Lanceloet. De Middelnederlandse vertaling van de Lancelot en prose overgeleverd in de Lancelotcompilatie. Pars 2
(1991)–Anoniem Lanceloet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 181]
| |
SlotbeschouwingTot besluit van deze inleidende studie zou ik de belangrijkste resultaten van mijn onderzoekingen nogmaals onder de aandacht willen brengen. Het is de bedoeling bij de bespreking ook richtingen voor verder onderzoek aan te geven. In de hoofdstukken 1-4 van deze bijdrage werd de vertaling van de Lancelot en prose in de Lancelotcompilatie bestudeerd. Hoofdstuk 2 was gewijd aan de grondtekst van de Middelnederlandse dichter. Het onderzoek resulteerde in de identificatie van het Oudfranse voorbeeld als een (niet overgeleverd) lid van de BN 122-groep. Deze conclusie is geldig voor de gehele Agravain, het tekstgedeelte van Lanceloet dat begint met vs. 5531. Omdat een betrouwbare vergelijking met de Lancelot en prose hierdoor mogelijk is geworden, is aan één van de meest wezenlijke voorwaarden voor een nieuwe editie van Lanceloet voldaan. In hoofdstuk 3 kwam de vertaaltechniek van de Middelnederlandse dichter aan de orde. Met zijn getrouwe weergave van Oudfrans proza in Middelnederlandse verzen leverde hij een opvallende prestatie. Het bestuderen van zijn techniek heeft naar ik meen ons inzicht in zijn dichterschap verdiept. De resultaten van het onderzoek zijn evenwel niet alleen van belang voor het typeren van de dichter van Lanceloet. Zij kunnen ook het uitgangspunt vormen voor een meer algemene studie naar de vertaaltechniek van Middelnederlandse epische dichters. Het staat vast dat er grote overeenkomsten zijn in de wijze waarop dichters te werk gingen als zij hun voorbeeldtekst op de voet wilden volgen, maar er zijn ook diepgaande verschillen aanwijsbaar. Het corten ende linghenGa naar voetnoot1 van de verzen vormde slechts één aspect van een techniek die beslist een grondig onderzoek verdient. Het wordt hoog tijd dat wij dichters en mogelijkerwijs ook literaire centra die een specifieke vertaaltraditie kenden, leren typeren op grond van hun handelwijze bij de verstechnische problemen die een vertaling met zich meebracht. | |
[pagina 182]
| |
In hoofdstuk 4 is de dichter van Lanceloet naar voren gekomen als een auteur die de literaire innovaties van de Lancelot en prose aanvaardde. De afwijkende vorm (verzen) en de inhoudelijke wijzigingen bleken echter veelzeggend. Het heeft er alle schijn van dat de dichter enigszins terughoudend stond tegenover enkele kenmerken van de Oudfranse roman. Dat plaatst Lanceloet tussen Lantsloot vander Haghedochte en de Middelnederlandse proza-Lancelot (Rotterdamse fragmenten). Het is mogelijk gebleken de drie vertalingen van de Lancelot en prose op grond van de inhoudelijke afwijkingen ten opzichte van het origineel tegen elkaar af te zetten. Ik ben er stellig van overtuigd dat deze weg ook voor andere Middelnederlandse vertalingen moet worden gevolgd. Het lijkt mij een methode die het maecenaat-onderzoek kan ondersteunen en vooruitbrengen. Deze opvatting wil ik nu toelichten. De studie naar opdrachtgevers en literaire centra in de Lage Landen kampt met het onoverkomelijke probleem dat we over onvoldoende gegevens beschikken. Van heel veel teksten blijft de herkomst in het duister gehuld. Hier kan een onderzoek naar de bewerkingstechniek hulp bieden. De inhoudelijke afwijkingen kunnen zicht geven op de literaire normen die een rol hebben gespeeld. Het lijkt mogelijk langs deze weg teksten te groeperen en met elkaar in verband te brengen. Het is aannemelijk dat romans waarin dezelfde literaire normen te onderscheiden zijn, ook zijn ontstaan onder invloed van dezelfde literaire traditie. In een later stadium is het wellicht mogelijk literaire tradities en literaire centra te verbinden. Een voorbeeld kan mijn betoog verduidelijken. Naar alle waarschijnlijkheid zijn Lanceloet en Lantsloot vander Haghedochte beide in Vlaanderen ontstaan. Het lijkt echter zo goed als uitgesloten dat zij voor hetzelfde publiek zijn geschreven.Ga naar voetnoot2 Lantsloot vander Haghedochte moet worden verbonden met een andere, conservatievere literaire traditie dan Lanceloet. Hoe verhoudt nu, bijvoorbeeld, Parthonopeus van Bloys zich tot deze twee teksten? Vertoont de bewerking trekken die haar eerder met Lantsloot dan Lanceloet verbinden, is het omgekeerde het geval of neemt zij een aparte plaats in? Deze vraag kan ook voor andere teksten gesteld worden (Floris ende Blancefloer, de twee Rose-vertalingen, etc.). Ik verwacht dat we langs deze weg tot een groepering van teksten kunnen komen die ons inzicht in de literaire tradities (en in de rol van literaire centra?) verdiept. Het geschetste onderzoek behoeft zich niet te beperken tot vertalingen. Ook van oorspronkelijke Middelnederlandse werken kan veronderstellenderwijs bepaald worden in welke literaire traditie zij het best passen. Bij wijze van voorbeeld bespreek ik Van den vos Reinaerde. Deze tekst laat zich ook nog ten dele vergelijken met de Roman de Renart, maar dat blijft hier buiten beschouwing. Het Middelnederlandse dierdicht lijkt zijn gehoor gevonden te hebben in adellijke | |
