‘het verhaal’. 13355 te gadere: ‘samen’; dat: ‘terwijl’. 13357 So dat: ‘totdat’. 13358 foreest: ‘bos’. 13360 beeten: ‘van het paard afstijgen’. 13361 die... tide: ‘het hete weer’. 13362 swaer: ‘loom’. 13364 rustens moesten begonnen: ‘moesten rusten’, zie voor begonnen Stoett, par. 250. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13355-6 Het Ofr. zegt dat Lanceloet en Lioneel geen avonturen beleefden die het vertellen waard waren (‘qui a conter face’) en vermeldt dat zij bij een weduwe overnachtten: M iv, lxxvi, 48; S v, 87/40 - 88/2. 13359 Terique: het Ofr. beschrijft dit bos en de tocht van Lanceloet en Lioneel met meer detail. Vgl. M iv, lxxvi, 48: ‘si se remistrent en lor chemin et entrerent a ore de prime en une forest qui duroit bien .III. liues de lonc et une de lé et l'apeloient cil del païs Terique.’ (S v, 88/1-3). Zie ook de Inleiding, hfst. 2, par. 5, p. 65-68. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 372]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tote dattie heyten leden ware.
Si ontbreidelden hare perde dare
Ende lietense gaen in die weideGa naar margenoot+
13368[regelnummer]
Ende daeden hare helme af beide
Ende gingen liggen op dat gras
Dat onder enen boem was.
Ende Lanceloet, die, alse gi moeget horen,
13372[regelnummer]
Niet en sliep binnen der nacht te voren,Ga naar margenoot+
Sliep op dat grone gras thant,
Dat hi coel ende soete vant.
Ga naar margenoot+ Lyoneel, die niet ne sliep, hi sach
13376[regelnummer]
II ridders comen al daer hi lach,
Die hem herde blide wesen dochtenGa naar margenoot+
Ende ene joncfrouwe met hem brochten.
Ende alsi bi Lyonele quamen
13380[regelnummer]
Sagen si omme ende vernamen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13365 leden: ‘voorbij(gegaan)’. 13366 ontbreidelden hare perde: ‘ontdeden hun paarden van het hoofdstel (de toom)’. 13371 alse... horen: ‘zoals u hebt kunnen horen’. 13374 soete: ‘zacht’. 13377 Die... dochten: ‘die hem zeer vrolijk leken te zijn’. 13378 hem: ‘hen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13371-2 Ook het Ofr. vermeldt hier dat Lanceloet de afgelopen nacht niet geslapen had en zegt bovendien wat de oorzaak van zijn slapeloosheid was: ‘Et Lanceloz n'avoit onques dormi la nuit, car trop avoit eu grant chaut’ (M iv, lxxvi, 49; S v, 88/10-11). De terugverwijzing ontbreekt echter. Het alse gi moeget horen in de vertaling is zeer opmerkelijk, daar het Mnl. i.t.t. het Ofr. de overnachting niet noemt (zie T bij vs. 13355-6). De verwijzing mist een antecedent. Waarschijnlijk is alse gi moeget horen hier een ongelukkig gekozen rijmvulling. Zie voor horen T bij vs. 12532. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 373]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Enen ridder hem volgen naer.
Ga naar margenoot+ Deen seide: ‘Siet den ridder daer!’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Mettien sach Lyoneel met groter vart
13384[regelnummer]
Enen ridder comen op een part,
Wel gewapent ende opgeseten totien,
Ga naar margenoot+ Den meesten dien hi noit hadde gesien,
Ende quam ocht een donder ware.Ga naar margenoot+
13388[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Deen ridder keerdem omme dare.
Ga naar margenoot+ Dander staken opden lichame soeGa naar margenoot+
Dat hi viel metten perde doe.
Ende hi trac daer na sijn swart
13392[regelnummer]
Ende vor ten andren wart,Ga naar margenoot+
Die sijns niet ne dorste ontbiden
Ende sette hem ter vlocht tien tiden.
Ga naar margenoot+ Daer ne dander slaen soude metten swerde
13396[regelnummer]
Liet hi hem vallen ter erde
Ende hi sloech darchoen voreGa naar margenoot+
Ende dat part mede al dore,
Ga naar margenoot+ So dat tpert viel opten man.
13400[regelnummer]
Ende hi nam die joncfrouwe dan,
Die sere begonste carmen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13381 hem... naer: ‘hen achtervolgen’. 13385 opgeseten: ‘op een goed paard’; totien: ‘bovendien’. 13386 meesten: ‘grootste’. 13387 Ende... ware: ‘en (hij, d.i. de ridder, vs. 13384) kwam aangereden alsof hij een donderslag was’ (bedoeld lijkt ‘alsof het donderde’). 13388 keerdem: ‘keerde zich’. 13389 Dander: d.i. de aanstormende ridder. 13391 hi: d.i. de aanvallende ridder. 13392 vor: ‘reed’, vormvariant van voer. 13393 Die... ontbiden: ‘die hem (zijn aanval) niet durfde af te wachten’, ‘die zich niet tegen hem durfde te verdedigen’. 13394 sette... vlocht: ‘op de vlucht sloeg’. 13395 Daer... soude: ‘op het moment dat de ander hem slaan zou’. 13396 hem: ‘zich’. 13397 hi: d.i. de aanvallende ridder; darchoen vore: ‘de voorste zadelboog’. 13398 al dore: ‘doormidden’. 13401 carmen: ‘jammeren’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 374]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende riep: ‘O wi, ach armen!’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hi swanc die joncfrouwe op sijn part
13404[regelnummer]
Ende voretse en wech metter vart.
Die joncfrouwe riep met groten rouwe:
‘Help, Maria, soete vrouwe!’
Ende begonste mesbaren ende carmen,Ga naar margenoot+
13408[regelnummer]
Dats elken minsce mochte ontfarmen.
Ga naar margenoot+ Alse Lioneel, die daer lach,
Die joncfrouwe wech voren sach,
Hem dochte dat hi te lange lette doe,
13412[regelnummer]
Dat hise liet wech voren also.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hine woude Lancelote niet wecken
Om dat hijt in bloetheit mochte micken.
Ga naar margenoot+ Hi wapende hem metter vart
13416[regelnummer]
Ende sat sciere op sijn part
Ende liet Lancelote slapen daer.Ga naar margenoot+
Hi reet sere den ridder naer
Ende riep op hem dat hi doet ware.
13420[regelnummer]
Alse die ridder sijns wart geware,
Hi sette die joncfrouwe metter vart
Neder ende hi trac sijn swart.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Lioneel reet op hem ende stac
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13403 swanc: ‘tilde met een zwaai’. 13404 voretse en wech: ‘nam haar mee’. 13407 mesbaren: ‘huilen’. 13408 Dats... ontfarmen: ‘(zo) dat iedereen er wel medelijden mee moest hebben’. 13411 Hem dochte: ‘dacht hij’; lette: ‘talmde’. 13412 Dat: ‘indien’, ‘omdat’. 13414 Om... micken: ‘omdat hij (Lanceloet) zou kunnen denken dat het (nl. het wekken) uit lafheid voortkwam’. Vgl. het Ofr.: ‘car il a paor que il nel tiengne a couart’ (M iv, lxxvi, 51; S v, 88/36-7). 13416 sat sciere: ‘sprong vlug’. 13418 naer: ‘achterna’. 13419 Ende... ware: ‘en riep tegen hem dat hij ten dode opgeschreven was’. 13420 sijns wart geware: ‘hem zag’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 375]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13424[regelnummer]
Doer scilt, doer halsberch ende brac
Sijn spere op hem sonder doen mere.
Mar die ridder sloech so sere
Op sinen helm LyoneleGa naar margenoot+
13428[regelnummer]
Dattie helm spleet int gehele.
Ga naar margenoot+ Hi haddene doet gehadt thant,
Mar dat swert keerde in die hant.
Ga naar margenoot+ Die slach was so groet ende swaer
13432[regelnummer]
Dat Lyoneel viel ter erden daerGa naar margenoot+
In onmachte, so was hi verdoeft
Vanden slage in sijn hoeft.
Die ridder stac sijn swert in dien scoe
13436[regelnummer]
Ende sette die joncfrouwe doe,
Woud si of ne woude, op Lyoneels part.Ga naar margenoot+
Ende hi nam Lyonele metter vart
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13424 halsberch: ‘maliënkolder’. 13425 sonder doen mere: ‘zonder hem verder te raken’, ‘zonder hem te verwonden’. 13428 int gehele: ‘helemaal’. 13429 doet gehadt: ‘gedood’. 13430 keerde: ‘verdraaide’. 13431 groet: ‘hard’. 13435 scoe: ‘schede’. 13437 Woud... woude: ‘of zij wilde of niet’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 376]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bi den scouderen ende leide
13440[regelnummer]
Hem vore in sijn gereide
Ende vordene sire verde
Int gereide met sinen perde.Ga naar margenoot+
Davonture swiget van Lyonele nu
13444[regelnummer]
Ende sal seggen van Hestore u.
Davonture seget hier ter steden,
Alse Hestor was gesceden
Vanden castele die hiet Ragidel,Ga naar margenoot+
13448[regelnummer]
Daer die boec af seget wel
Hoe hi Mangart den Roden onderdede
Ende die joncfrouwe oc bescudde mede
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13439 leide: ‘legde’. 13440 vore... gereide: ‘voor op zijn zadel’. 13441 vordene sire verde: ‘nam hem mee’. 13442 met sinen perde: ‘en ook zijn paard’. 13443 Davonture: ‘het verhaal’. 13448 Daer... wel: ‘van wie het boek verhaalde’. 13449 onderdede: ‘overwon’. 13450 bescudde: ‘redde’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13443-5 Zie T bij vs. 10741. 13445-52 Net als in het Ofr. (M iv, lxxvii, 1; S v, 89/13-15) wordt hier kort het voorgaande avontuur van Hestor samengevat. Zie voor de beschrijving van Hestors overwinning op deze rode ridder en van zijn redding van de jonkvrouwe Dl. iv, vs. 4263-4812; M ii, lxvii, 1-25; S iv, 349/22 - 355/4. Hestor van Mares is Lanceloets halfbroer, zie vs. 15705-90 en 15895-961, en een van de tien ridders die met Walewein naar Lanceloet op zoek gingen, zie Dl. iv, vs. 1723. Hij heeft zich tijdens deze queeste reeds onderscheiden door Dodineel uit gevangenschap te verlossen (zie Dl. iv, vs. 2688-2894) en door met Walewein een zogenoemd ‘gereserveerd’ avontuur te beleven (zie de Inleiding, hfst. 3, par. 5.1 en Dl. iv, vs. 3325-3502). 13448 Daer die boec af seget wel: deze expliciete terugverwijzing ontbreekt in het Ofr. (M iv, lxxvi, 1; S v, 89/13-14). 13449 Mangart den Roden: deze in een rode wapenrusting gehulde ridder (vgl. Dl. iv, vs. 4484-5) heet in het Ofr. ‘marigart le rous’ (S v, 89/14; M mist een met vs. 13449 overeenkomende zinsnede). In de vertaling wordt hij bij de eigenlijke beschrijving van zijn confrontatie met Hestor Margarijs en Margerijs genoemd (zie Dl. iv, resp. vs. 4655 en 4687). 13450 Ende... mede: de inhoud van dit door de corrector toegevoegde vers (zie P/G) getuigt van diens overzicht over de voorafgaande tekstgedeelten. Vgl. Besamusca 1984, p. 86. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 377]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vanden liebarden, die nichte wasGa naar margenoot+
13452[regelnummer]
Mijns heren Walewein, als ict las,Ga naar margenoot+
Dat hi in een foreest ridende quam
Daer hi ene joncfrouwe vernam
Ridende comen met enen perde,
13456[regelnummer]
Die herde sere mesberde.
Hi groettese, die sere weende.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hi vragede hare wat si meende.
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Here, ic wene bedi
13460[regelnummer]
Dat ic nu sach voren vor mi
Den besten ridder van erderike
Onscone ende dorperlike.Ga naar margenoot+
Ende een ongetrouwe ridder sere
13464[regelnummer]
Dede hem die onnere.’
Hestor vragede thant hare
Wie die goede ridder ware.
Si seide: ‘Here, sijt seker des,Ga naar margenoot+
13468[regelnummer]
Dat Lioneel, Lanceloets neve, es.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13451 liebarden: ‘leeuwen’. 13452 als ict las: ‘naar ik (in mijn bron) las’, vgl. MNW 3, 1314. 13453 Dat... quam: te verbinden met vs. 13447; foreest: ‘bos’. 13456 mesberde: ‘huilde’. 13458 wat si meende: ‘waarom zij huilde’. 13459-60 bedi Dat: ‘omdat’. 13462 Onscone ende dorperlike: ‘op een vernederende en schandelijke wijze’. 13463 ongetrouwe [...] sere: ‘buitengewoon trouweloze’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13451-2 die nichte was Mijns heren Walewein: het Ofr. zegt hier: ‘qui cousine germaine Lancelot estoit’ (M iv, lxxvii, 1; S v, 89/15). Bij haar redding door Hestor wordt de familiebetrekking tot Lanceloet uitgelegd, zie Dl. iv, vs. 4773 en 4787-92; M ii, lxvii, 23-24; S iv, 354/21 en 354/28-30. Getuige M, S en de hss van ‘groep BN 122’, die alle de ‘Lancelot’-lezing hebben, beschikte de Lanceloet-vertaler waarschijnlijk over een grondtekst met deze lezing en werd die in de loop van de tekstoverlevering - misschien zelfs door kopiist A - omgezet in de foutieve ‘Walewein’-versie. In Dl. iv, vs. 4650 wordt vermeld dat de naam van deze dame Orgale is. als ict las: deze bronverwijzing ontbreekt in het Ofr. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 378]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ ‘Die ongetrouwe riddre, wie es hi,
Diene vort, dat segget mi?’
Ga naar margenoot+ ‘Die ridder es Terquijn genant,
13472[regelnummer]
Die hem doet herde swaren pant.Ga naar margenoot+
Hi heeften ontcleedt al naect
In sine broec ende sere mesmaect
Met scarpen dornen sonder waen,
13476[regelnummer]
Daer hine mede heeft doen slaen,
Dat mi so deerde daer ict sach,Ga naar margenoot+
Dat ics ewelike gedinken mach.
Ga naar margenoot+ Hi dedene oec werpen doe
13480[regelnummer]
In sine vangnesse also,
Dies mi ontfarmet so sere
Dat ic mi niet en mach onthouden, here,Ga naar margenoot+
Van weennen ende te makene mesbaer.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13470 Diene vort: ‘die hem meevoert’. 13472 Die... pant: ‘die hem zeer pijnigt’. 13473-4 ontcleedt... broec: ‘tot op zijn (onder)broek ontkleed’. 13474 mesmaect: ‘toegetakeld’, ‘mishandeld’. 13475 scarpen dornen: ‘takken met scherpe dorens’. 13477-8 Dat... mach: ‘hetgeen zozeer mijn medelijden opwekte toen ik het zag, dat ik het nooit meer vergeten zal’. 13480 also: ‘in die toestand’. 13481 Dies... sere: ‘hetgeen zoveel medelijden bij mij oproept’. 13482 onthouden: ‘weerhouden’. 13483 te makene mesbaer: ‘te jammeren’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 379]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13484[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hestor seide: ‘Of ic ginge daer,
Wat tekene suldi seggen mi
Daer icken mach bekennen bi?’
Ga naar margenoot+ ‘Bi minen rade ne suldire niet gaen:Ga naar margenoot+
13488[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Coemt hi an u, hi sal u doet slaen.
Ga naar margenoot+ Men magen kinnen gereet:
Hi es die meeste ridder die ic weet
Ende draeget swarte wapene toe.’
13492[regelnummer]
Hestor bevalse Gode doeGa naar margenoot+
Ende reet so verre dat hi quam
Daer hi enen tor op enen berch vernam,
Ga naar margenoot+ Al omme beloken ter cure
13496[regelnummer]
Met enen starken hogen mure.
Ga naar margenoot+ Buten der porten stont in enen pleine,Ga naar margenoot+
Wel ene bogescote verre, ene fonteine,
Die dore een zelviren conduut spranc
13500[regelnummer]
Ende nam in enen sconen steen haren ganc,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13484 Of: ‘indien’. 13485 Wat... mi: ‘wat voor herkenningsteken kunt u mij dan meedelen, (waaraan)’. 13486 bekennen: ‘herkennen’. 13487 Bi minen rade: ‘op mijn advies’, ‘als u mijn raad opvolgt’. 13488 Coemt... u: ‘als hij u ontmoet’. 13489 gereet: ‘gemakkelijk’. 13490 meeste: ‘grootste’. 13491 wapene: ‘wapenrusting’. 13492 bevalse Gode: ‘wenste haar Gods zegen toe’, ‘nam afscheid van haar’. 13494 tor: ‘toren’. 13495 Al... cure: ‘rondom zeer goed afgesloten’. 13497 pleine: ‘(gras)veld’. 13498 ene bogescote verre: ‘op een boogschot afstand (van de poort)’; fonteine: ‘bron’. 13499 zelviren conduut: ‘zilveren buis’; spranc: ‘opwelde’. 13500 Ende... ganc: ‘en in een fraai bekken liep’, vgl. MNW 2, 908 bij 7. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13497-556 Behalve als uitstalplaats voor Terquijns trofeeën (de wapens van de verslagen tegenstanders) dient deze nauwkeurig beschreven fonteine ook als de plaats waar hij passerende ridders uitdaagt. Vgl. ook J Bk. ii, vs. 22181-203 en de Inleiding, hfst. 2, par. 5. Zie voor het ophangen van de wapens, dat de inactiviteit van de gevangengenomen ridders aangeeft, Burns 1985, p. 120. 13498 ene bogescote verre: Klimpert 1972 noemt het boogschot niet als gangbare lengtemaat. De afstand die met een Westeuropese boog uit de 13e eeuw overbrugd kon worden bedroeg waarschijnlijk ± 200 m, vgl. LMa ii, p. 322. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 380]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van merberine, ende vandaer also wel
Seggic dat si in een lodijn vat vel.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Daer stonden oec III pijnbome bi,
13504[regelnummer]
So hoge ende so breet dat si
Die fonteine al bevingen
Metten lovren diere overhingen.
Ga naar margenoot+ An die pijnbome hingen doeGa naar margenoot+
13508[regelnummer]
LX scilde ende LX helme toe
Ende oec LX swerde tot dien.
Ende als hi al tgene hadde besien
Hem wonderde wat si behingen daer.Ga naar margenoot+
13512[regelnummer]
Hi sagh Acglovels scilt daer naerGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13501 merberine: ‘marmer’. 13502 lodijn: ‘loden’. 13505 al bevingen: ‘geheel overdekten’. 13506 lovren: ‘(de) met naalden bezette takken’ (van de pijnbomen). 13511 Hem... behingen: ‘verbaasde hij zich erover waarom zij daar hingen (?)’, zie P/G: het is onduidelijk waarom de corrector be toevoegt. Vgl. M iv, lxxvii, 2: ‘et se merveille por quoi l'an les i a mises’; S v, 90/5. 13512 sagh: deze ongebruikelijke vorm voor sach is het resultaat van een ingreep van de corrector, zie P/G. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13512-15 Voor elk van de vijf genoemde ridders geldt dat hun gevangenneming door Terquijn niet in de roman beschreven wordt. Zie voor het laatste verhaalde avontuur van Acglovael Dl. iv, vs. 2343-2562, van Keye Dl. iv, vs. 2520-2562, van Sagramor Dl. iv, vs. 2663-87, van Gosenonis Dl. v, vs. 9114-9172 en van Brandalis Dl. v, vs. 8940-9172. Al deze ridders behoren tot degenen die naar Lanceloet op zoek zijn. Zie voor Gosenonis (Gosengoes) Besamusca 1991, p. 69, noot 175. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 381]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende Sagramors ende Keys al bloet
Ende Gosenonis van Strangloet
Ende Brandalis ende vele andre toe,
13516[regelnummer]
Die hi niet ne kinde doe.
Ga naar margenoot+ Hi ginc an dander side daer naerGa naar margenoot+
Ende vant lettren gescreven daer,
Die seiden: ‘Siet hier die namen staen
13520[regelnummer]
Van dien ridders die hier liggen gevaen.
Ga naar margenoot+ Daer mogedi hare wapene sien.’
Ende hi las daer gescreven nadien:Ga naar margenoot+
Int XXIV jaer na die dinc
13524[regelnummer]
Dat coninc Artur crone ontfinc,
Teriquin vanden Foreeste sonder waen
Hadde alle die ridders onder gedaen
Daer elcs name af gescreven wasGa naar margenoot+
13528[regelnummer]
In die lettren die hi daer las.
Ende als hi die lettren besiet
Hi kennetse som ende som niet,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13513 al bloet: ‘overduidelijk’ (rijmvulling). 13515 toe: ‘bovendien’. 13521 Daer: bedoeld lijkt ‘aan de andere kant’, ‘hier tegenover’, vgl. vs. 13517. 13522 nadien: ‘verder’. 13523 XXIV: ‘vierentwintigste’. 13524 crone ontfinc: ‘gekroond werd’. 13526 onder gedaen: ‘overwonnen’. 13530 Hi... niet: ‘kende hij sommigen van hen (de ridders wier naam vermeld wordt) en sommigen niet’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 382]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alse die van vreemden lande zom waren.
13532[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi vanter XXIV tuwarenGa naar margenoot+
Van des conincs Arturs hove,
Die alle ridders waren van love,
Al sonder die V gesellen
13536[regelnummer]
Daer gi af horet tellen,
Ende sonder Lyonele toe.Ga naar margenoot+
Hestor hadde groet wonder doe,
Alse hi die lettren hadde gesien.
13540[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hine mochte niet geloven van dien
Dat een ridder allene machte
Onder doen met sire crachteGa naar margenoot+
Also vele goeder liede,
13544[regelnummer]
Het ne ware dat hise verriede.
Ga naar margenoot+ Hi keerde ter fonteinen wart
Om te doene drinken sijn part.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13531 Alse... waren: ‘zoals sommigen die uit vreemde landen afkomstig waren’. 13534 van love: ‘van naam (befaamd)’. 13535 Al sonder: ‘naast’. 13538 hadde... wonder: ‘was zeer verbaasd’. 13541 machte: ‘kon’, vormvariant van mochte, vermoedelijk te verklaren vanuit het rijm. 13542 Onder doen: ‘overwinnen’. 13544 Het... verriede: ‘tenzij hij hen op oneerlijke wijze bevocht’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 383]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daer na heeft hi vernomenGa naar margenoot+
13548[regelnummer]
Den groten ridder uutcomen,
Wel gewapent ende op een part,
Ende sprac aldus te hem wart:
‘Noit ne dorste ridder bestaen
13552[regelnummer]
Te doene dat gi hebt gedaen.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ So wee u dat gi drinket nu
In die fonteine u part, dat seggic u.’
Ga naar margenoot+ Hi liet lopen metter vart
13556[regelnummer]
Met gerechten spere te Hestorre wart.
Ga naar margenoot+ Hi miste van Hestore doe.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hestor liep weder op hem soe
Dat hine doe stac vanden perde,
13560[regelnummer]
Dat hi vallen moeste ter erde.
Ende als Hestor woude over liden,
Die ridder spranc op tien tidenGa naar margenoot+
Ende grep met sinen handen
13564[regelnummer]
Hestore biden scouderen thanden
Ende trackene dapperlike
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13548 uutcomen: ‘naar buiten komen’. 13550 Ende sprac: ‘en de grote ridder (Terquijn) sprak’, vgl. Stoett, par. 5 g. 13551 bestaen: ‘wagen’. 13553 drinket: ‘laat drinken’. 13555-6 Hi... wart: ‘hij reed met gevelde lans hard op H. in’. 13557 miste van: ‘miste’. 13558 liep... hem: ‘viel hem op zijn beurt aan’. 13560 Dat: ‘zodat’. 13561 over liden: ‘voorbij rijden’. 13563 grep: ‘greep’, deze ongebruikelijke vorm is het resultaat van een ingreep van de corrector, zie P/G. 13564 thanden: ‘meteen’. 13565 dapperlike: ‘met kracht’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 384]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van sinen perde ende so fellike
Dat daer af luttel gebracGa naar margenoot+
13568[regelnummer]
Dat hi sinen hals niet ne brac.
Ende hi hieffene op sinen hals daer
Ende droechgene int hof daer naer
Ende dedene ontwapenen saen.Ga naar margenoot+
13572[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi was gelijc enen doeden gedaenGa naar margenoot+
Met dat hi af getrocken was.
Ende als hi wart geware das
Dat hi was in sijns viants handen,
13576[regelnummer]
Hi wart so drove thanden,
Hi hadde wel doet willen wesen.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hine hadde noit rouwe gelijc desen.
Terquijn seide tot hem: ‘Here,
13580[regelnummer]
Ic houde u over goet sere:
Ga naar margenoot+ Mine dede noit man tgereide rumen
Sonder gi, noch van den orse tumen.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Ic prise u ridderscap mere
13584[regelnummer]
Dan enich dat ic provede noit ere
Ende om die doecht die es in u
Ne doe ic u niet in prisone nu,
Wildi mi sekeren dat gi dit hofGa naar margenoot+
13588[regelnummer]
Niet ne rumet sonder orlof.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13566 so fellike: ‘op een zo gewelddadige wijze (trok hij H. van zijn paard)’. 13567 Dat... gebrac: ‘dat het weinig scheelde’. 13572 Hi... gedaen: ‘hij zag eruit als een dode’, ‘hij leek dood’. 13573 Met... was: ‘vanaf het moment dat hij van zijn paard getrokken was’. 13578 rouwe... desen: ‘zoveel verdriet als hij hierom had’. 13580 over: ‘voor’. 13581 tgereide rumen: ‘uit het zadel vallen’. 13582 Sonder: ‘behalve’; tumen: ‘tuimelen’. 13583 prise: ‘acht’. 13584 provede: ‘op de proef stelde’. 13585 doecht: ‘dapperheid’, ‘kracht’. 13587 Wildi mi sekeren: ‘indien u mij uw woord wilt geven’. 13588 rumet: ‘zult verlaten’; orlof: ‘toestemming’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 385]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Hine wouts niet doen, bi der sake
Dat hi liever hadde tongemake
Met sinen gesellen te sine
13592[regelnummer]
Dan te hebbene al die behoefte sineGa naar margenoot+
Ende met hem te sine sonder waen.
Ga naar margenoot+ Dus was hi in vangnessen gedaen.
Ga naar margenoot+ Alse hi int prisoen was gecomen
13596[regelnummer]
Ent die ghene hadden vernomen
Die van sconincs Arturs hove waren,Ga naar margenoot+
Si gingen weenen sonder sparen
Van bliscepen ende van jamerheden.
13600[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Sagrimor seide daer ter steden:
‘Lieve geselle, ic ne waende u
Nembermeer hebben gesien vor nu.Ga naar margenoot+
Ay Hestor, wat niemaren hebbedi
13604[regelnummer]
Van Lancelote gehort, dat segget mi,
Bedi wi weten alle doch,
Hadden wine levende noch,
Wi souden uut te comene hopen,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13589-90 bi der sake Dat: ‘omdat’. 13590 tongemake: ‘in slechte omstandigheden’. 13592 al... sine: ‘wat hij maar wilde’. 13593 hem: d.i. Terquijn. 13596 Ent: ‘en het (nl. dat H. in de gevangenis komt)’. 13599 Van... jamerheden: ‘uit vreugde (omdat zij H. weerzien) en uit verdriet (vanwege H.'s gevangenneming)’. 13601-2 ic... nu: ‘ik had tot op dit moment niet verwacht u ooit nog te zien’. 13603 wat niemaren: ‘wat voor nieuws’. 13607 Wi... hopen: ‘dan konden wij de hoop koesteren te kunnen ontkomen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 386]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13608[regelnummer]
Anders es ons die hope ontslopen:
Ga naar margenoot+ Dese duvel es van so groter crachten,
Die ons hevet in sine hachten,
Dat gheen man soude te gere uren
13612[regelnummer]
Jegen hem moegen geduren.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hine soude jegen Lancelote nochtan
Niet geduren, ware hi levende man,
Niet meer dan Karados die Grote
13616[regelnummer]
En gedurde jegen Lancelote,
Die vanden Doloreusen Torre here was,Ga naar margenoot+
Alsmen hier te voren las,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13610 hachten: ‘gevangenis’. 13612 geduren: ‘stand houden’. 13613 nochtan: ‘echter’. 13614 ware... man: ‘als hij (Lanceloet) nog leefde’. 13615 Niet meer dan: ‘evenmin als’. 13618 Alsmen... las: ‘zoals men eerder in het verhaal (voor)las’, zie T. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13615-7 Zie voor Lanceloets gevecht tegen Karados: M i, xxviii, 1-17; M iii, xxviii*, 1-21; S iv, 132/1 - 137/39 en verder M ix, p. 25 en S vii, p. 392. De Middelnederlandse vertaling van deze passage - waarnaar vs. 13618 terugverwijst - is niet bewaard gebleven. 13618 Alsmen hier te voren las: deze terugverwijzing naar het verslag van het gevecht tussen Lanceloet en Karados (zie T bij vs. 13615-7) ontbreekt in het Ofr. (M iv, lxxvii, 6; S v, 91/13-14). Vgl. ook T bij vs. 12532. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 387]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Noch dies duvels broeder die ons heeft gevaen.’
13620[regelnummer]
Ga naar margenoot+ ‘Ic hebt qualike berecht,’ sprac Lyoneel saen,
‘Want alse hi wiste die waerheit das
Dat ic Lanceloets neve wasGa naar margenoot+
Ic was thant ontcleet al naect
13624[regelnummer]
Ende met scarpen dornen so mesmaect,
Ic hadde moegen baden in mijn bloet.
Mar es dat sake dat mi God behoet
Den goeden man daer ic af scietGa naar margenoot+
13628[regelnummer]
Noch en es die derde dach leden niet,
Ic saels gewroken sijn sonder waen,
Salt na minen wille gaen.’
Davonture laet van Hestore staenGa naar margenoot+
13632[regelnummer]
Ende van die met hem sijn gevaenGa naar margenoot+
Ende sal u seggen nu ter uren
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13619 Noch: ‘en’, vgl. MNW 4, 2461. 13620 Ic... berecht: ‘ik heb het er slecht afgebracht’, zie T. 13624 mesmaect: ‘toegetakeld’. 13626-7 Mar... man: ‘maar als God voor mij de goede man (d.i. Lanceloet) beschermt (vrijwaart van moeilijkheden)’. 13628 Noch... niet: ‘nog geen drie dagen geleden’. 13629 Ic... sijn: ‘dan zal ik voor het mij aangedane leed gewroken worden’. 13630 Salt... gaen: ‘indien het gaat zoals ik wil’. 13631 Davonture... staen: ‘het verhaal zwijgt nu over H.’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13620 In het Mnl. blijft impliciet dat Lioneel gemarteld werd vanwege het feit dat zijn neef Lanceloet Terquijns broer Karados doodde. Vgl. M iv, lxxvii, 6: ‘Enon Dieu, fait Lionel, je l'ai hui chierement achatee, la mort de celui Karados,’ (S v, 91/14-15). Zie ook vs. 13459-80. 13630-37 Zie voor de overgangsformule T bij vs. 10741 en vgl. voor de passage waarin Lioneel de slapende Lanceloet verlaat vs. 13353-417. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 388]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Lanceloets avonturen,
Die Lyoneel slapende liet
13636[regelnummer]
Onder den boem als hi van hem sciet.
Davonture seget hier beneven,Ga naar margenoot+
Alse Lanceloet slapende was bleven
Daer Lyoneel van hem was gesceden,
13640[regelnummer]
Dat daer quam ene coninginne gereden,
Vrouwe vanden lande van Foreestan,
Datten lande van Morgales leget anGa naar margenoot+
Ten lande van Soroles wart.
13644[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Si hadde met har in hare vart
Wel LX ridders die quamen dare
Al gewapent in hare scare.
Ga naar margenoot+ Daer waeren IV knapen tors toe,Ga naar margenoot+
13648[regelnummer]
Die een sidijn cleet droegen doe
Met IV scachten boven hare.
Ga naar margenoot+ Si wart Lanceloets perts geware
Ende si wart pensende daer naer
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13637 beneven is hier expletief, vgl. MNW 1, 886. 13642-3 Datten... wart: ‘dat grenst aan het land van Morgales (d.i. Norgales) in de richting van het land van Soroles (d.i. Sorelois)’. 13644 in hare vart: ‘op reis’. 13646 scare: ‘gevolg’. 13647 tors: ‘te paard’. 13648 sidijn: ‘zijden’. 13649 scachten: ‘stokken’. 13651 si wart pensende: ‘het kwam in haar op’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13641-3 In het Ofr. (M iv, lxxvii, 1; S v, 91/25-26) heten de genoemde gebieden resp. ‘Sorestan’, ‘Norgales’ en ‘Sorelois’. Zie voor de geografische ligging - waarschijnlijk in of nabij Noord-Wales - West 1978, p. 235 en 281-2. 13647-9 De koningin rijdt onder een kostbare zijden baldakijn, die door vier schildknapen boven haar hoofd gehouden wordt. Enkele Ofr. hss vermelden dat de baldakijn als parasol fungeerde, zie M iv, lxxviii, 1 (S v, 91/28 mist deze mededeling) en vgl. LMa I, 1362. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 389]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13652[regelnummer]
Dat hem enich ridder ruste daer.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si moedde wale das
Dat hi van sconincs Arturs hove was.
Ga naar margenoot+ Mettien riep II vrouwen die coninginne:
13656[regelnummer]
Deen was Morguweyn, die elvinne,
Ende dander Cybile namelike.Ga naar margenoot+
Dit waren III vrouwen van erderike
Die meest toverien conden,
13660[regelnummer]
Sonder die vrouwe van Lac tien stonden.
‘Laet ons varen sien ghint part.’
Ende als si voren dare wartGa naar margenoot+
Vonden si Lancelote slapende nochtoe.
13664[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Si seiden als sine vonden alsoe:
‘Gi moeget wel seggen dat gi hier te voren
So sconen man nie saeget geboren.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13653 moedde: ‘vermoedde’. 13656 elvinne: ‘(tover)fee’. 13657 namelike: ‘genaamd’. 13659 Die... conden: ‘die het meest bedreven waren in de toverkunst’. 13660 Sonder: ‘met uitzondering van’. 13661 Laet... part: ‘laten we dat paard gaan bekijken’, blijkens de context en het Ofr. (S v, 91/33-34; M iv, p. 174) is hier de koningin van Foreestan aan het woord. 13664 seiden: ‘zeiden (tegen elkaar)’. 13666 geboren: ‘op de wereld’, vgl. MNW 2, 987 bij 2. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13655-9 De koningin van Foreestan (Ofr. ‘Sorestan’) en Cybile (Ofr. ‘Sebile’) zijn zusters in de magie van Morguweyn, die elvinne (Ofr. ‘Morque, la fée’ of ‘Morgain(e) la fée’), die haar bijnaam dankt aan haar bedrevenheid in de toverkunst. Zij is Arturs halfzuster en vormt één van de voornaamste vijanden van Artur en zijn hof, aangezien zij een felle haat koestert jegens Lanceloet en de koningin en hen voortdurend probeert te verraden, zie bijv. M i, xxiv, 33-48; M iii, xxiv*, 32-42; S iv, 122-124 en M iii, xxix*, 1-18; S iv, 139-142. Vgl. verder West 1978, p. 226-7 en Bogdanow 1969. Vgl. voor de vrouwe van Lac T bij vs. 11399-400. 13660-81 Net als de hss van ‘groep BN 122’ (behalve Yale) volgt de vertaling de korte versie (‘Londen’): zie S v, 91/32 - 92/17 en M iv, p. 174. Vgl. Micha 1965, p. 330 en 341. 13666 Vgl. voor Lanceloets schoonheid T bij vs. 11928-41 en Méla 1984, p. 349. Morguweyn herkent Lanceloet niet, omdat hij kaal is, vgl. vs. 13783-4. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 390]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Si seiden oc: ‘Nu gaen wi hem anGa naar margenoot+
13668[regelnummer]
Ende laeten ons wecken dan.’
Ga naar margenoot+ Morguein seide: ‘Vrouwe, laet staen.
Laet ons ene orsbare doen maken saen
Ende voren wine met ons sonder lette
13672[regelnummer]
Inden casteel van Charette.’Ga naar margenoot+
Dander vrouwen antworden daer toe:
‘Het dinct ons goet datmen also doe.’
Alse die orsbare gemaect was,
13676[regelnummer]
Hi was so betovert, als ict las,
Dat hi niet op ne mochte staen.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si leidene in die orsbare saen
Ende dectense met enen clede
13680[regelnummer]
Ende vordense gerede
Toten castele van der Charetten.
Si dedene af doen sonder lettenGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13667 Nu... an: ‘nu gaan wij op hem af’. 13668 laeten ons: ‘laten wij hem’. 13669 laet staen: ‘wacht’. 13670 orsbare: ‘een draagbaar die door twee paarden gedragen wordt’. 13671 sonder lette: ‘meteen’. 13676 als ict las: ‘naar ik (in mijn bron) las’, ‘naar verluidt’, vgl. MNW 3, 1314. 13679 dectense: ‘bedekten hem (d.i. de draagbaar)’. 13682 dedene af doen: ‘lieten hem van de draagbaar af halen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 391]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende in ene camere draegen doe,
13684[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Daer ene dore ende II venstren waren toe.
Doe braeken si haer toverie daer
Ende Lanceloet wart ontwake daer naer
Ende begonste al omme hem te sien.Ga naar margenoot+
13688[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi sager vele kersen mettien.
Hi sechgende hem ende seide na desen:
‘Helpt, Zente Marie, waer magic wesen?
Ga naar margenoot+ Ic lach om slapen, als ic gome,Ga naar margenoot+
13692[regelnummer]
Onder die scade van enen bome.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Nu vindic in enen casteel mi
Ocht in ene veste, ine weet welct si,
Ende ic ne sie wijf noch man.’
13696[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi begonste pensen om sijn part dan
Ende alse hi sijn part niet ne vant,Ga naar margenoot+
Hi wart herde drove thant.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13685 braeken... toverie: ‘verbraken zij hun betovering’. 13686 ontwake: ‘wakker’. 13688 kersen: ‘kaarsen’. 13689 Hi sechgende hem: ‘hij maakte een kruisteken’. 13690 Helpt: ‘help’ (zie P/G); Zente: ‘heilige’. 13691 om: ‘te’; als ic gome: ‘als ik het wel heb’. 13694 veste: ‘vesting’, zie T; welct si: ‘welk van beide het is’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13689 Hi sechgende hem: Lanceloet weet niet wat er met hem gebeurd is. Hij maakt een kruisteken om Gods bescherming in te roepen, omdat hij bang is dat de verbijsterende gebeurtenissen het werk zijn van de duivel (zie vs. 13699-700). Vgl. vs. 11241 en het commentaar daarbij. Wanneer hij verneemt waar hij is, maakt de verbaasde Lanceloet nogmaals een kruisteken, zie vs. 13713. 13693-4 Het Ofr. onderscheidt hier ‘chastel’ van ‘forteresce’ (M iv, lxxviii, 5; S v, 92/23-24). casteel en ‘chastel’ lijken hier ‘burcht’ te betekenen, terwijl veste en ‘forteresce’ een ‘versterkte stad’ aanduiden. Volgens Te Winkel (1879, p. 10) is veste een synoniem van casteel. Vgl. LMa ii, 957-1003. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 392]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Hi seide sere tonpayse daer naer
13700[regelnummer]
Datten die duvle brochte daer.
Ga naar margenoot+ Die dore ontdede na dien.
