Lanceloet. De Middelnederlandse vertaling van de Lancelot en prose overgeleverd in de Lancelotcompilatie. Pars 2
(1991)–Anoniem Lanceloet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |
4 Patronen in de afwijkingen4.1. InleidingTerwijl het onderzoek zich in het vorige hoofdstuk richtte op de vele passages waarin de dichter van Lanceloet zo getrouw mogelijk vertaalde, worden in dit hoofdstuk de inhoudelijke wijzigingen besproken. Lanceloet bevat op sommige plaatsen een weergave van het verhaal die afwijkt van de Lancelot en prose. Hoewel deze wijzigingen in enkele gevallen intentioneel lijken, zijn zij meestal het gevolg van de gebonden vorm van de vertaling: de versificatie maakte het de dichter onmogelijk een getrouwe vertaling te realiseren, waardoor hij noodgedwongen afweek van zijn origineel. Dat neemt niet weg dat deze afwijkingen de literaire opvattingen van de Middelnederlandse dichter kunnen verraden. Ook uit de wijze waarop hij ter wille van de versbouw inhoudelijk afweek van de Lancelot en prose valt zijn houding ten opzichte van de literaire innovaties van de Oudfranse roman af te leiden. In de wijzigingen kunnen patronen herkend worden die aanwijzingen opleveren voor de esthetica van de Middelnederlandse dichter. Deze patronen zullen in de volgende paragrafen besproken worden. In dit hoofdstuk vergelijk ik de verhaalinhoudelijke wijzigingen van de dichter van Lanceloet vaak met de tendensen in de bewerkingstechniek van de auteur van Lantsloot vander Haghedochte, waarbij ik dankbaar gebruik maak van de studie van Van Oostrom over de laatstgenoemde roman. Zijn onderzoekingen hebben het mogelijk gemaakt ‘het karakter van andere werken tegen dat van Lantsloot af te zetten - tot verscherping van het inzicht in beide.’Ga naar voetnoot1 | |
[pagina 76]
| |
4.2. VersoberingTot de opvallendste eigenschappen van de Lancelot en prose behoort de verbositeit, de woordenrijkdom. Het verhaal wordt zeer breedvoerig verteld, waardoor niet alleen een werkelijkheid wordt gesuggereerd, maar ook de illusie van een reportage wordt geschapen: het verhaal vormt het precieze verslag dat de ridders van de Tafelronde van hun belevenissen hebben gegeven en dat door Arturs klerken is opgeschreven.Ga naar voetnoot2 Deze wijdlopigheid heeft Daniel Poirion ertoe gebracht de | |
[pagina 77]
| |
auteur van de Lancelot en prose te karakteriseren als een ‘bon greffier’, wiens werk het motto ‘tout dire, tout expliquer’ zou kunnen dragen. De auteur ‘a horreur du vide et de l'inexpliqué’, hetgeen er bijvoorbeeld toe heeft geleid dat hij meer dan zestig woorden nodig had voor een beschrijving die in Chrétien de Troyes' Chevalier de la charrette drie verzen omvat.Ga naar voetnoot3 Illustratief voor de minutieuze weergave van de handeling in de Lancelot en prose is de volgende passage. Agravein heeft Dryas gedood en is vervolgens door diens broer Sornahan verslagen. De gewonde Arturridder wordt door schildknapen van Sornahan naar het kasteel geleid: Quant il le vit venir, si conmande Sorneham qu'il soit mis em prison, et il si font; puis ensevelissent Druas en l'enfueent en .I. chapele qui en la tor estoit. (M IV, LXX, 18)Ga naar voetnoot4 De vermelding dat de schildknapen Dryas begraven is typerend voor de Lancelot en prose: de gang van zaken wordt tot in detail beschreven en iedere verhaaldraad wordt, overeenkomstig de ‘realiteit’, afgewikkeld. De dichter van Lanceloet heeft de hiervoor geciteerde passage gewijzigd: 6066[regelnummer]
Alsi quam, beval Sornahan
Datmen int prisoen daede dan.