[pagina 183]
| |
kringen, die voor een goed begrip van de tekst vertrouwd moesten zijn met epische werken (Arturromans, Karel ende Elegast).Ga naar voetnoot3 Dat veronderstelt een publiek dat het spel met literaire conventies moeiteloos kon volgen en waarderen. Het lijkt uitgesloten dat Van den vos Reinaerde tot zijn recht is gekomen in een milieu waar bijvoorbeeld Arturromans nog maar kort functioneerden. Als het juist is dat Lantsloot vander Haghedochte voor het primair beoogde publiek een van de eerste kennismakingen vormde met de hoofs-literaire cultuur,Ga naar voetnoot4 dan lijkt Van den vos Reinaerde geschreven voor een ander publiek. Ik ben mij ervan bewust dat de voorgaande redenering niet meer is dan een wankele hypothese. Het is mij evenwel niet te doen om een sluitende argumentatie voor de plaats van Van den vos Reinaerde in de literaire traditie. Ik hoop slechts aannemelijk gemaakt te hebben dat dit terrein van onderzoek goede resultaten belooft. In een recente publikatie heeft Van den Berg betoogd dat in Vlaanderen een voorkeur bestond voor specifieke stofcomplexen: Artur- en Karelepiek (ten dele ook oosterse romans).Ga naar voetnoot5 Dit is echter eveneens het gewest waar de studie naar de opdrachtgevers van de Middelnederlandse letterkunde de meeste problemen ondervindt. Het lijkt mij om die reden raadzaam het hierboven geschetste onderzoek in eerste instantie te beperken tot de Vlaamse epiek. Een vergelijkende studie naar de bewerkingstechniek van de in Vlaanderen vertaalde ridderromans, die wordt aangevuld met de gegevens die de oorspronkelijke romans verstrekken, zou de onderlinge verhoudingen van deze teksten aan het licht moeten brengen. Vervolgens zou geprobeerd moeten worden aan de typering en groepering van teksten literaire centra te verbinden. Een tweede terrein van onderzoek dat verbonden is met de vertalingen van de Lancelot en prose kan korter besproken worden. In de tweede helft van de 13e eeuw zijn Middelnederlandse romans geschreven die hun verhaalstructuur en stof voor een deel ontlenen aan de Lancelot en prose. De Walewein lijkt hiervan een voorbeeld te vormen.Ga naar voetnoot6 Het is voor het inzicht in de ontwikkeling van de literaire opvattingen in de Lage Landen van bijzonder belang de desbetreffende teksten te onderzoeken op de mogelijke invloed van de Lancelot en prose. In de hoofdstukken 5-7 van deze inleidende studie is besproken welk aandeel Velthem had in de totstandkoming van de Lancelotcompilatie. Ik meen aannemelijk te hebben gemaakt dat Velthem niet de dichter van Lanceloet geweest is en dat hij evenmin de compilatie heeft samengesteld. De verzamelcodex mag naar alle waarschijnlijkheid worden toegeschreven aan de dichter-kopiist B, die gebruik maakte van bestaande teksten (onder meer een Vlaamse vertaling van de Lancelot en prose). Wellicht werd de compilatie samengesteld voor Gerard van Voorne, | |
[pagina 184]
| |
waarbij Velthem fungeerde als intermediair tussen opdrachtgever en uitvoerder. Deze onderzoeksresultaten roepen nieuwe vragen op. Om meer en beter inzicht te krijgen in de relatie van Velthem met de Lancelotcompilatie is een onderzoek naar het literaire milieu waarin Velthem verkeerde dringend gewenst. Welke rol speelde Velthem daarin? Hoe zeker is de connectie van Velthem met Voorne? Op deze vragen moet een antwoord gevonden worden om het werk van Velthem in het algemeen en zijn relatie met de Lancelotcompilatie in het bijzonder beter te kunnen plaatsen. Wellicht kunnen we het ontstaan van de Merlijn-continuatie dan ook beter verklaren. Werd deze roman gedicht om in navolging van de Oudfranse prozacyclus Maerlants Historie van den Grale en het Boek van Merline te verbinden met Lanceloet - Queeste van den Grale - Arturs Doet?Ga naar voetnoot7 Een andere vraag heeft betrekking op het werk van de compilator. Hoewel de codicologische beschrijving van handschrift 129 A 10 door Draak en Hellinga een voorlopig karakter draagt,Ga naar voetnoot8 wordt zij al meer dan dertig jaar gebruikt. Dat de beschrijving aanvulling behoeft, is onlangs overtuigend door Maartje Draak zelf aangetoond; de codex heeft nog lang niet al zijn geheimen prijsgegeven.Ga naar voetnoot9 Om vragen naar het aandeel van de compilator in de Lancelotcompilatie en naar de wijze waarop hij te werk ging grondig te kunnen beantwoorden, is een diepgaand onderzoek van de codex nodig.Ga naar voetnoot10 Deze studie is bedoeld als bijdrage aan twee belangrijke en nauw verbonden aspecten van het onderzoek van de Middelnederlandse Arturistiek: de vertalingen van de Lancelot - Queste - Mort Artu en de Lancelotcompilatie. De omvang van de problemen die met deze terreinen van onderzoek verbonden zijn, dwingt tot bescheidenheid. Ik besef heel goed dat de resultaten van mijn werk een voorlopig karakter dragen. Toekomstig onderzoek zal de juistheid van mijn inzichten moeten toetsen. |
|