Ga naar margenoot+ Daer heeft hi ene joncfrouwe versien,Ga naar margenoot+
Die hem genoech tetene brochte,
13704[regelnummer]
Ende hi grotese so hi best mochte
Ende si hem weder. Doe seidi: ‘Joncfrouwe,
Ic mane u bider trouwe
Dien gi den genen sculdich sijtGa naar margenoot+
13708[regelnummer]
Dien gi meest mint nu ter tijt,
Dat gi mi segt waer ic bem.’
Die joncfrouwe antworde hem:
‘Here, gi sijt inden casteel nu
13712[regelnummer]
Vander Charetten, seggic u.’Ga naar margenoot+
Hi sechgende hem vanden wondre doe
Ende seide: ‘Ay Sinte Marie, hoe
Bem ic hier comen? Wat is mi gesciet?’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13699 tonpayse: ‘ongelukkig’. 13701 ontdede: ‘ging open’. 13704 grotese: ‘groette haar’. 13706 mane: ‘smeek’. 13713 vanden wondre: ‘vanwege de verbijsterende gebeurtenis’. 13715 Wat... gesciet: ‘wat is er met mij gebeurd’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13712 Het Ofr. vermeldt hier nog: ‘(el chastel de la Charrete) qui siet a l'antree de Gorre’ (M iv, lxxviii, 6; S v, 92/32-3). Via Gorre wordt zo een verband gelegd met de gebeurtenissen in de proza-Charrette (de bewerking van Chrétiens Le chevalier de la charrette die in de Lancelot en prose opgenomen is), waarin beschreven wordt hoe Lancelot in een schandekar dit kasteel passeert, zie M ii, xxxvi, 24-27 en S iv, 162/19 - 163/23. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 393]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13716[regelnummer]
Si seide: ‘Ic ne segs u niet,
Mar eet, vertroest u ende rustGa naar margenoot+
In dat scone bedde alst u lust.’
Hi vragede om Lyonele hare.
13720[regelnummer]
Si seide sine wiste waer hi ware.
‘Ic ne kins niet,’ seide si, ‘here,
Want ic ne saegen noit eere.’Ga naar margenoot+
Alse hi hem selven dus hadde gesien
13724[regelnummer]
Ontweget van al, hi at na dien,
Want hi binnen dien langen dage
Niet geeten hadde sonder sage.
Ga naar margenoot+ Tirst dat hi geeten hadde, quam daerGa naar margenoot+
13728[regelnummer]
Een cnape diene onscoide daer naer.
Ga naar margenoot+ Hi ginc slapen in een bedde rike,
Mar hi sliep dien nacht qualike,
Want hi pensede dien nacht vele
13732[regelnummer]
Om hem selven ende om Lyonele.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Die vrouwen diene brachten daer
Quamen te hem sanderdages daer naer,
Wel gepareert ende achemant.
13736[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die ene seide tote hem thant:
‘Ridder, gi sijt onse gevangene nu,Ga naar margenoot+
Mar van ere dinc es u
Wel gesciet: dat van desen
13740[regelnummer]
U renchoen lichte sal wesen.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13717 vertroest u: ‘wees opgewekt’. 13718 alst u lust: ‘als u er zin in hebt’. 13721 kins: ‘weet het’. 13723-4 Alse... al: ‘toen hij bemerkt had dat hij van alles en iedereen verwijderd was’. 13728 onscoide: ‘van zijn schoeisel ontdeed’. 13729 rike: ‘kostbaar’. 13730 qualike: ‘slecht’. 13732 Om: ‘over’. 13735 Wel... achemant: ‘fraai en elegant uitgedost’. 13736 Die ene: volgens het Ofr. spreekt hier ‘cele des .III. qui roine estoit’ (M iv, lxxviii, 7; S v, 93/8). 13738-9 van... gesciet: ‘wat één ding betreft hebt u geluk’. 13740 renchoen: ‘losprijs’; lichte: ‘laag’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 394]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Vrouwe, segtet mi dan.
Vermagict, ic saelt vaen an.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ ‘Gi sult quite wesen,’ seide si, ‘bidien
13744[regelnummer]
Dat gi neemt dene van ons drien,
Die u alre best genoeget.
Ende es dat u dit niet en voeget
Te done ende gi so hovardich sijtGa naar margenoot+
13748[regelnummer]
Dat gi ons ontsegget nu ter tijt,
Gi moeget seker sijn sonder waen
Vort an hier te blivene gevaen.’
Ga naar margenoot+ Alse hi dat horde hi hadt onwart
13752[regelnummer]
Ende sprac eerlike ter vrouwen wart:Ga naar margenoot+
‘Vrouwe, bem ic danne so onder u
Dat ic emmer moet kiesen nuGa naar margenoot+
Een lief, willic ocht ne wille,
13756[regelnummer]
Ocht in die vangnesse bliven stille?’
‘Ja gi,’ antworde hem die vrouwe.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hi seide thant: ‘Bi mire trouwe,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13741 segtet: het enclitische et verwijst naar renchoen (vs. 13740). 13742 Vermagict: ‘als ik ertoe in staat ben’; vaen an: ‘op mij nemen’. 13743 quite: ‘vrij’. 13743-4 bidien Dat: ‘indien’. 13744 neemt: ‘tot geliefde neemt’. 13745 genoeget: ‘aanstaat’. 13746 voeget: ‘wenst’. 13747 hovardich: ‘trots’, ‘hooghartig’. 13748 ontsegget: ‘afwijst’. 13751 hi hadt onwart: ‘was hij er verontwaardigd over’. 13752 eerlike: ‘beleefd’, mogelijk is de betekenis hier ‘afgemeten’, gezien het Ofr. (M iv, lxxviii, 8: ‘si respont touz courouciez’; S v, 93/16). 13753 onder u: ‘aan u ondergeschikt’, ‘aan u overgeleverd’. 13754 emmer: ‘absoluut’. 13755 willic... wille: ‘of ik wil of niet’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 395]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ic soude eer gedoegen over waer
13760[regelnummer]
Al dus te liggene XX jaer,
Eer ic mi geworpe te dien
Dat ic minde dene van u drien:Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Ic soude mi nederen so sere
13764[regelnummer]
Dat mi dat niemen dan Onse Here
Betren en mochte sonder waen.’
Ga naar margenoot+ Alse si dat horde si seide saen:
‘Gine spraect noit wort, bi mire trouwen,Ga naar margenoot+
13768[regelnummer]
Dat u also sere alse dit sal rouwen.’
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Mine roke!’ Ende hi viel neder
Op tbedde om slaepen weder,
Gram ende verbolgen mere
13772[regelnummer]
Dan hi hadde geweest eere.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hi hadde liever te stervene doe
Dan sire vrouwen te laetene soe,
Die fonteine was van scoenheiden,
13776[regelnummer]
Om te minnen ene van hem lieden.
Ga naar margenoot+ Alsi hadden verstaen die wort,Ga naar margenoot+
Si gingen drove ende gram vort,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13759 eer gedoegen: ‘liever verdragen’. 13761 Eer... dien: ‘dan dat ik mij daartoe zou kunnen brengen (verlagen)’, vgl. MNW 2, 1901, waar dit vers als het enige voorbeeld van het wederkerige hem gewerpen wordt geciteerd. 13763 nederen: ‘verlagen’. 13764-5 Dat... mochte: ‘dat mij niemand behalve God daarvoor genoegdoening zou kunnen geven’. 13769 Mine roke: ‘het kan mij niets schelen’. 13770 Gram: ‘terneergeslagen’. 13773 hadde... stervene: ‘hij wilde liever sterven’. 13774 laetene: ‘laten vallen’. 13775 fonteine: ‘een bron’; scoenheiden rijmt op lieden, hetgeen als onzuiver rijm aamgemerkt kan worden. 13776 hem lieden: ‘hen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 396]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Omdat hise ontseide also
13780[regelnummer]
Ende vermaten hem sere doe
Dat hi ne quame nembermere
Uter vangnesse in genen kere.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Morguweyn ne kinnets niet, omdat hi was
13784[regelnummer]
Nuwinge bescoren, als ict las.
Ga naar margenoot+ Die coninginne seide dar naer,
Hi soude also bliven X jaer,
Hi en name den enen van hem drien.Ga naar margenoot+
13788[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Dander seiden: ‘Het moet also gescien.’
Ga naar margenoot+ Dus was Lanceloet III dage daer,
Soe tongemake ende so swaer
Dat hi qualike dranc ende at.
13792[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die joncfrouwe was drove om dat,Ga naar margenoot+
Die hem tetene te bringene plach,
Dat hi iet hadde dat hem verwach.
Opten vierden dach heeft hi vernomen
13796[regelnummer]
Dat daer binnen ridders sijn comen
Van enen tornoye. Doe wart hiGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13779 ontseide: ‘afwees’. 13780 vermaten hem sere: ‘namen zich vast voor’. 13782 in genen kere: ‘op geen enkele manier’. 13783 ne kinnets niet: ‘herkende hem niet’. 13784 Nuwinge bescoren: ‘kort geleden kaalgeschoren’ (vgl. T bij vs. 13335); als ict las: ‘naar ik (in mijn bron) las’. 13790 tongemake: ‘bedroefd’; swaer: ‘terneergeslagen’. 13791 qualike: ‘nauwelijks’. 13794 Dat herhaalt dat uit vs. 13792, vgl. Stoett, par. 318, opm. ii; verwach: ‘bedroefd maakte’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 397]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Pensende ende tongemake daer bi
Ende seide hi hadde over al
13800[regelnummer]
Meerren wederstoet ende ongeval
Dan enich ander ridder tier stont,
Want alse hi starc was ende gesontGa naar margenoot+
Ende doen soude sine wandelingen
13804[regelnummer]
Doer die lande ende te hoefde bringen
Die vreselike avonturen
Die dandre niet ne dorsten bestaen tier uren,
Dan moesti liggen gevaen,Ga naar margenoot+
13808[regelnummer]
Ga naar margenoot+ So dat selden die tijt was sonder waen
Hine was siec ocht in vangnesse.
Dus claegedi sine deernesse,
Diere hi vele te hebbene plage.
13812[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi weende sere met deser claege.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Mettien quam die joncfrouwe dare
Die sijns plach te nemene ware.
Si wart drove om sinen rouwe.
13816[regelnummer]
‘Wat hebdi, here,’ sprac die joncfrouwe,Ga naar margenoot+
‘Dat gi drijft den rouwe so groet?’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ ‘Ic en ware niet sculdich,’ sprac Lanceloet,
‘Rouwe te drivene, na minen wane,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13800 wederstoet: ‘tegenslag’; ongeval: ‘pech’. 13803 wandelingen: ‘dooltochten’, ‘omzwervingen’. 13804-5 te... avonturen: ‘en de gevaarlijke avonturen tot een goed einde brengen’. 13806 bestaen: ‘ondernemen’. 13808 selden: ‘zeldzaam’. 13810 deernesse: ‘ongeluk’, vgl. M iv, lxxviii, 9: ‘ses mescheances’; vgl. S v, 94/5. In MNW 2, 100 wordt aan het woord in dit vers de hier minder juiste betekenis ‘verdriet’ toegekend. 13811 plage: ‘placht’. 13812 met deser claege: ‘gedurende dit zelfbeklag’. 13814 Die... ware: ‘die gewoon was voor hem te zorgen’. 13817 Dat... groet: ‘dat u zozeer treurt’. 13818 Ic... sculdich: ‘ik hoor niet’. 13819 na minen wane: ‘naar mijn mening’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 398]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13820[regelnummer]
Mar mi selven doet te slaene,
Alse die dongevallichste ridder bem
Vander werelt.’ Ende si seide tote hem:Ga naar margenoot+
‘Here, ic mane u bi diere gi
13824[regelnummer]
Meest mint, dan gi segt mi
Wie ghi sijt ende wie u name es.
Ga naar margenoot+ Ic geve u mine sekerheit des,
Ic salt hier helen ende over alGa naar margenoot+
13828[regelnummer]
Ende dat ict niewerinc ontecken ne sal.’
Ga naar margenoot+ Lanceloet antworde hare doe:
‘Joncfrouwe, gi hebt mi besworen soe,
Ic saelt u seggen, want ic bem nu
13832[regelnummer]
Dongevallichste ridder, seggic u,Ga naar margenoot+
Die noit wapene ne droech. Ende dit en es
Mijn begin niet, des sijt gewes.
Het heeft geweest, al sonder liegen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13821 Alse die: ‘aangezien ik’, vgl. MNW 1, 363 bij a; dongevallichste: ‘de ongelukkigste’, ‘de rampzaligste’. 13823 mane: ‘vraag’; diere: ‘degene die’. 13824 dan: lees dat. 13825 wie: ‘hoe’. 13826 sekerheit: ‘erewoord’; des: ‘wat dit betreft, (dat)’. 13827 Ic... al: ‘dat ik het (L.'s identiteit) hier en overal elders geheim zal houden’. 13828 niewerinc: ‘nergens’; ontecken: ‘onthullen’. 13830 gi... soe: ‘u hebt mij een zodanige verzekering gegeven (dat u mijn naam geheim zult houden)’. 13834 Mijn begin niet: ‘niet de eerste keer voor mij’. 13835 Het... geweest: ‘het is (zo) geweest’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 399]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13836[regelnummer]
Van dar ic irst lach inder wiegen,
Want ic verloes minen vader dan,Ga naar margenoot+
Die wart ridder was ende goet man,
Ende was ontherft van minen lande toe,
13840[regelnummer]
Dies ic vele gehadt hadde doe
Hadmenre toe gesien sonder waen,
Alsmen te rechte soude hebben gedaen.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Dus magic wel seggen al bloet
13844[regelnummer]
Dat ic bem dongevalliche Lanceloet.’
Ga naar margenoot+ Alse si wiste die waerheit das
Dattie ridder Lanceloet was,
Si was blider van desenGa naar margenoot+
13848[regelnummer]
Dan enich minsche mochte wesen:
Ga naar margenoot+ Si hadde horen seggen waerlike
Dat hi was die beste ridder van erderike.
Ga naar margenoot+ Doe seide si tot hem: ‘Here,
13852[regelnummer]
Die vangnesse moyt u sere,Ga naar margenoot+
Gi wart gerne uut, mochti.’
Ga naar margenoot+ ‘Het en es gene dinc,’ seide hi,
‘Ic ne daedse gerne sonder waen
13856[regelnummer]
Op dat icker bi mochte ontgaen.’
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Ic sal u verlossen al,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13836 Van... irst: ‘vanaf de tijd dat ik’. 13838 wart: ‘voortreffelijk’. 13839 Ende... toe: ‘en ik werd bovendien beroofd van mijn gebied (dat ik zou erven)’. 13841-2 Hadmenre... gedaen: ‘indien men er zorg voor gedragen had, zoals men volgens het recht had moeten doen’. 13843 al bloet: ‘onomwonden’. 13852 moyt: ‘ergert’, ‘kwelt’. 13853 uut: ‘buiten de gevangenis’, ‘vrij’. 13856 Op... ontgaen: ‘als ik daardoor zou kunnen ontsnappen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 400]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wildi doen dat ic u bidden sal.’
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Segt uwen wille dan,
13860[regelnummer]
Hebbics macht, ic saelt vangen an.’
Ga naar margenoot+ Die joncfrouwe seide: ‘Ic bidde u,
Here, dat gi na mi hort nu.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Van Sorestan die coninginne
13864[regelnummer]
Heeft mi lange gehouden hier inne.
Hets leden X jaer oft om den pas,
Ga naar margenoot+ Dat ic ene cleine joncfrouwe was,
Ende mijn vader was hertogeGa naar margenoot+
13868[regelnummer]
Van Rochedon ende begonste ene orlogen
Jegen den hertoge van Sorestan,
Die was deser coninginne man,
Der vrouwen van hier binnen, ende doe
13872[regelnummer]
Was die pays gesproken also,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13860 Hebbics macht: ‘als ik er toe in staat ben’; vangen an: ‘doen’, ‘op mij nemen’. 13864 gehouden: ‘onderhouden’, ‘onderdak verleend’. 13865 leden: ‘geleden’; om den pas: ‘daaromtrent’. 13867 Ende: ‘en dat’, vgl. MNW 2, 640-1 bij 7. 13868 orlogen: lees orloge, zie P/G. 13870 man: ‘echtgenoot’, zie T. 13872 Was... also: ‘werd de verzoening aldus geregeld’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13869-71 Terwijl M en S spreken over ‘le roi de Sorestan qui fu seingnor a la roine de ceanz’ (M iv, lxxviii, 11; S v, 94/30-31) zeggen de hss van ‘groep BN 122’ (op Yale na) ‘le duc de sorestan qui fu segneurs a la roine de caiens’ (BN 122, F. 121R,a, r. 14-15). De vertaling volgt hier deze hss. In vs. 13875 (Enen kinde ende was des conincs sone) ontstaat hierdoor een onduidelijkheid. Het Mnl. volgt daar de standaardlezing ‘.I. petit fil le roi’ (M iv, lxxviii, 11; S v, 94/32), zodat naast de hertoge van Sorestan (vs. 13869) er ook nog een koning in het spel lijkt. Gezien het Ofr. betreft dit echter dezelfde persoon, de echtgenoot van de koningin. De hss BN 12573, 12580, 123 en Rawlinson vertonen dezelfde onduidelijkheid (‘duc de sorestan’, ‘fil le roi’) als de vertaling; BN 122 daarentegen spreekt over een ‘fil le duc’. (F. 121R,a, r. 17). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 401]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Biden genen diere spraken af,
Dat mi mijn vader te wive gaf
Enen kinde ende was des conincs sone,
13876[regelnummer]
Omtrint X jaer hadde die ghone.
Ga naar margenoot+ Onlange daer na beide gaederGa naar margenoot+
Storven mijn moeder ende mijn vader
Ende al mijn lant viel thant
13880[regelnummer]
In deser coninginne hant.
Ga naar margenoot+ VIII dage vor medewinter tjaren
Soude mijn brudegoem varenGa naar margenoot+
Tes conincs Arturs hove om daer
13884[regelnummer]
Ridder te wordene, maer
Ons quam sulc ongeval jegen
Dat hi in die vart wart verslegen
In dat foreest van Karlioen.Ga naar margenoot+
13888[regelnummer]
Ende als ic wiste dat, doen
Woudic henen sceden thant
Ende heesch mire vrouwen mijn lant,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13873 spraken af: ‘over onderhandelden’. 13875 ende: ‘dat’. 13876 Omtrint... ghone: ‘hij was ongeveer tien jaar’. 13877 beide gaeder: ‘allebei’. 13881 medewinter: ‘midwinter’, ‘Kerstmis’; tjaren: ‘van dat jaar’. 13885 Ons... jegen: ‘wij hadden zo'n tegenspoed’. 13886 in die vart: ‘onderweg’; verslegen: ‘gedood’. 13888 doen: ‘toen’. 13889 henen sceden: ‘vertrekken’. 13890 heesch: ‘eiste (van)’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13875 des conincs sone: zie T bij vs. 13869-71. 13882-4 De roem van Arturs ridders maakt zijn hof tot een begerenswaardig opleidingsinstituut voor de scholing van jonge edelen tot ridders. Bovendien geldt de ridderslag door Artur of één van zijn ridders als een bijzondere eer. In de Lancelot en prose zijn dan ook voortdurend jongelingen op weg naar Arturs hof om daar ridder te wordene. Vgl. Lacy 1987, p. 39-40. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 402]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat sijt mi doe weder gave,
13892[regelnummer]
Mer si seide dat sire mi niet of en gave.Ga naar margenoot+
Mar si seide te mi, here,
Moydicse daer af mere,
Ic en quamer niet toe vort an,
13896[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Wat machten dat icker toe hadde dan.
Ende ic liet also staen doeGa naar margenoot+
Ende en wilder niet meer spreken toe.
Ga naar margenoot+ Nu hevet si geloeft haren broeder,
13900[regelnummer]
Haers vader kint ende haerre moeder,
Dat si mi hem te wive geven sal,
Ende heeft mi gedaen sulc mesfalGa naar margenoot+
Datse mi daer toe heeft verdreven
13904[regelnummer]
Dat ic hem sekerheit hebbe gegeven,
Dat si mijns ondancs doen dede
Ende jegen minen wille mede.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13891 Dat: ‘opdat’. 13892 niet of: ‘niets van’. 13894-6 Moydicse... dan: ‘als ik haar daarmee nog eens lastig viel, kreeg ik het nooit meer, welke machtsmiddelen ik ook aan zou wenden (wat ik er ook tegen in zou brengen)’. 13897 staen: ‘rusten’. 13898 toe: ‘over’. 13899 geloeft: ‘beloofd’. 13902 gedaen sulc mesfal: ‘zo gekweld’, vgl. MNW 4, 1750 bij 3. 13903 verdreven: ‘gedwongen’. 13904 sekerheit: ‘mijn trouwbelofte’, ‘mijn jawoord’. 13905-6 Dat... mede: te verbinden met vs. 13901. 13905 doen: ‘toen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13900 Een met dit vers corresponderende zinsnede ontbreekt in het Ofr. (M iv, lxxviii, 12; S v, 95/2). Mogelijk is deze toevoeging slechts versvulling; het is echter ook denkbaar dat zij het belang weerspiegelt dat men aan (het vermelden van) de familiebetrekkingen hechtte. Vgl. Besamusca 1991, p. 68-69. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 403]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende si heeften sonder waenGa naar margenoot+
13908[regelnummer]
In alle minen lande gedaen,
Ga naar margenoot+ So dattie brulocht van desen
Van morgen in VIII dagen moet wesen.
Ga naar margenoot+ Si pijnt hare over niet nochtan,
13912[regelnummer]
Want hine wart nembermee mijn man,Ga naar margenoot+
Noch mijn here. Ende ic hebber toe
Goede redene,’ seide si doe,
Ga naar margenoot+ ‘Hi es een ongetrouwe man
13916[regelnummer]
Ende die bloetste die leeft daer an.
Ga naar margenoot+ Live here, waer dat sake dat giGa naar margenoot+
So vele wout pinen dore mi
Ende tien dage wout comen in die stede
13920[regelnummer]
Ende dat huwelic wederseggen mede
Ende so vele doen te minen saken
Dat gi thuwelic wout ontmaken,Ga naar margenoot+
Ic soude noch tavont doen sonder waen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13908 In... gedaen: ‘de heerschappij over al mijn gebieden gegeven’. 13909-10 So... wesen: ‘zodoende is de bruiloft voor morgen over een week vastgesteld’. 13911 Si... nochtan: ‘zij doet echter moeite voor niets’. 13912 man: ‘echtgenoot’. 13913 here: ‘gebieder’. 13915 ongetrouwe: ‘trouweloze’. 13916 bloetste: ‘lafste’; daer an: ‘bovendien’. 13917-9 dat gi... dage: ‘dat u zich zozeer voor mij zou willen inspannen, dat u op die dag’. 13920 wederseggen: ‘beletten’. 13922 ontmaken: ‘verhinderen’. 13923 doen: ‘zorgen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 404]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13924[regelnummer]
Dat gi der vangnessen sout ontgaen.
Ga naar margenoot+ Ic soude u oec geven een goet part
Ende goede wapene tuwer vart.’
Ga naar margenoot+ Lanceloet antworde hare doe:Ga naar margenoot+
13928[regelnummer]
‘Joncfrouwe, wildi doen also,
Ic gelove u ende swere mede
Alse getrouwe ridder hier ter stede,
Dat ic tien dage comen sal
13932[regelnummer]
Ende mi daer toe setten met alGa naar margenoot+
Dat ic u sal sonder u deren
Van den riddre dilevereren
Ende quite daer toe in uwe hant
13936[regelnummer]
Weder doen hebben al u lant,
Ga naar margenoot+ Es daer gene ander sake toeGa naar margenoot+
Dan gi segt.’ Ende si seide doe:Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ ‘Daer en es gene ander sake an.’
13940[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Ic gelove u dan
Dat ic sal houden mijn gelof.’
Ga naar margenoot+ Si geloefdem hem tselve daer of.Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13926 tuwer vart: ‘voor uw tocht’. 13932 Ende... al: ‘en mij daar volledig voor (zal) inzetten’. 13933 sonder u deren: ‘zonder u verdriet te doen’. 13934 dilevereren: ‘bevrijden’. 13935-6 Ende... lant: ‘en u bovendien al uw gebied weer vrij ter beschikking (zal) geven’. 13937 Es... toe: ‘indien er niets anders bij komt kijken’. 13942 geloefdem hem: lees geloefdem, zie P/G. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 405]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die joncfrouwe sciet van hem daer naer
13944[regelnummer]
Ende Lanceloet bleef al blide daer.
Snachts alsmen sliep int hof al dore
Ontdede die joncfrouwe die dore
Ende beval Lancelote daer nareGa naar margenoot+
13948[regelnummer]
Dat hi volgen soude hare.
Ga naar margenoot+ Si leidene in ene kamere tier stont,
Die bi enen boengarde stont,
Ende si deden eten daer
13952[regelnummer]
Ende si gaf hem goede wapen daer naerGa naar margenoot+
Ende een goet part. Ende als hi gereet was
Ga naar margenoot+ Bat hi der joncfrouwen das
Dat si hem cont soude maken
13956[regelnummer]
Van wat tornoye die ridders spraken.
Ga naar margenoot+ Si seide dat so verre quamGa naar margenoot+
Dattie coninc Bandagamus nam
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13945 al dore: ‘overal’. 13950 boengarde: zie T; stont: ‘zich bevond’. 13951 deden: ‘liet hem’. 13955 cont soude maken: ‘zou vertellen’. 13956 Van wat: ‘over welk’. 13958 nam: ‘aanging’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13950 boengarde: de meeste kastelen omvatten binnen de buitenmuur een terrein dat als boomgaard, lusthof en (moes)tuin ingericht was, waar de bewoners zich konden vermaken te midden van bomen, bloemen, vogels enz. Daar de boomgaard gewoonlijk tegen de buitenmuur aanlag en meestal voorzien was van een kleine zijpoort, bood hij een geschikte gelegenheid om een kasteel ongezien te ontsnappen of binnen te komen. Vgl. Te Winkel 1879, p. 42-54, Pastoureau 1976, p. 54-56 en zie vs. 13986. 13958 die coninc Bandagamus: deze koning, in het Ofr. ‘Baudemaguz’ genoemd (vgl. M iv, lxxviii, 14; S v, 95/26 en noot 3), speelt een belangrijke rol in de proza-Charrette. Hij is de koning van Gorre en de vader van Meliagant, de ridder die in deze proza-Charrette de koningin ontvoert. Baudemagus steekt in dit tekstgedeelte duidelijk positief af tegenover zijn zoon: hij bewijst de koningin en Lanceloet alle eer en lijkt heen en weer geslingerd te worden tussen zijn liefde voor zijn onhoofse zoon en zijn respect voor Lanceloet. Vgl. West 1978, p. 32. In de Lanceloet is de koning ook een sympathiek en vooraanstaand personage; hij wordt lid van de Tafelronde (vgl. J Bk. ii, vs. 21458-569) en is met name met Lanceloet goed bevriend. Zie ook vs. 13977-8 en 14200-41 en Kennedy 1986, p. 289-90. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 406]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Enen tornoy, dies onlanc es,
13960[regelnummer]
Jegen den coninc van Norgales.
‘Ende si tornierden,’ seide si, ‘heden
In enen mersch hier bi onder hem beden.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Daer na vragedi hare
13964[regelnummer]
Welc hare in donsienste bleven ware.
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Dat was in waerre dinc
Bandegamus die coninc,
Die uter plaetsen verdreven wasGa naar margenoot+
13968[regelnummer]
Van den andren coninc ende dor das
Dat hi hadde noch also vele
Liede dan die ander ten spele.
Ga naar margenoot+ Si sullen hebben ene gaderinge
13972[regelnummer]
In donderdage weder onderlinge.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Daer ne ware mar II dage toe.
Ga naar margenoot+ Lanceloet was al drove doe
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13959 dies onlanc es: ‘kortgeleden’. 13962 mersch: ‘veld’; onder hem beden: ‘met elkaar’. 13964 hare is een vormvariant van here, dat zowel ‘heer’ als ‘leger’ (‘partij’) kan betekenen. Gezien het Ofr. (M iv, lxxviii, 14: ‘Et liquel, fait il, en ont le peor?’; S v, 95/29) heeft de laatste vertaling de voorkeur; in... ware: ‘verloren had’. 13967 plaetsen: ‘strijdperk’. 13968 Van: ‘door’. 13968-9 ende... dat: ‘doordat’. 13969 hi: d.i. de koning van Norgales; noch also vele: ‘tweemaal zo veel’. 13970 ten spele: ‘in de strijd’. 13971 gaderinge: ‘treffen’. 13972 In: ‘op’. 13973 Daer... toe: ‘er resteerden nog slechts twee dagen tot die dag’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 407]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om Bandegamus den coninc,
13976[regelnummer]
Dat hem die tornoy so verginc,
Ga naar margenoot+ Hi was man die levede sonder waenGa naar margenoot+
Die hem meest eeren hadde gedaen,
Ende pensede na desen:
13980[regelnummer]
Haddi ten tornoye gewesen,
Na dat hi was starc ende gezont,
Bandemagus ne hadde tier stontGa naar margenoot+
Niet also onder geweest sonder waen
13984[regelnummer]
Alse hi daer doe hadde verstaen.
Ende hi bevalse Gode ende sat op sijn part
Ende vor uut doer enen boengart,
Ga naar margenoot+ So dat hi in een foreest quam,Ga naar margenoot+
13988[regelnummer]
Daer hi twee pawelgone vernam
Onder enen boem. Hi reeter toe
Alse diere liede waende vinden doe.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13976 Dat... verginc: ‘omdat het toernooi zo slecht voor hem verliep’. 13977 man die levede: ‘onder de levenden de man’. 13979 Ende... desen: het onderwerp van deze zin is Lanceloet (vs. 13974). 13981 Na dat: ‘terwijl’. 13983 onder geweest: ‘het onderspit gedolven’. 13985 bevalse Gode: ‘wenste haar Gods zegen toe’; sat op: ‘besteeg’. 13988 pawelgone: ‘tenten’. 13990 Alse... doe: ‘omdat hij er mensen dacht aan te treffen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T13985 In het Ofr. herinnert de jonkvrouwe hier Lanceloet aan zijn belofte haar gedwongen huwelijk te zullen verhinderen (vgl. M iv, lxxviii, 15; S v, 95/39-40). Lanceloet zal zijn belofte gestand doen: zie M iv, lxxxiii, 59-64; S v, 165/8 - 166/35 en J Bk. ii, vs. 19375-471. 13988 twee pawelgone: in het Ofr. is slechts van één ‘pavillon’ sprake (M iv, lxxviii, 15; S v, 96/3). Lanceloets tocht naar deze locatie wordt in het Ofr. met meer details beschreven, vgl. Besamusca 1991, p. 91-95. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Hi beetter voren ende ginc daer
13992[regelnummer]
Int een, dar kersen bernende claer.Ga naar margenoot+
Hi vanter in een bedde wel berect
Ende met enen samite gedect,
Ende hine vant op tbedde nochtan
13996[regelnummer]
Noch int pawelgoene wijf noch man.
Ga naar margenoot+ Hi dede doe af sonder beideGa naar margenoot+
Van sinen perde dat gereide
Ende liet in die weide gaen.Ga naar margenoot+
14000[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi ginc hem ontwapenen saen.
Ga naar margenoot+ Hi dede staen sijn swaert thant
Ten hoefden vanden bedde dat hi dar vant.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hi dede die kersen uut also houde,
14004[regelnummer]
Dat hem dat licht niet deren en soude
Ende ginc slaepen op tbedde na desen.
Als hire lange op hadde gewesen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W13991 Hi... voren: ‘hij stapte ervoor (voor de tenten) af’. 13992 bernende: lees bernenden, zie P/G; dar... claer: ‘waarin kaarsen helder brandden’. 13993 wel berect: ‘fraai’. 13994 samite: ‘fluwelen of zijden sprei (deken)’. 13998 gereide: ‘zadel’. 14002 hoefden: ‘hoofdeinde’. 14003 also houde: ‘meteen’. 14004 Dat: ‘zodat’; deren: ‘hinderen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T14006-54 Ten gevolge van een reeks misverstanden in de duisternis doodt Lanceloet in deze passage een ongewapende ridder. De vertaling retoucheert Lanceloets rol hier enigszins door er veel minder dan het Ofr. de nadruk op te leggen dat de ridder niet alleen ongewapend was, maar zelfs geen verdedigingsmiddel binnen handbereik had. Zo wordt in het Ofr. expliciet vermeld dat de ridder wanneer hij in de tent komt ‘estoit sanz espee et sanz armeure’ (M iv, lxxviii, 16; S v, 96/14-15, vgl. vs. 14010) en dat hij later naakt - zonder enig middel om zich te beschermen - de tent uit vlucht met de gewapende Lanceloet op zijn hielen (M iv, lxxviii, 17; S v, 96/32-35, vgl. vs. 14043-6). Zie voor deze tendens in de vertaaltechniek Besamusca 1991, p. 106-111. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Quam die ridder dies tpaeuwelgoen was.Ga naar margenoot+
14008[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Alse die ridder wart geware das
Dattie kersen uut waren gedaen,
Hi pensede om sijn wijf saen,
Dat si die kersen uut dede
14012[regelnummer]
Om dat hare deerde die claerhede.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hi ontcleedde hem tien tide
Ende ginc liggen bi Lanceloets side
Ende trecten hem bet an
14016[regelnummer]
Ende begonsten te cussen dan,
Alse die waende dat sijn wijf ware.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Alse Lanceloet des wart geware,
Hi pensede dat hem helsede doe
14020[regelnummer]
Ene vrouwe oft joncfrouwe alsoe.
Ga naar margenoot+ Die ridder wart geware das
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14007 dies: ‘van wie’. 14012 die claerhede: ‘het licht’. 14015 Ende... an: ‘en trok hem dichter tegen zich aan’ (lees voor trecten hem: trecte hem of trecten). 14019 helsede: ‘omhelsde’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 410]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat hi bi enen man gelegen wasGa naar margenoot+
Ende pensede dat sijns wijfs lief ware.
14024[regelnummer]
Hi lossede hem van hem daer nare
Ende gegrepene met groter onwerde
Ende warpene also ter erde,
Also als Lanceloet gene ware ne nam,Ga naar margenoot+
14028[regelnummer]
Ende seide dat hire qualike quam
Hem met sinen wive scande te done
Daer si was in sinen pawelgone,
Ende sloegene alsoe vor die tanden
14032[regelnummer]
Dat hem tbloet uut spranc thanden.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Alse Lanceloet gevoelde dat,
Hi namen metter kelen ter stat
Ende warpen op enen stake tier stonde,
14036[regelnummer]
Dat hi viel ene grote wonde.
Ende Lanceloet ginc metter vartGa naar margenoot+
Daer hi hadde gelaeten sijn swert.
Ga naar margenoot+ Die mane sceen daer binnen claer,
14040[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Datmen wel mochte sien daer.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14023 lief: ‘minnaar’. 14024 Hi... van hem: ‘hij maakte zich van hem los’. 14025 Ende... onwerde: ‘en pakte hem woedend beet’. 14027 Also... nam: ‘terwijl L. er niet op verdacht was’. 14028 dat... quam: ‘dat hij weinig plezier zou beleven aan zijn komst (om)’. 14029 Hem: d.i. de ridder van het pawelgoen; scande te done: ‘te schande te maken’. 14032 Dat... thanden: ‘dat het bloed bij hem onmiddellijk naar buiten (uit zijn mond) sprong’. 14034 metter kelen: ‘bij de hals’. 14035 stake: ‘paal’. 14036 Dat: ‘zodat’. 14039 claer: ‘helder’. 14040 Datmen: ‘zodat men’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 411]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende alse die ridder geware wart
Dat Lanceloet hadde getrect sijn swart,Ga naar margenoot+
Hine dorste sijns niet ontbiden
14044[regelnummer]
Ende vloe int foreest tien tiden.
Ga naar margenoot+ Lanceloet volgede hem naer
Ende sloegene doet daer naer.
Ga naar margenoot+ Lanceloet keerde int pawelgoene doeGa naar margenoot+
14048[regelnummer]
Ende sliep toten dage toe.
Ga naar margenoot+ Hi cleedde hem ende wapende mede
Ende voer thant vander stede.
Ga naar margenoot+ Nochtoe en was hi niet vroet das
14052[regelnummer]
Wie gene ridder wasGa naar margenoot+
Dien hi hadde geslaegen doet,
Die hem hadde gedaen smerte groet.
Ga naar margenoot+ Hi ontmoette IV sciltknechte na dit,
14056[regelnummer]
Die IV orse leidden wit
Ende alle met witten coverturen.Ga naar margenoot+
Ende daer quamen na tier uren
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14043 Hine... ontbiden: ‘durfde hij zijn aanval niet af te wachten’. 14044 vloe: ‘vluchtte’. 14045 volgede hem naer: ‘achtervolgde hem’. 14049 wapende: hier dient het samengetrokken hem te worden aangevuld, ‘trok zijn wapenrusting aan’. 14051 Nochtoe... das: ‘hij wist toen nog niet’, zie T. 14054 hadde... groet: ‘veel pijn had gedaan’. 14055 na dit: ‘hierna’. 14056 orse: ‘strijdrossen’; leidden: ‘meevoerden’. 14057 coverturen: ‘dekkleden’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T14051-4 Net als de vertaling zegt het Ofr. (M iv, lxxviii, 18) dat Lanceloet toen nog niet wist wie hij gedood had: ‘qu'il ne sot pas a cele foiz qui li chevaliers fut qu'il ot occis’; S v, 96/41 - 97/1. Hoewel dit lijkt te impliceren dat Lanceloet de identiteit van de ridder nog zal vernemen, wordt daar in het verhaal verder geen melding van gemaakt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 412]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II andre sciltknechte, dapper in scine,
14060[regelnummer]
Die brachten eens ridders wapine:Ga naar margenoot+
Halsberch ende helm goet sonderlinge,
Iserine cousen ende knielingeGa naar margenoot+
Ende wapen ende spere al wit.
14064[regelnummer]
Ende tirst dat Lanceloet sach dit
Hi groetese ende vrageden das
Wies algader dat harnasch was.
Het ware, seiden si na desen,Ga naar margenoot+
14068[regelnummer]
Eens ridders die woude wesen
Des anderdaeges ter vergaderinge
Die sal sijn tusscen II coningen.
Ga naar margenoot+ Lanceloet seide: ‘Hoe es die name sijn?’
14072[regelnummer]
Si seiden: ‘Hi heet Galehoudijn,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14059 dapper in scine: ‘die er sterk uitzagen’. 14060 wapine: ‘wapenrusting’. 14061 Halsberch... sonderlinge: ‘een buitengewoon goede maliënkolder (vgl. T bij vs. 13424) en helm’. 14062 Iserine: ‘ijzeren’, ‘van ijzeren ringen vervaardigde’; knielinge: ‘kniestukken’. 14063 wapen: ‘wapens (schild enz.)’; spere: ‘lans’; al wit: ‘allemaal wit’. 14065 vrageden: ‘vroeg hun’. 14069 vergaderinge: ‘toernooi’. 14070 sal: men zou hier eventueel soude kunnen verwachten, gezien woude in vs. 14068. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T14072 Galehoudijn (Ofr. ‘Galehoudin’; M iv, lxxviii, 18; S v, 97/8 en n. 3) is één van de belangrijkste ridders bij dit toernooi en hij is later in het verhaal de organisator van het toernooi te Pingne (vgl. J Bk. ii, vs. 27236-755 en 28486-977), maar hij speelt in de Lanceloet verder geen vooraanstaande rol. Vgl. Kennedy 1986, p. 289. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 413]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Galehouds neve, die wilen eere
Vanden Verren Eylande was here.’
Ga naar margenoot+ Lanceloet vrageden na desen
14076[regelnummer]
In welke zide hi soude wesen.
Ga naar margenoot+ Si seiden: ‘Metten coninc van Norgales,Ga naar margenoot+
Die sijn oudervader es.
Ga naar margenoot+ Die tornoy sal sijn tere steden
14080[regelnummer]
Daer gi heden bi quaemt gereden.’