In de vertaling is het detail van de begrafenis achterwege gelaten. Hoewel niet uitgesloten is dat we hier te maken hebben met een verregaande vorm van de dwang der versificatie, die ertoe geleid zou hebben dat de dichter uit gemakzucht het betrokken tekstgedeelte onvertaald liet, lijkt het aannemelijker dat de wijziging verklaard kan worden door de afwijkende literaire opvatting van de dichter van Lanceloet. Terwijl hij de esthetica van de Lancelot en prose aanvaardde, ging de breedvoerigheid van zijn origineel hem toch vaak te ver. In vele passages worden overvloedige details gereduceerd, zoals ook blijkt uit de weergave van het onthaal dat Acgravein en zijn broers krijgen bij hertog Cales.Ga naar voetnoot5 Het ontbreekt de Arturridders de gehele dag aan niets. Het avondeten biedt bovendien de hertog de gelegenheid om Gaheret te eren door hem als eerste te laten plaatsnemen. Daarmee is de dag nog niet volledig beschreven en de Lancelot en prose vervolgt dan ook: | |
[pagina 78]
| |
Et quant la nuit fu venue, il [hertog Cales] fist en la greingnor chambre de laienz faire .III. liz et il fist couchier les .III. freres: si se reposerent toute la nuit et furent mielz servi que l'an ne lor avoit couvant. Aprés s'alerent tuit couchier par le chastel fors cels qui devoient eschargaitier. (M IV, LXXII, 50)Ga naar voetnoot6 In het Middelnederlands ontbreekt deze passage. Hertog Cales laat Gaheret als eerste plaatsnemen 10231[regelnummer]
Ende pensede in sinen sinne dat
232[regelnummer]
DatGa naar voetnoot7 hi was van groten doene
Ende een vroem ridder ende een coene.
Des ander dages, als si hadden gehort
Messe, quamen si alle vort
Stilzwijgend gaat de Middelnederlandse dichter over van de avond (vs. 10233) naar de ochtend (vs. 10234). Ik meen dat we in dit geval niet te maken hebben met de grotere beknoptheid die inherent is aan de versificatie van Lanceloet, maar dat de dichter tegenover de wijdlopigheid van zijn origineel de voorkeur gaf aan een meer implicerende verteltrant. Het ritueel van het naar bed gaan werd in de vertaling niet uitvoerig beschreven, maar geïmpliceerd. De dichter van Lanceloet besnoeide, vaak onder invloed van de versbouw, de wildgroei van details door informatie die in de Lancelot en prose vanuit de drang naar volledigheid werd gegeven in zijn vertaling achterwege te laten of te impliceren.Ga naar voetnoot8 Het gevolg van deze handelwijze heb ik versobering genoemd. In het ver- | |
[pagina 79]
| |
volg van deze paragraaf zal ik laten zien dat de dichter het snoeimes vooral hanteerde bij traditionele verhaalelementen en handelingen die een standaardverloop vertonen (het ceremonieel dat aan een maaltijd voorafgaat, een gevecht, etc.), alsook bij motiveringen van handelingen en dialogen. Tot de traditionele verhaalelementen behoort de beschrijving van een ridder die zijn paard bestijgt en zich gereed maakt voor het komende gevecht. In het volgende voorbeeld is Sornahan de betrokken ridder: Quant il est armez au mielz qu'il pot, ses chevax li fu apareilliez. Il monte et met son escu a son col et demande .I. glaive et l'en li baille tele com mestier li est. (M IV, LXX, 12)Ga naar voetnoot9 5871[regelnummer]
Hi dede gereiden sijn part
72[regelnummer]
Ende satter op metter vart.
De dichter van Lanceloet reduceerde de overvloedige details door Sornahans handelingen na het opstijgen onvertaald te laten. In zijn weergave blijft het aanreiken van de wapens impliciet. Het vertrek van personages is een ander verhaalelement dat een standaardverloop laat zien. Ook in deze gevallen volstaat de dichter vaak met een beknopte weergave. Een fraai voorbeeld van zijn werkwijze biedt vs. 6903. Gurrees heeft een oude dame bij een bronGa naar voetnoot10 hulp aangeboden ter bescherming van haar dochter. Zij nemen afscheid van twee andere vrouwen die zich bij de bron bevinden en gaan op weg: Gurrees entie vrouwe scieden. Het Middelnederlands is de kernachtige vertaling van la vielle dame monte desor .I. cheval que l'an li ot amené, si enmoinne Guerrehet o lui (M IV, LXXI, 26).Ga naar voetnoot11 Het derde voorbeeld van een traditioneel verhaalelement heeft betrekking op het ceremonieel dat aan een maaltijd voorafgaat. Nadat Gurrees de dochter van | |
[pagina 80]
| |
de oude dame uit de handen van haar belager heeft bevrijd, wordt hem een maaltijd aangeboden, waarbij in Lanceloet impliciet blijft dat hij zijn handen wast: Quant les tables furent mises, si aporterent l'eve au chevalier por laver, si mangierent par loisir. 7378[regelnummer]
Die spise was gereet ende si saeten
Ten taflen ende aeten.
Andere gevallen waarin traditionele verhaalelementen en handelingen die een standaardverloop vertonen worden besnoeid: | |
[pagina 81]
| |
9804 Als Sornahan verslagen is, vragen zijn schildknapen, qui moult sont dolant de lor signor (M IV, LXXII, 36), wat hij wil dat zij doen; de bepaling ontbreekt in het Mnl. In de hiervoor besproken passages ontbreken beschrijvingen van riddergevechten. De dichter van Lanceloet vertoont hierbij zo'n voorkeur voor het reduceren van details dat ik er apart aandacht aan besteed. De beschrijvingen worden vaak ontdaan van bijzonderheden, zoals blijkt uit het volgende voorbeeld waarin Gaheret strijdt. Zijn tegenstander valt aan: et le fiert si qu'il li perce l'escu et li glaives vole em pieces. Et Gueheriés le consiut haut si qu'il li cope la gorge ausi com d'un rasoir: et cil chiet morz. (M IV, LXXII, 13) 9026[regelnummer]
Ende heeften so gesteken
Dat sijn scilt moeste breken.
28[regelnummer]
GarihetGa naar voetnoot19 stac den ridder so wel
Dat hi vanden orse doet vel
In het Middelnederlands zijn twee details achterwege gelaten. Het gevecht is teruggebracht tot zijn essentie: de beschrijving van de brekende lans en de precisering van de afgesneden keel ontbreken. Wat resteert is de weergave van de geduchte tegenstand die Gaheret ondervindt (9026-9027) en het doeltreffende optreden - maar niet meer dan dat - van de Arturridder (9028-9029). Het hoeft geen verbazing te wekken dat de vertaler juist de gedetailleerdheid van de gevechtsscènes heeft gereduceerd. Hij kon dit doen omdat het ging om traditionele verhaalelementen en omdat details in de beschrijving van een gevecht risicoloos, dat wil zeggen zonder mogelijke verstoring van het verhaalverloop, konden verdwijnen. Voorzichtigheid was immers geboden: ‘Supprimer, c'est risquer de déformer l'histoire’. Hetgeen Huby voor Hartmann von Aue en Hendrik van Veldeke heeft opgemerkt, geldt evenzeer voor de dichter van Lanceloet: ‘Chaque fois qu'il supprime, l'adaptateur s'attaque (...) en général à un passage très réduit dont on peut dès le départ dire qu'il ne sera pas souvent d'une grande importance, mais portera en général sur des points de détail.’Ga naar voetnoot20 Een ander gevecht, Gaheret tegen graaf Guinas, bevat een aardige uitweiding in de Lancelot en prose. Guinas is van zijn paard getuimeld: Et Gueheriés fait son poindre outre, si descent, car il ne velt mie requerre a cheval celui qui est a pié por honte, si baille son cheval a garder a la damoisele qui o lui venoit (M IV, LXXII, 10) 8882[regelnummer]
Gaheret vor over met sinen perde.
Daer na beette hi ter erde.
84[regelnummer]
Het dochtem scande sijn sonder waen
Soude hine tors bestaen
Dien hi ter erden liggen sach.