Ga naar margenoot+ Alse hi van hem sciet, hordi tien tide
Ene clocke ter rechter side,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Daer ene abdie doe was
14084[regelnummer]
Van witten moneken, als ict las.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14073-4 die... here is een bijv. bijzin bij Galehoud(s). 14073 wilen eere: ‘vroeger’. 14076 zide: ‘partij’. 14078 oudervader: ‘grootvader’. 14080 bi: ‘langs’. 14084 Van witten moneken: ‘van in het wit geklede monniken’ (van de orde der Cisterciënzers); als ict las: ‘naar ik (in mijn bron) las’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T14073-4 Galehoud, de heer vanden Verren Eylande (Ofr. ‘Galehot, le sire des Lointaingnes Illes’, M iv, lxxviii, 18; S v, 97/9) is een vooraanstaand personage in de eerste helft van de Lancelot en prose. Aanvankelijk Arturs vijand wordt hij door zijn bewondering voor en vriendschappelijke betrekkingen met Lanceloet Arturs bondgenoot. Hij stimuleert de liefde tussen Lanceloet en de koningin, al heeft dat zijn eigen dood tot gevolg. De intensiteit van de vriendschapsband tussen Galehoud en Lanceloet blijkt uit Lanceloets wens naast zijn vriend te worden begraven in dezelfde tombe, vgl. S vi, 389/3-5; Mort Artu ed.-Frappier 1954a, par. 202, r. 3-7 en J Bk iv, vs. 12852-60. Zie voor Galehouds rol in het verhaal West 1978, p. 126, Kennedy 1986, p. 6-8 en 74-77 en Frappier 1973c, p. 181-208. 14084 witten moneken: zie T bij vs. 11775. Alleen hs Yale spreekt hier van ‘moines blans’; de overige hss van ‘groep BN 122’ hebben het, net als S en M, over ‘nonains’ (M iv, lxxviii, 19; S v, 97/15). als ict las: deze bronverwijzing ontbreekt in het Ofr. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 414]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hi quam daer ende beette ter vart
Ende gaf enen garsoen sijn part.
Hi vant Meliagants suster daer,Ga naar margenoot+
14088[regelnummer]
Die hi verlost hadde, dats waer,
Van ere vangnessen op enen dach,
Daer si swaer gevangen lach.
Si besagene sere ende wart das
14092[regelnummer]
Geware dat Lanceloet was,Ga naar margenoot+
Mar haer wonderde sere daer
Dat hi verloren hadde sijn haer
Dat hi hadde, mer si pensede binnen desen
14096[regelnummer]
Dat hi siec hadde gewesen.
Sine sprac niet jegen hem daer,Ga naar margenoot+
Mar si quam tote hem daer naer
Alse die dienst gedaen was. Also saen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14085 beette ter vart: ‘stapte meteen van zijn paard’. 14086 garsoen: ‘knecht’. 14090 swaer gevangen lach: ‘op een ellendige wijze gevangen zat’. 14093 wonderde: ‘verbaasde’. 14095 binnen desen: ‘gelijk’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T14087-90 Meliagants suster: net als haar vader Bandemagus (zie T bij vs. 13958) staat Meliagants zuster welwillend t.o.v. Lanceloet. In de proza-bewerking van Le chevalier de la charrette bevrijdt zij Lanceloet uit een toren waarin Meliagant hem opsloot, omdat hij haar eerder een dienst bewezen heeft en omdat zij haar halfbroer haat (vgl. S iv, 222/22 - 224/10; M ii, xlii 1-6; H, 109/27 - 110/23). Naar deze bevrijding van Lanceloet verwijst het Ofr. in de met vs. 14088-90 corresponderende regels (M iv, lxxviii, 19; S v, 97/17-18). In de vertaling zijn de rollen echter omgekeerd: Lanceloet verloste de jonkvrouwe. Mogelijk is kopiist A, die zich vaak vergiste bij pronominale aanduidingen, verantwoordelijk voor deze verwisseling, die kan worden opgeheven door in vs. 14088 hem i.p.v. hi en in vs. 14090 si i.p.v. hi te lezen. 14099 die dienst: de klok die Lanceloet hoorde luiden (zie vs. 14081-2), kondigde dit officie (van de vespers, vgl. M iv, lxxviii, 19) aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 415]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14100[regelnummer]
Alse hi uter kerken quam gegaen,
Ga naar margenoot+ Hiet sine willecome wesen
Ende hi hare also saen na desen.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Joncfrouwe, wat doedi?’
14104[regelnummer]
Si seide: ‘Wel, danc hebbe God ende ghi,
Dies vraeget.’ Hi seide daer nare:
‘Wat avonturen brachte u hare?’
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Here, ic bem hier comenGa naar margenoot+
14108[regelnummer]
Om enen tornoy dien heeft genomen
Die coninc Bandegamus, mijn vader,
Met sinen ridders allegader
Jegen den coninc van Norgales,
14112[regelnummer]
Ende sal hier bi sijn, sijt seker des.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Lanceloet seide tote hare na dien
Dat hi oec quam den tornoy sien.
Ga naar margenoot+ ‘Suldire dan morgen sijn?’ seide si.
14116[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi antworde ja hi.
‘Nu biddic u,’ seide si, ‘here,Ga naar margenoot+
Dat gi den onsen helpt, lieve here.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14103 wat doedi: ‘hoe gaat het met u’. 14104-5 danc... vraeget: ‘dankzij God en u, die ernaar vraagt’, zie T. 14106 wat avonturen: ‘welke gebeurtenis’; hare: ‘hier’, vgl. Van Loey ii, par. 44, opm. 2. 14108 genomen: ‘aangegaan’. 14112 Ende: ‘en dat (nl. het toernooi)’; bi: ‘vlakbij’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T14104-5 ende ghi, Dies vraeget: Lanceloet heeft deze jonkvrouwe bij eerdere gelegenheden geholpen, o.a. door haar gehate halfbroer Meliagant te doden en door haar tegen diens wraakzuchtige familieleden te beschermen (vgl. M ii, xlix, 2-4 en 25-35; S iv, 275/15-40 en 279/41 - 282/12; Lantsloot, vs. 4368-4414 en 4510-4589). Deze woorden verwijzen naar zijn aandeel in haar welzijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Ic saelt doen sonder waen,
14120[regelnummer]
Na mire macht hem in staeden staen.’
‘Danc hebt, here,’ sprac die joncfrouwe,Ga naar margenoot+
‘Nu weet ic wel ende getrouweGa naar margenoot+
Dattie coninc van Norgales sal
14124[regelnummer]
Verliesen ende mijn vader winnen al
Ende vanden tornoye hebben eere.
Ga naar margenoot+ Ic bidde u dat gi blijft tramere,
Ga naar margenoot+ Gi sijtet sculdich te done, dat seggic u,Ga naar margenoot+
14128[regelnummer]
Want al woudi it proven nu,
Gi sout moeten in allen manieren
Van so goeder herbergen faelgieren,
Ga naar margenoot+ Die oc biden tornoye sal wesen.’
14132[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Lanceloet bleef met hare bi desen.Ga naar margenoot+
Si dedene ontwapennen thant
Ende beval enen seriant
Dat hi soude sonder sparen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14120 Na... staen: ‘hen naar mijn beste vermogen bijstaan’. 14122 ende getrouwe: ‘en vertrouw ik erop’. 14126 tramere: ‘vandaag’, (‘vannacht’). 14127 Gi... done: ‘u kunt het beter doen’, ‘u doet daar beter aan’. 14128 it proven: ‘het proberen (nl. elders onderdak zoeken)’. 14129 in... manieren: ‘in elk geval’. 14130 Van... faelgieren: ‘een zo goed logies moeten missen’. 14131 biden tornoye: ‘vlakbij (de plaats van) het toernooi’. 14132 bi desen: ‘om die reden’. 14134 seriant: ‘dienaar’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 417]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14136[regelnummer]
Ten castele van Herpen varen
Ende haeren vader seggen daer nareGa naar margenoot+
Dat Lanceloet met hare daer ware
Ende dat hi ten tornoye soude sijn
14140[regelnummer]
Opten naesten dach in die hulpe sijn
Ende dat hine quame besien,
Op dat hi mochte hem ledichgen te dien.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Die seriant dede verstaen die dinc
14144[regelnummer]
Die hem sijn dochter ontboet den coninc.
Die coninc was sere blide vandien.
Ga naar margenoot+ Hi pensede hi soudene varen sien
So hi bedectelijcste mochte:Ga naar margenoot+
14148[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi pensede in sinen gedochte
Dat Lanceloet des niet ne woude
Datmen ten tornoye kinnen soude.
Doe nam die coninc met hem hem III
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14139-40 Ende... sijn: ‘en dat hij hem bij het toernooi de volgende dag zou bijstaan’. 14141 besien: ‘opzoeken’. 14142 Op... dien: ‘indien hij zich daarvoor kon vrijmaken’. 14144 ontboet: ‘liet weten’. 14147 So... mochte: ‘zo onopvallend als hij maar kon’. 14149 des: voorlopig lijdend voorw. dat vs. 14150 aanduidt. 14150 Datmen: ‘dat men hem’. 14151 hem III: (spreek uit: ‘hem drien’ (zie vs. 14162)) ‘drie anderen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14152[regelnummer]
Daer hine mede woude varen sien.Ga naar margenoot+
Die een was hertoge, dander grave
Ende die derde mede daer ave
Was een simpel ridder, nochtan
14156[regelnummer]
Was hi here goet ende een wert man.
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Gi moet nu varen met miGa naar margenoot+
In ene abdie die es hier bi.’
Si seiden si soudent doen gerne
14160[regelnummer]
Ende gereidden hem te varne.
Ga naar margenoot+ Alse si opten wech quamen, mettien
Seide die coninc tote hem drien:Ga naar margenoot+
‘Ic sal u leiden besien wonder,
14164[regelnummer]
Dats enen ridder die besonder
In hem heeft die dogeden alle
Daer een man bi rechten gevalle
Bi sculdich es te sine geprijst,Ga naar margenoot+
14168[regelnummer]
Want, na dat mi mijn sin wijst,
Nieman en es hier af sijn gelike:
Ga naar margenoot+ Hi es die scoenste van erderike
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14154 mede daer ave: ‘(ook) daarbij’. 14155 simpel: ‘gewoon’. 14156 goet: ‘dapper’; wert: ‘voortreffelijk’. 14159 gerne (hs gerne) rijmt hier op varne (hs varne), hetgeen als onzuiver rijm aangemerkt kan worden. 14160 Ende... varne: ‘en maakten zich klaar om te gaan’. 14163 Ic... wonder: ‘ik zal u brengen naar een plaats waar u iets wonderbaarlijks zult zien’, ‘ik zal u iets wonderbaarlijks laten zien’. 14164 besonder: ‘bij uitstek’. 14166 bi rechten gevalle: ‘met recht’. Het MNW (1, 1230-36; 2, 1778-81; 6, 1076-84) vermeldt deze uitdrukking niet. 14167 Bi... geprijst: ‘voor behoort te worden geprezen’. 14168 na... wijst: ‘naar mij mijn oordeel zegt’, ‘naar mijn mening’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 419]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende dar es meer prouetsen an
14172[regelnummer]
Dan an enichgen ertschen man.Ga naar margenoot+
Wat soudicker meer af seggen?
Men mach hem niet so vele prijs an leggen,
Noch so grote doeget spreken, noch eere,
14176[regelnummer]
Daer en eser in II warf mere.
Ende God heeften gemaect te desenGa naar margenoot+
Dat hi ander ridders spegel sal wesen.’
Ga naar margenoot+ Dandre seiden toten coninc saen:
14180[regelnummer]
Ga naar margenoot+ ‘Es hi sulc alse gi doet verstaen,
Men soude over C milen riden
Om hem te siene te vele tiden.’Ga naar margenoot+
Die coninc seide: ‘Dat heeft men gedaen
14184[regelnummer]
Menich werven sonder waen:
Ga naar margenoot+ Ic sach datten LXV ridders sochten
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14171 Ende... an: ‘en hij bezit meer dapperheid’. 14172 ertschen man: ‘man op aarde, ‘levende man’. 14174 prijs an leggen: ‘lof toezwaaien’. 14175 Noch... eere: ‘noch zo'n grote voortreffelijkheid toeschrijven of eer bewijzen’. 14176 Daer... mere: ‘of hij heeft ervan (van voortreffelijke kwaliteiten) tweemaal zoveel in zich’. 14177-8 God... wesen: ‘God heeft hem geschapen opdat hij een spiegel (voorbeeld) voor andere ridders zal zijn’. 14181 over: ‘meer dan’. 14185 sach: ‘heb meegemaakt’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T14181 milen: de lengtemaat mile gaat terug op de Romeinse mijl (1478,7 m) en bedraagt ± 1500 m. De term ‘liue’, die het Ofr. hier hanteert (M iv, lxxviii, 22 ‘aler .C. liues loing’; S v, 98/21) omvat 3 mijlen. Zie Klimpert 1972, p. 221-2. 14185-92 Deze zeer omvangrijke (65 deelnemers), maar vergeefse Lanceloetqueeste wordt in de voorafgaande delen van de roman niet vermeld of beschreven. Het Ofr. (M iv, lxxviii, 22; S v, 98/22) noemt hier hetzelfde aantal deelnemers. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 420]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op enen tijt, al dat si mochten,
Die stoute ridders waren ende coeneGa naar margenoot+
14188[regelnummer]
Ende wart onder alle barone,
Een jaer ende enen dach, totien
Dat sine spreken wouden ende sien,
Ende reden elc M milen al in een.
14192[regelnummer]
Nochtan ne spraken haer negeen.’Ga naar margenoot+
Alsi ter abdien quamen toe,
Si beetten ende gingen in doe.
Die cnape ginc voren saen
14196[regelnummer]
Ende dede der joncfrouwen verstaen
Dat sijn here die coninc quame daer.Ga naar margenoot+
Si namen bider hant daer naer
Ende leidene daer Lanceloet was.
14200[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Alse Lanceloet wart geware das
Dattie coninc quam te hem wart,
Hi spranc jegen hem op metter vartGa naar margenoot+
Ende hietene willecome wesen
14204[regelnummer]
Ende die andre drie na desen
Ende toende hem harde goede gelike.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14186 al... mochten: ‘zo goed zij konden’. 14187 stoute: ‘dappere’. 14188 wart: ‘in hoog aanzien’. 14189-90 totien Dat: ‘totdat’. 14190 wouden: ‘zouden’. 14191 al in een: ‘aan één stuk’. 14192 haer negeen: ‘geen van hen’. 14194 beetten: ‘stegen van hun paarden’. 14198 namen: ‘nam hem’ (d.i. koning B.). 14202 Hi... vart: ‘sprong hij onmiddellijk overeind voor hem’ (uit eerbied). 14205 Ende... gelike: ‘en toonde zich zeer verheugd over hun komst’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 421]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die coninc sprac tote hem oetmoedelike
Ende seide tot hem al openbareGa naar margenoot+
14208[regelnummer]
Dat hi sijn vrient ende sijn dienst man ware.
Ga naar margenoot+ Lanceloet seide: ‘Om Gode, here,
Ne spreect sulke wort niet mere,
Ga naar margenoot+ Gine mocht mi niet lichte maken
14212[regelnummer]
Drover dan met sulken saken:Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Ic kinne wel int herte mine
Dat geen coninc en es sculdich te sine
So arm mans dienst als ic bem,
14216[regelnummer]
Mar here ende gebiedere op hem.’
‘Ay, here, gine sijt niet so arm man,Ga naar margenoot+
Ic ne woude wisselen nochtan
Mine rijcheden jegen u
14220[regelnummer]
Om die heelt van sulker aermoede nu
Alse gi hebt, here, bi desen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14206 oetmoedelike: ‘eerbiedig’. 14207 al openbare: ‘openlijk’, ‘onomwonden’. 14208 dienst man: ‘dienaar’. 14211 lichte: ‘eenvoudig’. 14213 Ic... mine: ‘ik weet (in mijn hart) heel goed’. 14214 es sculdich: ‘behoort’. 14215 dienst: ‘dienaar’. 14218-20 Ic... nu: ‘dat ik niet toch mijn rijkdom nu met u zou willen ruilen voor de helft van een zodanige armoede’. 14221-2 bi desen Dat: ‘indien’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T14215-27 Koning Bandemagus zet hier zijn materiële rijkdom tegenover Lanceloets rijkdom aan ridderlijke kwaliteiten, die hij met sulker aermoede [...] Alse gi hebt aanduidt. In materieel opzicht is Lanceloet arm: zijn erflanden zijn hem immers door Claudas afgenomen (zie T bij vs. 13835-42 en de Inleiding, hfst. 1, par. 5.1). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 422]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat gi mi u geselle liet wesen.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ ‘Laeten wi,’ sprac Lanceloet, ‘die tale staen.
14224[regelnummer]
Hets gene gelike, sonder waen,
Jegen enen riken, machtichgen coninc
Te mickene so clene dinc
Alse een arm ridder es.Ga naar margenoot+
14228[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Lieve here coninc, berecht mi des
Hoe gi seder hebt gedaen
Dat ic u niet ne sach.’ Hi seide saen:
‘Ic hebbe u sere begart, dat ic u clage,
14232[regelnummer]
Te siene, ja, gistren inden dage,Ga naar margenoot+
Alse uter plaetsen vlouwen mine liede.
Ic clagede u alse dat gesciede:
Ga naar margenoot+ Haddic u allene gehadt bi mi,
14236[regelnummer]
Ic hadde versekert gesijn daer bi
Te scoffierne alle die ghene doeGa naar margenoot+
Die de mine scoffierden ende mi toe.
Ga naar margenoot+ Nu biddic u, om Onsen Here
14240[regelnummer]
Ende om dat ic emmermere
U vrient moet zijn alt leven mijn,
Dat gi morgen in onse hulpe wilt sijn,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14223 die tale staen: ‘hierover zwijgen’. 14224 Hets gene gelike: ‘het is geen vergelijk’, ‘het past niet’. 14225 Jegen: ‘tegenover’. 14226 Te mickene: ‘te zetten’. 14228 berecht: ‘vertel’. 14229-30 Hoe... sach: ‘hoe het met u gegaan is in de tijd dat ik u niet zag’. 14231 dat... clage: ‘daarover beklaag ik mij bij u’, vgl. MNW 3, 1470 bij ii, 1. 14232 inden dage: ‘overdag’. 14233 plaetsen: ‘strijdperk’; vlouwen: ‘vluchtten’. 14237 scoffierne: ‘verslaan’. 14238 toe: ‘ook’. 14240 emmermere: ‘voor altijd’. 14241 moet: ‘zal’. 14242 in... sijn: ‘ons wilt bijstaan’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 423]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat wi moegen sconfieren daer mede
14244[regelnummer]
Der andre hovardichede.’
Ga naar margenoot+ ‘Ic saelt gerne doen,’ antworde hi,
‘Mar ic bidde u, here, dat gi
Mi ne doet niet kinnen dan,Ga naar margenoot+
14248[regelnummer]
Al vragetter omme enich man,
Want wordic bekent daer
Het mochte mi rouwen wel daer naer.’
Ga naar margenoot+ Die coninc seide also houde
14252[regelnummer]
Dat bi hem niemen weten ne soude.Ga naar margenoot+
Die coninc bleef daer ter steden
Tote dattie maeltijt was leden.
Daer omme ne darf mi nieman vragen
14256[regelnummer]
Ocht die gesellen gerne saegen
Lancelote onder hem drien:Ga naar margenoot+
Als die noit ne hadden gesien
Man die hem so wel bequam.
14260[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Alse die tijt vander noenen quam
Nam die coninc an Lancelote orlof
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14243 Dat: ‘zodat’; 14244 hovardichede: ‘overmoedigheid’, ‘trots’. 14247 Mi... dan: ‘mij dan niet bekend maakt’, ‘dan niet zult vertellen wie ik ben’. 14248 enich man: ‘wie dan ook’. 14252 bi: ‘van’. 14254 leden: ‘afgelopen’. 14255 Daer... vragen: ‘niemand hoeft mij (d.i. de verteller) daarnaar te vragen’. 14256 gerne saegen: ‘ingenomen waren met’. 14258 Als die: ‘zozeer als mensen die’. 14259 bequam: ‘aanstond’. 14260 noenen: ‘de namiddag’, ‘de tijd van het kerkelijk getijde noene’ (omstreeks drie uur 's middags). 14261 an... orlof: ‘van L. afscheid’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 424]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende liet sine gesellen int hof,Ga naar margenoot+
Dat si hem souden geselscap houden
14264[regelnummer]
Ende met hem ten tornoye comen souden.
Ga naar margenoot+ Als die ridders hadden vernomen
Dattie coninc was weder comen,
Si seiden: ‘Here, waer hebbediGa naar margenoot+
14268[regelnummer]
So lange gelet?’ Doe seide hi
Dat hi was in ene stede
Daer hi sine dinc wel dede.
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Ic weet wel nu te tide
14272[regelnummer]
Dattie vander ander sideGa naar margenoot+
Verwonnen sullen sijn indelike.
Dit weet ic wel waerachtelike.’
Hine wouds hem niet meer ontdecken.
14276[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Opten selven dach deden berecken
In dien mersche die II coninge,Ga naar margenoot+
Daer si tornieren souden onderlinge,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14263 Dat: ‘opdat’. 14265 die ridders: dit zijn Bandemagus' mannen, die in het casteel van Herpen achtergebleven zijn, zie T. 14268 gelet: ‘geweest’. 14270 sine... dede: ‘zijn belang goed behartigde’. 14273 indelike: ‘zonder twijfel’. 14275 Hi... ontdecken: ‘hij wilde hun er niet meer over vertellen’. 14276 berecken: ‘opbouwen’. 14277 mersche: ‘veld’. 14278 Daer... onderlinge: bijv. bijzin bij mersche (vs. 14277). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 425]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stoedsen ten venstren, datter scouwen
14280[regelnummer]
Ende uut mochten sien vrouwen ende joncfrouwen,
Ende lenen, daer si mochten lenen an.
Het was in dat lant costume danGa naar margenoot+
Dat coninginnen ende hoge vrouwen
14284[regelnummer]
Den tornoy voren scouwen,
II dachvarden verre ocht drie,
Ende wandelende ridders, dat sie
Hare lieve met hem brochtenGa naar margenoot+
14288[regelnummer]
Ten tornoye als sise sochten.
Hier om bi rechte men antierde
Loedsen so waer men tornierde.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14279 Stoedsen: ‘verhogingen’, ‘tribunes’ (MNW 7, 1900 bij 1 stelt voor staedsen te lezen); ten venstren: de juiste betekenis van deze zinsnede is moeilijk te bepalen. Gezien het Ofr. (M iv, lxxviii, 26: ‘loges [...] ou il avoit fenestres’; S v, 99/20-21) wordt waarschijnlijk ‘met ramen’ bedoeld; datter scouwen: ‘zodat daar toekijken’. 14281 Ende... an: ‘en leuningen waarop zij konden steunen’. 14282 costume: ‘gewoonte’. 14284 Den... scouwen: ‘het toernooi kwamen bekijken’. 14285 II... drie: ‘(en daarvoor) twee of drie dagreizen ver (reisden)’. 14286 wandelende: ‘rondtrekkende; sie: vormvariant van si, die door de corrector gewoonlijk in si wordt gewijzigd. Hier is dat - mogelijk vanwege het rijm - achterwege gebleven. 14288 als sise sochten: ‘wanneer zij ze (de toernooien) bijwoonden’. 14289 Hier... antierde: ‘juist om die reden maakte men gebruik van’. 14290 Loedsen: ‘overdekte verhogingen’, ‘tribunes’, het MNW (4, 757 bij b) vat het woord hier op als ‘tenten’; so waer: ‘overal waar’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T14279-90 Zie voor de rol die bij toernooien voor vrouwen en jonkvrouwen weggelegd is, Van der Stempel 1910, p. 127-137. De toekijkende dames inspireren hun deelnemende geliefden tot dappere daden in het toernooi. Bovendien beoordelen en becommentariëren zij de verrichtingen van de strijders, vgl. vs. 14328-39 en 14371-408. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 426]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die ridders daeden grote
14292[regelnummer]
Feeste op dien avont Lancelote.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Des ander dages metter dageraet,
Vordien dat Lanceloet op staet,
Coemt die joncfrouwe tote hem ende seget,
14296[regelnummer]
Daer hi op sijn bedde leget:
‘Here, ic wille uwen orlof,Ga naar margenoot+
Bedi ic wille rumen dit hof
Ende varen nu ter steden
14300[regelnummer]
Daer men tornieren sal heden:
Ga naar margenoot+ Ne voric niet wech nu ten tiden,
Ic ne soude niet moegen liden,Ga naar margenoot+
Scire alse sullen die orse
14304[regelnummer]
Beginnen maken grote porse.’
‘Vart te Gode,’ seide hi daer naer.
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Here, siet dat ic u sie daer,
Want anders ne quaemicker niet.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ ‘Ic salre sijn,’ seidi, ‘wats gesciet.’
Ga naar margenoot+ Si maecte met vele vrouwen haer vart,
Ende met vele jonvrouwen, ten tornoye wart.
Ende alsi in den mersch quam
14312[regelnummer]
Vant si die loedsen, ende vernam,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14291-2 daeden... Feeste: ‘onthaalden’. 14297 orlof: ‘toestemming om te vertrekken’. 14298 rumen: ‘verlaten’. 14302 liden: ‘er door komen’. 14303-4 Scire... porse: ‘zodra de paarden een groot gedrang zullen gaan veroorzaken’. 14305 Vart te Gode: ‘ga met God’, ‘vaarwel’. 14306 siet: ‘zorg’. 14307 ne quaemicker niet: ‘zou ik er niet heengaan’. 14308 wats gesciet: ‘wat er ook gebeurt’. 14309 maecte [...] hare vart: ‘ging’. 14310 jonvrouwen: ‘jonkvrouwen’, zie P/G. 14312 Vant... vernam: ‘vond en zag zij de tribunes’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 427]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Al vol vrouwen ende joncfrouwen
Die den tornoy wouden scouwen.
Ende des conincs dochter van Norgales,
14316[regelnummer]
Daer hier te voren af gesproken es
Dat si Waleweins wille dede,Ga naar margenoot+
Was daer ende vele vrouwen mede,
Die thant jegen hare quam
14320[regelnummer]
Als sise dar wiste ende vernam
Ende ontfincse herde wel dare
Ende deedse sitten bi hare.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si begonsten houden spraken
14324[regelnummer]
Van enen ende van andren sake,
Ga naar margenoot+ So dat Bandagamus dochter vernam
Hoe dattie tornoye began
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14315 des... Norgales: ‘de dochter van de koning van Norgales’, vgl. Stoett, par. 163. 14317 Dat... dede: ‘dat zij Walewein ter wille was (geslachtsgemeenschap met hem had)’, vgl. het Ofr. ‘cele que mes sire Gauvain out eue pucele’ (M iv, lxxviii, 27; S v, 99/40). 14319 Die: te verbinden met des conincs dochter van Norgales (vs. 14315). jegen hare: ‘naar haar toe’. 14323 houden spraken: ‘te praten’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T14315-7 Net als het Ofr. verwijst de vertaling hier terug naar een eerder verhaalde affaire van Walewein en de dochter van de koning van Norgales, zie hiervoor M viii, lxiva, 34-52 en S iii, 382/3 - 387/14. Vanwege Waleweins reputatie offreerde deze koningsdochter hem haar maagdelijkheid. Deze episode is in het Mnl. niet bewaard gebleven. Vgl. voor de terugverwijzing T bij vs. 10743-4. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 428]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ter achterster vergaderringe.Ga naar margenoot+
14328[regelnummer]
Ene joncfrouwe sat inden ringe,
Die seide: ‘Joncfrouwe, bi mire wet,
Mador vander Porten ende Mordret
Verwonnen den tornoy onder hem II.’
14332[regelnummer]
Dese Mador vander Porten was eenGa naar margenoot+
Ridder van coninc Arturs hove ende Mordret toe
Was Waleweins broeder, seide si doe.
Ga naar margenoot+ Si vragede wat riddren Mador ware.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14327 Ter... vergaderringe: ‘bij het laatste (vorige) treffen’. 14328 ringe: ‘kring’. 14329 bi mire wet: ‘op mijn woord’. 14331 Verwonnen: ‘wonnen’; onder hem II: ‘met zijn tweeën’. 14333-4 ende... broeder: ‘en Mordret was bovendien Waleweins broer’. 14335 Si: d.i. Bandemagus' dochter; wat riddren: ‘wat voor ridder’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T14330-3 Mador vander Porten (Ofr. ‘Mador(s) de la Porte’, M iv, lxxviii, 27; S v, 100/5) is één van de ridders van de Tafelronde. Hij speelt vooral een belangrijke rol in Arturs doet, waar hij de koningin ervan beschuldigt zijn broer vergiftigd te hebben. In het daarop volgende gerechtelijke tweegevecht vrijwaart Lanceloet de koningin door Mador te verslaan. Vgl. S vi, p. 248-269; Mort Artu ed.-Frappier 1954a, par. 62-85; J Bk. iv, vs. 3259-4038. 14330-4 Mordret: Waleweins (half)broer Mordret is geboren uit een incestueuze relatie van Artur met koning Lots vrouw, zijn halfzuster. Mordret is een knappe ridder met een verdorven karakter, zie Dl. iv, vs. 5221-5527 en J Bk. ii, vs. 28261-447. In Arturs doet leidt Mordrets poging de macht te grijpen tot de ondergang van Arturs rijk. Gezien vs. Dl. iv, vs. 1721 behoort Mordret in dit gedeelte van het verhaal tot de ridders die Lanceloet zoeken. Hoe hij bij de koning van Norgales terechtgekomen is, wordt niet beschreven in de roman. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 429]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14336[regelnummer]
Die joncfrouwe antworde hare:
‘Hi es die meeste ridder heden den dachGa naar margenoot+
Dien ic noit met oegen sach
Ende die scoenst met glavien can steken.’
14340[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Alsi dus vanden ridders spreken
Heeft Lanceloet messe gehort
Ende es gewapent ende berect vort.Ga naar margenoot+
Die coninc ontboet hem daer naer
14344[regelnummer]
Dat hi toter primetijt bleve daer
Ende dat sine ridders tier uren
Hem gaven witte coverturen
Ende enen witten scilt ende si deden alGa naar margenoot+
14348[regelnummer]
Dat hem die coninc hare here beval.
Ga naar margenoot+ Te primetide als si quamen
Ten tornoye, si vernamen
Dat daer vele lieden tien tiden
14352[regelnummer]
Vergadert waren an beiden siden.Ga naar margenoot+
Men tornierde wel daer
In beiden siden, maer
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14337 meeste: ‘grootste’. 14339 scoenst: ‘het best’; glavien: ‘lansen’. 14341 messe gehort: ‘de mis bijgewoond’. 14342 gewapent: ‘in zijn wapenrusting geholpen’; berect vort: ‘verder gereedgemaakt (voor het toernooi)’. 14343 ontboet hem: ‘droeg hem op’. 14344 primetijt: ‘zes uur 's morgens’. 14346 witte coverturen: ‘een wit overkleed’ (om over de wapenrusting heen te dragen). 14352 Vergadert: ‘verzameld’. 14354-5 maer Dat: ‘met dien verstande dat’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 430]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat hadde die coninc van Norgales
14356[regelnummer]
Vele meer lieden, sijt seker des,
Dan Bandegamus die coninc.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Alse Lanceloet quam inden rinc
Hielt hi daer tere stede
14360[regelnummer]
Ende sine gesellen mede
Ende saegen wiet wel dede dare.
Ga naar margenoot+ Daer wart hi III ridders gewareGa naar margenoot+
Van des conincs van Norgales sideGa naar margenoot+
14364[regelnummer]
Diet herde wel daeden tien tide,
Bedi si maecten stout ende coene
Die hare met haeren wel doene.
Ga naar margenoot+ Si hadden al doe so vele gedaenGa naar margenoot+
14368[regelnummer]
Dat Bandegamus lyede sonder waen
Van hem onder waren soe
Dat si moesten achter trecken doe.
Ga naar margenoot+ Doe seide daer, sijt seker des,
14372[regelnummer]
Des conincs dochter van Norgales,Ga naar margenoot+
Daer die andre toe horden,
Dattie tornoy goet soude worden,
Op dattie vander andre siden
14376[regelnummer]
Hem mochten onthouden tien tiden.
‘Mar si dunken mi geleidt te dien,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14358 rinc: ‘strijdperk’. 14359 Hielt: ‘bleef (hij) stilstaan’. 14361 saegen: ‘bekeken’; het samenvattend subject si (dat staat voor Lanceloet en sine gesellen) is weggelaten, vgl. Stoett, par. 5 g. 14365 stout: ‘dapper’; coene: ‘strijdlustig’. 14366 haeren wel doene: ‘hun dappere daden’. 14368 lyede: ‘mannen’. 14369 Van... soe: ‘door hen zozeer in het nauw waren gedreven’. 14370 achter trecken: ‘terugtrekken’. 14375 Op dattie: ‘indien degenen’. 14376 Hem... onthouden: ‘stand zouden kunnen houden’. 14377 geleidt te dien: ‘ertoe gebracht (dat)’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 431]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Si sullen sciere moeten vlien.
Ga naar margenoot+ Mi dunke wel recht dat wi prisen
14380[regelnummer]
Dese III ridders in alre wisen:
Ga naar margenoot+ Bi hem sijn die van Gorre al
Gescoffiert, alst wel scinen sal.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Bandemagus dochter vragede doe
14384[regelnummer]
Wie die ridders waren, daer si soe
Groeten prijs doe an leide.
Si antworde hare ende seide:
‘Die een es Mordret gehetenGa naar margenoot+
14388[regelnummer]
Ende es Waleweins broeder, alse wijt weten,
Die gene rode wapine draeget.
Ga naar margenoot+ Dander ridder daer gi na vraeget,
Dats Mador vander Porten ende es, seggic u,
14392[regelnummer]
Die meeste ridder dien ic kinne nu.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Die derde es mijn neve Galehoudijn,
Dies die witte wapennen sijn.
Dit sijn die beste die hier tornieren
14396[regelnummer]
Ende die u lieden al scoffieren.’
Ga naar margenoot+ Alse die joncfrouwe van Gorre dit horde,Ga naar margenoot+
Si sprac ter andre dese worde:
‘Bi Gode, ets wonder ne vliet u vader niet:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14378 sciere: ‘weldra’; vlien: ‘vluchten’. 14379 Mi... recht: ‘het lijkt mij terecht’. 14381-2 Bi... sal: ‘door hen zullen de ridders van Gorre volledig in de pan worden gehakt, zoals duidelijk zal blijken’. 14384-5 daer... leide: ‘die zij op dat moment zoveel lof toezwaaide’. 14389 gene: ‘die’; wapine: ‘wapenrusting’. 14392 meeste: ‘grootste’ (wat betreft zijn lichamelijke afmetingen). 14399 ets... vliet: ‘het is vreemd indien uw vader niet vlucht’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 432]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14400[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Ic sal noch tavont, wat soes gesciet,
Sulke slage inden tornoy sien slaen,
Hine ontbeidder niet enen sonder waen,Ga naar margenoot+
Om te verliesene al sijn lant.’
14404[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die joncfrouwe antworde thant:
‘Ay, God Here, waer es die man
Die sulke slage slaen can?’
Ga naar margenoot+ ‘Gi sultene sien, dat seggic u,Ga naar margenoot+
14408[regelnummer]
Cortelike, want hi es comen nu.’
Alse si in dese tale waren
Horden si ropen sonder sparen
Op die van Gorre die vlouwen daer.
14412[regelnummer]
Ende die van Morgales volgeden naer.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Lanceloet sprac do den sinen toe
Dat si hem volgen souden doe.
Ende hi liet lopen sijn part
14416[regelnummer]
In den meesten hoep metter vart
Ende geraecte den irsten so welGa naar margenoot+
Dien hi gemoette, dat hi vel
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14400 tavont: ‘voor het avond wordt’, ‘vandaag’; wat soes gesciet: ‘wat er ook gebeurt’. 14402 Hine... enen: ‘dat hij er niet één zal durven afwachten’. 14403 Om te verliesene: ‘al zou hem dat (nl. het vluchten) kosten’. 14408 Cortelike: ‘dadelijk’. 14409 Alsi... waren: ‘terwijl zij dit gesprek voerden’. 14410 sonder sparen kan hier zowel ‘voortdurend’ als ‘zonder mededogen’ (‘honend’) betekenen, vgl. MNW 7, 1644-5. 14411 Op: ‘tegen’. 14412 volgeden naer: ‘achtervolgden hen’. 14416 In... hoep: ‘naar het drukste strijdgewoel’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 433]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Al metten perde ter erden daer.
14420[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi stac enen andren daer naer
So sere dat hi moeste rumen
Tgereide ende ter erden tumen.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Tirst dat sine glavie brac,
14424[regelnummer]
Weet dat hi sijn swart trac,Ga naar margenoot+
Daer hi hem wel met helpen conde,
Ende ginc al omme slaen tier stonde.
Ga naar margenoot+ Hine geraecte genen man,Ga naar margenoot+
14428[regelnummer]
Hine veldene ter erden dan.
Ga naar margenoot+ Hi trac vanden halse die scilde,
Helme van den hoefden, als hi wilde,
Ende dede so vele in corter stont
14432[regelnummer]
Dattie tornoy al stille stontGa naar margenoot+
Om te siene twonder dat hi dede,
Want daer en was geen man tier stede
So goet noch van so groter waerde,
14436[regelnummer]
Hine droegene thant ter erde,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14419 Al metten perde: ‘met paard en al’. 14421 rumen: ‘verlaten’. 14422 Tgereide: ‘het zadel’; tumen: ‘tuimelen’. 14423 glavie: ‘lans’. 14424 Weet: ‘moet u weten’. 14425 Daer... conde: ‘waarmee hij uitstekend overweg kon’. 14428 Hine... dan: ‘of hij sloeg hem tegen de grond’. 14430 als hi wilde: ‘zoals hij maar wilde’. 14432 al stille stont: ‘helemaal stil viel’. 14433 twonder: ‘de ongelofelijke wapenfeiten (die)’. 14435 waerde: ‘verdienste’. 14436 Hine... erde: ‘of hij wierp hem onmiddellijk tegen de grond’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T14429 Hi trac vanden halse die scilde: aan de achterkant van het schild bevond zich, naast twee banden om het schild m.b.v. hand en onderarm vast te houden, ook een langere riem die om de hals van de ridder heen gedragen werd. Vandaar de uitdrukking scilt om hals e.d. (zie Dl. iv, vs. 59, 696, 3924, 4485, 5475 en Dl. v, vs. 10369). Vs. 14429 moet waarschijnlijk als volgt geïnterpreteerd worden: Lanceloet slaat zo hard in het rond dat hij zijn tegenstanders het schild uit handen slaat, waarbij de draagriem, die om de hals zit, breekt. Vgl. Blair 1958, p. 181-84 en afb. 279 (p. 225), en voor een afb. van de draagriem bij een ridder die het schild op de rug draagt Stones 1977, p. 105 en afb. 9. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 434]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doet ocht gequets onsoete,Ga naar margenoot+
Op dat hi quam in sinen gemoete.
Si hildene over herde goet bidien,
14440[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Diene noit te voren en hadden gesien,
Ende ontsagene alle mede
Om tgroete wonder dat hi dede,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ So dat daer niemen was tien tiden
14444[regelnummer]
Die sine slaegen dorste ontbiden.
Ga naar margenoot+ Hi sloech ende quetste soe
Die daer waren van Norgales doe,
Ga naar margenoot+ So dat si moesten keren bidienGa naar margenoot+
14448[regelnummer]
Wel drie bogescoten ende vlien.