| |
[pagina 82]
| |
Gaheret is met een jonkvrouwe op weg naar het hof van de Vrouwe van Rostoc om daar namens het onterfde meisjeGa naar voetnoot21 tegen Gindan in het strijdperk te treden. Tegen die achtergrond getuigt het van een zorgvuldige compositie om in een voorafgaand gevecht de aanwezigheid van de jonkvrouwe quasi terloops te vermelden. In Lanceloet ontbreekt dit detail, waardoor tevens geïmpliceerd wordt dat het paard niet uit zichzelf zal zijn weggelopen. Andere gevallen waarbij in de weergave van gevechten overvloedige details worden gereduceerd:Ga naar voetnoot22 | |
[pagina 83]
| |
Kenmerkend voor de verbositeit van de Lancelot en prose is de motivering van een handeling: iedere gelegenheid wordt benut om het gedrag van personages toe te lichten, tot in het volstrekt redundante toe.Ga naar voetnoot24 In Lanceloet blijven deze motiveringen vaak achterwege. Bij wijze van illustratie bespreek ik de passage waarin Agravein Dryas gedood heeft en zijn daad met het blazen op een hoorn heeft bekendgemaakt.Ga naar voetnoot25 Sornahan, Dryas' broer, is diep bedroefd en zint op wraak: 5839[regelnummer]
In dinde sprac hi: ‘Ic en begere
40[regelnummer]
Niet langer te levene nu mere
Na dien dat mijn broeder doet es,
Ne neemtGa naar voetnoot26 gene wrake das.’
Altehant hi uten bedde spranc,
44[regelnummer]
Daer hi siec in hadde gelegen lanc,
Ende eyschede sine wapine saen.
Tot zover volgt de vertaling getrouw het origineel, maar na et demande ses armes voegt de Lancelot en prose toe: car il se velt aler combatre a celui qui son frere a occis (M IV, LXX, 11).Ga naar voetnoot27 In het licht van de voorafgaande beschrijving van de reactie van Sornahan is deze motivering van zijn handelen volstrekt overbodig. De Middelnederlandse dichter liet de toelichting onvertaald. Dezelfde werkwijze treft men aan in een passage waarin Brandalijs vertelt hoe hij in moeilijkheden is geraakt:Ga naar voetnoot28 Il avint ersoir aprés vespres, quant je fui issuz de ces broces et j'oi chevauchié toute jor, que je trovai ça devant .II. pavillons. Ge tornai cele part por ce que bien ert tans de herbergier (M IV, LXXII, 14) 9050[regelnummer]
‘Ic quam gisternavont gereden
Niet verre van hier tere stedenGa naar voetnoot29
52[regelnummer]
Ende hadde gereden alden dach,
So dat ic II pawelgoene sach.
Ic reet daer wart gereet
Origineel en vertaling vermelden het tijdstip waarop de gebeurtenis plaatsvindt: 's avonds. Uit het moment van de dag volgt al - een vast gegeven in de | |
[pagina 84]
| |
Arturromans - dat Brandalijs op zoek is naar onderdak.Ga naar voetnoot30 De motivering van de handeling in de Lancelot en prose is dan ook rijkelijk overbodig en werd door de dichter van Lanceloet onvertaald gelaten. Andere gevallen waarin sprake is van versobering doordat een redundante motivering van de handeling niet is vertaald: | |
[pagina 85]
| |
9691 Gaheret heeft in een situatie waarbij zowel een ridder van de Tafelronde als een jonkvrouwe in nood verkeerde, gekozen voor het helpen van de ridder. Als hij zijn gedrag later toelicht, merkt hij op, hetgeen ontbreekt in het Middelnederlands: et por ce laissai je la damoisele et courui au chevalier, por ce qu'il me couvenoit faire einsi (M IV, LXXII, 32). Versobering valt ook aan te wijzen in de dialogen. Terwijl de auteur van de Lancelot en prose een voorkeur heeft voor levendige dialogen, moest de dichter van Lantsloot vander Haghedochte niets hebben van snelle wisselingen van spreker: in zijn bewerking ‘ontwart hij de verknoopte clausen, en rijgt hij die van één spreker zoveel mogelijk aaneen.’Ga naar voetnoot36 De dichter van Lanceloet beweegt zich tussen deze twee uitersten in. Zijn vertaling volgt vaak het origineel, maar er kunnen ook gevallen aangewezen worden waarin de tweespraak een wijziging heeft ondergaan met de bedoeling het overbodige heen-en-weer weg te werken. Een karakteristiek voorbeeld van de tussenpositie die de versvertaling van de Lancelot en prose inneemt, bevindt zich in de episode waarin Gurrees en een jonkvrouwe in gesprek zijn. De ridder wenst de liefde van de jonkvrouwe te verkrijgen, maar zij weigert op grond van zijn slechte reputatie.Ga naar voetnoot37 Hij dreigt dan met geweld te nemen hetgeen hem ontzegd wordt: Tout ce, fait il, que vos dites ne vaut riens. Il couvient que vos faciez ma volenté, car nos somes seul a sol et loing de gent - Comment? fait ele. Le me feriez vos donc a force? - Nenil, fait il, mes je vos pri que vos le me façoiz debonnairement. - Et se je le voloie, fait ele, qu'an seroit? - Je le vos feroie, fait il - Et se je nel voloie? fait ele. - Dont je nel vos feroie je mie, fait il. - Einsinc en sera il, fait ele, del tout a ma volenté? - Vos avez voir dit, fait il. (M IV, LXXI, 33) 7190[regelnummer]
‘Al dat gi segt ne diedt niet nu,
Ic moet minen wille hebben van u.
92[regelnummer]
Wie sijn hier allene, ic ende ghi,
Ende verre van lieden, dat siedi.’
‘Here, wildi dat met crachten doen?’
‘Nenic,’ antworde die baroen,
96[regelnummer]
‘Mar ic bidde u vriendelike
Dat gijt wilt doen goedertierlike.’
SoGa naar voetnoot38 seide: ‘Wat sout sijn ocht ict doen woude?’
Hi antworde dat hi soude.
7200[regelnummer]
‘Ende ocht icker niet en woude?’ sprac si.
‘Sone dadicker niet toe, sprac hi.
‘Dus saels,’ seide si, ‘al mijn wille gescien?’
Hi seide: ‘Gi segt waer van dien.’
| |
[pagina 86]
| |
Ik geloof niet dat ik overdrijf door te beweren dat de verzen 7190-7203 een bijzonder knappe vertaling vormen van een lastig stukje Oudfrans. Met behulp van hele kleine ingrepen om te voldoen aan verstechnische eisen - men herkent de procédé's die in hoofdstuk 3 aan de orde zijn gekomen - slaagt de dichter erin volledig recht te doen aan de levendige en subtiele dialoog uit zijn origineel. Even verderop in hetzelfde gesprek ligt de zaak echter anders. De jonkvrouwe verwijt Gurrees zijn onbetrouwbare gedrag tegenover vrouwen: et il m'est avis que d'ovrer en tel manniere porchaciez vos plus honte que honor. - Ore, fait il, de ce me desprisiez vos? - Voire, fait ele. - Or me dites, fait il, de quoi me haez vos? Ge cuidoie avoir plus deservie vostre amor que vostre haine. (M IV, LXXI, 34) De Middelnederlandse dichter nam deze dialoog niet ongewijzigd over. Het korte antwoord van de jonkvrouwe bleef onvertaald, waardoor een wisseling van spreker werd vermeden: 7246[regelnummer]
Hi sprac: ‘Joncfrouwe, in desen
Mesprijsdi mi; waer bi macht wesen
48[regelnummer]
Dat gi mi haedt? Ic waende bat nu
Hebben verdient die minne van u
Dan uwe haettie sonder waen.’
Een ander voorbeeld van de versobering van dialogen bevindt zich eveneens in de verhaaldraad waarin Gurrees de hoofdpersoon is. Hij heeft een oude ridder van de dood gered. De man biedt hem onderdak, maar 's nachts wordt het kasteel aangevallen. De ridder wekt Gurrees: et li dist: ‘Sire, il vos couvient a lever, armez vos isnellement, car vostre anemi sont venu çaienz. -Et est ce voirs? fait Guerrehet. - Par foi, fait il, il m'ont ja ma porte brisie, si ne gart l'ore que il soient çaienz o nos et por ce vos vieng je esveillier que je ne voloie pas qu'il vos sorpreissent en vostre lit.’ Quant Guerrehés ot ce, si saut sus et demande ses armes (M IV, LXXI, 12)Ga naar voetnoot39 De vertaling is veel kernachtiger. De Middelnederlandse dichter heeft de wijdlopigheid van zijn origineel - zelfs in deze precaire situatie wordt nog geredeneerd en gemotiveerd - sterk gereduceerd en een wisseling van spreker vermeden door de vraag van Gurrees achterwege te laten: 6418[regelnummer]
Hi seide: ‘Here, gi moet op staen
Ende u wapenen sonder waen:
20[regelnummer]
Onse viande sijn hier binnen comen.’