Ga naar margenoot+ Hi dede so vele bi sire doeget daer
Dat sire af spraken verre ende naer
Ende seiden alle, groet ende smal,
14452[regelnummer]
Dat Bandemagus riddre verwan al,Ga naar margenoot+
Die de witte wapine daer droech.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14437 gequets onsoete: ‘ernstig gewond’ (vgl. voor de vorm gequets (zonder t) Van Loey II, par. 114). 14438 Op dat: ‘indien’, ‘wanneer’; gemoete: ‘nabijheid’. 14439 Si... bidien: ‘zij beschouwden hem daardoor als bijzonder goed’. 14440 Diene... gesien: te verbinden met Si, vs. 14439. 14441 ontsagene: ‘vreesden hem’. 14444 ontbiden: ‘af te wachten’. 14447-8 So... vlien: ‘(zo)dat zij daardoor over een afstand van wel drie boogschoten (± 600 m) moesten terugtrekken en vluchten’. Zie T bij vs. 13498. 14449 doeget: ‘dapperheid’, ‘kracht’. 14450 verre ende naer: ‘overal’. 14452 verwan al: ‘volledig overwon’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 435]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende als die drie gesellen, diet wel deden genoech,
Die die van Gorre hadden vordien
14456[regelnummer]
Bi harre vromicheit doen vlien
Ende uten tornoye warenGa naar margenoot+
Om een deel rusten gevaren,
Vernamen dattie hare vlouwen, wonderde hem das
14460[regelnummer]
Ende vrageden wat daer was.
Een cnape antworde hem mettien:
‘Ende hebbedi dit wonder niet gesien?’Ga naar margenoot+
‘Wat wonder es dat?’ seide Mordret.
14464[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die ander seide: ‘Bi mire wet,
Hier es een ridder comen nu,
Met witten wapenen seggic u,
Een duvel, die doet soude slaenGa naar margenoot+
14468[regelnummer]
Meer lieden noch heden sonder waen
Danmen soude moegen gedelven
In II boenre lants. Versiet u selven
Dat gi daer waert niet ne gaet,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14454 diet... genoech: ‘die zich zeer dapper weerden’. 14456 vromicheit: ‘dapperheid’, ‘kracht’. 14457-8 Ende... gevaren: ‘en het toernooi hadden verlaten om even uit te rusten’. 14459 wonderde: ‘verbaasde’. 14469 gedelven: ‘begraven’. 14470 II boenre lants: ‘twee bunders land’ (2 hectare); Versiet u selven: ‘pas op’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 436]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14472[regelnummer]
Ocht gi leven wilt, dats mijn raet,Ga naar margenoot+
Want yser noch stael sonder waen
Ne mach sinen slach niet weder staen.’
Ga naar margenoot+ Daer na namen die III gesellen
14476[regelnummer]
Daer gi eer af horet tellen
Hare helme met snelre verdeGa naar margenoot+
Ende saten weder op hare perde
Ende reden doe daer si saegen
14480[regelnummer]
Lancelote die van Norgales jaegen.
Ende si vlouwen vor hem tier stont
Alse die hase doet vorden hont.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Alse Lanceloet sach, hi setteGa naar margenoot+
14484[regelnummer]
Hem te ridenne op Mordrette
Ende staken metter glavie soe
Dat si hem dore die scoudere ginc doe,
Ga naar margenoot+ So dat hi moeste vallen ter erdeGa naar margenoot+
14488[regelnummer]
Al gestrect van sinen perde.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14476 Daer... tellen: ‘waarover u eerder hoorde vertellen’. 14477 met snelre verde: ‘snel’. 14483 Alse... sach: ‘toen L. hen zag’. 14483-4 hi... Mordrette: ‘maakte hij zich op om op M. af te rijden’. 14485 glavie: ‘lans’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T14476 Daer gi eer af horet tellen: deze terugverwijzing naar vs. 14362-96 en/of vs. 14454-60 ontbreekt in het Ofr. (M iv, lxxviii, 31; S v, 101/26-27), vgl. T bij vs. 12532. 14485 Gezien vs. 14423 heeft Lanceloet in de vertaling eigenlijk geen glavie meer tot zijn beschikking. Het Ofr. (M iv, lxxviii, 32) vermeldt hier hoe hij aan een nieuwe lans kwam: ‘Et Lanceloz ot lance recouvree qu'il toli a .I. de ceaux qui s'anfuioient’; S v, 101/29-30. Vgl. Besamusca 1991, p. 83-85. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 437]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die coninc Bandamagus was bi hem daer
Ende gaf hem een ander spere daer naer.
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Here, neemt ende toent ons nu
14492[regelnummer]
Hoe gi speren connet breken, des biddic u.’Ga naar margenoot+
Hi naemt ende reet metter vart
Te Madorre vander Porten wart,
Die sijn spere op Lancelote brac.
14496[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Lanceloet, die bat neder stac,
Wondene in die side soeGa naar margenoot+
Dat hi ter erden moeste vallen doe
Ende met hem des gelike sijn pert.
14500[regelnummer]
Lanceloet leet over ende toech tswert
Ende sloech op sinen witten scilt
Galehoudine, die vor hem hilt,Ga naar margenoot+
Datter een stic af vloech eer iet lanc
14504[regelnummer]
Ende dat dat swert also neder sanc
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 438]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In des parts hals, ende sloegen af
Metten slaegen dien hi hem gaf,
Ga naar margenoot+ Soe dat moeste doe met allenGa naar margenoot+
14508[regelnummer]
Galehoudijn ende sijn part vallen.
Die coninc van Norgales, die bi dien
Lancelote genoech hadde gesien
Om twonder dat hi dede tien tiden,
14512[regelnummer]
Ne dorste niet langer daer ontbidenGa naar margenoot+
Ende vloe al dat hi mochte daer
Ende alle die van Norgales daer naer.
Die van Gorre begonstense jaegen
14516[regelnummer]
Ende vaen alse si dat saegen.
Ga naar margenoot+ Alse Lanceloet so sach vlien,Ga naar margenoot+
Hi sloeg int foreest nadien
Ende reet verdelike wech na desen,
14520[regelnummer]
Alse die niet en woude gelet wesen.
Daer was genoech om hem gevraget
Ende gesocht ende gejaget,Ga naar margenoot+
Mar men mochten vinden niet.
14524[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Alse Bandemagus dat siet,
Dat hine aldus verloren hevet,
Hi seide hi es die quaetste die levet,
Dat hi met hem hadde gewaerlikeGa naar margenoot+
14528[regelnummer]
Den besten ridder van erderike,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14505 sloegen af: het onderwerp van deze zin is Lanceloet (vs. 14500). Het in sloegen besloten liggende ‘hem’ kan zowel op Galehoudijn (vertaling: ‘sloeg hem van zijn paard’) als op de hals van het paard (‘sloeg hem doormidden’) betrekking hebben. Vgl. het Ofr.: ‘et l'espee descent jus sor le cheval si qu'il li coupe le col par devant les espaules’ (M iv, lxxviii, 32; S v, 101/39-40). 14507 met allen: ‘zeker’. 14510 genoech: ‘(meer dan) genoeg’. 14512 ontbiden: ‘te blijven’. 14513 al... mochte: ‘zo snel hij kon’. 14516 vaen: ‘gevangen te nemen’. 14517 Alse Lanceloet: ‘toen L. hen’. 14518 sloeg int foreest: ‘reed het bos in’. 14519 verdelike: ‘snel’. 14520 Alse... wesen: ‘als iemand die niet tegengehouden wilde worden’. 14526 Hi... levet: ‘zei hij dat hij (B.) de meest rampzalige man die leeft, was’. 14527 Dat: ‘omdat’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 439]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dien hi was sculdich te done die meeste
Bliscap die hi mochte ende feeste,
Ende haddene verloren doe
14532[regelnummer]
Bi sire quaetheit alsoe.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Galehoudijn sat weder op nadien
Ende vor Bandemagus sien
Ende dede hem wie hi was verstaen.
14536[regelnummer]
Ende Bandemagus sonder waen
Hadde grote bliscap das,Ga naar margenoot+
Tirst dat hi wiste wie hi was.
Ga naar margenoot+ Galehoudijn seide hem daer nare
14540[regelnummer]
Dat hi tote hem comen ware
Om dat hi gerne soude weten
Hoe die ridder ware gehetenGa naar margenoot+
Diet so wel dede tien tideGa naar margenoot+
14544[regelnummer]
In dien tornoy an sine side.
Ga naar margenoot+ Bandemagus seide: ‘Here, twi
Vragedi om dese sake mi?’
Ga naar margenoot+ ‘Ic vraget, here,’ antworde hi hem,Ga naar margenoot+
14548[regelnummer]
‘Bedi dat ic noch een jonc man ben
Ende ic van wapenen noch luttel weet.
Ga naar margenoot+ Ic hadde wel te done, God weet,
Dat ic bekent ware, sijt seker des,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14529-30 Dien... feeste: ‘die hij behoorde te onthalen met de grootst mogelijke blijdschap en vreugde’. 14532 quaetheit: ‘slechtheid’, ‘onhandigheid’. 14533 sat weder op: ‘besteeg weer een paard’. 14534 vor... sien: ‘ging B. opzoeken’. 14545 twi: ‘waarom’. 14546 hem (hs hem) rijmt op ben (hs ben), hetgeen als onzuiver rijm aangemerkt kan worden. 14548 Bedi dat: ‘omdat’. 14549 wapenen: ‘het omgaan met wapens’, ‘het ridderlijk bedrijf’. 14550 Ic... done: ‘het zou goed voor mij zijn’. 14551 bekent ware: ‘kennis zou maken’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 440]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14552[regelnummer]
Met also goeden man alse hi es,Ga naar margenoot+
Ende om dat hi mi soude leeren,
Dat ic, bider hulpe Ons Heeren,
Bi hem ende bi sinen geselscape
14556[regelnummer]
Betren soude te mire nutscape.’
Ga naar margenoot+ Dander seide: ‘Ic weet wel, kinde hi u,Ga naar margenoot+
Hi soude u herde lief hebben nu,
Bedi hi minde minen here
14560[regelnummer]
Uwen oem utermaten sere
Ende hi minden weder mere
Dan hi enichen andren minde noit eere.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Het was Lanceloet, seggic u.’
14564[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Dander sprac: ‘Ic waende vor nu
Dat hi doet hadde gewesen.
Ga naar margenoot+ Ic gelove Gode bi desen
Dat ic vort in gere manierenGa naar margenoot+
14568[regelnummer]
Van ridenen sal finieren,
Mine lette doet ocht siechede,
Vor dien dat ic come tier stede
Dar icken vinde tenichgen stonden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14553 Ende om dat: ‘opdat’, vgl. Stoett, par. 292; leeren: ‘onderwijzen’. 14554-6 Dat... nutscape: ‘zodat ik, met Gods hulp, door hem (door zijn voorbeeld) en door de omgang met hem in mijn voordeel zou veranderen (een beter ridder zou worden)’. 14561 hi: d.i. Galehoud, zie T; weder: ‘van zijn kant’. 14566 gelove: ‘beloof’. 14567 vort: ‘vanaf nu’. 14568 Van... finieren: ‘zal ophouden met rondtrekken’. 14569 Mine lette: ‘indien (dood of ziekte) mij niet belet’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T14560 uwen oem: Lanceloets boezemvriend Galehoud was Galehoudijns oom, vgl. vs. 14073-4 en T daarbij. 14564-5 Het gerucht van Lanceloets dood doet de ronde sinds de koningin een ridder tegenkwam die Lanceloets wapenrusting droeg en een hoofd aan zijn zadel had hangen, dat veel op dat van Lanceloet leek, en uit deze ontmoeting opmaakte dat Lanceloet door deze ridder gedood was. Vgl. T bij vs. 10748-50. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 441]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14572[regelnummer]
Ende als icken sal hebben vondenGa naar margenoot+
Ic sal hem bidden om die eere
Van minen oem minen here
Ende om die lieve van hem dien hi
14576[regelnummer]
So sere minde, dat hi mi
Onthoude ende mi laeteGa naar margenoot+
Met hem varen doen sine bate,
Ende ic met hem moette soeken avonture
14580[regelnummer]
Die vremde lande dure.
Ende al es dat sake dat hi mi
Niet onthouden en wille, nochtan sal hiGa naar margenoot+
Mi beraeden te minen behoude,
14584[regelnummer]
Bat dan ic wane dat een ander doen soude.’
Bandemagus vor vander stede,
Dat hijt niemen weten en dede
Ende en vorde met hem in dat doenGa naar margenoot+
14588[regelnummer]
No weder seriant no garsoen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14573 bidden: ‘smeken’; om: ‘omwille van’. 14575 om... hem: ‘omwille van de vriendschap voor hem’. 14577 Onthoude: ‘bij zich houdt’, ‘bij hem laat blijven’. 14578 doen sine bate: ‘om hem te helpen’. 14579-80 Ende... dure: ‘en (dat) ik met hem het avontuur zal mogen zoeken in de vreemde landen’. 14582-4 nochtan... Bat: ‘hij zal mij dan toch tot mijn voordeel raad geven, beter’. 14586 Dat: ‘terwijl’. 14587 in dat doen: ‘daarbij’. 14588 No... garsoen: ‘noch dienaar noch schildknaap’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T14585-91 In het Ofr. (M iv, lxxviii, 35) gaat niet Bandemagus, maar Galehoudijn op zoek naar Lanceloet: ‘Atant s'em part del roi Baudemagu...’; S v, 102/28. De Bandemagus-lezing, die vermoedelijk al voorkwam in de Ofr. grondtekst van de Lanceloet-vertaler, levert een acceptabele tekst op (vgl. vs. 14524-32), maar de lezing waarin Galehoudijn Lanceloet zoekt sluit veel beter aan op de voorafgaande verzen 14566-84. Overigens wordt in de tekst verder niet vermeld of Galehoudijn erin slaagde Lanceloet te achterhalen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 442]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende reet int foreest harentare,
Mar hi en verheescede gene niemare
Van Lancelote, die tien stonden
14592[regelnummer]
Vermoyt van pinen ende van wondenGa naar margenoot+
Anders niet ne reet dan sinen pas.
Ga naar margenoot+ Doe wart Lanceloet geware das
Dat een gewapent ridder quam naer
14596[regelnummer]
Ende eene scone vrouwe met hem daer.
Si groettene ende hi was bi desenGa naar margenoot+
Datmen kinnen mochte in vresen
Ende groettese weder stillekine
14600[regelnummer]
Om te min bekent te sine.
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Lieve here, wie siedi?’
‘Een ridder bem ic,’ antworde hi,Ga naar margenoot+
Dat mogedi wel sien.’ Ende si seide:Ga naar margenoot+
14604[regelnummer]
‘Ridder siedi bi rechter waerheide,
Sulc datmen in erderike
Niewer ne vonde u gelike
Na mire wetenthede ende na dienGa naar margenoot+
14608[regelnummer]
Datmen seget ende ic hebbe gesien.
Ga naar margenoot+ Ic bidde u om haren wille
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14589 harentare: ‘her en der’. 14590 verheescede: ‘vernam’. 14592 van pinen: ‘door de inspanningen’. 14593 sinen pas: ‘stapvoets’. 14595 naer: ‘naderbij’. 14598 Datmen... vresen: ‘bang dat men hem zou herkennen’. 14599 stillekine: ‘met zachte stem’. 14600 Om... sine: ‘om zo min mogelijk op te vallen’. 14605 Sulc: ‘zo'n goede ridder’. 14606 Niewer: ‘nergens’. 14607 Na... wetenthede: ‘bij mijn weten’. 14607-8 na dien Datmen: ‘naar men’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T14591 Na vs. 14517-20 heeft het verhaal zich afgewend van Lanceloet om Bandemagus en Galehoudijn te volgen. Op deze plaats gaat het verhaal vloeiend - zonder overgangsformule - terug naar de door het bos rijdende Lanceloet. In twee hss uit ‘groep BN 122’, Rawlinson en BN 12580, wordt deze overgang wel met behulp van de ‘Or dist li contes’-formule (zie T bij vs. 10741 en de Inleiding, hfst. 2, par. 4) en een initiaal gemarkeerd. De andere Ofr. hss komen overeen met de vertaling, zij het dat in de Ofr. tekst het hervatte verslag van Lanceloets avonturen begint met een nieuwe zin, vgl. M iv, lxxviii, 35 en S v, 102/31-32. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 443]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die gi meest mint lude ende stille,
Dat gi te nacht herberget met mi
14612[regelnummer]
Tenen minen castele hier bi.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Ic sal u morgen tonen bi dien
Die scoenste dinc die gi hebt gesien.’
Ga naar margenoot+ Hi geloeft hare op die worde.
14616[regelnummer]
Si voer voren als si tgelof horde.
Ga naar margenoot+ Hi volgede hare, als die tien tidenGa naar margenoot+
Bat hadde gevoeget rusten dan striden.
Het was nacht eer si daer quamen.
14620[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Alse die maisniede vernamen
Dat hare vrouwe quam, si liepen dare
Met groten tortisen jegen hareGa naar margenoot+
Ende wouden hare af helpen thant.
14624[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Doet van mi uwe hant
Ende helpt desen ridder die hier es
Met mi comen, ic bidde u des,
Ga naar margenoot+ Dat gi hem dient ende eert wardelike:Ga naar margenoot+
14628[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi es die beste van erderike
Ende die beste ridder die leeft.’
Ga naar margenoot+ Alse die vrouwe dat geseit heeft,
Si namen doe des ridders part
14632[regelnummer]
Ende si leident op wart.Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14610 lude ende stille: ‘in alle opzichten’. 14613 bi dien: ‘daar vlakbij’. 14615 geloeft: ‘beloofde het’, presens historicum, vgl. Stoett, par. 244; op: ‘na’. 14616 voer voren: ‘ging (hem) voor’; tgelof: ‘zijn belofte’. 14618 Bat... gevoeget: ‘liever zou willen’. 14620 maisniede: ‘bedienden’. 14622 tortisen: ‘fakkels’; jegen hare: ‘naar haar toe’. 14623 af: ‘van haar paard’. 14624 Doet... hant: ‘laat mij maar los’. 14626 ic... des: deze bijzin sluit zowel aan bij Doet... comen (vs. 14624-6) als bij Dat... wardelike (vs. 14627), vgl. voor deze apokoinou-constructie Stoett, par. 220 en Lodewick 1973, p. 114. 14627 wardelike: ‘op eerbiedige wijze’. 14632 op wart: ‘naar boven’ (naar een hoger gelegen plaats, waarschijnlijk een stal). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 444]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Daer na wart die vrouwe geware,
Alsi den ridder besach dare,
Dat hem tanscijn geswollen es groet
14636[regelnummer]
Ende die nese van bloedene roet
Van slaegen die hi hadde ontfaen.Ga naar margenoot+
Si dede hem sijn anscijn dwaen.
Si sach sinen scilt ende seide doe,
14640[regelnummer]
Daer die van binnen horden toe:
‘Scilt, gi hebt heden, bi mire trouwen,
Besien geweest van vele vrouwenGa naar margenoot+
Ende begart van meneger maeget.
14644[regelnummer]
Hi mach hem beromen, die u draeget,
Dat noit op enen dach ridder ne dede
So vele wonders tere stede
Als ic van hem heden hebbe gesien.Ga naar margenoot+
14648[regelnummer]
Ga naar margenoot+ God moete geloeft sijn vandien,
Diene mi te gemoeten gaf,
Bedi mi ne mochte niewerinc af
Gescien lichte meerre eere
14652[regelnummer]
Dan dat in mine herberge quam dese here.’Ga naar margenoot+
Si gaf hem nuwe cleder an
Ende deden sitten om rusten dan.
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Hets recht dat gi rust, here.
14656[regelnummer]
Gi sijt heden vermoyt sere.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14635 Dat... groet: ‘dat zijn gezicht opgezwollen was’. 14636 nese: ‘neus’. 14638 dwaen: ‘wassen’. 14640 Daer... toe: ‘terwijl de bewoners van het kasteel (de bedienden) luisterden’. 14643 begart van: ‘begeerd door’. 14644 hem beromen: ‘zich erop beroemen’. 14646 wonders: ‘wonderbaarlijke wapenfeiten’. 14648 vandien: ‘daarvoor’. 14649 Diene... gaf: ‘die mij vergunde hem te ontmoeten’ (bijzin bij God, vs. 14648). 14650-1 niewerinc... eere: ‘nergens op een eenvoudige wijze een grotere eer door te beurt vallen’. 14653 an: ‘om aan te doen’. 14656 vermoyt: ‘moe geworden’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 445]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daer na, als si waren gesetenGa naar margenoot+
Ter taflen omme eten,
Quam der vrouwen niemare das
14660[regelnummer]
Dat hare here comen was.
Ga naar margenoot+ Si ontboet hem dat hi come thanden
Enen ridder die daer was, vandenGa naar margenoot+
Ende hi hem daede groet eere.
14664[regelnummer]
Doe ontwapende hem die hereGa naar margenoot+
Ende die met hem comen waren,
Quamen eeten sonder sparen
Ende si sijn jegen hem op gestaen.Ga naar margenoot+
14668[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi deedse neder sitten saen.
Ga naar margenoot+ Binnen dien dat si dus saeten
Over taflen ende aeten,
Seide die vrouwe tot haeren here:
14672[regelnummer]
‘Here, doet desen ridder eere,Ga naar margenoot+
Want betren man dan hi es
Ne mochtise niet doen, des sijt gewes.’
‘Goet man, vrouwe?’ seide die here dan,
14676[regelnummer]
‘Ic ne segge niet hine mach goet man
Sijn ende van groter wardicheden,Ga naar margenoot+
Mar ic ne waende niet vor heden
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14659 Quam... das: ‘vernam de vrouwe het bericht’. 14660 here: ‘echtgenoot’. 14661 ontboet: ‘verzocht’. 14661-2 dat... vanden: ‘dat hij onmiddellijk een ridder die daar (bij haar) was zou komen opzoeken’. 14666 Quamen: het samenvattend onderwerp (si, nl. die here Ende die met hem comen waren) ontbreekt, vgl. Stoett, par. 5 g. 14667 Ende... gestaen: ‘en zij (L. en de vrouwe) zijn voor hem (de heer des huizes) opgestaan’, vgl. M iv, lxxviii, 38 en S v, 103/36-37. 14670 Over: ‘aan’. 14672 doet: ‘bewijs’. 14674 mochtise: het enclitische se slaat terug op eere (vs. 14672). 14675 Goet man: ‘een voortreffelijk ridder’. 14677 wardicheden: ‘aanzien’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 446]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat goeden man bedorste so vele
14680[regelnummer]
Als ic heden leerde ten spele,
Daer ic hebbe so vele geleert an
Dat ic wane dat nemmeer dan I goet manGa naar margenoot+
In die werelt en es. Ende ic hebbe an dien
14684[regelnummer]
Dat hi hem so wel provede gesien,
Daer hi onder die ridders was,
Dat ic wane sekerlike das,
Sint dat tridderscap irst begonde,Ga naar margenoot+
14688[regelnummer]
Dat geen sterflijc man tier stonde
So vele wonders dede sonder waen
Als hi heden heeft gedaen.’
Ga naar margenoot+ Die vrouwe sprac tot hem na desen,
14692[regelnummer]
Alse ochte sire niet ne hadde gewesen:Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ ‘Waer sagedi dien ridder, here,
Dien gi spreect so groete eere?’
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Ter vergaderingen
14696[regelnummer]
Die heden was tusscen den II coningen.’
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Wat meerre wondre mochte hiGa naar margenoot+
Doen dan andre die hem waren bi?’
‘Wat wondre, vrouwe?’ sprac die here,
14700[regelnummer]
‘Dat ne weetti van mi tamere.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14679 Dat... vele: ‘dat er zoveel voor nodig was om een voortreffelijk ridder te zijn’, vgl. MNW 1, 631, bij 2. 14680 ten spele: ‘in het gevecht’. 14682 wane: ‘geloof’; nemmeer dan: ‘er niet meer dan’. 14683-4 ic... gesien: ‘ik heb wat dit betreft gezien dat hij zich zo goed weerde’. 14686 Dat... das: ‘dat ik ervan overtuigd ben dat’. 14687 Sint... begonde: ‘sinds het ridderwezen een aanvang nam’. 14688 tier stonde: ‘tot op dit moment’. 14692 sire: ‘zij er’, nl. bij het toernooi. 14693 cur: ‘tjonge’, vgl. MNW 3, 1447 s.v. kir. 14694 spreect: ‘toedicht’. 14697-8 Wat... bi: ‘wat voor uitmuntende wapenfeiten kon hij meer (beter) verrichten dan anderen die bij hem waren’. 14700 Dat... tamere: ‘dat verneemt u van mij vandaag niet meer’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 447]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ ‘Waer omme, here?’ sprac die vrouwe.
Hi antworde: ‘Bi mire trouwe,Ga naar margenoot+
Ine sout niet al connen vertellen nu
14704[regelnummer]
Ende gine gelovets niet, al sworict u,
Het soude u so groet wonder dunken wesen.’
Si, die wel tegemake was van desen,
Dat sijt selve hadde gesienGa naar margenoot+
14708[regelnummer]
Ende nameliken oc van dien
Dater Lanceloet selve horde toe,
Seide tote haren here doe:
Ga naar margenoot+ ‘Gi sult doch vor desen goeden man
14712[regelnummer]
Van somen joesten seggen dan,Ga naar margenoot+
Dat hi, alse hi in sijn lant sal wesen,
Sal moegen connen spreken van desen.’
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Ic macht u seggen tuwaren,
14716[regelnummer]
Datter meer dan M waeren,
Der josten, bedi ic volgede hem alden dachGa naar margenoot+
Om twonder dat ic hem doen sach.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14704 gine... u: ‘u zou het niet geloven, al zou ik het u zweren’. 14706 wel tegemake: ‘zeer in haar schik’. 14707 Dat: ‘omdat’. 14708-9 Ende... toe: ‘en vooral ook omdat L. er zelf naar luisterde’ (nl. naar de lofzang op zijn daden door de here); zie voor de vorm Dater P/G. 14712 Van... seggen: ‘over enkele aanvallen (met zwaard of lans) vertellen’. 14713 Dat: ‘zodat’. 14715 Ic... tuwaren: ‘ik kan het u naar waarheid vertellen’. 14717 Der josten: ‘van de aanvallen met zwaard of lans’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 448]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Ic saegen te V slaegen doet slaen
14720[regelnummer]
V ridders ende V seriante sonder waen.
Ga naar margenoot+ Van mi selven seggic oc dat hi
Minen scilt te stucken sloech miGa naar margenoot+
Ende doer sloech mijn gereide doe
14724[regelnummer]
Ende mijn part doer die scouderen al toe,
Ende al dat met enen slage.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Die vrouwe sprac: ‘Biden goeden dage,
Ga naar margenoot+ Ic wane gi node tier stedenGa naar margenoot+
14728[regelnummer]
Den andren slach hadt ontbeden.’
‘Ic, vrouwe? Wat seggedi van dien?
Also moete mi goet gescien,
Ic ne hads niet ontbeit om al Arturs lant:
14732[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die sijn swert geraecte was doet thant.Ga naar margenoot+
Ende ic ne wane niet nochtan
Dat in die werelt es soe coene man,
Hadde hi gesien wat hi heden dede,
14736[regelnummer]
Dat hi sinen slach ontbede.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14719 te: ‘met’. 14720 seriante: ‘schildknapen’. 14723 doer sloech: ‘doorkliefde’; gereide: ‘zadel’. 14724 Ende... toe: ‘en (doorkliefde) mijn paard volledig (door) de schoften bovendien’. 14725 al dat: ‘dat allemaal’. 14726 Biden goeden dage: ‘goede genade’. 14727 node: ‘voor geen goud’. 14728 andren: ‘volgende’, ‘tweede’; ontbeden: ‘afgewacht’. 14730 Also... gescien: ‘zowaar ik hoop dat God mij zal zegenen’, vgl. MNW 2, 1603 bij b. 14732 Die... geraecte: ‘wie door zijn zwaard geraakt werd’. 14733 nochtan: ‘trouwens’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 449]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die vrouwe loech. Noch seide die here:Ga naar margenoot+
‘Hort dat te wonderne es mere:
Hi stac III ridders af heden den dach
14740[regelnummer]
Tenen lope, daer ic toe sach,
Met enen spere. Dit ne dede
Noit een man tere stede,Ga naar margenoot+
Mar een duvel mocht hebben gedaen.’
14744[regelnummer]
‘Nu segt mi,’ sprac die vrouwe saen,
‘Here, ocht gi nu hadt dien man
In uwe herberge, wat soudi hem doen dan?’
‘Haddics die macht, vrouwe,’ seide hi,Ga naar margenoot+
14748[regelnummer]
‘Hine sciede nemmermee van mi,
Mar ic souden sekerlike
Altoes met mi houden wardelike,
Want ic ne mochte in genen kere
14752[regelnummer]
Riker trisoer hebben nembermeere.’Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14737 loech: ‘lachte’; Noch: ‘vervolgens’. 14738 Hort... mere: ‘luister naar iets waarover men zich nog meer kan verbazen’. 14740 Tenen lope: ‘in één keer’ (‘met één aanloop’). 14746 hem doen: ‘met hem doen’. 14747 Haddics die macht: ‘indien ik ertoe in staat was’. 14748 sciede: ‘zou vertrekken’. 14750 met: ‘bij’; wardelike: ‘op eervolle wijze’. 14751 in genen kere: ‘op geen enkele manier’. 14752 Riker trisoer: ‘een grotere schat’ (de vorm truder die in MNW 8, 747 wordt besproken met dit vers als enige bewijsplaats berust op een verlezing in J). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T14737 Die vrouwe loech: hoewel het niet uitgesloten is dat de vrouwe schamper lacht om de wijze waarop haar echtgenoot probeert zijn vlucht goed te praten, ligt het meer voor de hand dat haar lach voortkomt uit dramatische ironie. De vrouwe (en het publiek van de roman) heeft een beter inzicht in de situatie dan haar man: zij weet dat de ridder voor wie hij vluchtte bij het gesprek aanwezig is. Vgl. Brandsma 1988. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 450]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ ‘Ende ocht hi, sonder u bekinnen,
Hadde geweest,’ seide si, ‘hier binnen
Ende nu wech waer, wat soudi ons doen dan in desen?’
14756[regelnummer]
Ga naar margenoot+ ‘Ic ne mochte niet torniger dan wesen.
Ende wisten die van hier binnen dat hiGa naar margenoot+
Hier binnen was ende niet en seiden mi,
Sine soudens mi niet ontgaen,
14760[regelnummer]
Ine soutse alle doet slaen.’
‘Ic ne heels u dan niet,’ sprac die vrouwe.
‘Ic salt u seggen, bi mire trouwe,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Ic ne wille niet gehaet sijn van u.
14764[regelnummer]
Sietene daer bi u sitten nu.’
Ga naar margenoot+ Doe besagene die goede man
Ende seide: ‘Toent mi sinen scilt dan.
Ic salne wel kinnen, magicken sien.’Ga naar margenoot+
14768[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Si hiet sinen scilt bringen mettien.
Ga naar margenoot+ Lanceloet seide: ‘Nu doedi
Alse vele onneren als gi wilt mi,
Mar haddic gewaent van desen
14772[regelnummer]
Dat gi so dorper hadt gewesen,Ga naar margenoot+
Ic ne ware niet comen sonder waen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14753 sonder u bekinnen: ‘zonder dat u het wist’, vgl. MNW 1, 781 bij 4. 14756 Ic... wesen: ‘ik zou dan niet kwader kunnen zijn’. 14758 ende... mi: ‘en zeiden zij mij daar niets over’. 14759-60 Sine... slaen: ‘dan zouden zij er niet aan ontkomen dat ik hen allen dood zou slaan’. 14761 heels: ‘verzwijg het’. 14767 salne wel kinnen: ‘zal het (het schild) zeker herkennen’. 14768 hiet: ‘gaf opdracht’. 14769-70 Nu... mi: ‘nu kunt u (d.i. de vrouwe) mij zoveel schande aandoen als u wilt’. 14771 gewaent: ‘vermoed’. 14772 dorper: ‘onhoofs’, ‘laaghartig’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 451]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hier binnen, wat gi hadt gedaen.’
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Here, eist u dan leet?’
14776[regelnummer]
Ga naar margenoot+ ‘Jaet, vrouwe, God weet!’
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Men ne sprekes dan niet mere.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Ic deedt in goede om u, here.’
Die here ginc daer hi den scilt vant.
14780[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Als hine sach, kinde hine thant.
Hi was utermaten blide
Ende hi quam tote Lancelote tien tideGa naar margenoot+
Ende dede hem grote feeste daer nare
14784[regelnummer]
Ende seide dat hi al sine ware.
Dien nacht was Lanceloet met minnenGa naar margenoot+
Te gemake gedaen daer binnen
Ende ruste alse dies noet hadde doeGa naar margenoot+
14788[regelnummer]
Ende sliep toter primetijt toe.
Ende als hi op soude staen,
Men brochte hem nuwe cleder saen.
Ga naar margenoot+ Hi horde messe ende daer naer
14792[regelnummer]
Ginc men sitten eeten daer.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Na den etene nam hi orlof.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14774 wat gi: ‘wat u ook’. 14775 eist... leet: ‘bent u er verontwaardigd over’. 14777 Men... mere: ‘laten wij er niet meer over praten’. 14778 Ic... u: ‘ik deed het met de beste bedoelingen voor u’. 14783 dede... feeste: ‘toonde zich zeer verheugd (over zijn aanwezigheid)’. 14784 al sine: ‘geheel tot zijn (Lanceloets) beschikking’. 14785 met minnen: ‘liefdevol’. 14786 Te gemake gedaen: ‘van al het nodige voorzien’. 14787 alse... hadde: ‘zoals iemand die daar grote behoefte aan had’. 14788 toter primetijt: ‘tot de tijd van het eerste getijde (zes uur 's morgens)’. 14793 orlof: ‘afscheid’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 452]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hine woude niet langer bliven in dat hof,
Nochtan bat mens hem sere.
14796[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Alse op geseten was die here,
Hi nam sinen scilt ende bat daer naerGa naar margenoot+
Datmen hem een spere gave daer
Ende men gaft hem in die hant.
14800[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi seide toter vrouwen thant:
‘Vrouwe, gedinct u vanden gelove
Dat gi mi deedt eer ic hier quam ten hove?’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Jaet.’ Doe seide hi:
14804[regelnummer]
‘Vrouwe, quit u danne jegen mi.’
Si daedt gerne, seide si.
Ga naar margenoot+ Si dede een part sadelen bedi
Ende hiet enen cnape volgen hare.Ga naar margenoot+
14808[regelnummer]
Die here vragede daer nare
Der vrouwen waer si varen soude.
Ga naar margenoot+ Si seide dat si leiden woude
Den here te Cambenoyt toe,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14795 Nochtan... sere: ‘hoewel men hem dat met nadruk vroeg’. 14796 op geseten: ‘op zijn paard gestegen’; here: d.i. Lanceloet. 14801 gedinct... gelove: ‘herinnert u zich de belofte’. 14804 quit... mi: ‘kwijt u dan van uw belofte aan mij’, ‘vervul dan uw belofte aan mij’. 14806 bedi: ‘daarvoor’. 14807 hiet: ‘gelastte’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 453]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14812[regelnummer]
Want si hadt geloeft alsoGa naar margenoot+
Ende hem te toennen die scoenste dinc
Die hi noit gesien hadde niewerinc.
Si voer en wech metten here.
14816[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Si hadde hare bewimpelt sere
Jegen die heyten vander sonnen.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si reden als si hadden begonnen,
Ga naar margenoot+ So dat si een deel na none quamen
14820[regelnummer]
In een dal, dar si vernamen
Enen wel sittenden casteel.
Ga naar margenoot+ Alsire gehinde quamen een deelGa naar margenoot+
Gemoetten si ene joncfrouwe daer bi,
14824[regelnummer]
Die der joncfrouwen vragede waer si
Genen ridder leiden soude.
Si seide: ‘Te Kabenoyt, also houde.’
‘So mindine luttel,’ seide si, ‘bediGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14813 Ende... toennen: hier is si hadt geloeft (vs. 14812) samengetrokken, ‘en (zij had beloofd) hem te laten zien’. Zie P/G, indien Ende als leesaanwijzing wordt geïnterpreteerd, is er geen sprake van samentrekking; in dat geval luidt de vertaling van 14811-2: ‘want zij had (aldus) beloofd hem het mooiste ding te laten zien’. 14816 bewimpelt: ‘gesluierd’. 14818 als... begonnen: ‘zoals zij eerst reden’, vgl. vs. 14616-7: L. volgt de vrouwe. 14819 een deel na none: ‘even na drie uur 's middags’. 14821 sittenden: ‘gelegen’. 14822 Alsire... deel: ‘toen zij er vrij dicht bij kwamen’, zie MNW 2, 1131. 14824 joncfrouwen: d.i. de vrouwe, vgl. het Ofr.: ‘si encontrerent une damoisele qui dist a la dame’, M iv, lxxviii, 44; S v, 105/31-32. 14826 also houde: ‘zo spoedig mogelijk’. 14827 So... luttel: ‘dan houdt u weinig van hem’, ‘dan heeft u niet het beste met hem voor’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 454]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14828[regelnummer]
Gi leitene tere stat daer hi
Sonder scande niet sceden ne sal,
Noch sonder scade, hine hebs geval.’
Ga naar margenoot+ Als sire in quamen, seiden die lieden doe
14832[regelnummer]
In den casteel, daer hijt horde toe:Ga naar margenoot+
‘Here ridder, die kerre beit na u.’
‘Dat en es dirste niet nu,’
Sprac Lanceloet doe al stillekin,
14836[regelnummer]
‘Dat icker op hebbe gesijn.’
Ga naar margenoot+ Si reden dien meesten tor bet naer,Ga naar margenoot+
Dien Lanceloet sere besach daer:
Het was die scoenste, als hem dochte,
14840[regelnummer]
Die in enich lant wesen mochte.
Ga naar margenoot+ Hi horde bi hem ropen tien tide
Een wijf, dochte hem, in die rechte side.Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14829 sceden: ‘vertrekken’. 14830 scade: ‘letsel’; hine hebs geval: ‘als hij (er) geen geluk heeft’. 14833 die... u: ‘de kar wacht op u’. 14834 dirste: ‘de eerste keer’. 14835 al stillekin: ‘zachtjes’. 14837 Si... naer: ‘zij reden naar de grootste toren toe’. 14838 sere: ‘aandachtig’. 14841 bi: ‘vlak bij’. 14842 in... side: ‘aan zijn rechterkant’, ‘rechts van hem’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T14831 Voorafgaand aan Lanceloet bracht Walewein een bezoek aan de Graalburcht. Walewein sloeg er een pover figuur. Hij verspeelde de spijziging door de Graal door vooral oog te hebben voor de schone jonkvrouwe die dit heilige voorwerp in de Graalprocessie droeg. Na een avonturenrijke overnachting werd Walewein op een kar uit het kasteel verwijderd. Vgl. Dl. iv, vs. 3593-4112 en de Inleiding, hfst. 3, par. 4. 14833-6 De kerre waarover de bewoners van de Graalburcht spreken is de kar waarop degene die bij het zien van de Graal oneerbiedig is, zoals Walewein (zie Dl. iv, vs. 3723-86 en 4074-82), tot zijn schande het kasteel wordt uitgereden. Lanceloet denkt hier aan de kar waarop hij eerder in het verhaal (in de proza-Charrette) plaatsnam teneinde naar de koningin geleid te worden. Hij deed dit ondanks het feit dat het vervoerd worden in een kar voor een ridder een grote schande was. Vgl. M ii, xxxvi, 24 en S iv, 162/19-38 en voor de kar als teken van schande M ii, xl, 8-24 en S iv, 215/4 - 218/22. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 455]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hi reet daer wart ende hi vant
14844[regelnummer]
Die selve joncfrouwe tehant
Die Walewein op enen tijt ontvacht,Ga naar margenoot+
Daer hi toe dede al sine macht,
Uut ere cupe te done, ende siGa naar margenoot+
14848[regelnummer]
Riep: ‘Helpe, Sinte Marie!’ Ende: ‘Wi
Sal mi helpen uut deser noet?’