Alse Gurrees dat hadde vernomen,
Hi stont op ende eeschede sine wapen
| |
[pagina 87]
| |
Andere gevallen waarin de vertaler wisseling van spreker heeft vermeden: De Middelnederlandse dichter versobert dialogen niet alleen door een wisseling van spreker te vermijden. In het eerder gegeven voorbeeld komt ook een ander aspect van zijn werkwijze tot uitdrukking: het bekorten van de directe rede. Vrijwel altijd gaat het de dichter om het slot van de woorden van een personage; deze slotclaus wordt weggelaten. De vertaling van de volgende Oudfranse passage is hiervoor illustratief. Een vrouwe vertelt Gurrees hoe haar jaloerse echtgenootGa naar voetnoot42 haar behandeld heeft. Op een keer was Lanceloet hun gast. De vrouwe toonde veel interesse in hem, tot woede van haar man, die haar dwong haar bewondering voor Lanceloet te bekennen. In een lange monoloog vergelijkt zij dan de karakters van de beroemde ridder en haar echtgenoot (vs. 6678-6753). De conclusie is vernietigend voor haar man: Si poez veoir par ceste raison que qui vos guerredonneroit selonc vos merites qu'i vos randroit plus honte que a lui honor. Si vos ai or fait entendant por quoi jel regardoie si.’ (M IV, LXXI, 21) In de weergave van de monoloog volgde de Middelnederlandse dichter de Lancelot en prose op de voet. De afsluitende zin, die zonder gevolgen voor het verhaalverloop gemist kon worden, liet hij echter onvertaald: | |
[pagina 88]
| |
6750[regelnummer]
Nu moegedi wel merken hier ave:
Die van uwen verdiente u den loen gave,
52[regelnummer]
Hi soude doen in allen keren
U meer scanden dan hem eeren.’
Ook het tweede voorbeeld is karakteristiek voor de werkwijze van de Middelnederlandse dichter. Gurrees heeft een oude ridder van de dood gered. De dochter van de man probeert de weldoener over te halen bij hen te blijven. De dialoog is in het Middelnederlands sterk bekort. De vertaler heeft na het eerste verzoek van de jonkvrouwe (vs. 6225) de mededeling van de verteller - mais il ne velt - onvertaald gelaten, waardoor ook de reactie van de jonkvrouwe, die opnieuw aandringt (Par Dieu... avec nos), achterwege kon blijven. Vervolgens zijn de woorden van Gurrees ten zeerste bekort: het laatste gedeelte van zijn claus - herhalend van karakter - ontbreekt in het Middelnederlands (Mais il... de demorer). Het antwoord van de jonkvrouwe onderging tenslotte eveneens een verandering. Haar laatste emotionele beroep op de ridder (Par Dieu... de herbergier) werd in de vertaling in één vers weergegeven (vs. 6230). Het resultaat van de wijzigingen is een ingrijpend vereenvoudigde dialoog: Et la damoiselle vait a Guerrehet et le prant au fraint et li dist qu'il descende, mais il ne velt. ‘Par Dieu, sire, fait ele, il couvient que vos le faciez et que vos herbergiez avec nos. - Par Dieu, damoisele, fait il, s'il fust tans de herbergier, il ne m'en couvenist ja proier, car volentiers le feisse. Mais il ne sera a piece nuit et je ai molt a aler: si m'en irai atant, que je n'ai talant de demorer. - Par Dieu, sire, vostre escondire ne vos vaut rien; a remanoir vos couvient, car bien est hore de herbergier.’ Et quant il voit que faire li couvient, si descent, car il doute que ele nel tenist a vilain, s'il s'an feist plus proier. (M IV, LXXI, 5)Ga naar voetnoot44 6224[regelnummer]
Si liep te Gurrees also houde
Ende bat hem dat hi beten soude.
Gurrees antworde hare:
‘Op dat herbergens tijt ware,
28[regelnummer]
Het ne ware gene noet biddens nu;
Ic soude gerne bliven met u.’
Die joncfrouwe bat al dat si mochte
Ende so vele dat hem dochte
32[regelnummer]
Dat hijtGa naar voetnoot43 mochte houden over dorperhede
Dat hi hem so vele bidden dede.
Hi beette (...)