Ga naar margenoot+ Als si sach dat quam Lanceloet,
So riep si op hem sere:
14852[regelnummer]
‘Helpt mi hier uut, lieve here.Ga naar margenoot+
Ic verberne al!’ Hi nam thant
Die joncfrouwe bider hant
Ende hiefse uut metter vart,
14856[regelnummer]
Dat hem niet te pinen ne wart.
Si viel hem te voeten doeGa naar margenoot+
Ende si custe sinen scoe
Ende seide: ‘Lieve here, die tijt
14860[regelnummer]
Moete sijn gebenedijt
Dat gi wart geboren, bedi
Gi hebt uter meester noet geholpen miGa naar margenoot+
Daer noit enich wijf in was.’
14864[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Alsmen wiste die waerheit das,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14845 ontvacht: ‘vergeefs probeerde’. 14846 Daer... macht: ‘terwijl hij zijn uiterste best (ervoor) deed’. 14847 cupe: ‘kuip’; done: ‘halen’, ‘tillen’. 14853 Ic... al: ‘ik verbrand helemaal’. 14856 Dat... wart: ‘wat hem geen enkele moeite kostte’, vgl. MNW 6, 352. 14858 scoe: ‘schoen’. 14859 die tijt: ‘de dag’. 14860 gebenedijt: ‘gezegend’, ‘geprezen’. 14862 meester: ‘grootste’. 14863 noit: ‘ooit’. 14864 das: ‘daarover (over de bevrijding van de jonkvrouwe)’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T14844-7 Zie voor Waleweins mislukte poging de jonkvrouwe uit de kuip met kokend water te tillen Dl. iv, vs. 3601-70. Op die plaats wordt al aangekondigd dat binnen een jaar die beste ridder die leeft (Dl. iv, vs. 3641) de jonkvrouwe zal verlossen. 14857-8 Uit dankbaarheid voor haar bevrijding kust de jonkvrouwe Lanceloets voet, vgl. T bij vs. 11846. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 456]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doe begonste vervullen die zale
Van vrouwen ende joncfrouwen altemale,
Van ridders ende van porters mede,Ga naar margenoot+
14868[regelnummer]
Die alle quamen tier stede,
Die wouden die joncfrouwe besien.
Ende si leidense na dien
In ene capelle daer si sere
14872[regelnummer]
Alle dankeden Onsen Here.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si leiden Lancelote daer naer
In een kerchof onder den tor daer
Ende togeden hem ene tombe tien stonden,
14876[regelnummer]
Daer lettren ane gescreven stonden.
Dit es datter was gescreven:Ga naar margenoot+
‘Dese tombe wart niet op geheven
Eer die lupart hant daer an sal slaen,
14880[regelnummer]
Daer die groete liebart uut sal gaen.
Hi salse op heffen lichtelike
Ende die grote liebart sal sekerlikeGa naar margenoot+
An sconincs dochter gewonnen wesen,
14884[regelnummer]
Daer men int Walsce af mach lesen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14865-6 Doe... altemale: ‘toen begon (de binnenplaats van) het kasteel zich helemaal te vullen met dames en jonkvrouwen’. 14867 porters: ‘stedelingen’, misschien in een ruimere betekenis als ‘niet-ridders’ op te vatten in deze context. 14874 onder den tor: ‘aan de voet van de toren’. 14875 togeden: ‘toonden’; tombe: ‘grafsteen’ (de afdekplaat van een graf). 14876 ane: ‘op’. 14878 geheven: ‘getild’. 14879-80 Eer... gaen: ‘voordat de luipaard hem (de grafsteen) ter hand zal nemen, uit wie de grote leeuw zal voortkomen’. 14881 lichtelike: ‘moeiteloos’. 14883 An... wesen: ‘bij de dochter van de koning verwekt worden’. 14884 Daer [...] af: ‘van wie (nl. van de koning)’; int Walsce: ‘in het Frans (de Franse bron)’, zie T. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T14875-86 In de Lancelot-trilogie komen, met name in de Queste del Saint Graal, veelvuldig dit soort voorspellingen voor, waarin dieren staan voor personages als Artur en Galaät. Soms vinden de ridders een voorspellende inscriptie, zoals hier, soms horen zij voorspellingen van kluizenaars. Deze passage wijst vooruit naar de verwekking van Galaät (die groete liebart) door Lanceloet (die lupart) bij de dochter van koning Pelles, zie vs. 14890-1 en vs. 15091-252. Vgl. ook Kennedy 1986, p. 279. 14883-6 Het Ofr. luidt hier: ‘(et lors sera engendrez li granz lions en) la bele fille au roi de la Terre Forainne’ (M iv, lxxviii, 46; S v, 106/17-18). In de vertaling verschuilt de vertaler zich achter de tekst op de grafsteen. Waarschijnlijk wilde hij het gebruik van de Franse zinsnede Dele Tere Foreine verantwoorden door te verwijzen naar zijn Franse voorbeeld (vs. 14884-6). Hierdoor ontstond echter de opmerkelijke situatie dat een auctoriale opmerking van de vertaler in een inscriptie verpakt werd. Vgl. vs. 11377-8. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 457]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Datmen noemt coninc
Dele Tere Foreine, in waerre dinc.’
Ga naar margenoot+ Lanceloet ne was niet vroet dasGa naar margenoot+
14888[regelnummer]
Wattie lettren meinden als hi ze las.
Ga naar margenoot+ Die ghene seiden, die daer waren bi:
‘Dat siedi, here, alse wane wi,
Daer die lettren af spreken, entrouwen,
14892[regelnummer]
Want wi wetent wel bider joncfrouwenGa naar margenoot+
Die gi dilevereert hebt nu ter tijt,
Dat gi die beste ridder sijt
Diemen nu vint ende sonder genoet.’
14896[regelnummer]
‘Wat wildi dat ic doe?’ sprac Lanceloet.
‘Ic saelt gerne doen’, seide hi.Ga naar margenoot+
Si seiden: ‘Wi willen, here, dat gi
Dese tombe opheft ende siet
14900[regelnummer]
Wat daer onder es ende en lates niet.’
Hi hiefse op doe ende hi vant
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14886 Dele Tere Foreine: zie T; in waerre dinc: ‘waarlijk’. 14887 ne... das: ‘wist niet’. 14888 meinden: ‘beduidden’. 14890 Dat siedi: ‘dat bent u’; 14893 dilevereert: ‘verlost’. 14895 genoet: ‘gelijke’. 14897 hi: d.i. L. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 458]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daer in een vreselic serpent thant,Ga naar margenoot+
Ende dat wreetste dat hi vordien
14904[regelnummer]
Noit te voren hadde gesien.
Ga naar margenoot+ Alst sach dat vor hem was Lanceloet,Ga naar margenoot+
Het warp vier uut doe so groet
Ende verbernede daer ter stedeGa naar margenoot+
14908[regelnummer]
Sinen wapenroc ende sinen halsberch mede.
Ga naar margenoot+ Het warp hem uten putte daer naer
In midden vanden kerchove daer,
Ga naar margenoot+ So dattie bome begonsten sciere
14912[regelnummer]
Te verbernen vanden heyten viere.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Die daer binnen waren vloen
Ende clommen ten venstren om dat doen.
Ga naar margenoot+ Lanceloet decte hem metter vart
14916[regelnummer]
Metten scilde ende ginc daer wart,
Alse die engene avonture doeGa naar margenoot+
Hem en ontsach die hem quam toe.
Ende dat serpent warp uut thant
14920[regelnummer]
Gevenijnt vier, also dattie brant
Sinen scilt buten al verbrande.
Ende Lanceloet staect so sere thandeGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14902 vreselic serpent: ‘angstaanjagende draak’. 14903 wreetste: ‘kwaadaardigste’. 14906 Het... groet: ‘spuwde het zeer veel vuur’. 14908 wapenroc: ‘overkleed’; halsberch: ‘maliënkolder’ (zie T bij vs. 13424). 14909 warp hem: ‘werkte zich’. 14910 In... kerchove: ‘midden op het kerkhof’. 14911 sciere: ‘onmiddellijk’. 14912 vanden... viere: ‘door het hete vuur’. 14913 daer binnen: nl. op het kerkhof; vloen: ‘vluchtten (de toren in)’. 14914 Ende... doen: ‘en gingen naar boven naar de ramen vanwege die gebeurtenis (de draak die uit de tombe komt)’. Vgl. het Ofr.: ‘Et cil de laienz tornent en fuie et montent as fenestres en haut por veoir conment il sera’ (M iv, lxxviii, 47; S v, 106/30-32). 14915 decte hem: ‘beschermde zich’. 14917 engene avonture: ‘geen enkele gevaarlijke situatie’. 14918 Hem en ontsach: ‘vreesde’; quam toe: ‘overkwam’. 14920 Gevenijnt vier: ‘giftig vuur’; dattie brant: ‘dat het vuur’. 14921 buten: ‘aan de buitenkant’. 14922 staect: ‘stak het (d.i. de draak)’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 459]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Metter glavyen in sine borst
14924[regelnummer]
Dat si den serpente ginc sonder vorst
Doer den lichame ende dat hout mede.
Ende het sloech op derde tier stede
Metten vlogelen slage groet,Ga naar margenoot+
14928[regelnummer]
Alse dat was gewont ter doet.
Daer na hi hem sulc enen slach gaf
Dat hem dat hoeft vloech af.
Ga naar margenoot+ Die ridders quamenre toe daer naer
14932[regelnummer]
Om Lancelote te helpene daer.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Alsi saegen dat serpent was doet,
Si toenden hem doe bliscap groet.
Daer quamen doe binnen, entrouwen,
14936[regelnummer]
Ridders, vrouwen ende joncfrouwen
Ende deden hem grote feeste.Ga naar margenoot+
Si riepen alle, minste ende meeste,
Dat hi wel moeste comen wesen
14940[regelnummer]
Ende leidene int paleys na desen.
Binnen dien quam daer sonder waen
Een ridder met vele ridders gegaenGa naar margenoot+
Ende hi was die scoenste man
14944[regelnummer]
Die Lanceloet gesien hadde vor dan.
Ga naar margenoot+ Alse die van binnen worden geware
Dattie coninc gegaen quam dare,
Si stonden op ende seiden na dien:Ga naar margenoot+
14948[regelnummer]
‘Here, hier mogedi den coninc sien.’
Lanceloet stont op met desen
Ende hietene wellecome wesen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14923 glavyen: ‘(metalen) punt van de lans’. 14924 sonder vorst: ‘direct’. 14925 dat hout: ‘het houten gedeelte van de lans’. 14927 vlogelen: ‘vleugels’. 14928 Alse dat: ‘alsof het’. 14929 hem: d.i. de draak. 14934 Si... groet: ‘toen toonden zij zich zeer verheugd om hem (vanwege zijn daad)’. 14935 binnen: nl. op het kerkhof. 14937 Ende... feeste: ‘en (zij) betoonden hem veel eer’. 14938 minste ende meeste: ‘klein en groot’, ‘laag en hoog (van aanzien)’. 14944 vor dan: ‘tot op dat moment’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 460]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die coninc groettene weder doe
14952[regelnummer]
Ende helsedene sere toe.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Wi hebben u begart lanc.
Nu hebben wi u, God danc.
Wi hadden uwer coemste groten noet:
14956[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Onse lant es verwoest al bloet,
Die arme lieden hebben verloren alGa naar margenoot+
Hare lantwinninge, groet ende smal,
Ende het ware wel tijt nu mere
14960[regelnummer]
Dat hem ware, wilt Onse Here,
Hare verlies verset van haren goede,
Dies si nu in dese aermoedeGa naar margenoot+
Grote breke hadden menich jaer.’
14964[regelnummer]
Si gingen beide sitten daer.
Doe vragede hem die coninc dasGa naar margenoot+
Hoe hi hiete ende wie hi was.
Ga naar margenoot+ ‘Ic bem Lanceloet,’ antworde hi.Ga naar margenoot+
14968[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Doe seide die coninc: ‘Segt mi,
Lieve vrient, was u vader dan
Die coninc Ban, die goede man
Die van rouwen starf?’ Doe seide hi:
14972[regelnummer]
‘Ja hi.’ Die coninc seide: ‘So bem ic seker daer biGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14952 Ende... toe: ‘en omhelsde hem bovendien hartelijk’. 14953 Wi ...lanc: ‘wij hebben lang naar u uitgezien’. 14954 Nu... u: ‘nu bent u bij ons’. 14955 uwer... noet: ‘grote behoefte aan uw komst’. 14956 al bloet: ‘tot het helemaal kaal was’. 14958 lantwinninge: ‘oogst’, vgl. MNW 4, 150 bij 2a; groet ende smal: ‘helemaal’. 14959 nu mere: ‘nu’. 14960-1 Dat... goede: ‘dat hun, indien God het wil, het verlies van hun bezittingen vergoed zou worden’. 14962 Dies: ‘waardoor (door het verlies)’. 14963 Grote... hadden: ‘veel gebrek leden’. 14972 So... bi: ‘dan ben ik er daardoor van overtuigd’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 461]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat bi u ochte bi dinge
Die van u sal comen sonderlinge
Sal dit lant dilevereert wesen
14976[regelnummer]
Vanden vremden avonturen na desen
Die hier bi dage ende bi nachte gescien,Ga naar margenoot+
Alse wi alle dage moegen sien.’
Ga naar margenoot+ Mettien quam ene oude vrouwe daer,
14980[regelnummer]
Die wel sceen hebben C jaer,
Ende sprac den coninc in nauwen rade
Ende vrageden wat men best daedeGa naar margenoot+
Metten riddre die daer was doe,
14984[regelnummer]
Die hem God hadde gesint toe.
‘Ic ne weet,’ antworde die coninc,
‘Sonder datmen doe ene dinc:
Dattie ridder hebbe stilleGa naar margenoot+
14988[regelnummer]
Mire dochter te sinen wille.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14974 sonderlinge: ‘in het bijzonder’. 14975 dilevereert: ‘verlost’. 14980 hebben C jaer: ‘honderd jaar oud’. 14981 in nauwen rade: ‘onder vier ogen’, ‘in diep geheim’, vgl. MNW 6, 970-1 bij 9 en zie T. 14986 Sonder: ‘behalve’; doe: ‘zal moeten bewerkstelligen’. 14987 stille: ‘in het geheim’. 14988 te sinen wille: ‘tot zijn beschikking’ (om gemeenschap met haar te hebben). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T14981 Het Ofr. (M iv, lxxviii, 49) vertelt hier veel uitgebreider dan het Mnl. dat de oude vrouw onder vier ogen met de koning spreekt: ‘si apele le roi, si li dist: “Sire, je voil a vos parler.” Li rois se part de Lancelot et commande a ses chevaliers qu'il li facent compaingnie et il dient que si feront il. Lors s'en vait o la dame en une chambre et ele li dist, quant il fu assis’ (vgl. S v, 107/23-26). Zie Besamusca 1991, p. 83-89. 14988 De naam van Pelles' dochter (de jonkvrouwe die de Graal draagt in de Graalprocessie zolang zij maagd is) wordt in deze episode niet genoemd. Eerder in het verhaal heet zij ‘Amite’, vgl. M vii, viiia, 8 en S iii, 29/10-11. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 462]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Hine salre willen niet
Hebben, gevalt datmense hem biet,
Want hi mint so over sere
14992[regelnummer]
Des conincs Arturs wijf, lieve here,Ga naar margenoot+
Hine wille gene andre dan hare.
Ga naar margenoot+ Dus bedarf datmenre toe vare
So vroedelike, seggic u,
14996[regelnummer]
Dat hijs niet worde geware nu.’
Ga naar margenoot+ ‘Nu doet dan met deser dincGa naar margenoot+
Also als u goet dinct,’ sprac die coninc.
‘Laet mi,’ seit si, ‘gebruken daer mede.
15000[regelnummer]
Ic sal wel doen dese besichede.’
Die coninc quam in die zale weder
Ende sat bi Lancelote nederGa naar margenoot+
Ende hilt jegen hem vele spraken
15004[regelnummer]
Van enen ende van andren saken.
Doe vragede Lanceloet den coninc des
Hoe hi hiete ende hi seide: ‘Pelles’,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W14990 gevalt... biet: ‘indien men haar aanbiedt aan hem’. 14991 over: ‘buitengewoon’. 14994 bedarf: ‘is het nodig’; datmenre toe vare: ‘dat men daarbij te werk gaat’. 14995 So vroedelike: ‘op een zo listige wijze’. 14996 Dat... nu: ‘dat hij het (nl. dat hij slaapt met Pelles' dochter en niet met de koningin) niet zal bemerken’. 14999 gebruken: ‘begaan’, ‘mijn gang gaan’, vgl. MNW 2, 1018-9. 15000 Ic... besichede: ‘ik zal deze zaak tot een goed einde brengen’. 15003 Ende... spraken: ‘en sprak veel met hem’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 463]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende dat tconincrike horden toeGa naar margenoot+
15008[regelnummer]
Datmen in Walsche hiet Terre Foreine doe.
Ga naar margenoot+ Alsi dus sitten ende spreken van dien
Heeft Lanceloet ene duve versien
Dore ene venstre comen daer in.
15012[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Dat was die duve, noch meer noch min,Ga naar margenoot+
Die mijn here Walewein daer sach
In enen tide dat hi daer lach.
Si droech in haren bec openbaerlike
15016[regelnummer]
Een scone wiroec vat ende rike.
Ende als dit was, so wart die zaleGa naar margenoot+
Daer binnen vervult altemale
Metten soetsten roke dat hem dochte
15020[regelnummer]
Dat enich man gepensen mochte.
Ende alle die daer waren swegen vort,
Dat daer niemen en sprac een wort,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15007 Ende... toe: ‘en (hij zei) dat het koninkrijk hem toebehoorde’. 15008 Datmen... hiet: ‘dat men in het Frans noemde’, zie T. 15010 duve: ‘duif’. 15012 noch meer noch min: ‘precies dezelfde’. 15014 dat... lach: ‘toen hij daar was’. 15015 openbaerlike: ‘duidelijk zichtbaar’. 15016 rike: ‘kostbaar’. 15017 als dit was: ‘toen dit gebeurde’. 15018 altemale: ‘helemaal’. 15019-20 Metten... mochte: ‘met de lieflijkste geur die, naar hij meende, iemand zich voorstellen kon’. 15022 Dat: ‘zodat’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15008 Deze uitleg, die alleen voor het publiek van de vertaling zinnig is, ontbreekt vanzelfsprekend in het Ofr. (M iv, xxxviii, 50; S v, 107/38). Net als bij vs. 14884-6 laat de dichter Terre Foreine onvertaald. Hij verantwoordt het gebruik van de Franse naam door te vermelden dat men Pelles' koninkrijk in Walsche zo noemt. Ook hier treedt hij daarbij niet als vertaler/verteller op de voorgrond, maar verschuilt hij zich achter de woorden van een personage, die hier in de indirecte rede weergegeven worden. Vgl. T bij vs. 11377-8 en 14883-6. 15010-4 Het verschijnen van de duif, die geldt als symbool van de Heilige Geest (zie Lurker 1983, p. 683), kondigt hier de komst van de Graal aan. Bij Waleweins bezoek komt de duif ‘uut ere camere’ (Dl. iv, vs. 3704), terwijl zij hier door een raam naar binnen komt. Zie Dl. iv, vs. 3703-3718 en T bij vs. 14831. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 464]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Mar elc knielde alse hi vernam
15024[regelnummer]
Dattie duve daer binnen quam.
Ga naar margenoot+ Si keerde in ene camere doe.
Doe sprongen die seriante dar toeGa naar margenoot+
Ende decten die tafle haestelike.Ga naar margenoot+
15028[regelnummer]
Si saeten daer alle gemeenlike,
Datter nieman toe sprac een wort,
Ende men riep daer nieman om eten vort.
Dies wonderde Lanceloet sere,
15032[regelnummer]
Mar hi dede no min no mereGa naar margenoot+
Alse hi den andren sach doen daer.
Ga naar margenoot+ Hi sat vorden coninc daer naer
Ende hi sachse wesen al
15036[regelnummer]
In bedingen, groet ende smal.
Ga naar margenoot+ Daer quam uter cameren na dienGa naar margenoot+
Ene joncfrouwe, die hadde wel besien
Min here Walewein alse hi daer was.
15040[regelnummer]
Si was so scone, als ict las,
Ende so hebbelijc daer bi,
Dat Lanceloet doe seide dat hiGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15025 keerde: ‘vloog weg’. 15026 seriante: ‘bedienden’. 15028 gemeenlike: ‘samen’. 15029 Datter: ‘terwijl er’. 15030 Ende... vort: ‘en men riep daar niemand om het eten te brengen’. 15031 Dies wonderde: ‘dit verbaasde’. 15034 vorden: ‘tegenover de’. 15036 bedingen: ‘gebed’; groet ende smal: ‘iedereen’. 15038-9 die... Walewein: ‘die door mijn heer Walewein aandachtig was bekeken’. 15040 als ict las: ‘naar ik (in mijn bron) las’. 15041 hebbelijc: ‘elegant’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15038-9 Zie Dl. iv, vs. 3727-3776 en T bij vs. 14831. 15040 als ict las: deze verwijzing naar de bron ontbreekt in het Ofr., vgl. M iv, lxxviii, 51; S v, 108/11. 15040-46 De vrouwe die Lanceloet naar de Graalburcht bracht, beloofde hem: Ic sal u morgen tonen [...] Die scoenste dinc die gi hebt gesien (vs. 14613-4). Hoewel Lanceloet op dit moment denkt dat zij over deze jonkvrouwe sprak, kan zij ook de Graal bedoeld hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 465]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Noch soe scone wijf sach negene,
15044[regelnummer]
Sonder sire vrouwen allene,
Ende seide dat si hem wel seide waer,
Die ghene diene brachte daer.
Ga naar margenoot+ Hi sach dat si gedraegen brochteGa naar margenoot+
15048[regelnummer]
Een vat dat hem wesen dochte
Talre rijcste dat hi vordien
Noit te voren hadde gesien.
Ende Lanceloet dochte das
15052[regelnummer]
Dat in keelcs wise gemaect was,Ga naar margenoot+
So dat hem wel daer bi dochte
Dat helege dinc wel wesen mochte.
Ga naar margenoot+ Hi leide sine hande doe bede
15056[regelnummer]
Te gadere ende neech oec mede.
Ende alse die joncfrouwe inden rincGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15043 Noch... negene: ‘tot nu toe geen zo knappe vrouw zag’. 15044 Sonder: ‘uitgezonderd’. 15045 wel... waer: ‘zeker de waarheid vertelde’. 15046 Die... daer: te verbinden met si (vs. 15045). 15047 gedraegen brochte: ‘meedroeg’. 15048 vat: ‘schaal’. 15049 rijcste: ‘kostbaarste’. 15052 in keelcs wise: ‘in de vorm van een kelk’. 15054 Dat helege dinc: ‘dat het een heilig voorwerp’. 15056 neech: ‘boog (het hoofd)’. 15057 rinc: ‘kring’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15048-71 Dit kostbare vat is de Graal, symbool van Christus' aanwezigheid, die degenen die hem aanschouwen (geestelijk) voedsel verstrekt. In de Lancelot en prose wordt de Graal gezien als de kelk die bij het Laatste Avondmaal gebruikt werd en waarin Jozef van Arimathea later het bloed van de gekruisigde Christus opving. Zie Frappier 1959, Loomis 1959 en Lacy 1986, p. 257-260. 15057-8 In de vertaling wordt meer dan in het Ofr. de suggestie gewekt dat de tafels in een kring staan, een soort ronde tafel vormen, zie ook vs. 15070 en vgl. M iv, lxxviii, 51, 52; S v, 108/19 en 108/24. In andere Graalteksten wordt de tafel in de Graalburcht gezien als een voorloper van de Ronde Tafel, zie bijv. Jacob van Maerlants Merlijn, ed.-Sodmann 1980, vs. 6940-7150. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 466]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vor alle die taflen ginc,
Elc, tirst dat hi sach dat,
15060[regelnummer]
Knielde vor dat helichge vat
Ende Lanceloet, hi dede also.
Die taflen worden vervult doeGa naar margenoot+
Van goeder ende van riker spisen
15064[regelnummer]
Diemen niet mach volprisen
Ende dat paleys wart vervolt tier ure
Met alsoe soeter roeke al dore
Ocht alle die specien waren daerGa naar margenoot+
15068[regelnummer]
Diemen vonde verre ende naer.
Alse die joncfrouwe hadde gegaen
Ene warf omme, si keerde saen
In die camere daer si ute ginc.
15072[regelnummer]
Doe sprac tote Lancelote die coninc:Ga naar margenoot+
‘Ic hadde om u groete sorge nu,
Dattie gracie Ons Heren ane u
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15059 tirst... dat: ‘zodra hij het (dat helichge vat) zag’. 15061 also: ‘hetzelfde’. 15062 vervult: ‘gevuld’. 15063 riker: ‘heerlijke’. 15064 volprisen: ‘ten volle roemen’. 15065 vervolt: ‘gevuld’, deze vormvariant van vullen is in de tekst ongebruikelijk; ure (hs vre) rijmt hier op dore (hs dore), hetgeen als onzuiver rijm aangemerkt kan worden. 15066 soeter: ‘heerlijke’; roeke: ‘geur’; al dore: ‘helemaal’. 15067 specien: ‘specerijen’. 15068 verre ende naer: ‘ver weg en dichtbij’, ‘ter wereld’. 15074 gracie Ons Heren: ‘genade Gods’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15067-8 specien: men kende in de middeleeuwen specerijen als kruidnagel, kaneel, gember, peper, nootmuskaat, die van ver (het Midden-Oosten) aangevoerd werden. Daarnaast gebruikte men de inheemse kruiden, zoals dille, peterselie, salie, tijm, selderie. Vgl. Van Winter 1976, p. 9-24. 15073-6 Vgl. Dl. iv, vs. 3727-3786 en T bij vs. 14831. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 467]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gefalgiert soude hebben, als si dede
15076[regelnummer]
An Waleweine ter selver stede.’
Ga naar margenoot+ Lanceloet seide: ‘Het en bedarf nietGa naar margenoot+
Dat Onse Here, diet al siet
Ende so goedertiere es, dat hi
15080[regelnummer]
Op sinen sondare altoes gram si.’
Na etene die coninc vragede
Lancelote hoe hem behagedeGa naar margenoot+
Vanden vate dat die joncfrouwe brochte.
15084[regelnummer]
Lanceloet seide dat hem dochte
Dat hi noit en hadde vordien
Also scone joncfrouwe gesien.
Ga naar margenoot+ ‘Van vrouwen ne seggic niet,’ sprac Lanceloet.Ga naar margenoot+
15088[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Doe pensede die coninc al bloet
Om die dinc die hem was gedaen
Vander coninginnen Genevren verstaen.
Ga naar margenoot+ Mettien tote Abrisane ginc,
15092[regelnummer]
Sire dochter meestersen, die conincGa naar margenoot+
Ende seide hoe hem al bloet
Van sire dochter antworde Lanceloet.
‘Here, ic wist wel,’ seide si saen,
15096[regelnummer]
‘Ontbeit, ic salne spreken gaen.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15075 Gefalgiert: ‘voorbijgegaan’. 15077 Het... niet: ‘het is niet nodig’. 15078-9 diet... es: ‘die alles ziet en zo barmhartig is’. 15080 sondare: ‘zondaars’; gram: ‘kwaad’. 15081 Na etene: vermoedelijk is hier een woord weggevallen, men leze in dat geval Na den etene. 15083 dat... brochte: ‘dat de jonkvrouwe het bracht’. 15087 Van... niet: ‘over vrouwen (i.t.t. jonkvrouwen, vgl. vs. 12993-13054) spreek ik niet’. 15088 al bloet: ‘direct’. 15092 meestersen: ‘gouvernante’, ‘gezelschapsdame’. 15093 al bloet: ‘onomwonden’. 15096 Ontbeit: ‘wacht’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15091 Abrisane: deze gezelschapsdame van Pelles' dochter heet in het Ofr. ‘Brisane’ (vgl. M iv, lxxviii, 53; S v, 108/38 en n. 7). Waarschijnlijk ligt een verlezing van ‘a brisane’ (vgl. M: ‘Si vient a Brisane’) als ‘abrisane’ ten grondslag aan de naamsverandering op deze plaats. Verderop in de vertaling wijkt de naam niet van het Ofr. af (zie vs. 15139, 15155, 15183). M iv, lxxviii, 53 vermeldt hier ook dat Brissane dezelfde persoon is als de oude vrouw die eerder Pelles sprak (zie vs. 14979-15000). In vs. 15106 duidt de corrector deze dame met joncfrouwe aan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 468]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Si ginc tote hem ende vrageden daer nareGa naar margenoot+
Ocht hi wiste enichge niemare
Van Artur den coninc; ende hi seide
15100[regelnummer]
Dat hire af wiste die waerheide.
‘Here’, seit si, ‘ic ne wille u
Om die coninginne niet vraegen nu,Ga naar margenoot+
Bedi ic sachse hets onlanc.’
15104[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Alse hise nomen horde, hi verspranc
Van bliscapen ende seide nadien:
Ga naar margenoot+ ‘Waer hebbedise dan gesien?’
‘Ic sachse’, seget si, ‘sonder gilen,Ga naar margenoot+
15108[regelnummer]
Henen omtrent II milen,
Tere stat daer si te nacht liggen sal.’
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Gi speelt met mi al.’
Si seide: ‘Ic en doe, entrouwen,
15112[regelnummer]
Ende, om u minne, wildise scouwen,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15098 niemare: ‘nieuws’. 15099-100 ende... waerheide: ‘en hij vertelde de waarheid voor zover hij ervan (van de koning) wist’. 15103 hets onlanc: ‘kort geleden’. 15104 nomen: ‘noemen’; verspranc: ‘sprong op’, zie MNW 8, 2523 bij 1. 15107 gilen: ‘gekheid’. 15108 Henen... milen: ‘omstreeks twee mijl hier vandaan’. 15109 te nacht: ‘vannacht’; liggen: ‘verblijven’. 15110 Gi... al: ‘u houdt mij voor de gek’. 15111 Ic... entrouwen: ‘dat doe ik niet, eerlijk (niet)’. 15112 om u minne: vanwege de ambiguïteit van u minne zijn twee vertalingen mogelijk: ‘vanwege mijn welwillendheid ten opzichte van u’ en ‘omwille van uw genegenheid voor mij’. In het Ofr. (M iv, lxxviii, 53; S v, 109/9-10) ontbreekt een corresponderende zinsnede; scouwen: ‘zien’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 469]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ic salse u tonen, volget mi.’
‘Ic salt gerne doen,’ seide hi.
Si ginc toten coninc saen
15116[regelnummer]
Ende seide hem hoe si hadde gedaen.
‘Doet uwer dochter op sitten ter vartGa naar margenoot+
Ende doetse voren ter Quassen wart,
Dats ten naesten casteel dien gi
15120[regelnummer]
Iewerinc hebt hier bi,
Ende doetse daer slapen gaen
In een scoen, rijc bedde saen.Ga naar margenoot+
Ende wi sullen comen naer,
15124[regelnummer]
Ic ende Lanceloet, daer
Ende ic sal hem gewagen des
Dat dat die coninginne es.
Ende ic sal hem dranc drinken geven:Ga naar margenoot+
15128[regelnummer]
Als hine heft beseven
In sine herssene, hi sal
Dan doen minen wille al.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15116 hoe... gedaen: ‘hoe het haar was vergaan’. 15117 op sitten: ‘te paard stijgen’. 15118 voren: ‘brengen’. 15119 Dats: ‘dat wil zeggen’, vgl. Stoett, par. 49, opm. 11; naesten: ‘dichtstbijzijnde’. 15120 Iewerinc [...] hier bi: ‘ergens in deze omgeving’. 15122 rijc: ‘kostbaar’. 15123 naer: ‘later’. 15125 gewagen des: ‘vertellen’. 15128 beseven: ‘opgenomen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15118 Het kasteel dat hier met (ter) Quasse(n) wordt aangeduid, heet in het Ofr. (M iv, lxxviii, 53) ‘la Quasce’, zie ook S v, 109/14. Het wordt later in het verhaal nogmaals genoemd als Lanceloet aan zijn nacht met Pelles' dochter herinnerd wordt, zie M v, xciii, 34; S v, 251/38; J Bk. ii, vs. 25733. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 470]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In desen manieren sal van dien
15132[regelnummer]
Onse begerte moegen gescien.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Die coninc sindese en wech daer nare
Ende wel XX ridders met hare.
Men dede die zale wardelike
15136[regelnummer]
Berecken ende herde rikelike.
Ende daer na, alst donker nacht was,Ga naar margenoot+
Quam Lanceloet daer, als ict las,
Ende Brissame leidene thant
15140[regelnummer]
In die camere daer si die ridders vant,
Diene hieten wellecome wesen
Ende ontwapendene na desen.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Die vrouwe beval ere joncfrouwen
15144[regelnummer]
Diere si daer toe woude betrouwen,
Als hi heyschen soude drinken,
Dat si den dranc soude scinken
Dien si hadde daer toe gemaectGa naar margenoot+
15148[regelnummer]
In enen cop wel geraectGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15132 Onse... gescien: ‘onze wens vervuld kunnen worden’. 15135 zale: ‘het kasteel’; wardelike: ‘prachtig’. 15136 berecken: ‘inrichten’, ‘versieren’; herde rikelike: ‘op zeer kostbare wijze’. 15138 als ict las: ‘naar ik (in mijn bron) las. 15142 ontwapendene: ‘hem van zijn wapenrusting ontdeden’. 15144 Diere... betrouwen: ‘op wie zij wat dat betreft wilde (kon) vertrouwen’. 15145 Als... drinken: ‘(dat) wanneer hij iets te drinken zou vragen’. 15147 si: d.i. Brissane. 15148 cop wel geraect: ‘fraaie beker’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15143-50 Het Ofr. beschrijft uitgebreider (in de vorm van een dialoog) hoe Brissane een vertrouwelinge de drank geeft die deze Lanceloet moet inschenken, zie M iv, lxxviii, 55; S v, 109/31-35, vgl. Besamusca 1991, p. 85-89. Brissane geeft Lanceloet overigens geen liefdesdrank, maar een zinsbegoochelend middel dat het eenvoudiger maakt hem te misleiden. Hij mag immers niet meteen ontdekken dat hij niet bij de koningin, maar bij Pelles' dochter in bed stapt, vgl. vs. 15170-84. Zie ook Méla 1984, p. 335 en Kennedy 1986, p. 285. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 471]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende dat si Lancelote dan daer ave
Ende niemen els drinken ne gave.
Alse Lanceloet ontwapant was,
15152[regelnummer]
Hi hadde dorst ende vragede dasGa naar margenoot+
Waer sijn vrouwe was, die coninginne.
Si was te haerre camere inne
Antworde hem die Brissane.
15156[regelnummer]
‘Ende si slaept al nu, ic wane.’
Ga naar margenoot+ Lanceloet heyschede den wijn doe.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Die joncfrouwe die was geleert daer toe
Scincte hem vanden dranke dar,
15160[regelnummer]
Alst hare bevolen was. Ende hi was clar,
Recht alse ene fonteine in scine,
Ga naar margenoot+ Gevaruwet gelijc den wine.Ga naar margenoot+
Hi hadde dorst ende die vrouwe beval
15164[regelnummer]
Hem dat hi den nap uut dronke al:
‘Het sal u goet doen sekerlike,
Ga naar margenoot+ Gine dronct in langen des gelike.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15150 niemen els: ‘niemand anders’; 15151 ontwapant: gebruikelijk is ontwapent. 15154 te... inne: ‘in haar kamer’. 15155 die: lees doe. 15156 ic wane: ‘denk ik’. 15157 heyschede: ‘vroeg om’. 15158 die... toe: ‘die opdracht daartoe gehad had’. 15160 clar: ‘helder’. 15161 Recht... scine: ‘net als (het water van) een bron qua uiterlijk’. 15162 Gevaruwet: ‘gekleurd’. 15164 nap: ‘beker’; uut... al: ‘helemaal leegdronk’. 15166 Gine... gelike: ‘u hebt lange tijd niets vergelijkbaars (geen even smakelijke drank) gedronken’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 472]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Hi nam den nap ende dranc so sereGa naar margenoot+
15168[regelnummer]
Dat hine uut dranc ende heyschts mere.
Men brochts hem meer ende hi dranc
Ende hi verwandelde eer iet lanc.
Ende hi vragede daer nare
15172[regelnummer]
Waer sijn vrouwe die coninginne ware.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si sach op hem ende wart geware das
Dat hi een deel verwandelt was,
Want hine wiste niet doe
15176[regelnummer]
Waer hi was ende waende toe
Hebben geweest te Kamsloet.Ga naar margenoot+
Aldus was verdoelt Lanceloet.
Ende hem dochte oc doe oppenbaer
15180[regelnummer]
Dat hi doe sprac jegen die vrouwe daer
Die met sire vrouwen alden dach,
Die coninginne, te sine plach.Ga naar margenoot+
Brissane besagene wel ende haer dochte
15184[regelnummer]
Datmenne wel bedriegen mochte.
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Here,’ na desen,
‘Mijn vrouwe mach wel in slape wesen.
Waer omme ne gaedi tot hare niet?’Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 473]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15188[regelnummer]
Hi seide: ‘Om dat si mi niet en ontbiet,
Sone willicker niet gaen.
Ga naar margenoot+ Ontbode si mi, ic ginger saen.’
Ga naar margenoot+ Die vrouwe seide daer nare:
15192[regelnummer]
Ga naar margenoot+ ‘Gi sulter sciere of horen niemare.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si ginc diere gelike daer binnen
Ocht si sprake der coninginnen
Ende si quam weder ende seide: ‘Nu
15196[regelnummer]
Gaet, here, mijn vrouwe ontbiedt u.’
Ga naar margenoot+ Hi ontcleedde hem ende ontscoyede hem ter vartGa naar margenoot+
Ende ginc thant te bedde wart
Ende lach op tbedde bider joncfrouwen daer,
15200[regelnummer]
Alse die wel waende over waer
Dat sijn vrouwe ware, die coninginne.
Ende si, die in haeren sinneGa naar margenoot+
Els negene dinc en begarde dan si
15204[regelnummer]
Den genen mochte hebben daer bi
Daer al ridderscap bi verlicht was,
Si was herde blide das
Ende ontfingene blidelike.Ga naar margenoot+
15208[regelnummer]
Ende hi was blide dies gelike,
Went hi blide te sine plachGa naar margenoot+
Als hi bi sire vrouwen lach.
Ga naar margenoot+ Dus waren te gadere gelegen daer
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15189 Sone: ‘daarom’. 15192 sciere... niemare: ‘direct bericht over krijgen’. 15194 diere gelike: ‘op een zodanige wijze’. 15197 ontscoyede hem: ‘deed zijn schoenen uit’. 15200 Alse... waer: ‘in de stellige overtuiging’. 15202 sinne: ‘hart’. 15203 Els ... begarde: ‘niets anders wilde’; dan: ‘dan dat’, vgl. Stoett, par. 150, opm. iv. 15205 Daer... was: ‘die aan het hele ridderschap luister bijzette (meer glans gaf)’. 15208 dies gelike: ‘eveneens’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 474]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15212[regelnummer]
Die beste ridder, dat es claer,Ga naar margenoot+
Ende die scoenste die mochte wesen,
Ende oc die scoenste joncfrouwe tote desen
Ende vanden meesten geslachte toe
15216[regelnummer]
Datmen iewerinc hadde vonden doe.
Mar die meininge van hem bedenGa naar margenoot+
Waeren herde verre versceden,
Want sine deet niet om sine scoenhede,
15220[regelnummer]
Noch om lust van har an vleessche mede,
Mar om vrucht tontfane
Daer al tlant soude winnen ane.Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15212 claer: ‘zeker’. 15214 Ende... desen: ‘en daarbij de jonkvrouwe die ook de mooiste was’. 15215 vanden... toe: ‘en bovendien van het aanzienlijkste geslacht’. 15216 iewerinc: ‘ergens’. 15217 meininge: ‘bedoelingen’; hem beden: ‘hen beiden’. 15218 Waeren... versceden: ‘lagen zeer ver uit elkaar’, ‘waren zeer verschillend’. 15220 Noch... mede: ‘noch vanwege haar vleselijke lust’. 15221 vrucht tontfane: ‘de vrucht (het kind) te ontvangen’, ‘om zwanger te worden’. 15222 Daer... ane: ‘waar het hele land baat bij zou hebben’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15215-6 Net als het Ofr. (M iv, lxxviii, 57; S v, 110/26-27) roemt de vertaling hier de afkomst van Pelles' dochter. Zij stamt uit het geslacht van Jozef van Arimathea, dat van de Graalhoeders. In Galaät komt dit geslacht samen met dat van David en Salomon, waaruit Lanceloet stamt, zie Leupin 1982, p. 62-66. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 475]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende al tlant souder om comen mede
15224[regelnummer]
Weder in sine irste scoenhede,
Dat verwildert ende verwoest was herde
Bi den droven slage van enen swerde,
Alsmen sal horen waleGa naar margenoot+
15228[regelnummer]
In die queste vanden Grale.
Ende Lanceloet begarde hare
In andre maniere, dats openbare,
Want hine begaretse niet
15232[regelnummer]
Om hare scoenhede, diet wel besiet,Ga naar margenoot+
Mar om dat hi waende das
Ga naar margenoot+ Dat sijn vrouwe die coninginne was.
Ende bi diere vergaderinge sonder waen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15223-4 Ende... scoenhede: ‘het hele land zou erdoor (door het kind) weer in zijn oorspronkelijke schoonheid hersteld worden’. 15225-6 Dat... swerde: te verbinden met tlant, vs. 15223. 15225 herde: ‘zeer’. 15226 droven: ‘rampzalige’. 15228 die... Grale: ‘(het verhaal van) de zoektocht naar de Graal’. 15230 openbare: ‘zeker’, ‘duidelijk’. 15232 diet wel besiet: ‘indien men het goed bekijkt’, zie voor deze uitdrukking Stoett, par. 62 en MNW 2, 151. 15235 vergaderinge: ‘geslachtsgemeenschap’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15223-8 De vertaling en het Ofr. (M iv, lxxviii, 57; S v, 110/31-32) wijzen hier vooruit naar het volgende deel van de trilogie, de Queeste vanden Grale. In die tekst wordt uitgelegd hoe een slag met Davids zwaard de verwoesting van een groot gebied teweegbracht, zie S vi, 146/27 - 147/16, ed.-Pauphilet 1949, p. 204-5 en J Bk. iii, vs. 8037-76. Ook in de Estoire dou Saint Graal wordt een verslag van deze rampzalige gebeurtenis gegeven, zie S i, 290/1-27. Het herstel van de oorspronkelijke schoonheid van het land - aangekondigd in vs. 15223-4 - wordt in de Lancelot en prose niet beschreven. 15234 Het Ofr. legt hier zeer omstandig uit dat de geslachtsgemeenschap van Lanceloet en Pelles' dochter weliswaar zondig was, maar dat God hen niet zal veroordelen vanwege het heil dat het kind, dat hier verwekt wordt, zal brengen voor het land. Vgl. M iv, lxxviii, 57; S v, 110/33 - 111/1. Zie ook Méla 1984, p. 334-336. 15235-41 De vertaling zegt dat het geluk en de voorspoed die Galaät zal brengen het land voorspeld waren. Het Ofr. mist hier het aspect voorspelling. Het hanteert overigens een beeldspraak die in de vertaling ontbreekt: M iv, lxxviii, 57: ‘si lor donna tel fruit engendrer et concevoir que por la flor de virginité qui iluec fust corrumpue et violee fu recouvree une autre flor de cui bien et de cui tandror mainte terre fu replenie et rasouagie’; S v, 111/1-4. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 476]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15236[regelnummer]
Wart daer ene vrocht ontfaen.
Ga naar margenoot+ Om dat suverheit daer wart besmetGa naar margenoot+
Was den lande daer over geset
Dat bi diere vrocht onder die liede
15240[regelnummer]
Vele goets ende soeticheiden gesciede,
Ga naar margenoot+ In menichgen lande, dat wale
Verclaert distorie vanden Grale,Ga naar margenoot+
Ende seget datmen daer doe wan
15244[regelnummer]
Galaadten, den goeden man,
Ga naar margenoot+ Den besten riddre die wesen mochte
Ende die ten inde brochte
Nader historien taleGa naar margenoot+
15248[regelnummer]
Davonturen vanden Grale,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15237 suverheit: ‘maagdelijkheid’. 15238 Was... geset: ‘werd daar voor het land tegenover gesteld’, ‘stond daar voor het land tegenover’. 15239-40 onder... gesciede: ‘onder de mensen veel geluk en voorspoed zou komen’. 15241 dat: ‘wat’. 15242 Verclaert: ‘vertelt’; distorie: ‘het verhaal’. 15243 Ende: ‘die’, vgl. MNW 2, 642 bij 8; wan: ‘verwekte’. 15246 ten... brochte: ‘tot een (goed) einde bracht’. 15247 Nader... tale: ‘zoals het verhaal (van de Graal) vertelt’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15241-52 dat wale Verclaert distorie vanden Grale, Ende seget [...]: deze verzen wijzen vooruit naar gebeurtenissen in de Queste del Saint Graal/Queeste vanden Grale, waarin Galaäts daden uitgebreid aan de orde komen. Galaät zal inderdaad plaatsnemen in het ‘Vreselike Sitten’ (zie T bij vs. 15249-52) en de Graalqueeste tot een goed einde brengen. 15244 Galaadten: zie P/G. De gebruikelijke schrijfwijze van deze naam is Galaat; in het Ofr. luidt zij ‘Galaad’ (M iv, lxxviii, 57; S v, 111/6). Ter indicatie van de uitspraak is in de ‘moderne’ versie van de naam een trema toegevoegd: Galaät. Zie Inleiding, hfst. 1, noot 86. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 477]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Die in dat Vreselike Sitten sat
Vander Tafelronde, bedi in dat
Ne sat noit ridder sonder hi,
15252[regelnummer]
Hine moeste sterven ocht messcien daer bi.Ga naar margenoot+
Alst dach was Lanceloet ontspranc mettien
Ende begonste omtrint hem te sien,
Hine mochte geen licht gesien doe:
15256[regelnummer]
Die venstren waren gestopt soe.
Hi hadde wonder waer hi ware.Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15249 dat Vreselike Sitten: ‘de gevaarlijke zetel’, zie T. 15250 bedi: ‘immers’. 15251 sonder: ‘behalve’. 15252 Hine... bi: ‘of hij moest daardoor sterven of gewond raken’. 15253 ontspranc: ‘werd wakker’. 15256 Die... soe: ‘de vensters waren helemaal dichtgemaakt (verduisterd)’. 15257 hadde wonder: ‘vroeg zich af’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15249-52 Volgens de Estoire de Merlin, het tweede deel van de vijfdelige Vulgaatcyclus, is de Ronde Tafel de derde in een reeks. De eerste tafel daarin is die van het Laatste Avondmaal. De tweede is de Graaltafel, die door Jozef van Arimathea in opdracht van God gemaakt werd. Deze Graaltafel heeft één lege zetel, die de (lege) plaats van Judas aan de Avondmaalstafel representeert. Om dezelfde reden heeft de Ronde Tafel, door Merlijn voor Uter Pandragoen vervaardigd, een lege plaats. Deze gevaarlijke zetel (dat Vreselike Sitten) is voor Galaät bestemd, die ook de lege plaats aan de Graaltafel nog zal innemen (zie de Queeste J Bk. iii, vs. 115-465 en 10315-578). Elke andere ridder die in dat Vreselike Sitten plaatsneemt, verdwijnt onmiddellijk. Vgl. hiervoor S ii, 53/40 - 58/5; Robert de Borons Merlin (ed.-Micha 1979), par. 48, r. 38 - par. 51, r. 31 en Maerlants Merlijn (ed.-Sodmann 1980), vs. 6940-7320). Zie ook J Bk. ii, vs. 31394-605. 15252 Het Mnl. mist na deze regel een complete paragraaf uit het Ofr. Geen van de hss van ‘groep BN 122’ vertoont een lacune die het ontbreken van dit tekstgedeelte in de vertaling zou kunnen verklaren. Mogelijk heeft de vertaler het bewust weggelaten. In de passage wordt uitgelegd dat Galaad door zijn voorbeeldige en kuise levenswijze de zonde die bij zijn verwekking gepleegd werd weer goedmaakte. Terwijl Lancelot de naam Galaad verloor door zijn onkuisheid, werd deze naam door zijn zoon als het ware herwonnen (vgl. Inleiding, hfst. 3, par. 2). Vervolgens gaat ‘li contes’ weer terug naar Lancelot en de jonkvrouwe, die nu - vanwege het verlies van haar maagdelijkheid - niet langer ‘pucele’ maar ‘damoisele’ genoemd moet worden. Zie M iv, lxxviii, 58; S v, 111/9-22. Vgl. Frappier 1972, p. 107-108. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 478]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Hi taste omtrint hem daer nare
Ende vant die joncfrouwe. Doe seide hi
15260[regelnummer]
Toter joncfrouwen: ‘Wie siedi?’
Hi was in sinen sin gecomen weder,
Bedi die cracht viel al nederGa naar margenoot+
Vanden dranke ende was gehint
15264[regelnummer]
Als hi die joncfrouwe hadde bekint.
Die joncfrouwe seide tote hem dare
Dat si ene joncfrouwe ware
Ende des conincs Pelles dochter was.Ga naar margenoot+
15268[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Als hijt horde wart hi geware das
Dat hi was bedroegen ende hi sprancGa naar margenoot+
Vanden bedde eer iet lanc,
Also drove alse man mochte wesen.
15272[regelnummer]
Ende hi cleedde hem na desenGa naar margenoot+
Ende dede sine wapine an
Ende ginc in die camere dan
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15261 in sinen sin: ‘bij zinnen’, ‘bij zijn volle verstand’. 15262 cracht: ‘werking’; viel al neder: ‘nam helemaal af’. 15263 gehint: ‘opgehouden’. 15264 Als... bekint: ‘toen hij geslachtsgemeenschap met de jonkvrouwe had gehad’. 15266 ware: ‘was’. De conjunctiefvorm ware is waarschijnlijk alleen vanwege het rijm gebruikt. 15270 eer iet lanc: ‘meteen’. 15273 wapine: ‘wapenrusting’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 479]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daer hi hadde gelegen ende nadien
15276[regelnummer]
Ontdede hi die venstren omme sien.
Ga naar margenoot+ Alse hi die gene daer si lach,Ga naar margenoot+
Daer hi bi bedroegen was, sach,
Hi was so verdroeft dat hi
15280[regelnummer]
Uten sinne waende varen bedi
Ende pensede hi soude hem wreken
Ende begonste aldus te spreken:Ga naar margenoot+
‘Joncfrouwe, gi hebt mi gedoet nu,
15284[regelnummer]
Daer gi omme moet sterven, dat seggic u:
Ga naar margenoot+ Ic ne wille niet dat gi vort an
Meer bedrieget enichgen man.’
Hi recte dat getogen swertGa naar margenoot+
15288[regelnummer]
Ende ginc ter joncfrouwen wart.
Ende si, die de doet ontsach sere,
Riep: ‘Hebt mijns genaden, here,
Om die selve genadichede
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15276 omme sien: ‘om (iets) te kunnen zien’, vgl. Stoett, par. 280. 15277-8 Alse... sach: ‘toen hij degene door wie hij misleid was daar zag liggen’. 15279-80 dat... bedi: ‘dat hij dacht daardoor (door zijn verdriet) waanzinnig te worden’. 15281 pensede: ‘bedacht (dat)’, ‘nam zich voor (dat)’. 15284 Daer... sterven: ‘daarom moet u sterven’. 15285-6 vort an Meer: ‘ooit nog’. 15287 recte: ‘hief’; getogen: ‘ontblote’. 15287-8 swert (hs swert) rijmt hier op wart (hs wart), hetgeen als onzuiver rijm aangemerkt kan worden. 15289 de: vgl. Stoett, par. 94; ontsach: ‘vreesde’. 15290 Hebt... genaden: ‘schenk mij genade’. 15291 Om... genadichede: ‘om wille van de vergiffenis’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 480]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15292[regelnummer]
Die God Onse Here dedeGa naar margenoot+
Marien Magdalenen ter stat
Daer si hem genaden bat.’
Ende hi hielt dat swart ende hi sach
15296[regelnummer]
Dat vor sinen voeten lach
Die scoenste dinc die hi vor dienGa naar margenoot+
Noit met oegen hadde gesien.
Ga naar margenoot+ Hi bevede soe van gramscepen
15300[regelnummer]
Daer hi mede was begrepen
Dat hi cume tswert gehouden mochte.
Ga naar margenoot+ Hi pensede in sinen gedochteGa naar margenoot+
Weder hise leven laeten woude
15304[regelnummer]
So dat hi se doet slaen soude.
Ende si bat hem genaden nadien,
Al knielende over hare knien.
Ga naar margenoot+ Hi sach hare oegen ende haeren montGa naar margenoot+
15308[regelnummer]
Ende haer scone anscijn tier stont
Ende sach an hare so groete scoenhede
Dat hire te mayert was mede
Ende seide: ‘Joncfrouwe, ic sal wech gaen,
15312[regelnummer]
Alse die so gelovich bem sonder waenGa naar margenoot+
Dat ic mi niet wreken en dar an u,
Want ic ware, dat dunke mi nu,
Alte wreet ende ongetrouwe
15316[regelnummer]
Waer dat sake dat ic, joncfrouwe,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15292 dede: ‘schonk’. 15295 hielt: ‘weerhield (de slag van het zwaard)’. 15297 Die... dinc: ‘het schoonste schepsel’. 15299 gramscepen: ‘(de) woede’. 15300 Daer... begrepen: ‘waarvan hij was vervuld’. 15301 cume: ‘met moeite’. 15302 pensede... gedochte: ‘vroeg zich af’. 15303-4 Weder [...] So: ‘of... of’. 15308 anscijn: ‘gezicht’. 15310 te mayert: ‘verlegen’, ‘van zijn stuk’. 15312 Alse... bem: ‘aangezien ik zo laf ben’. 15313 dar: ‘kan’, ‘durf’. 15315 wreet: ‘hardvochtig’; ongetrouwe: ‘gemeen’, ‘verraderlijk’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 481]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Destruerde scoenhede so groetGa naar margenoot+
Alsmen ane u sien mach al bloet.
Ga naar margenoot+ Ic bidde u, joncfrouwe, dat gi
15320[regelnummer]
Vriendelike dat vergeeft mi,
Dat ic mijn swert toech op u.’
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Ic vergevet u nu,Ga naar margenoot+
Op dat gi mi uwen evelen moet
15324[regelnummer]
Vergeeft.’ Ende hi seit dat hijt gerne doet.
Ga naar margenoot+ Hi bevalse Gode ende nam orlof.
Ende als hi was comen int hof,
Hi vant sijn part daer al gereit:Ga naar margenoot+
15328[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Brissanne haddet doen gereiden, Godweit,
Want si wiste wel dat hi ne soude daer
Niet langer bliven, daer naerGa naar margenoot+
Dat hi vroet was worden das
15332[regelnummer]
Dat hi dus bedroegen was.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Tirst dat hi op sijn part quam,
Hi reet wech drove ende gram
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15317-8 Destruerde... bloet: ‘zo'n grote schoonheid zou vernietigen (verwoesten) als men in u overduidelijk zien kan’. 15320 Vriendelike: ‘welwillend’. 15321 toech op u: ‘trok tegen u’. 15323-4 Op... Vergeeft: ‘indien u mij uw woede kwijtscheldt’, vrijer vertaald: ‘als u niet langer kwaad op mij bent’. 15325 Hi bevalse Gode: ‘hij wenste haar Gods zegen toe’; nam orlof: ‘vertrok’. 15327 al gereit: ‘helemaal klaargemaakt (gezadeld enz.)’. 15328 Godweit: ‘waarlijk’. 15330-1 daer... Dat: ‘nadat’. 15331 vroet... das: ‘te weten gekomen was’. 15333 Tirst... quam: ‘zodra hij op zijn paard zat’, vgl. MNW 3, 1718-1721. 15334 gram: ‘boos’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 482]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende voer pensende so sere,
15336[regelnummer]
Hine wiste wat doen vort mere.
Ga naar margenoot+ Die coninc Pelles es gecomenGa naar margenoot+
Tote sire dochter ende hevet vernomen
Dat Lanceloet wech was doe gegaen.
15340[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi vantse siec ende ongedaen
Vander vresen die haer dede Lanceloet
Met dat hise woude slaen doet.Ga naar margenoot+
Ende si telde haren vader
15344[regelnummer]
Hare gevarnesse algader.
Ende alse hi wiste dat ware
Van Lancelote ende van hare,
Hi deedse hoeden na dien dachGa naar margenoot+
15348[regelnummer]
Wardeliker dan hi te voren plach.
Ga naar margenoot+ Hi was seker binnen III maenden das
Dat si met kinde worden was
Bi den fisisienen diet hem seiden
15352[regelnummer]
Ende si oec lyede der waerheyden.Ga naar margenoot+
Si waeren daer af sere blide doe
Ende alle die vanden lande toe.
Ga naar margenoot+ Alse Lanceloet danen was gesceden,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15335-6 Ende... mere: ‘en was zozeer in gedachten verzonken, dat (of: omdat) hij niet wist wat hij nu verder moest doen’. 15340 Hi... ongedaen: ‘hij trof haar ziek en ontdaan (overstuur) aan’. 15341 Vander... Lanceloet: ‘door de angst die L. haar aanjoeg’. 15342 Met dat: ‘toen’. 15343 telde: ‘vertelde’. 15344 Hare... algader: ‘haar hele wedervaren’. 15345 dat ware: ‘de waarheid’, ‘het fijne’. 15347 Hi... hoeden: ‘hij liet voor haar zorgen’. 15348 Wardeliker: ‘met meer eerbied’, ‘met meer zorg (genegenheid)’. 15350 met kinde worden: ‘zwanger geworden’. 15351 Bi: ‘uit de mond van’; fisisienen: ‘artsen’, ‘heelmeesters’. 15352 si... waerheyden: ‘zij vertelde zelf ook de waarheid (over haar zwangerschap)’. 15354 alle die: ‘alle inwoners’. 15355 danen was gesceden: ‘van die plaats was vertrokken’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 483]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15356[regelnummer]
Hi reet dien dach met droefheden
Ende vragede om niemareGa naar margenoot+
Van Lyonele harentare.
Ga naar margenoot+ Hi sach enen casteel in die vart
15360[regelnummer]
Ende hi reet daer wart.
Ga naar margenoot+ Daer seide hem een ridder tien tiden:
‘Haer ridder, gine moeget hier niet liden,Ga naar margenoot+
Gine wilt joesteren jegen mi.’
15364[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Lanceloet pensede so sere dat hi
Niet ne verstont sine wort
Ende reet op die brugge vort.
Ga naar margenoot+ Hi bleef in sijn gepens emmertoeGa naar margenoot+
15368[regelnummer]
Ende die ridder staken soe
Dat hi moeste vallen averacht
Uut sinen gereide in die gracht.
Ga naar margenoot+ IV knapen die waren
15372[regelnummer]
Op die loedse riepen sonder sparen:Ga naar margenoot+
‘Way, her ridder, gi moeget baden daer!’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15358 harentare: ‘overal’. 15359 in die vart: ‘op zijn weg’. 15362 Haer: ‘heer’, vgl. Van Loey ii, par. 44; liden: ‘passeren’. 15363 Gine... mi: ‘tenzij u tegen mij wilt vechten met de lans’. 15364 pensede so sere: ‘was zozeer in gedachten verzonken’. 15366 reet... vort: ‘reed verder, de brug op’; hoogstwaarschijnlijk gaat het hier om de (ophaal)brug van het kasteel. 15367 in... emmertoe: ‘de hele tijd in zijn gepeins verzonken’. 15369 averacht: ‘hals over kop’, ‘ondersteboven’. 15370 gereide: ‘zadel’. 15372 Op die loedse: ‘op de bovenverdieping (van het poortgebouw), zie MNW 4, 757 bij a. 15373 Way: ‘oei’ (vormvariant van wa). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15359-60 Het Ofr. (M iv, lxxix, 5) geeft hier wat tijd en plaats betreft meer details: ‘Quant il ot erré dusqu'aprés vespres, il resgarda devant lui et vit en .I. montaigne .I. molt bel chastel; il torne cele part, car il ert tans de herbergier’ (vgl. S v, 112/35-38). Vgl. Besamusca 1991, p. 91-95. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 484]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende die ridder nam sijn part daer naer
Ende voret binnen dier porten doe
15376[regelnummer]
Ende men sloet die porte toe.
Ga naar margenoot+ Alse Lanceloet dat sach,Ga naar margenoot+
Dat hi int water gevallen lach
Ende hi begonste te sinken thanden,
15380[regelnummer]
Doe gegreep hi met beiden handen
Enen boem daer hi hem helt an,
Ga naar margenoot+ Dat hi te lande quam dan.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Die vanden castele spraken heme toe
15384[regelnummer]
Dat hi elre sochte herberge doe.
Ga naar margenoot+ ‘Gine moeget hier niet in,’ seiden si,
‘Mar quaemdi hier morgen ende wi
Enichgen ridder die visscer esGa naar margenoot+
15388[regelnummer]
Ontfaen moegen, des sijt gewes,
Wi sullen u ontfaen gerne.’
Ga naar margenoot+ Lanceloet wart van haren sceme
Drove ende gram als hijt hortGa naar margenoot+
15392[regelnummer]
Ende hi vragede hem lieden vort:Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15374 sijn: nl. Lanceloets (paard). 15375 Ende... doe: ‘en leidde het vervolgens de poort binnen’. 15380 gegreep: ‘pakte... beet’, ‘greep... vast’. 15381 daer... an: ‘waar hij zich aan vasthield’. 15382 Dat: ‘zodat’; te lande: ‘op het droge’. 15383 heme: ‘hem’ (vgl. Van Loey I, par. 28 voor deze variant van hem). 15384 elre: ‘elders’; herberge: ‘onderdak’, ‘een plaats om te overnachten’. 15390 scerne: ‘spot’. 15391 hort: ‘hoorde’, presens historicum (waarschijnlijk omwille van het rijm), vgl. Stoett, par. 244. 15392 hem lieden: ‘hun’; vort: ‘daarna’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15387 Het is duidelijk dat het voor een ridder beledigend is wanneer hij als een visscer beschouwd en behandeld wordt. Vissers behoorden, net als boeren, tot de derde stand, waarop de ridders gewoonlijk neerkeken. De woorden van de bewoners van het kasteel zijn dan ook spottend en beledigend bedoeld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 485]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Weetti van minen perde iet?’
Ga naar margenoot+ ‘Wine weten van uwen perde niet,’
Seiden si, ‘mar hier binnen es
15396[regelnummer]
Tpart dat gi verlort, sijt seker des.
Ende die u een part geven sal,Ga naar margenoot+
Moete Gudsat hebben over al,
Want men mochtet niet lichte nu
15400[regelnummer]
Weers bestaeden dan ane u.’
Ga naar margenoot+ Als hijt horde, wart hi drover van desen
Dan hi te voren hadde gewesen.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hi ginc sitten onder den casteel
15404[regelnummer]
In een dal bat of een deel,
Bi ener fonteine, daer tien stonden
IV bome omtrent stonden.
Ga naar margenoot+ Hi sat toter nacht daer drove ende gram.Ga naar margenoot+
15408[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Alse die mane op was hi vernam
III ridders gewapent inden pleine
Comen, die beetten ter fonteine.
Si ontwapenden hem daer naer
15412[regelnummer]
Ende gingen sitten int gras daer.Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15397 die: ‘wie’, ‘degene die’. 15398 Moete... al: ‘moge geheel en al vervloekt zijn’. 15399 niet lichte: ‘niet zo makkelijk’. 15400 Weers bestaeden: ‘slechter besteden’. 15403 onder: ‘op een plaats die lager lag dan’, vgl. T bij vs. 15359-60. 15404 bat... deel: ‘wat verderop’. 15405 fonteine: ‘bron’. 15409 inden pleine: ‘op het (gras)veld (bij de bron)’. 15410 beetten: ‘afstegen’. 15411 ontwapenden hem: ‘ontdeden zich van hun wapenrusting’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 486]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Daer na quamen IV cnapen mede,
Die daer brochten tier stede
Die joncfrouwe die Lancelote genas
15416[regelnummer]
Vanden venine als hi siec was
Ter fonteinen daer te voren,Ga naar margenoot+
Alse gi hier te voren mocht horen.
Si weende ende riep sonder sparen
15420[regelnummer]
Dat si dieve ende verraders waren.
Ga naar margenoot+ Alse Lanceloet hadde versien
Hare wenen, hi was drove vandien:Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hine hadde an en geen wijf minne,
15424[regelnummer]
Sonder an die coninginne,
Also groet geleit als an hare.
Ga naar margenoot+ Hi was op gestaen wel nare,
Mar dat hi ontbeiden woude totienGa naar margenoot+
15428[regelnummer]
Dat hi mochte wat si doen souden sien.
Ga naar margenoot+ Alse si geheet was na desen
Hietse die ridder wellecome wesen.
Ga naar margenoot+ Si antworde doe tien stonden:
15432[regelnummer]
‘Ende gi qualiken gevonden,Ga naar margenoot+
Alse ridders dieve ende ongetrouwe!’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15413 cnapen: ‘schildknapen’. 15416 venine: ‘vergif’, ‘vergiftiging’. 15420 dieve: ‘dieven’, schurken’. 15421-2 hadde... wenen: ‘haar had zien huilen’. 15423-5 Hine... hare: ‘hij had voor geen enkele vrouw, behalve voor de koningin, zoveel liefde opgevat als voor haar’. 15426 wel nare: ‘bijna’. 15427 Mar dat: ‘maar’, vgl. MNW 4, 999-1000; ontbeiden: ‘afwachten’. 15428 sien: te verbinden met hi mochte. 15430 Hietse: ‘heette haar’. 15432 Ende... gevonden: met deze ellips reageert de jonkvrouwe op vs. 15430: ‘en u helaas ontmoet’. 15433 Alse... ongetrouwe: ‘als laaghartige en trouweloze ridders’, vgl. voor dief als bijv. nw. MNW 2, 154. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 487]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Gi segt uwen wille, vrouwe,’
Seiden si, ‘wine sijn gene dieve
15436[regelnummer]
Noch ongetrouwe doer iemans lieve.’
Die joncfrouwe antworde: ‘Gi sijt!Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hoe mochti teneger tijt
Meerre diefte doen ende ontrouwe
15440[regelnummer]
Dan hant te slaen an ene joncfrouwe
Daer si es bedect tere steden
Ende haers ondancs met u leeden?Ga naar margenoot+
Dat hebbedi ane mi gedaen, bedi
15444[regelnummer]
Gi naemt in mijns broeder huus mi
Ende leidt mi sonder sijn weten met u.
Ende waendi, om dat gi mi hebt nu
Tuwart in uwe macht al,Ga naar margenoot+
15448[regelnummer]
Dat ic u te meer daer bi minnen sal?
Ay, sekerlike nenic niet!
Ic hadde liever, wat mijns gesciet,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15434 Gi... wille: ‘u zegt maar wat u wilt’. 15436 doer iemans lieve: ‘omwille van iemand (wie dan ook)’, ‘omdat iemand het zegt (?)’, vgl. MNW 4, 574. 15437 Gi sijt: ‘u bent dat wel (degelijk)’. 15439 Meerre... ontrouwe: ‘een ernstiger misdaad en grotere trouweloosheid (verraad) plegen’. 15441 bedect: ‘beschermd’, ‘in bescherming’. Het MNW noemt deze betekenis niet s.v. bedect (MNW 1, 620), vgl. echter MNW 2, 108 (s.v. decken). 15442 Ende... leeden: ‘en (een jonkvrouwe) tegen haar wil met u mee te voeren’. 15443 ane: ‘met’. 15446 Ende waendi: ‘denkt u soms’. 15447 Tuwart: ‘bij u’. 15450 wat mijns gesciet: ‘wat er ook met mij moge gebeuren’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15450-1 Op ontvoering en verkrachting stond in het middeleeuwse Vlaamse strafrecht de doodstraf door onthoofding. Sporadisch vindt men ook ‘slepen en hangen’ als wijze om de doodstraf vanwege deze misdrijven te voltrekken. Deze straf houdt in dat de veroordeelde door paarden over de grond naar de galg wordt gesleept. Het is mogelijk dat de jonkvrouwe met haar dreigement doelt op een dergelijke bestraffing van haar ontvoerders. Vgl. Van Caenegem 1954, p. 97-104 en p. 162; Sibilla (ed.-Besamusca/Kuiper/Resoort 1988), r. 215, r. 510-524 en het commentaar op p. 91; MNW 7, 1266 en het Ofr. waar de jonkvrouwe wenst: ‘que vos fussiez trainez a la queue de mon roncin’ (M iv, lxxix, 8; S v, 114/4-5). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 488]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Datmen u sleepte met parden:Ga naar margenoot+
15452[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Ic souder sere af onwardenGa naar margenoot+
Woudic laeten lude ocht stille
Doer so onwaerts ridders wille,
Ende so gelovichs alse gi sijt,
15456[regelnummer]
Den besten man die nu ter tijt
Leeft ende die beste vander werelt es,Ga naar margenoot+
Dienic minne, sijt seker des.’
Ga naar margenoot+ Doe antworde een ridder te desen:
15460[regelnummer]
‘Joncfrouwe, dat ne mach niet wesen,
Dattie beste ridder van erderike
Ende die beste man des gelike
Sine minne an u hadde geset,Ga naar margenoot+
15464[regelnummer]
Want hi mochtse bestaeden bet.’
Ga naar margenoot+ Si antworde: ‘Ic weet wel dat hi
Sine minne hout wel bestaedt ane mi.
Hi mint mi ende minnen sal
15468[regelnummer]
Also lange als ic leve, sijn leven al.Ga naar margenoot+
Ende ic sal hem so getrouwe wesen
Dat hem nemmermee man na desen
Dat hi sijn geselle es sal beromen.
15472[regelnummer]
Ende al woudic mi selven verdomen
Ende doen so groete ongetrouhedeGa naar margenoot+
Dat ic enen andren minnen woude sine stede,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15451 Datmen... parden: ‘dat men u met paarden over de grond sleepte’, zie T. 15452 Ic... onwarden: ‘ik zou er zeer veel achting door verliezen’, ‘ik zou mij zeer blameren’, vgl. MNW 5, 1560 bij II, 1. 15453 Woudic... stille: ‘indien ik op de een of andere manier (de beste ridder, vgl. vs. 15456-7) zou laten vallen’. 15454-5 Doer... sijt: ‘omwille van een zo onwaardige ridder en een zo laffe (ridder) als u bent’. 15458 Dienic... des: dit vers ontbreekt in J. Jonckbloet herstelt deze omissie in zijn Collatie, zie J, dl. i, p. 322. 15462 des gelike: ‘eveneens’. 15463 geset: ‘geschonken’. 15464 bestaeden bet: ‘beter besteden’, ‘aan een betere vrouw schenken’, vgl. MNW 1, 1094 bij 8. 15466 hout: ‘acht’. 15467 ende minnen sal: ‘en (hij) zal (mij) liefhebben’. 15470-1 Dat... beromen: ‘dat geen man zich er ooit op zal (kunnen) beroemen dat hij zijn medeminnaar is’. 15472 mi... verdomen: ‘mij zelf verdoemen’, ‘mij zelf verlagen’, vgl. MNW 8, 1612-13 bij 4. 15474 sine stede: lees in sine stede (zie P/G): ‘in zijn plaats’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 489]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Also quaden ridder alse gi sijt
15476[regelnummer]
Ne woudic minnen te gere tijt.’
Ga naar margenoot+ Die ridder vragede al gram hare
Wie die goede ridder ware.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Het en es niet getame
15480[regelnummer]
Datmen vor u nome sinen name,
Al sulc man alse gi sijt nu.
Nochtan om te vervarne u
Sal ic u seggen wie hi es:Ga naar margenoot+
15484[regelnummer]
Hets mijn here Lanceloet, sijt seker des.
Hets die ghene dien ghi nu ten tiden
Sinen slach niet sout durren ontbiden
Om dat conincrike van Logres.’
15488[regelnummer]
Doe sprac die een: ‘Swiget ons des.Ga naar margenoot+
Ter quader tijt moetti sekerlike
Die beste ridder sijn van erderike.
Hoe mochte dit waer sijn algader,
15492[regelnummer]
Want hi hadde tenen vader
Den quaetsten ende den faelgiersten conincGa naar margenoot+
Die noit crone droech iewerinc,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15475 Also... ridder: ‘een zo slechte (verdorven) ridder’. 15477 al gram: ‘woedend’. 15479 getame: ‘gepast’. 15482 om... u: ‘om u angst aan te jagen’. 15485-6 Hets... ontbiden: ‘hij is degene van wie u de (zijn) slag niet zou durven afwachten’. 15487 Om: ‘in ruil voor’. 15488 Swiget ons des: ‘zwijg daarover (over L.) tegenover ons’. 15489-90 Ter... sijn: ‘volstrekt ten onrechte zou hij de beste ridder zijn’, vgl. MNW 6, 813 en het Ofr.: ‘A mal eur’ (M iv, lxxix, 9; S v, 114/24). 15493 faelgiersten: ‘meest tekortschietende’. 15494 iewerinc: ‘ergens’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 490]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Want int inde van sinen live
15496[regelnummer]
Toendi wel dat hi was keytive,
Daren ontherfde die coninc Claudas,
Die mire moyen kint was,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ So dat hi van vresen moeste vlien
15500[regelnummer]
Ende van rouwen sterven totien.
Daer ombe seggic dese dinc,
Dat noit ne quam van so quaden coninc
Die beste ridder van erderike.’Ga naar margenoot+
15504[regelnummer]
‘Ay, quaet ridder,’ seit soe, ‘sekerlike,
Haddi hier geweest sonder waen,
Dit ne ware uut uwen monde niet gegaen:
Ga naar margenoot+ Gine haddet niet durren bringen vort
15508[regelnummer]
Om al dat Arture toe behort.’Ga naar margenoot+
‘Joncfrouwe,’ seit hi, ‘uwen wille
Suldi seggen lude ende stille
Ende ic salre gerne toe hoeren.
15512[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Om ene dinc biddic u voren,Ga naar margenoot+
Dat is dat gi minen wille doet nu ter tijtGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15495 live: ‘leven’. 15496 keytive: ‘rampzalig’, ‘ellendig’. 15497 Daren... Claudas: ‘toen koning Claudas hem van zijn land beroofde’. Zie voor de h in ontherfde Van Loey ii, par. 113. 15498 mire moyen kint: ‘mijn tantes kind (dus: mijn neef)’. 15500 totien: ‘daarbij’, ‘bovendien’. 15502 quam van: ‘voortkwam uit’. 15504 soe: ‘zij’ (de corrector wijzigt deze Vlaamse vormvariant (vgl. Van Loey i, par. 28) doorgaans in si. 15507 bringen vort: ‘zeggen’, ‘uitspreken’. 15509 uwen wille: ‘wat u (maar) wilt’. 15510 lude ende stille: ‘op alle manieren’, ‘zoals u maar wilt’. 15512 voren: ‘vooraf’. 15513 minen wille doet: ‘mij ter wille bent’, ‘geslachtsgemeenschap met mij hebt’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 491]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Goedertierlike ende gi niet ne sijt
Soe dorper ende soe onsoete
15516[regelnummer]
Dat ict met crachte doen moete,
Want ic soude u wanconnen des.
Ga naar margenoot+ Ic sie wel hoet gescepen es:Ga naar margenoot+
Gi moet doen, wat soes gesciet,
15520[regelnummer]
Gine moeget niet weren, als gi wel siet.’
Ga naar margenoot+ ‘Zo verdronkic mi liever nu ter ure
Eer ic onteert warde tenichger ure,
Ga naar margenoot+ Eer ic onteert warde tenichger tijtGa naar margenoot+
15524[regelnummer]
Van so quaden man alse gi sijt,
Want weers ne mochtic doen niet.’
Ga naar margenoot+ Mettien hi die ridders gebiet
Ende den sciltknechten metter vart
15528[regelnummer]
Dat si trecken achterwart.Ga naar margenoot+
Hi wille allene bliven met hare,
Want hi waende wel daer nare
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15514 Goedertierlike: ‘welwillend’, ‘goedschiks’. 15515 dorper: ‘onbeleefd’; onsoete: ‘onvriendelijk’, ‘vervelend’. 15516 met crachte: ‘met geweld’, ‘kwaadschiks’. 15517 wanconnen des: ‘dat kwalijk nemen’. 15518 hoet gescepen es: ‘hoe de zaken liggen’, ‘hoe het er voor staat’. 15519 moet: ‘moet het’; wat soes gesciet: ‘wat er ook gebeurt’. 15520 weren: ‘verhinderen’. 15521-4 So... sijt: vanwege de herhaling van het rijmwoord ure in vs. 15521-2 en de verdubbeling in vs. 15522 en vs. 15523 is er aanleiding te veronderstellen dat deze passage corrupt is. Het Ofr. luidt: ‘Fi, fait ele, par male aventure ainz fusse je arse ou noïe que je par si mauvais home fusse honnie’ (M iv, lxxix, 9 en M ix, p. 366; S v, 114/38-39). 15523 warde: op grond van warde in vs. 15522 is gekozen voor deze vorm (in plaats van werde). 15525 weers: ‘iets ergers’. 15528 si... achterwart: ‘zij zich terugtrekken’. 15530 waende: ‘was van plan’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 492]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sinen wille vordren sonder waen.
15532[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Als si en wech waren gegaen,
Hi leide die joncfrouwe daer neder,Ga naar margenoot+
Die sere worstelde daer weder.
Ga naar margenoot+ Hi seide hare dat hi hadde gehacht
15536[regelnummer]
Dat hi hare doen soude cracht
Ne daede si niet goedertierlike
Al sinen wille geheellike.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Doe riep si met ere stemmen groet:
15540[regelnummer]
‘Ay, lieve vrient Lanceloet,
Twi ne siedi niet hier tehanden
Om mi te wrekene vander scanden
Die mi dese dief wille doen!’Ga naar margenoot+
15544[regelnummer]
Si ware hem gerne ontfloen
Ende weerde hare al dat si mochte.
Hi persetse herde onsochte.
Ga naar margenoot+ Hi hadse onder hem ter erde,
15548[regelnummer]
Dat hare sere verswerde.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si riep lude: ‘Lieve vrient Lanceloet,
Ic bem in so groter noet,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15531 Sinen wille vordren: ‘zijn begeerte te bevredigen’, ‘geslachtsgemeenschap met haar te hebben’, vgl. MNW 9, 918 bij 3. 15534 worstelde [...] weder: ‘tegenstribbelde’. 15535 hadde gehacht: ‘erop gerekend had’, vgl. Van Loey ii, par. 113. 15536 Dat... cracht: ‘dat hij haar zou verkrachten’. 15537-8 Ne... geheellike: ‘als zij hem niet goedschiks volledig ter wille was’. 15539 met... groet: ‘met luide stem’. 15541 Twi: ‘waarom’; tehanden: ‘nu’. 15544 ontfloen: ‘ontsnapt’. 15545 weerde... mochte: ‘stribbelde zo goed zij kon tegen’. 15546 Hi... onsochte: ‘hij drukte haar zeer hardhandig neer (tegen de grond)’. 15548 verswerde: ‘hinderde’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 493]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die doet sal mi te lange merren,
15552[regelnummer]
Dat doet mi over sere vererren.’
Ga naar margenoot+ Lanceloet hadde al gesien ende gehortGa naar margenoot+
Ende verstaen alle die wort.
Ga naar margenoot+ Hi stont op scire, want hem dochte
15556[regelnummer]
Dat hi wel te lange merren mochte.
Ga naar margenoot+ Hi sprac te hare wart:
‘Ic bem bi u, sijt onvervart.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ So wee dien riddre dat hi u
15560[regelnummer]
So drove heeft gemaect nu.
Hi salre om sterven sonder waen!’
Ende hi ginc te hem wart saen.
Ga naar margenoot+ Als hine sach comen hi was in vresenGa naar margenoot+
15564[regelnummer]
Vander doet ende riep hulpe na desen.
Lanceloet seide tot hem doe:
‘Daer ne helpt geen helpe roepen toe.
Gi moet sterven ende hets wel recht,
15568[regelnummer]
Die jegen die joncfrouwe dus vechtGa naar margenoot+
Om te vercraghtene hare.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15551 merren: ‘uitblijven’. 15552 Dat... vererren: ‘dat maakt mij buitengewoon kwaad’. De betekenis ‘verdrietig stemmen’ of ‘wanhopig maken’ voor doen vererren, die men op grond van de context hier zou veronderstellen, wordt in het MNW (8, 1711-13) niet vermeld. 15553 al: ‘alles’. 15555 scire: ‘onmiddellijk’, ‘snel’. 15556 merren: ‘afwachten’, ‘talmen’. 15558 sijt onvervart: ‘wees (maar) niet bang’. 15563-4 in... doet: ‘bang voor de dood’, ‘doodsbang’. 15567 recht: ‘terecht’, ‘juist’. 15568-9 Die... hare: bijstelling bij Gi, vs. 15567. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 494]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lanceloet hief dat swert daer nare.
Ende die ander woude vlien,
15572[regelnummer]
Mar dat ne mochte hem niet gescien:
Ga naar margenoot+ Hi sloech hem die slinke scoudre afGa naar margenoot+
Met enen slage dien hi hem gaf.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Doe viel hi ter doet gewont.
15576[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Dandre II wouden hem helpen tier stont.
Die sloech hi doet al sonder sparen,
Also alsi ontwapent waren.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Die sciltknechte vlouwen metter vart.
15580[regelnummer]
Ende Lanceloet nam dat beste part
Ende quam toter joncfrouwen thant,
Die hi sere gescoffiert vant.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15571 vlien: ‘vluchten’. 15572 gescien: ‘gelukken’. 15573 slinke: ‘linker’. 15578 Also... waren: ‘ongewapend als zij waren’. 15579 vlouwen: ‘vluchtten’. 15582 gescoffiert: ‘ontdaan’, ‘van haar stuk’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15576-9 De scheiding tussen de ridders (die door Lanceloet gedood werden) en de sciltknechte (die vluchtten) ontbreekt in het Ofr.: ‘Et li autre acourent por lui aidier et Lanceloz lor laisse corre, l'espee traite, si en occist .III. tantost a ce qu'il les troeve desarmez; et li autre tornent an fuie a ce qu'il ont paor de morir et s'an vont plus que le pas vers la montaingne’ (M iv, lxxix, 11; S v, 115/21-24). Mogelijk is hier sprake van retouchering. Het doden van de ongewapende ridders is nog te verdedigen vanuit de ontvoering en aanranding die zij (helpen te) plegen. De sciltknechten zijn wat dit betreft minder schuldig dan hun meesters. Het Mnl. zegt dan duidelijker dan het Ofr. dat zij door Lanceloet niet gedood worden. Vgl. Besamusca 1991, p. 106-111. 15582 De jonkvrouwe is helemaal van haar stuk. In het Ofr. (M iv, lxxix, 11) wordt als reden hiervoor Lanceloets plotselinge verschijning genoemd: ‘puis vient a la damoisele qui ert toute esbahie dont Lanceloz pooit venir’ (vgl. S v, 115/25-26). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 495]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende si seide: ‘Here, siediGa naar margenoot+
15584[regelnummer]
Lanceloet, die bescudt hebt mi?’
Hi seide: ‘Jay ic,’ ende dede also houde
Sinen helm af, dat sine kinnen soude.
Ga naar margenoot+ Als sine kinde, si was van desen
15588[regelnummer]
Also blide als ieman mochte wesen.Ga naar margenoot+
Si vrageden hoe hi quam daer
Ende hi telledet hare daer naer:
Hoe hi sijn part verloes int gewat
15592[regelnummer]
Ende hi niet ne mochte om dat
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15583 siedi: ‘zijt gij’, ‘bent u’. 15584 bescudt: ‘beschermd’, ‘gered’. 15586 dat: ‘opdat’; kinnen: ‘herkennen’. 15590 telledet: ‘vertelde het’. 15591 int gewat: ‘bij de plaats waar men het water oversteekt’, vgl. MNW 2, 1870 bij 2. Volgens vs. 15366 is Lanceloet bij een brug door een ridder van zijn paard in het water gestoten. In het Ofr. wordt de plaats waar Lanceloet zijn paard kwijtraakte in dit verslag niet vermeld (M iv, lxxix, 12; S v, 115/31). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 496]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In dien casteel comen. ‘Ende ic ginc miGa naar margenoot+
Onder dien boem sitten daer bi.’
Ga naar margenoot+ ‘Here’, seit si, ‘ic wane wel weten die warheden:
15596[regelnummer]
Dat gine aet gistren noch heden.’
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Gi segt waer daer an.’
Si seide: ‘Laet ons op sitten danGa naar margenoot+
Ende tote ere mire nichten varen,
15600[regelnummer]
Die hier bi woent: wi sullen tuwaren
Daer wel tegemake moegen sijn.’
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Hets wel die wille mijn.’
Si saeten op ende redenGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15593-4 mi [...] sitten: lees mi [...] setten. sitten is geen wederkerend werkwoord (zie MNW 7, 1171-7). Waarschijnlijk is de constructie mi sitten hier een gevolg van vermenging met het wederkerende hem setten (zie MNW 7, 1018-9). De betekenis is ‘mij... zetten’, ‘mij... opstellen’. 15594 daer bi: ‘daarom’. 15598 op sitten: ‘te paard stijgen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15603-6 Het Ofr. (M iv, lxxix, 13) geeft een gedetailleerder verslag van de tocht naar en de aankomst bij de woning van de nicht van de jonkvrouwe: ‘Quant il sont monté, si tornent a destre del chemin et vont tant qu'il viennent a l'entree d'un petit boschet, si voient illuec une maison batillie close de fossez et troevent le pont levé. La damoisele huche le portier et cil qui bien le connoissoit ist fors em braies et an chemise, si avale le pont.’ (vgl. S v, 115/39 - 116/1) Vgl. ook Besamusca 1991, p. 91-95. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 497]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15604[regelnummer]
Totien dat si quamen ter steden
Daer hem die joncfrouwe af behiet.
Ga naar margenoot+ Tirst dat si den portwardere siet
Heet si hem dat hi thant wecke
15608[regelnummer]
Haerre nichten ende hare onteckeGa naar margenoot+
Dat si heeft gebracht daer binnen
Enen ridder; als sine sal kinnen
Dat sijs herde blide sal wesen.
15612[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die portier dede na desen
Also alse die joncfrouwe geboet.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si beette int hof ende Lanceloet.
Onlange daer na quamen bede
15616[regelnummer]
Die here entie vrouwe gerede
Met groten lichte jegen hem daer
Ende deden hem grote feeste daer naer.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Die joncfrouwe seide na desen
15620[regelnummer]
Tot hare nichten: ‘Laet mi wesen
Ende maect dien ridder feeste nu
Dien ic hier bringe, des biddic u,
Want betren man dan hi esGa naar margenoot+
15624[regelnummer]
Ne mochtise niet doen, sijt seker des.’
‘Wie es hi dan?’ seit si. Dander sprac:
‘Hets mijn here Lanceloet van Lac.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15605 af behiet: ‘eerder over sprak’. 15606 portwardere: ‘poortwachter’; siet: ‘zag’, presens historicum, vgl. Stoett, par. 244. 15607 Heet: ‘beval’, presens historicum, vgl. Stoett, par. 244. 15608 ontecke: ‘zou mededelen’. 15610-11 als... wesen: ‘en dat zij daarover zeer verheugd zal zijn als zij weet wie hij is’. 15612 portier: ‘poortwachter’, vgl. MNW 6, 591 s.v. portenaer en MNW 6, 601. 15614 Si... Lanceloet: ‘zij steeg af op de binnenplaats en L. ook’. 15616 gerede: ‘snel’. 15617 Met groten lichte: ‘met veel licht (van fakkels, kaarsen o.i.d.); jegen hem: ‘naar hen toe’, ‘hen tegemoet’. 15618 Ende... naer: ‘en onthaalden hen daarna feestelijk’, ‘en toonden zich zeer verheugd over hun komst’. 15620 Laet mi wesen: ‘laat mij (maar) met rust’. 15624 Ne... doen: ‘kunt u haar (nl. feeste: “vreugde”, “eer”) niet bewijzen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 498]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Si dede hem feeste daer
15628[regelnummer]
Ende deden ontwapennen daer naer.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Die joncfrouwe beval also houde
Datmen teten gereiden soude.
Men dede metter vart also
15632[regelnummer]
Ende men deden eten doe.
Daer na dedene te bedde die cnapenGa naar margenoot+
Ende hi ginc toten dage to slaepen.
Sander daeges alsmen op was gestaen,
15636[regelnummer]
Die van binnen vraegeden har saen
Wat avonture datse daer brachte
Te comene ter tijt vander nachte.Ga naar margenoot+
Ende si telledet hare nichten met allen
15640[regelnummer]
Also alse haer was gevallen,
Ende hoese een ridder hadde onteert
En hadde Lanceloet dat niet verweert.
Ga naar margenoot+ Si seiden alle tier ureGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15630 Datmen... soude: ‘dat men iets te eten (voor hem) zou klaarmaken’. 15634 to: ‘toe’, vgl. Van Loey ii, par. 85. 15637 Wat... brachte: ‘welke gebeurtenis haar ertoe bracht’. 15639 met allen: ‘volledig’. 15640 Also... gevallen: ‘zoals (het) haar was overkomen’. 15642 En... verweert: ‘als L. dat niet verhinderd had’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 499]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15644[regelnummer]
Dat sijs hadde goede avonture.
Ga naar margenoot+ Des daeges alse op was gestaen
Lanceloet ende wech woude gaen,
Die here van daer binnen bat
15648[regelnummer]
Hem so vele dat hi eer at.Ga naar margenoot+
Alse Lanceloet hadde geeten
Ende op sijn part was geseten,
Die wart bat dat hi hem seggen woude
15652[regelnummer]
Waer waert hi henen riden soude.
Ga naar margenoot+ ‘Ic micte te varne,’ seide hi,Ga naar margenoot+
Ten castele opten berch hier bi.’
Ga naar margenoot+ ‘God moet u verden,’ sprac die wart,
15656[regelnummer]
‘Van te varne daer wart.
Ic ne souts u niet raeden, here:
Ga naar margenoot+ Hets leden V jaer ende mereGa naar margenoot+
Datter geen ridder in mochte gaen,
15660[regelnummer]
Hine bleef doet ocht gevaen.’
Ga naar margenoot+ ‘Hoe quam dat, here?’ sprac Lanceloet.
Hi seide: ‘Ic saelt u seggen bloet.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15644 Dat... avonture: ‘dat zij daarbij geluk (gehad) had’. 15647-8 bat... at: ‘drong zo bij hem aan dat hij eerst at’. 15651 wart: ‘gastheer’. 15653 micte: ‘was van plan’. 15655 verden: ‘weerhouden’, zie MNW 9, 1273 bij A 3. 15658 Hets leden: ‘er is voorbijgegaan’. 15660 Hine... gevaen: ‘of hij vond de dood of werd gevangen genomen’. 15662 bloet: ‘onomwonden’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 500]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Hets V jaer wel, oft also lanc,Ga naar margenoot+
15664[regelnummer]
Dat een ridder heeft gewacht den inganc,
Datter noit sint man in ne quam,
Sonder dies orlof ane hem nam.
Hi es soe wert ende van so groter macht
15668[regelnummer]
Ende hi heeft so grote crachtGa naar margenoot+
Dat noit man ne quam daer ter stede,
Van dezen lande noch van andren mede,
Hine verwannen, dat seggic u.
15672[regelnummer]
Hier bi ne radic u niet nu
Daer wart te varne nu ter tijt:Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Gine mocht niet danen comen sonder strijt.’
Lanceloet antworde sciere:
15676[regelnummer]
Ga naar margenoot+ ‘Ic ne liet in gere maniere
Ic ne soude varen daer wart:
Ga naar margenoot+ Ic verloes ghisteren daer mijn part,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Ic ne weet in wat manieren dat was.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15663 Hets... lanc: ‘het is al wel vijf jaar, of langer, (zo)’. 15664 gewacht: ‘bewaakt’. 15665 Datter: ‘zodat er’; sint: ‘vanaf die tijd’, ‘in die tijd’. 15666 Sonder... nam: ‘behalve degene die daarvoor toestemming van hem kreeg’. 15667 wert: ‘voortreffelijk’; van so groter macht: ‘van zo'n groot aanzien’. 15670 Van... mede: bijv. bep. bij man (vs. 15669). Na andren dient het samengetrokken lande toegevoegd te worden. 15671 Hine verwannen: ‘of hij versloeg hem’. 15674 danen: ‘daar vandaan’. 15676-7 Ic... wart: ‘ik zie er onder geen enkel beding vanaf daarheen te gaan’. 15679 Ic... was: ‘ik weet niet op welke wijze dat gebeurde’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 501]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15680[regelnummer]
Ga naar margenoot+ ‘Na dat gi hebdt sulken wille das,’
Sprac die riddre, ‘dat gi daer nu
Immer varen wilt, ic sal varen met u
Ende ic sal die ere sienGa naar margenoot+
15684[regelnummer]
Die u daer sal gescien.
Ende ic sal u oc hier binnen ene dinc tellen
Die den strijt te rechte soude vellen.’
Ga naar margenoot+ Die ridder wapende hem sonder sparen
15688[regelnummer]
Ende alsi beide souden varenGa naar margenoot+
Sprac die joncfrouwe te Lancelote saen:
‘Lieve here, ic hebbe verstaen
Dat een tornoy sal sijn te Kameloet.
15692[regelnummer]
Suldire iet sijn?’ Doe sprac Lanceloet:
‘Waer bi vragedi dat, joncfrouwe?’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Here, bi mire trouwe,
Wart soe dat ic u daer waende sien,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15682 Immer: ‘beslist’. 15683 die ere: ‘de zege’, ‘het succes’, vgl. MNW 2, 689 bij 1. 15684 gescien: ‘te beurt vallen’. 15685-6 Ende... vellen: ‘en ik zal u onderweg iets vertellen dat het gevecht volgens recht en billijkheid kan voorkomen’. 15690 verstaen: ‘vernomen’. 15692 iet: ‘soms’. 15695 Wart soe: ‘als het zo was’; waende: ‘hoopte’, ‘verwachtte’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15690-702 De jonkvrouwe hoopt Lanceloet weer te zien op het toernooi te Kameloet dat ter octaven van Sinte Marien Magdalenen dage (vs. 12495-6) gehouden zal worden. Dit toernooi is door de koningin en Lioneel georganiseerd om Lanceloet naar het hof te lokken (vgl. vs. 12473-572). De jonkvrouwe zal Lanceloet daar inderdaad opnieuw zien en zelfs door de koningin over haar relatie met Lanceloet aan de tand gevoeld worden, zie J Bk. ii, vs. 19828-59, 20276-83 en 20383-513; M iv, lxxiv, 13, 28 en 33-36; S v, 172/5-20; 177/6-9 en 178/33 - 180/14. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 502]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15696[regelnummer]
Ic en onthelde mi niet van dien,
Ic ne souder danne wesen.’
Ga naar margenoot+ Lanceloet antworde te desenGa naar margenoot+
Dat hi sijn soude dare,
15700[regelnummer]
Op dat hi met hem selven ware.
Ga naar margenoot+ Si bevalne Gode daer naer
Ende seide si soudene sien daer.
Ga naar margenoot+ Si reden en wech metter vart.Ga naar margenoot+
15704[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Alsi waren op hare vart,
Die ridder sprac hem an tier tijt:
Ga naar margenoot+ ‘Na dat gi van Arturs hove sijt
Ende geselle vander Tafelronde,
15708[regelnummer]
So wane ic dat gi kint nu ter stondeGa naar margenoot+
Die gene die sijn gesellen hier af.’
Ga naar margenoot+ Lanceloet daer toe antworde gaf:
‘Here, ic bem selden int sconincs hof.
15712[regelnummer]
Daer bi bem ic tonvroeder daer of
Hem allen te kinnen, mareGa naar margenoot+
Die ghene die harentare
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15696-7 Ic... wesen: ‘ik zou niets daarvoor nalaten (er alles voor doen) om er dan te zijn’. 15700 Op... ware: ‘mits hij zijn eigen meester was’ (dus: niet gewond, gevangen o.i.d.). 15701 Si... Gode: ‘zij beval hem bij God aan’, ‘zij wenste hem Gods zegen toe’. 15708 wane: ‘denk’. 15709 hier af: ‘hiervan’, nl. van de Tafelronde. 15710 daer toe: ‘daarop’. 15711 int sconincs hof: lees in sconincs hof (zie P/G). 15712-3 Daer... kinnen: ‘daardoor ben ik (nog) minder in staat hen allen te kennen’. 15714 harentare: ‘her en der’, ‘overal’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 503]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meest wandelen nu ter uren
15716[regelnummer]
Ende ondersoeken die avonturen
Kinnic som. Nochtan sijn daer inne
Sulke die ic nine kinne.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Dats mi leet, want elc van hem es
15720[regelnummer]
Goet man ende wart, sijt seker des.’
Ga naar margenoot+ Die ridder seide: ‘Segt mi dan,
Kinnedi iet enen ridder die es een jonc man,
Ga naar margenoot+ Die geselle vander Tafelronde esGa naar margenoot+
15724[regelnummer]
Ende heet Hestor van Mares?’
Ga naar margenoot+ Lanceloet seide: ‘Gewaerlike,
Ic ne kinne ridder in erderike
Dien ic duchten soude also sere
15728[regelnummer]
Als ic hem soude, here,Ga naar margenoot+
Daert ten nausten ginge
Tusscen II ridders onderlinge.’
Ga naar margenoot+ Dander seide: ‘Weetti wie hi es?’
15732[regelnummer]
Ga naar margenoot+ ‘Nenic, here, sijt seker des,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15715 Meest wandelen: ‘het meest rondtrekken’. 15716 ondersoeken die avonturen: ‘de avonturen beproeven’. 15717 som: ‘ten dele’; daer inne: ‘daarbij’ (nl. bij de rondtrekkende ridders). 15718 Sulke: ‘sommigen’, ‘bepaalde ridders’. 15720 wart: ‘dapper’. 15725 Gewaerlike: ‘waarachtig’, ‘eerlijk’. 15729 Daert... ginge: ‘waar het er op aan zou komen’, vgl. MNW 4, 2213 bij 12. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15724 Hestor van Mares: deze veelbelovende jonge ridder is, naar dadelijk zal blijken, Lanceloets halfbroer. Zie verder T bij vs. 13445-52. 15730 In de grondtekst somt Lanceloet nog wat meer kwaliteiten van Hestor op: M iv, lxxix, 17: ‘car il est preuz et vistes et maniers et porroit soffrir merveille de travail, si com je cuit’ (S v, 117/14-15). 15731-2 Het Ofr. vermeldt dat Lanceloet van Hestor gehoord heeft en hem wel eens gezien heeft, maar hem niet persoonlijk kent. Vgl. M iv, lxxix, 17; S v, 117/15-16. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 504]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sonder dat hi es in alre wiseGa naar margenoot+
Een ridder van hogen prise.
Ga naar margenoot+ Men prijst sijn ridderscap also sere
15736[regelnummer]
Alse mijns heren Waleweins, ochte mere.’
Ga naar margenoot+ Die ridder seide tier uren:
‘Here, hi es sculdich bi naturenGa naar margenoot+
Goet ridder te sine sekerlike,
15740[regelnummer]
Want een die beste van erderike
Was sijn vader diene wan.
Ga naar margenoot+ Dat was van Beynoeit die coninc Ban.’
Ga naar margenoot+ Dies wonderde Lanceloet sereGa naar margenoot+
15744[regelnummer]
Ende seide: ‘Wat seggedi, here?
Men mach u hebben, ic wane,
Logene geven te verstane.’
Ga naar margenoot+ ‘Entrouwen, hi wan u beide gader
15748[regelnummer]
Ende was uwer beider vader,Ga naar margenoot+
Dat weet ic wel,’ sprac die ridder doe.
‘Ende ic mach u oc wel seggen hoe.
Ga naar margenoot+ Doe doet was Uterpandragoen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15733 Sonder: ‘behalve’; in alre wise: ‘in alle opzichten’. 15734 van hogen prise: ‘van grote voortreffelijkheid’. 15736 Alse... Waleweins: ‘als (de ridderlijke bekwaamheid) van heer W.’. 15738 sculdich bi naturen: ‘vanwege zijn afkomst verplicht’. 15741 wan: ‘verwekte’. 15742 van... Ban: ‘koning Ban van Beynoeit’. 15746 Logene... verstane: ‘een leugen verteld’ (de vorm geven is in zeldzame gevallen ook deelw., vgl. MNW 2, 1793). 15747 beide gader: ‘allebei’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15742 Beynoeit (Ofr. Benoyc): het gebied van koning Ban was net als dat van zijn broer Bohort, Gaunes (Ofr. Gaunes, Gannes), waarschijnlijk gelegen in het westen van het huidige Frankrijk, in Anjou, ten zuiden van de Loire. Vgl. West 1978, p. 136. 15751 Uterpandragoen was Arturs vader. Zie voor het bekende verhaal van Arturs verwekking en van de wijze waarop hij aan de macht kwam Jacob van Maerlants Merlijn, ed.-Sodmann 1980, vs. 9031-10092. De Ofr. voorbeeldtekst vindt men in S ii, 77/5 - 88/18 en in Robert de Borons Merlin (ed.-Micha 1979), par. 77-91. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 505]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15752[regelnummer]
Men woude cronen Arture in dat doen,
Die een kint was, ende die baroneGa naar margenoot+
Die goet hilden van Uterpandragone
Waeren ontboden daer sonder waen
15756[regelnummer]
Om hem manscap te doen. Ende doe gevelGa naar margenoot+
Dattie coninc Ban ende met hem also welGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15752 in dat doen: ‘in die tijd’. 15753 barone: ‘edelen’, ‘leenmannen’. 15754 goet hilden: ‘land in leen hadden’. 15755 Waeren... waen: dit vers, het laatste van de kolom, is een weesvers. Waarschijnlijk is er bij het overschrijven na dit vers een vers weggevallen, hoewel dit niet uit het zinsverband blijkt. De Ofr. tekst luidt ‘que li baron qui de Uterpandragon tenoient refurent mandé devant le roi Artu et por recevoir lor fiez de lui et por faire lui homage’ (M iv, lxxix, 18; S v, 117/27-9). Het weggevallen vers correspondeerde vermoedelijk met de zinsnede ‘devant le roi Artu et por recevoir lor fiez de lui et’. J voegt hier een vers van eigen vinding toe: ‘[Ende quamen also saen]’ (vs. 15753). 15756 Om... doen: ‘om hem (d.i. Artur, de leenheer), als leenman trouw te zweren’, zie T; gevel: ‘gebeurde het’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15756-68 De Merlijncontinuatie - het verhaal van de eerste jaren van Arturs regering - vertelt uitgebreid hoe Ban onder invloed van Merlijns toverkunsten Hestor verwekte, vgl. Jacob van Maerlants Merlijn, ed.-Van Vloten 1880, vs. 33167-570. Zie voor de Ofr. voorbeeldtekst, de Suite-Vulgate du Merlin, S ii, 401/10 - 406/32. 15756 manscap te doen: wanneer een leenman zijn leenheer manscap doet, zweert hij hem trouw. De onderlinge leenverhouding wordt bevestigd. Als symbool daarvoor legde de leenheer zijn handen om die van de leenman heen. Het overhandigen van bijv. een kluit aarde aan de leenman symboliseerde de overdracht van het leengoed. De dood van een der partijen beëindigde de leenverhouding. Met de opvolger van de overledene werd de leenband hernieuwd. Na Uterpandragoens dood komen dan ook alle leenmannen naar het hof om Artur manscap te doen, ook de leenmannen van overzee, zoals Ban en Bohort. Vgl. Van Winter 1976, p. 8 + de afb. op p. 9, p. 23-31 en Jansen 1978, p. 99-103. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 506]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die coninc Bohort van Gaunes,
Die sijn broeder was, sijt seker des,
15760[regelnummer]
In dien casteel laegen enen nacht
Daer ghi gistren te varne had gehacht.
Die hertoge van Mares, die doe wasGa naar margenoot+
Here vanden castele, sijt seker das,
15764[regelnummer]
Hadde ene dochter: men ne vant
Ghene so scone in al dit lant.
Ende die coninc Ban, alse hise sach,
Dede al soe dat hi bi hare lachGa naar margenoot+
15768[regelnummer]
Ende wan Hestore an hare.
Ende alse hi gewassen was daer nare
Ende voer tArturs hove wart,
Die ridder daer ghi jegen vechten vart
15772[regelnummer]
Verboet hem dat hi niet ne soude makenGa naar margenoot+
Kinnesse jegen u in genen saken.
Ga naar margenoot+ Nochtan hebbic wonder des,
Na dien dat hi also goet es
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15760 laegen: ‘verbleven’. 15761 te... gehacht: ‘heen dacht te gaan’, vgl. voor gehacht Van Loey ii, par. 113. 15767 bi hare lach: ‘met haar naar bed ging’. 15769 gewassen: ‘opgegroeid’. 15771-3 Die... saken: ‘verbood de ridder naar wie u toe gaat om te vechten, hem dat hij zich tegenover u in enig opzicht bekend zou maken’. 15774 hebbic wonder des: ‘verbaas ik mij erover’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 507]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15776[regelnummer]
Alse gi mi hebt gesegt nu,
Dat hi noit en aquiteerde u,Ga naar margenoot+
Want gine hebt gene scande indien
Dat hi u broeder es, als ic mach sien.’
15780[regelnummer]
Ga naar margenoot+ ‘En es mi ghene scande,’ sprac Lanceloet,
‘Mar ic hebs bliscap groet
Dat also goet man mijn broeder esGa naar margenoot+
Ende God moete sijn geloeft des.
15784[regelnummer]
Ende ic ne werde nimmermere
Te payse, ic ne sal weten eere
Van deser saken die waerhede.
Ende hi sal mi oc redene moeten geven medeGa naar margenoot+
15788[regelnummer]
Sonder letten waer bi
Dat hijt hevet geholen jegen mi.’
Ga naar margenoot+ Alsi ten castele quamen, doe bat
Gene riddre Lancelote dat
15792[regelnummer]
Hi daer een lettel ontbeiden woude,Ga naar margenoot+
Want hi weder tote hem comen soude.
Ga naar margenoot+ Lanceloet bleef doer sine bede daer
Ende hi voer inden casteel daer naer
15796[regelnummer]
Ende vant den riddre eer iet lanc,
Die te hoedene plach den inganc,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15777 aquiteerde u: ‘kennis met u maakte’, ‘met u omging’. 15778 indien: ‘vanwege het feit’. 15783 geloeft: ‘geprezen’; des: ‘daarvoor’. 15784-5 ic... payse: ‘ik zal geen rust vinden’. 15788 Sonder letten: ‘onverwijld’, ‘onmiddellijk’. 15789 geholen: ‘verzwegen’. 15792 een lettel: ‘een poosje’; ontbeiden: ‘wachten’. 15793 Want: ‘totdat’. 15794 doer sine bede: ‘op zijn verzoek’. 15796 eer iet lanc: ‘al snel’. 15797 hoedene: ‘bewaken’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 508]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die Hestors oem was. Ende si bede
Groeten elc andren te dier stede,
15800[regelnummer]
Want elc was anders rechwere.
Doe sprac toten ridder die here:
‘Gi moet u wachten van felheden nu,Ga naar margenoot+
Want hier coemt vechten jegen u
15804[regelnummer]
Die beste ridder die leeft,
Die over die brugge heeft
Wille te varne met crachte
Ende hi es van so groter machteGa naar margenoot+
15808[regelnummer]
Dat ghi en sult sonder waen
Sine cracht niet moegen wederstaen.
Maect uwen pays, dat radic u,
Ten eerlijcsten dat gi moeget nu.’
15812[regelnummer]
Ga naar margenoot+ ‘Wie es hi dan?’ sprac die ridder, ‘dat segt mi.’Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ ‘Hets mijn here Lanceloet,’ antworde hi.
Ga naar margenoot+ ‘Jegen Lancelote,’ sprac hi tien tiden,
‘Ne willic emmer niet striden
15816[regelnummer]
Of God wilt, Onse Here:
Ga naar margenoot+ Ic souder af hebben sulc eereGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15800 elc... rechwere: ‘elk was de volle neef van de ander’, vgl. MNW 6, 1134, waar rechwere als een Vlaamse vorm wordt aangemerkt. 15802 wachten: ‘onthouden’; felheden: ‘boosaardige daden’. 15805-6 Die... crachte: ‘die het voornemen heeft met geweld over de brug te gaan’. 15807 van... machte: ‘zo sterk’. 15810 Maect uwen pays: ‘sluit vrede’. 15811 Ten... nu: ‘zo eervol als u nu kunt’. 15815 Ne [...] emmer niet: ‘in geen geval’. 15817 Ic... eere: ‘ik zou er net zoveel succes mee hebben’. eere is hier ironisch bedoeld: de ridder verwacht in de pan gehakt te worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 509]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Alsmen van den andren seget
Daer hi jegen te vechtene pleget.
15820[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Al waendickene verwinnen nu,
Ine daeds niet, seggic u,
Ende ic souds oec met rechte begevenGa naar margenoot+
Om Hestors wille, mijns neven,
15824[regelnummer]
Dies broeder hi es. Mer nu segt mi,
Hoedane wapene draeget hi?’
Ga naar margenoot+ Hi seit hem thant. Ende hi kinde wel
Dien ridder, bedi dat hi int water velGa naar margenoot+
15828[regelnummer]
Des avonts te voren. ‘Here, waendi des,’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15820 waendickene verwinnen: ‘dacht ik hem te (kunnen) verslaan’. 15821 Ine... niet: ‘dan zou ik het (nl. strijden tegen L.) toch niet doen’. 15822 souds: ‘zou het’; begeven: ‘nalaten’. 15825 Hoedane wapene: ‘wat voor wapenrusting’. 15827 bedi dat: ‘omdat’. 15828 waendi des: ‘meent u wat dit betreft’, ‘denkt u’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15828-32 De vertaling is hier korter dan de voorbeeldtekst. De retorische vraag (vs. 15828-30: Here... wapinen) is in het Ofr. een gewone vraag waarop Lanceloets gids antwoord geeft: S v, 118/23-26: ‘quidies vous dont que che soit lancelot cils qui porte lez blanches armes . Oil fait il iou le sai vraiement . Enon dieu fait il ce ne fu onques mesire lancelos . quar hier soir vint il ci . et iou ioustai a lui . si que ie labati en cel fosse . et sen ala tout a pie’. M iv, lxxix, 21 is nog iets uitgebreider: het voegt na ‘lancelos’ toe: ‘cil qui fu filz le roi Ban que l'an tient a si bon chevalier’. Vgl. ook Besamusca 1991, p. 85-89. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 510]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sprac die ridder, ‘dat die ridder Lanceloet es,
Metten witten wapinen? Sijt seker das
Dattie ridder gisternavont hier was
15832[regelnummer]
Ende dat icken int water stac.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Dat en was niet Lanceloet van Lac:
Ga naar margenoot+ Haddijt geweest al sonder waen,
Hine hadde niet gevallen so saen.
15836[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hets enich ribaut of triwant
Die aldus rijdt dore tlantGa naar margenoot+
In die gelike van enen goeden man
Ende doet hem Lancelote heeten dan,
15840[regelnummer]
Datmen hem sal doen te meerre eere.’
Ga naar margenoot+ Alse dese wort verstont die here,
Hi scoffierdem daer af doeGa naar margenoot+
Ende en wister wat seggen toe.
15844[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die ridder vrageden ter vart,
Den here, hoe die ridder was gehaert.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15832 stac: ‘stootte’. 15836 Hets... triwant: ‘het is een of andere bedelaar (of “boef”, zie MNW 6, 1323 bij 3) of vagebond’. 15838 In... man: ‘in de gedaante van (vermomd als) een aanzienlijk man’. 15839 doet... heeten: ‘laat zich L. noemen’. 15840 Datmen... eere: ‘opdat men hem des te meer eer zal bewijzen’. 15842 Hi... af: ‘was hij er verlegen mee’. 15844 vrageden: ‘vroeg hem’; vart (hs vart) rijmt hier op gehaert (hs gehaert), hetgeen als onzuiver rijm aangemerkt kan worden. 15845 hoe... gehaert: ‘wat voor haar de ridder had’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15845-51 Lanceloets blonde krullende haar, dat zo opvalt dat het als herkenningsteken kan dienen, wordt beschreven in vs. 11940-1. Na zijn vergiftiging door het drinken uit de fontein is het geheel uitgevallen (vgl. vs. 12132) zodat het lijkt alsof hij kaalgeschoren is. Tweemaal heeft zijn kale hoofd hem voor ongewenste herkenning behoedt, zie vs. 13315-39 en 13783-4. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 511]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Hine heeft geen haer, bedi
Hi es bescoren.’ Ende doe seide hi:Ga naar margenoot+
15848[regelnummer]
‘Nu bem ic herde seker des
Dattie ridder Lanceloet niet en es,
Want hi heeft dat scoenste hoeft
Datmen hebben mochte, des geloeft.
15852[regelnummer]
Nu laeten vort comen gereet,Ga naar margenoot+
Die hem selven Lanceloet heet.
Ga naar margenoot+ Ic ne wille te ghenen daegen
Nemmermee vort wapene draegen,
15856[regelnummer]
Ne stekickene niet uten gereide.’
Ga naar margenoot+ Die ridder quam tote Lancelote ende seide:Ga naar margenoot+
‘Gi moet joesteren nu te tiden,
Anders ne mogedi niet liden.’
15860[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Si gereidden hem beide metter vart
Ende elc liet lopen ten andren wart,
Ga naar margenoot+ So dat si elc op andren staken,Ga naar margenoot+
Dat haerre beider speren braken
15864[regelnummer]
Ende si hem beide te samen
Onder horten met lichamen,
Mar dat si onthilden hem so wel
Dat noch deen noch dander en vel.Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15847 bescoren: ‘kaalgeschoren’. 15851 des geloeft: ‘dat verzeker ik u’. 15852 vort comen: ‘tevoorschijn komen’; gereet: ‘meteen’. 15853 heet: ‘noemt’. 15856 gereide: ‘zadel’. 15857 Die ridder: d.i. Lanceloets gids. 15858 joesteren: ‘een tweegevecht met de lans leveren’. 15859 liden: ‘passeren’. 15860 gereidden hem: ‘maakten zich klaar’. 15861 elc... wart: ‘elk reed hard op de ander in’. 15863 Dat: ‘zodat’. 15864-5 Ende... lichamen: ‘en zij met de lichamen tegen elkaar aan botsten’. 15866 Mar... wel: ‘maar zij hielden zich zo goed vast’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 512]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15868[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Alse Lanceloet woude trecken sijn swert
Sprac die ander te hem wart:
‘Beit, here, laet ons joesteren
Ende lopen noch eens ocht II warf met speren,
15872[regelnummer]
Tot dat gi af hebt gesteken miGa naar margenoot+
Of ic u.’ Lanceloet sprac: ‘Dat si.’
Hi gaf Lancelote een spere.
Si hadden beide joesterens ghere
15876[regelnummer]
Ende liepen elc op andren soe
Dat hare scilde spleten doe.Ga naar margenoot+
Ende die riddre vander bruggen stacGa naar margenoot+
Op Lancelote, dat sijn spere brac
15880[regelnummer]
Ende Lanceloet stakene weder
Ende geraectene bat neder
Ende droegen ter erde,Ga naar margenoot+
Dat hi viel int water vanden perde
15884[regelnummer]
Ter selver stat daer te voren
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15868 swert (hs swert) rijmt hier op wart (hs wart), hetgeen als onzuiver rijm aangemerkt kan worden. 15870 Beit: ‘wacht’. 15871 Ende... speren: ‘en nog eens of twee maal op elkaar inrijden met (de) lansen’. 15873 Dat si: ‘zo zij het’, ‘dat is goed’. 15875 joesterens ghere: ‘zin om met de lans te vechten’. 15879 dat: ‘zodat’. 15880 weder: ‘op zijn beurt’. 15881 bat neder: ‘lager’. 15882 droegen: ‘wierp hem’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 513]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lanceloet viel, alse gi moeget horen,
Daer hi sonder waen verdronken ware
En haddemen hem niet gheholpen dare.Ga naar margenoot+
15888[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Alse hi uten watre getrect was
Vermaende hem Lanceloet das,
Ocht hi woude joesteren mere.
Ga naar margenoot+ Dander seide: ‘Ay, genade, here,
15892[regelnummer]
Ic ne wiste niet dat gijt wart.Ga naar margenoot+
Ic geve mi op. Siet hier mijn swart.’
Lanceloet namen op also
Ende hi voer inden casteel doe
15896[regelnummer]
Om te vernemene dare
Van Hestore ende van hem dat ware.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Die ridder vander bruch, diene brochte daer,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15885 alse... horen: ‘zoals u hebt kunnen horen’, zie T. 15886 hi: d.i. de ridder van de brug. 15889 Vermaende: ‘vroeg’. 15894 Lanceloet... also: hoewel dit vers heel goed geïnterpreteerd kan worden als ‘L. schonk hem genade’ (vgl. MNW 5, 1802-3 bij 4) verdient op grond van het Ofr. de vertaling ‘L. tilde hem op’ de voorkeur, vgl. MNW 5, 1801-2 bij 1 en M, iv, lxxix, 22: ‘Et Lanceloz le prant et le fait monter derrier lui’ (S v, 119/17-8). 15897 Van... ware: ‘de waarheid over H. en over hem (d.i. L., dus over hun verwantschap)’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 514]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sprac ter vrouwe van daer binnen daer naer:
15900[regelnummer]
‘Lieve suster, ic bringe u
Den besten ridder vander werelt nu:
Dat is Lanceloet van Lac, sijt seker des,Ga naar margenoot+
Die Hestors, uwes soens, broeder es.’
15904[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Si was utermaten blide das.
Ende als hi ontwapent was,
Hare dochte dat si sach bi gelijc
Den coninc Ban van Beynoic.Ga naar margenoot+
15908[regelnummer]
Si custene an sinen mont
Ende weende van bliscepen tier stont.
Ga naar margenoot+ Si leidene int paleys ende seide:
‘Mine wondert niet bi rechter waerheide
15912[regelnummer]
Dat gi goet ridder sijt ende wart man,Ga naar margenoot+
Bedi u vader die coninc Ban
Was die beste ridder die ic noit en sach
Van sire ouden op enichgen dach.’
15916[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Lanceloet bat hare daer naer
Dat si hem woude seggen twaer,Ga naar margenoot+
Ocht Hestor sijn broeder was,
Want hi hadde tale gehort das.
15920[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Ja hi, sonder waen,’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15903 Die... es: ‘die de broer van uw zoon H. is’. 15905 ontwapent: ‘van zijn wapenrusting ontdaan’. 15906 Hare dochte: ‘meende zij’; bi gelijc: ‘bij benadering’ (vgl. MNW 2, 1257 bij 1 b, waar ‘als zij zich niet vergiste’ en ‘aan de uiterlijke gelijkheid’ als vertalingen geopperd worden). 15911 Mine... waerheide: ‘het verbaast mij waarlijk niet’. 15912 wart: ‘dapper’, ‘voortreffelijk’. 15914 noit en: ‘ooit’. 15915 ouden: ‘leeftijd’. 15917 twaer: ‘naar waarheid’. 15919 tale... das: ‘daarover iets gehoord’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 515]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende dede hem al tselve verstaen
Dat hem sijn wert hadde geseit,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ So dat hi wel wiste die waerheit.
15924[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Si toende hem een vingerlin tier stont,
Daer een diere saphier in stont
Ende II serpentekine,
Gehouwen inden vingerline.Ga naar margenoot+
15928[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘In gewarre dinc,
Mi gaf u vader die coninc
Dit vingerlin dat gi hier siet
Alse hi uut desen lande sciet,
15932[regelnummer]
Ende seide dat hem die coninginne gaf,Ga naar margenoot+
U moeder, ende dat si daer af
Recht hadde des gelike.
Ende hi seide waer sekerlike,
15936[regelnummer]
Want het en es niet lanc leden
Dat ic doer Gaule quam gereden,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15921 al tselve: ‘precies hetzelfde’. 15922 wert: ‘gastheer’. 15924 vingerlin: ‘ring’. 15925 Daer... stont: ‘waar een kostbare saffier (donkerblauwe edelsteen) in gevat was’. 15926 serpentekine: ‘slangetjes’, ‘draakjes’. 15927 Gehouwen: ‘uitgesneden’, ‘gegraveerd’. 15928 In gewarre dinc: ‘in waarheid’. 15932 dat: ‘dat het (de ring)’. 15933-4 daer... gelike: ‘precies dezelfde (ring) had’. 15937 Gaule: het huidige Frankrijk (vgl. West 1978, p. 133). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15921-2 Zie vs. 15721-79. 15924-61 Deze ring wordt ook vermeld in het verhaal over Hestors verwekking in de Merlijncontinuatie (m.n. ed.-Van Vloten 1880, vs. 33487-91, vgl. ook T bij vs. 15756-68). 15937 De Ofr. tekst motiveert het bezoek van Hestors moeder aan Gaule: ‘que je chevauchai par mi Gaule por parler a .I. mien oncle qui est conseillier le roi Claudas’ (M iv, lxxix, 24; S v, 120/4-5). Vgl. Besamusca 1991, p. 83-85. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 516]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ So dat ic te Royal Mostier quam,
Daer u vader leget, ende ic vernamGa naar margenoot+
15940[regelnummer]
Uwer moeder daer ende die es, seggic u,
Die beste vrouwe die leeft nu
Ende een helich wijf sekerlike.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Si vragede mi soetelike
15944[regelnummer]
Wie ic was ende van wat lande
Ende ic seit hare altehande.
Doe vragede si mi om u vort.
Ic seide ic hadde van u gehortGa naar margenoot+
15948[regelnummer]
Ende dat ic u noit ne hadde gesien
Ende ic seide hare oc totien
Dat ghi die beste ridder wart
Die achter lande voer ocht vart.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15938 Royal Mostier: ‘het Koninklijke Klooster’, zie T. 15939 leget: ‘begraven ligt’. 15943 soetelike: ‘vriendelijk’. 15949 totien: ‘daarover’, ‘wat dat aangaat’. 15951 Die... vart: ‘die door het land rondtrok of rondtrekt’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 517]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15952[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Mettien sach si ane mine hantGa naar margenoot+
Dit vingerlin ende vragede mi thant
Van wanen het mi was toe comen.
Ga naar margenoot+ Als ic die wort hadde vernomen,
15956[regelnummer]
Ic wout helen, mar ic ne mochte:
Ga naar margenoot+ Si kinnet wel ende si brochteGa naar margenoot+
Dat wedergade daer af thant,
Ga naar margenoot+ So dat ic daer ondervant
15960[regelnummer]
Ende weet seker dat mi seide
U vader hier af die waerheide.’
Ga naar margenoot+ Alse Lanceloet die sake verstont,Ga naar margenoot+
Hi was blider daer af tier stont
15964[regelnummer]
Dan oftmen hem hadde gegeven doe
Die beste stat ende die rijcste toe
Die de coninc Artur hadde tien tide.
Ga naar margenoot+ Si waren dien avont alle blideGa naar margenoot+
15968[regelnummer]
Van Lancelote, minste ende meeste,
Ende maecten van sire coemste feeste.
Ga naar margenoot+ Die vrouwe, die in II jaeren daer vore
Niet ne sach haren sone Hestore,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15954 Van... comen: ‘van wie (eigenlijk “van waar”) ik het gekregen had’. 15956 helen: ‘verbergen’. 15957 kinnet: ‘herkende het (de ring)’. 15958 Dat wedergade: ‘het evenbeeld’. 15959 ondervant: ‘te weten kwam’, vgl. MNW 5, 448 bij 4. 15964 oftmen: ‘wanneer men’. 15968 Van: ‘vanwege’; minste ende meeste: ‘klein en groot’ (iedereen). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 518]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15972[regelnummer]
Si hadde groten gareGa naar margenoot+
Om te wetene van hem niemare
Ende Lanceloet seide hare nadien
Dat hine al gesont hadde gesien,
15976[regelnummer]
Het was leden dat hi waende
Luttel meer dan II maende.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Lanceloet was daer binnen gedaen
Groete feeste sonder waen.
15980[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Sanderdaeges sciet uten hove
Lanceloet metter vrouwen orlove.
Die vrouwe, si geleiddene doeGa naar margenoot+
Ende si bat hem emmer toe
15984[regelnummer]
Ende si seide: ‘Wel lieve here,
Ic bidde u dat gi vort mere
Om Hestor penst, uwen broeder,
Die mijn kint es ende ic sijn moeder,Ga naar margenoot+
15988[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Dat gi te hem wart neemt ware.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15972 gare: ‘behoefte’. 15973 Om... niemare: ‘om nieuws over hem te vernemen’. 15975 al: ‘volledig’. 15976 dat hi waende: ‘dacht hij’, ‘naar hij meende’. 15978-9 gedaen... feeste: ‘onthaald met veel vreugde (feestelijkheden)’. 15981 orlove: ‘toestemming’. 15982 geleiddene: ‘deed hem uitgeleide’, ‘reed een stuk met hem mee’. 15985 vort mere: ‘voortaan’. 15988 Dat... ware: ‘dat u zich om hem bekommert’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T15972-7 Een ontmoeting tussen Lanceloet en Hestor werd voor het laatst beschreven in S iv, 234/27 - 236/15; M ii, xliii, 44-53. Dit (gewelddadige) treffen ligt nog voor Bohorts poging de koningin te ontvoeren, waarna Lanceloet door de oude vrouw weggevoerd wordt. Aan de daaropvolgende zoektocht naar Lanceloet neemt ook Hestor deel (zie T bij vs. 13445-52). Hij was derhalve aan het hof in die periode. Lanceloet kan hem daar ontmoet hebben. Een dergelijke ontmoeting wordt echter niet in het verhaal vermeld. De aanduiding Luttel meer dan II maende is in overeenstemming met de chronologie van de Lanceloet-queeste, vgl. Inleiding hfst. 2, par. 6 en de Bijlage. 15978-81 Het Mnl. vat hier in vier regels het uitgebreide verslag samen dat in het Ofr. gegeven wordt van Lanceloets overnachting, zie M iv, lxxix, 25-26 en S v, 120/21-31. Vgl. Besamusca 1991, p. 78-85. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 519]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Hi antworde der vrouwen daer nare:
Ga naar margenoot+ ‘Onne mi God dat icken vinde,
Ic ne sal niet so sciere van uwen kinde
15992[regelnummer]
Sceden, op dat ics hebbe macht.’Ga naar margenoot+
Ende als sine een stuc hadde gebracht
Deedse weder keren die here.
Ga naar margenoot+ Si bat hem over Hestore sere.
15996[regelnummer]
Aldus sciet Lanceloet tien tide
Van hare drove ende blide:Ga naar margenoot+
Drove om Lyoneels wille,
Daer hi niet af lude no stille
16000[regelnummer]
In en gere maniere en mochte verstaen,Ga naar margenoot+
Ende hi was blide al sonder waen
Om Hestore dien hi vinden salGa naar margenoot+
In corten tiden, heeft hijs geval.
16004[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi reet alsoe toter noenen toe
Ende quam in een out foreest doe,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W15990 Onne mi God: ‘als God het mij zou vergunnen’. 15991 sciere: ‘snel’. 15992 op... macht: ‘indien ik daartoe (tot het langdurig in Hestors gezelschap blijven) in staat ben’. 15994 Deedse... here: ‘liet de heer (d.i. L.) haar terugkeren’. 15995 Si... sere: ‘zij drong wat betreft H. zeer bij hem aan’. 15999-16000 Daer... verstaen: ‘over wie hij hoe dan ook op geen enkele manier iets kon vernemen’. 16003 heeft hijs geval: ‘als hij wat dat betreft geluk heeft’. 16004 noenen: ‘namiddag’, ‘de tijd van het kerkelijk getijde noene (omstreeks drie uur 's middags)’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 520]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+ Daer hi ene oude capelle sach,
Ga naar margenoot+ Daer ene oud hermite in lach.Ga naar margenoot+
16008[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Omtrint die kapelle was een kerchof
Ende daer stont ten ingange daer of
Een cruce ende een marberijn steen toe,
Ga naar margenoot+ Daer lettren an waren, die spraken soe:
16012[regelnummer]
‘O riddre die dit lant vars doreGa naar margenoot+
Om te soken avonture,
Ne wiltu niet sterven, sone com niet
In dit foreest, wat soes gesciet:
16016[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Dune salter niet uut moegen ontgaen
Sonder doet ocht scande sonder waen.’Ga naar margenoot+
Die cnape die met Lancelote was
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W16007 oud hermite: ‘bejaarde kluizenaar’, vgl. voor oud Van Loey i, par. 23; lach: ‘woonde’. 16008 Omtrint: ‘rondom’. 16010 marberijn: ‘marmeren’. 16011 Daer... soe: ‘waarop letters stonden, die het volgende zeiden’. 16014 wiltu: ‘wil je’, zie T. 16015 wat soes gesciet: ‘wat er ook gebeurt’. 16017 Sonder... scande: ‘zonder de dood te vinden of schande te ondervinden’. 16018 cnape: ‘schildknaap’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T16012-6 Net als in het Ofr. (M iv, lxxix, 27; S v, 121/3-6) wordt in de vertaling de ridder in dit opschrift aangesproken met de tweede persoon enkelvoud, vgl. vs. 16014 wiltu en vs. 16016 Dune. Waarschijnlijk hangt het gebruik van ‘du’ hier samen met de dreigende, wat geringschattende en uitdagende toon van het opschrift. Vgl. Stoett, par. 28 en Lulofs 1967 (m.n. p. 259-60). 16018-23 Ook het Ofr. motiveert het opduiken van deze cnape nauwelijks. Hij verschijnt daar iets eerder in het verhaal in een passage over de hitte die in de vertaling tussen vs. 16003 en 16004 ontbreekt: (M iv, lxxix, 27) ‘Et li chauz fu levez granz et mervilleus, si li anuia a chevauchier et il oste son hiaume qui molt li grevoit, ce li estoit avis, et le baille a .I. escuier qu'il ot trové el chemin’ (vgl. S v, 120/38-40). In de vertaling is de mededeling over de cnape uit deze passage gelicht en verplaatst naar het eerste optreden van deze schildknaap in de vertaalde tekst: vs. 16018-23. Vgl. Besamusca 1991, p. 83-85 en p. 91-95. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 521]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Seide, alse hi die lettren las:
16020[regelnummer]
‘Here, nu ne vardi vordre niet,
Na dat gi dit gescrifte siet.’
Ga naar margenoot+ Die cnape en behorde hem niet toe,Ga naar margenoot+
Dan hi ane hem bi avonturen quam doe.
16024[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Lanceloet vragede hem also houde
Waer hi varen soude.
Ga naar margenoot+ Die cnape antworden sonder sparen:
‘Here, ic sal tenen castele varenGa naar margenoot+
16028[regelnummer]
In gene side den bossche.’ ‘Soe souttu
Den wech rechte vort varen nu?’
Ga naar margenoot+ ‘Jayic, here,’ sprac hi metter vart,
Ga naar margenoot+ ‘Daer en es gheen ander wech daer wart.’
16032[regelnummer]
‘Nu vare dan vorewart,’ seide hi,Ga naar margenoot+
‘Sekerlike, ic volge di.’
Ga naar margenoot+ ‘Ay here,’ seit hi, ‘ne coemt niet mede,
Het ware alte groete sothede.
16036[regelnummer]
Ja en verstaedi niet die lettren, here?’
Ga naar margenoot+ ‘Daer af ne houdic min no mere.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Ic ne laets niet, ic ne salre gaen.’
Ga naar margenoot+ Hi sach dattie hermite ondaen
16040[regelnummer]
Die kapelle hadde binnen desen
Ende woude sine vespere lesen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W16020 nu... niet: ‘nu gaat u (vast) niet verder’. 16023 Dan... doe: ‘maar hij (L. of de cnape) liep hem (L. of de cnape) toevallig tegen het lijf’. 16024 also houde: ‘meteen’. 16028 In... bossche: ‘aan de andere kant van het bos’. 16028-9 Soe... nu: ‘moet je dan de weg rechtdoor volgen’. 16032-3 Nu... Sekerlike: ‘“Rijd nu maar gerust verder,” zei hij’. 16035 sothede: ‘dwaasheid’. 16036 Ja... lettren: ‘begrijpt u dan het opschrift niet’. 16037 Daer... mere: ‘daar geloof ik helemaal niets van’. 16038 Ic... gaen: ‘ik zie er niet vanaf daarheen te gaan’. 16039 ondaen: ‘geopend’, gebruikelijker is de vorm ontdaen. 16041 sine vespere lesen: ‘de kerkdienst van het canonieke getijde “vesper” opdragen’. Dit gebeurde omstreeks zes uur 's middags. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 522]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Lanceloet groettene doe ende hiGa naar margenoot+
Groettene weder ende seide: ‘Wat soecti?’
16044[regelnummer]
Ga naar margenoot+ ‘Ic soeke,’ seit hi, ‘al dore dit lant
Enen ridder, es Lyoneel genant.’
Ga naar margenoot+ ‘Hoe heetti?’ ‘Ic heete Lanceloet.’
Ga naar margenoot+ Doe seide die hermite al bloet:Ga naar margenoot+
16048[regelnummer]
‘Ic hebbe van u te meneger tijt
Horen spreken, bedi gi sijt
Die beste die leeft nu ten stonden,
Na dat vele liede orconden.
16052[regelnummer]
Het ware over grot scadeGa naar margenoot+
Vordi iewerinc bi dommen rade,
Daer gi niet ne mocht keren dan:
Ga naar margenoot+ Daer souden vele liede verliesen an.
16056[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Ic ne rade u niet vorder te varne
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W16045 es... genant: ‘die L. heet’, vgl. Stoett, par. 67. 16047 al bloet: ‘onomwonden’. 16051 Na... orconden: ‘zoals velen vertellen’. 16052 Het... scade: ‘het zou buitengewoon jammer zijn’ (vgl. voor grot P/G). 16053 iewerinc: ‘ergens’; bi dommen rade: ‘door een dwaas advies’, ook mogelijk is de vertaling ‘door een onverstandig besluit’. 16054 keren: ‘terugkeren’. 16055 Daer... an: ‘dat zou voor veel mensen een verlies zijn’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 523]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Int foreest in spele noch in scarne:Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Daer sijn binnen desen naesten II jaeren
Wel C ridders gevaren,
16060[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die mi hadden gesekert al,
Haddem God gegeven tgevalGa naar margenoot+
Dat si hadden behouden tleven,Ga naar margenoot+
Dat si souden sijn comen hier beneven
16064[regelnummer]
Om mi te seggene tuwaren
Hoe si daer hadden gevaren.
Ga naar margenoot+ Noit en quamer een weder tote mi.
Ga naar margenoot+ Ic weet wel dat si doet sijn. Daer biGa naar margenoot+
16068[regelnummer]
Seggic u, here, die nu ter tijt
Pilaerne van ridderscape sijt,
Dat gi niet vort ne vart nu,
Want gine keert niet, dat seggic u.’
16072[regelnummer]
Ga naar margenoot+ ‘Nu segt mi,’ seide Lanceloet saen,Ga naar margenoot+
‘Die lettren die daer gescreven staen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W16057 in... scarne: ‘voor de grap noch voor de lol’ (dus: ‘in alle ernst’); te verbinden met rade (vs. 16056). 16058 binnen: ‘gedurende’; naesten: ‘laatste’. 16060 hadden... al: ‘allen beloofd hadden’. 16061 Haddem... tgeval: ‘als God hun het geluk had geschonken’. 16063 beneven: ‘langs’. 16065 Hoe... gevaren: ‘hoe zij het er daar afgebracht hadden’. 16069 Pilaerne: ‘steunpilaar’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 524]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hebben sire iet lange gewesen?’
Ga naar margenoot+ Die hermite antworde te desen
16076[regelnummer]
Si hadden daer wel geweest VI jaer,
Mar sine wisten niet hoe si quamen daer.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Daer en halp geen ontraden twaren:
Ga naar margenoot+ Lanceloet woude emmer vort varen.
16080[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Alse den hermite dochte
Dat hijt hem niet ontraden ne mochte,
Hi sprac tote Lancelote: ‘Ay lieve here,Ga naar margenoot+
Ic bid u dat gi blijft tavont mere.
16084[regelnummer]
Hets wel na avont nu ter wilen,
Want eer gi rijt II milen
Salt nacht sijn ende optie erde
Suldi liggen met uwen perdeGa naar margenoot+
16088[regelnummer]
Ende hebben in alre wisen
Breke van dranke ende van spisen,
Dies gi genoech moeget hier hebben nu
Ende oc die cnape die es met u.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W16074 iet: ‘soms’, ‘al’. 16077 sine... niet: ‘men wist niet’. De corrector (zie P/G) heeft doorzien dat de kopiist zich hier vergiste in een pronominale aanduiding; de oorspronkelijke lezing luidde zonder twijfel hine wiste; si: d.i. de lettren (vs. 16073). 16078 Daer... ontraden: ‘afraden had geen zin’. 16079 emmer: ‘in elk geval’. 16083 tavont mere: ‘vannacht’. 16089 Breke van: ‘gebrek aan’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 525]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16092[regelnummer]
Ga naar margenoot+ So dat int inde dedeGa naar margenoot+
Lanceloet des hermiten bede,
Diene te gemake dede sere
Met dat hem verleende Onse Here.
16096[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Lanceloet vrageden ocht hi iet
Wiste hoe dat foreest hiet.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Die hermite seide: ‘Hets geheten
Dat Verloren Foreest, wildijt weeten,
16100[regelnummer]
Omdat niemen int lant vroet en es
Wat wesene in dat foreest es.
Ga naar margenoot+ Hets soe verloren sonder waenGa naar margenoot+
Datmen gene dinc vort ne mach verstaen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W16092-3 So... bede: ‘toen deed L. tenslotte wat de kluizenaar wilde’. 16094 Diene... sere: ‘die het hem zeer naar de zin maakte’. 16096 iet: ‘soms’. 16099 Dat Verloren Foreest: ‘het verloren bos’, eigenlijk het ‘onvindbare bos’, waarbij ‘onvindbare’ betrekking heeft op de verdwenen ridders, vgl. het Ofr. (M iv, lxxix, 31: ‘la Forest Perdue’; S v, 122/16) en MNW 8, 2067-8. 16100-1 niemen... es: ‘niemand in het land de aard van het bos kent’ (vgl. MNW 9, 2351 bij 4). 16102 verloren: ‘onbekend’, ‘duister’. 16103 verstaen: ‘vernemen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T16092-5 De wijze waarop de hermite Lanceloet en de schildknaap onthaalt, wordt in het Ofr. uitgebreid beschreven: omdat het vrijdag is laat de kluizenaar zijn ‘clerc’ vis halen etc., vgl. M iv, lxxix, 31; S v, 122/8-15. De vertaling is hierover veel beknopter. Vgl. Besamusca 1991, p. 78-85. 16099-259 Dat Verloren Foreest: in de Merlijncontinuatie (zie T bij vs. 15751-68) wordt beschreven hoe Gwinebant - een broer van Ban en Bohort - bij dit bos komt. Het wordt dan ‘Sorgelike Foreest’ en ‘Wout sonder keren’ genoemd. Hij trof er de magische dans aan (zie vs. 16170-259), ging eraan deelnemen en zorgde er bovendien voor dat de dans van ridders en jonkvrouwen niet zal ophouden voor er een ridder komt die nog nooit tegen de liefde misdaan heeft. Alleen deze ridder, voor wie een kostbare zetel klaarstaat, zal de dansers kunnen verlossen. Gwinebant voegt aan de dans nog een extra attractie toe: het zelf spelende schaakspel (zie daarvoor ook J Bk. ii, vs. 18136-501). Zie de Merlijncontinuatie (ed.-Van Vloten 1880), vs. 24289-402. Vgl. ook Méla 1984, p. 360 en p. 362-3 en Bruce 1918, p. 374-6. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 526]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16104[regelnummer]
Van hem diere in gaen, cleine och groet.’
Ga naar margenoot+ ‘Dat es groet wonder,’ sprac Lanceloet,
‘Hets wech sonder keren, dunke mi.
Ga naar margenoot+ Ic salre in varen sien wat siGa naar margenoot+
16108[regelnummer]
Ende waer si sijn gebleven alle.’
‘God ghevet u te goeden gevalle,’
Sprac die hermite, ‘want ine was noit ere
Om enen man besorget so sere.’
16112[regelnummer]
Des ander dages quam Lanceloet vort,Ga naar margenoot+
Alse hi messe hadde gehort
Vanden Helichgen Geest, ende nam orlof
An dien hermite ende scieter of.
16116[regelnummer]
Ende die hermite bat sere
Vor hem Gode Onsen HereGa naar margenoot+
Dat hine daede keren gesont.
Hi voer int foreest tier stont
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W16104 hem: ‘hen’; cleine och groet: ‘helemaal niets’ (te verbinden met gene dinc in vs. 16103). Vgl. voor och MNW 5, 5. 16105 Dat... wonder: ‘dat is een buitengewoon vreemde zaak’. 16106 wech sonder keren: ‘een weg zonder terugkeer (terugweg)’, zie het Ofr.: M iv, lxxix, 31: ‘il m'est avis que ce est la Voie sanz Retor’ (S v, 122/19-20). 16107 sien wat si: ‘om te zien wat het is (wat er aan de hand is)’. 16109 God... gevalle: ‘moge God ervoor zorgen dat het goed met u afloopt’. 16114 orlof: ‘afscheid’. 16115 scieter of: ‘vertrok van die plaats’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 527]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16120[regelnummer]
Ende die scilknecht vor met hem daer.
Ga naar margenoot+ Lanceloet vragede hem daer naer
Met wien hi was. Hi antworde des:Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ ‘Metten coninc Pelles.’
16124[regelnummer]
Also alse hi reet int foreest vor wart
Hi ontmoette in sine vart
Ene joncfrouwe die gevort brochte
Een brecskin, als hem dochte.Ga naar margenoot+
16128[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi hadde sinen helm af gedaen,
Om dat hi met heyten was bevaen,
Ga naar margenoot+ So dat sijn anscijn was al bloet.
Ga naar margenoot+ Mettien groette Lanceloet
16132[regelnummer]
Die joncfrouwe, maer siGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W16120 scilknecht: ‘schildknaap’, gebruikelijk is de vorm sciltknecht. 16122 Met wien: ‘in wiens dienst’. 16126 gevort brochte: ‘meevoerde’. 16127 brecskin: ‘jachthondje’, ‘schoothondje’. 16129 met... bevaen: ‘door de hitte was bevangen’, ‘het zeer heet had’. 16130 anscijn: ‘gezicht’; bloet: ‘onbedekt’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T16123 In het Ofr. (M iv, lxxix, 32) vermeldt de schildknaap hier bovendien nog dat hij met een boodschap op weg is naar de hertog van Oc: ‘Au roi Pellés de la Terre Forainne qui l'anvoie au duc d'Oc en message’ (S v, 122/29-30). Vgl. Besamusca 1991, p. 83-85. 16125-39 Net als de jonkvrouwe die Lanceloet genezen heeft, is deze jonkvrouwe zeer onder de indruk van de schoonheid van Lanceloets verhitte gezicht, vgl. vs. 11905-48 en T bij vs. 11815-6 en 11928-41. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 528]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ne sprac een wort niet, want hi
Dochte hare so scone wesen
Dat si hare scoffierde bi desen.
16136[regelnummer]
Ende si bleef houdende na dien,
Alse diene woude bat besien.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Hi hadde groet wonder waerbi
Sine so besach. Doe seide hi:
16140[regelnummer]
‘Wat segt di, wat dunct u, joncfrouwe?’
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘Mi dunct, bi mire trouwe,
Alte groet scade nu ter tijtGa naar margenoot+
Dat also scone lichame alse gi sijt
16144[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Dus vart rechte vort te sire doet.
Ende hets verlies alte groet,
Want gine mocht niet gecomen wesen
In vreseliker foreest dan in desen.’Ga naar margenoot+
16148[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Hi seide: ‘Ne vervart u niet,
Bedi, joncfrouwe, men niet ne siet
Alle die ongevalle gescien
Daer hem die liede af ontsien.’
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W16133-4 hi... wesen: ‘zij vond hem zo knap’. 16135 Dat... desen: ‘dat zij daardoor met stomheid geslagen was’. 16136 houdende: ‘stil staan’. 16137 Alse... besien: ‘omdat zij hem beter wilde bekijken’. 16138 Hi... wonder: ‘hij vroeg zich zeer verbaasd af’. 16140 Wat segt di: ‘wat zeg je ervan’. De vorm di is in deze situatie ongebruikelijk, vgl. ook het gebruik van u in het vervolg van het vers. 16141-2 Mi... scade: ‘ik vind het, op mijn woord, buitengewoon jammer’. 16143 lichame: ‘persoon’, ‘man’. 16144 rechte vort: ‘regelrecht’. 16145 hets... groet: ‘het (nl. uw onafwendbare dood) is een al te groot verlies’. 16147 vreseliker: ‘gevaarlijker’. 16148 Ne... niet: ‘wees maar niet bang’, ‘maak u geen zorgen’. 16151 Daer... ontsien: ‘waar de mensen bang voor zijn’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 529]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16152[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Si seide: ‘God bescermes u,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Mi ware leet mesfielt u nu.’
Ende hi sciet mettien van hare.
Ga naar margenoot+ Die cnape seide tot hem daer nare:
16156[regelnummer]
‘Ay lieve here, hort na rade
Ende hebt uwes selfs genadeGa naar margenoot+
Ende keert. En hebbedi niet die joncfrouwe
Gehort, die om u heeft groten rouwe,
16160[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Die u noit ne sach ende seget al bloet,
Here, dat gi vart in uwe doet?
Die gene sullen in haeren sinnenGa naar margenoot+
Te rechte drove sijn die u kinnen,
16164[regelnummer]
Nadien dat u so sere claegen
Die gene die u noit ne saegen.
Ga naar margenoot+ Om Gode, keert! Ende ic sal nu
Keren om die minne van u,Ga naar margenoot+
16168[regelnummer]
Tote dat gi uten foreeste sijt.’
Ga naar margenoot+ Hine wouts niet doen te dier tijt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W16152 bescermes u: ‘moge u ertegen (nl. tegen ongeluk) beschermen’. 16153 Mi... nu: ‘het zou mij spijten als het nu slecht met u afliep’. 16156 hort na rade: ‘geef gehoor aan een (verstandig) advies’, ‘wees verstandig’. 16157 hebt... genade: ‘wees uzelf genadig’, ‘denk aan uzelf’. 16160 ende... bloet: ‘en die onomwonden zegt’. 16162 in haeren sinnen: ‘in hun harten’. 16163 te rechte: ‘met recht’, ‘pas goed’. 16164 Nadien dat: ‘aangezien’, ‘gezien het feit dat’; u: ‘om u’. 16167 om... u: ‘omwille van u’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 530]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Daer na sijn si in enen beemt gecomen.
Daer hebben si XXX pawelgone vernomen
16172[regelnummer]
Gericht, die scoenste die gesienGa naar margenoot+
Lanceloet hadde noit vordien,
Daer IV pijnbome binnen stonden,
Deen jegen den andren tien stonden
16176[regelnummer]
Ende si stonden gericht al ront.
Ga naar margenoot+ In die middelt van al stontGa naar margenoot+
Een setel die yvorijn was,
Gedect met samite, als ict las,
16180[regelnummer]
Ende op tsamijt stont ene crone daer,
Die groet, van goude was ende swaer.
Ende al omtrint den pijnboemen warenGa naar margenoot+
Ridders ende vrouwen tuwaren,Ga naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W16170 beemt: ‘veld’, ‘open plek’. 16171 pawelgone: ‘tenten’. 16172 Gericht: ‘opgezet’, te verbinden met pawelgone (vs. 16171). 16174 binnen: ‘tussen’, ‘midden in (de kring van tenten)’. 16176 Ende... ront: ‘en zij (de pijnbomen) stonden in een kring’. 16177 die middelt: ‘het midden’. 16178 yvorijn: ‘van ivoor’. 16179 Gedect... las: ‘bekleed met fluweel, naar ik (in mijn bron) las’. 16181 Die groet: ‘die groot (was)’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T16170 enen beemt: in het Ofr. (M iv, lxxix, 34) wordt vermeld dat deze weide ‘devant .I. tor’ (vgl. S v, 123/13) gelegen is. Zie Besamusca 1991, p. 91-95. 16177-81 Wanneer Lanceloet later op deze zeer kostbare zetel zal plaatsnemen en men de kroon op zijn hoofd zal zetten, zal de betovering van de dans verbroken worden. De ridders en jonkvrouwen die al jaren tegen wil en dank ronddansten worden dan verlost, vgl. J Bk. ii, vs. 18145-18501. 16179 als ict las: deze verwijzing naar de bron ontbreekt in het Ofr., vgl. M iv, lxxix, 34 en S v, 123/17. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 531]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16184[regelnummer]
Sulke ridders hadden wapene an
Ende sulke waren ontwapent dan,
Ende dansten alle tien stonden,
Sulc met helme gebonden.Ga naar margenoot+
16188[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Alset Lanceloet sach, sprac hi mettien
Dat hi dat geselscap woude sien
Ende dat hem wel dochte das
Dat ghint een scone geselscap was.
16192[regelnummer]
‘Ende si ne toenen oc niet, men ne machGa naar margenoot+
Dit foreest liden heden den dach
Coenlike ende met payse over al.
Ga naar margenoot+ Ondanc moet ic hebben, ic ne sal
16196[regelnummer]
Sien waer bi si die feeste doen.’
Ende als hi leet tirste pawelgoenGa naar margenoot+
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W16184 Sulke: ‘sommige’; wapene: ‘een wapenrusting’. 16185 ontwapent: ‘van hun wapenrusting ontdaan’. 16187 gebonden: ‘vast op het hoofd’, ‘op’. 16190 dochte: ‘toescheen’. 16191 ghint: ‘daar’. 16192 Ende... niet: ‘en zij laten (door hun vrolijke gedans) ook niet zien (blijken)’. 16192-4 men... al: ‘dat men vandaag de dag dit bos niet overal gerust en in vrede kan doorkruisen’. 16195 Ondanc... hebben: ‘men moge mij straffen’, ‘ik mag vervloekt zijn’. 16196 waer... doen: ‘waarom zij zo opgewekt zijn’. 16197 leet: ‘passeerde’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 532]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hem verkeerden thant bede
Sijn bloet ende sine herte mede,
16200[regelnummer]
Want dat vor dien tiden sijn moet
Niewerinc toe dan te ridderscape stoet
Ende te starken, stouten orlogen,Ga naar margenoot+
Hi wart nu also bedroegen
16204[regelnummer]
Dat hem al sine herte droech doe
Te dansene ende els niewerinc toe;
Ende vergat oc sire vrouwen tier stede
Ende al sire gesellen medeGa naar margenoot+
16208[regelnummer]
Ende sijns selfs, also dat hi beette af
Ende hi sijn part te houdene gaf
Den cnape ende warp uut sire hant
Dat spere ende den scilt thant
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W16198-9 Hem... mede: ‘ondergingen zowel zijn bloed als zijn hart een verandering (betovering)’. 16200 Want dat: ‘want terwijl’; moet: ‘verlangen’, ‘hart’. 16201 Niewerinc... stoet: ‘nergens anders op gericht was dan op ridderlijke daden’. 16202 te... orlogen: ‘op krachtige, dappere gevechten’. 16203 bedroegen: ‘misleid’, ‘betoverd’. 16204 Dat... doe: ‘dat heel zijn hart hem er (toen) toe aanzette’. 16206 Ende: ‘en hij’, vgl. Stoett, par. 5 h en MNW 2, 640. 16208 beette af: ‘afsteeg’. 16209 te houdene: ‘in bewaring’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 533]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16212[regelnummer]
Ende ginc al met sinen helme gebondenGa naar margenoot+
Ane dien dans ende nam tien stonden
Die irste joncfrouwe die hi vant
Ende danste an hare hant.
16216[regelnummer]
Ende hi begonste te dansen ende te singen toe
Gelijc dat dandre daeden doeGa naar margenoot+
Ende sanc ende speelde meer tier stede
Dan hi noit te voren en dede.
16220[regelnummer]
Ende si songen enen sanc
Die gemaect was onlanc
Vander coninginnen Genevre, maerGa naar margenoot+
Die knape diere toe horde daer
16224[regelnummer]
Ne verstont niet, alse si daer sprongen,
Alden sanc dien si daer songen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W16212 al... gebonden: ‘met zijn helm nog op’. 16218 speelde: ‘was vrolijk’. 16220 sanc: ‘lied’. 16222 Vander: ‘over (de)’. 16223 diere toe horde: ‘die ernaar luisterde’. 16224 alse... sprongen: ‘terwijl zij daar rondsprongen’. 16225 Alden sanc: ‘alles van het lied’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T16220-9 In het Ofr. (M iv, lxxix, 35; S v, 123/38-42) begrijpt de schildknaap het lied slechts met moeite omdat het in het Schots gezongen wordt. Dit gegeven is in het Mnl. weggewerkt door de corrector (zie het P/G bij vs. 16226). Nadat Lanceloet de betovering van de dans verbroken heeft, zal men hem vertellen dat dit lied gemaakt werd ter gelegenheid van het huwelijk van Artur en Genevre, zie J Bk. ii, vs. 18226-35. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 534]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van der coninginnen, mar hem dochte
Nadien dat hi verstaen mochte:Ga naar margenoot+
16228[regelnummer]
‘Wi hebben die scoenste coninginne
Die dese werelt hevet inne.’
Alse die cnape hadde ontbeit daer
Lange tijt, hem vernoyede. Daer naer
16232[regelnummer]
Ginc hi tote Lancelote ende seide:Ga naar margenoot+
‘Here, ic lette na u ende beide.
Hets tijt, laet ons wech varen nu.’
Ga naar margenoot+ Lanceloet antworde: ‘Noch doer u
16236[regelnummer]
Ne porric niet, noch dor andren man.’
Ga naar margenoot+ Die knape ontbeidde noch een stuc dan.Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+ Alse die knape sach die sonne sinken
Ende hem Lanceloet niet woude bedinken
16240[regelnummer]
Dat tijt te varne ware,
Hi ginc weder tot hem daer nare
Ende vermaende hem van varne tier stont.Ga naar margenoot+
Ende hi, die niewerinc toe en verstont
16244[regelnummer]
Dan te dansene doeGa naar margenoot+
Ende te speelne emmertoe,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W16229 Die... inne: ‘van de wereld’. 16230 ontbeit: ‘gewacht’. 16231 hem vernoyede: ‘verveelde het hem’, ‘ergerde het hem’. 16233 lette na u: ‘wacht op u’; beide: ‘talm’ (‘stel mijn vertrek uit’). 16235-6 Noch... man: ‘noch omwille van u, noch omwille van iemand anders vertrek ik’. 16237 een stuc: ‘een tijd’. 16239 Ende... bedinken: ‘en L. zich niet wilde realiseren’. 16240 te varne: ‘om te gaan’, vgl. Stoett, par. 282. 16242 vermaende... varne: ‘verzocht hem te vertrekken’. 16243 die... verstont: ‘die niets anders wilde’, vgl. MNW 9, 5 bij 6. 16245 Ende... emmertoe: ‘en de hele tijd vrolijk te zijn’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 535]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Antworden in desen manieren:
‘Het doet goet minne hantieren.’Ga naar margenoot+
16248[regelnummer]
Ende dit was die sanc die si songen daer.
Doe wiste die cnape al claer
Dat Lanceloet bedroegen was
Biden danse ende was drove das
16252[regelnummer]
Ende vloecte die wile metter vartGa naar margenoot+
Dat si quamen daer wart,
Alse die beste ridder daer bleef gevaen,
Vanden besten sonder waen,
16256[regelnummer]
Bi toverien ende bi sotheden.
Ende hi weende sere tier steden.Ga naar margenoot+
Ende als hine niet dane bringen ne mochte,
Hi reet wech in droven gedochte.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P/G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W16247 Het... hantieren: ‘het is prettig om je met de liefde bezig te houden’. 16249 al claer: ‘helemaal zeker’. 16252 Ende... vart: ‘en vervloekte ogenblikkelijk het uur’. 16255 Vanden... waen: te verbinden met die beste ridder (vs. 16254). 16256 bi sotheden: ‘door (zijn eigen) dwaasheid’. 16258 dane bringen: ‘daarvandaan wegvoeren’. 16259 in... gedochte: ‘in een bedrukte stemming’, ‘terneergeslagen’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 536]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16260[regelnummer]
Ga naar margenoot+ Nu swiget davonture van desen
Ende wi sullen nu lesen
Wat minen here Yweine gevelGa naar margenoot+
16263[regelnummer]
Alse hi Lancelote sochte also wel.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W16260 davonture: ‘het verhaal’. 16261 lesen: zie T. 16262 gevel: ‘overkwam’. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T16260-3 Zie voor het formulaire karakter van deze overgang T bij vs. 10741. Het verhaal verlaat Lanceloet nu even, maar komt in J Bk. ii, vs. 18136 e.v. weer bij hem terug. Hij zal dan de betovering van de magische dans verbreken. Ywein behoort tot de groep ridders die Lanceloet zoeken. Sinds de opsplitsing van deze groep heeft het verhaal nog een keer de ‘camera’ op hem gericht: in Dl. iv, vs. 4813-5073 werd beschreven hoe Ywein tweemaal een jonkvrouwe van dienst was. Voor de eerste jonkvrouwe versloeg hij een ridder die haar haar paard wilde ontnemen. De tweede jonkvrouwe bezorgde hij de haar ontstolen sperwer terug door de ridder die de vogel stal te overwinnen. Bij dit laatste gevecht raakte Ywein echter gewond, zodat hij twee weken bij een groep kluizenaars moest verblijven om te herstellen. In vs. 16264 e.v. wordt de draad van zijn avonturen weer opgepakt bij Yweins genezing. 16261 wi sullen nu lesen: aangezien wi zowel de verteller (hier gelijkgeschakeld met de voorlezer) als zijn - luisterende - publiek omvat, kan lesen vanuit de verteller/voorlezer als ‘(voor)lezen’ en vanuit het publiek als ‘horen voorlezen’ uitgelegd worden. Vgl. T bij vs. 10741 en bij vs. 12532. Het Ofr. (M iv, lxxix, 37; S v, 124/16-17) bevat geen met deze zinsnede corresponderende passage. |
|