Andere gevallen waarin de vertaler de woorden van personages bekort: 5700, 6167, 6170, 6205, 6412, 7007, 7079,Ga naar voetnoot45 7515, 7541, 9443, 9740. In een enkel geval krijgt een personage in de Middelnederlandse vertaling meer woorden in de mond gelegd dan in de Lancelot en prose. Een voorbeeld treft men | |
[pagina 89]
| |
aan in de passage waarin Gurrees ontdekt heeft dat de vrouwe die hij tegen haar wil meevoerde, in een klooster is ingetreden. Zij zegt blij te zijn met haar besluit, quar mielz amasse la teste a avoir coupee que estre en tel vilté com vos m'avez mise.’ (M IV, LXXI, 65)Ga naar voetnoot46 8315[regelnummer]
Bedi ic liete mi eer hangen
16[regelnummer]
Ocht datmen mi afsloge mijn hoeft
Eer ic soude willen, dat geloeft,
Sulc leven leiden als ic met u
Hebbe geleit tote nu.’
De vertaler heeft waarschijnlijk de afkeer van de vrouwe willen beklemtonen: zelfs aan ophanging - een zeer oneervolle doodGa naar voetnoot47 - zou zij de voorkeur geven boven een leven met Gurrees.Ga naar voetnoot48 Het contrast in de Lancelot en prose - de dood door het zwaard tegenover een schandelijk leven - was de Middelnederlandse dichter kennelijk niet sterk genoeg, waardoor hij hier in weerwil van de versobering een detail toevoegde. Tot slot van deze paragraaf zou ik nog eens willen wijzen op de invloed van de versificatie op de hier besproken versobering. De dichter van Lanceloet was geen bewerker, maar een vertaler: in enkele gevallen lijken zijn wijzigingen met een inhoudelijke bedoeling te zijn aangebracht, maar meestal betreft het afwijkingen onder invloed van vormeisen. Het is echter veelzeggend dat de dichter bij het oplossen van versificatorische problemen niet koos voor het toevoegen van nieuwe informatie in de vorm van overvloedige details, waardoor hij zich zou conformeren aan de verbositeit van de Lancelot en prose, maar voor versobering. De dichter van Lanceloet impliceert details die in zijn origineel expliciet vermeld worden, waardoor de drang naar volledigheid en de daarmee verbonden illusie van de werkelijkheid, minder nadrukkelijk aanwezig zijn in zijn vertaling. | |
[pagina 90]
| |
4.3. VervagingDe verhaalstructuur van de Lancelot en prose is gebaseerd op een aantal zoektochten. In iedere queeste trekken verscheidene - meestal veertig - ridders eropuit om de gezochte - in het merendeel der gevallen betreft het Lancelot - op te sporen en weer in de hofsamenleving terug te voeren.Ga naar voetnoot49 Kenmerkend voor die ondernemingen is de systematiek. De deelnemers aan een queeste proberen hun doel te bereiken door aanhoudend navraag te doen naar plaats en tijdstip waarop iemand de gezochte heeft ontmoet. Deze queestestructuur vereist een nauwkeurig bepaalde geografie en chronologie. Ruberg heeft dit als volgt onder woorden gebracht: Der Suchende, der seine Aufgabe methodisch lösen soll, muss sich auf festem Boden bewegen können. Seine Suche bedarf eines konkreten geographisch fixierten Raumes, der ihm eine verlässliche Orientierung erlaubt. Auf die Systematik der Fragen antwortet eine Reihe von bis ins einzelne gehenden Wegbeschreibungen, Entfernungsangaben und lokalisierenden Hinweisen. (...) Eine zweite Voraussetzung der systematisch angefassten Suche ist neben dem konkreten geographischen Raum die Verbindlichkeit einer exakten Zeitrechnung, in der alle Bewegungen des Ausweichens und des Folgens erfassbar sind. Dem objektiven Zeitmass, der Skala der kalendarischen Zeit, sind Suchender und Gesuchter gleichermassen unterworfen. Ist es dem Sucheritter gelungen, die Handlungen des Aufzuspürenden auf der gemeinsamen Zeitskala festzulegen, so wird er sich seinem Ziel unfehlbar nähern.Ga naar voetnoot50 De gebeurtenissen in de Lancelot en prose spelen zich derhalve af binnen een tot in de kleinste details bepaald geografisch en chronologisch kader. Dit ‘realisme’Ga naar voetnoot51 - dat ook tot uiting komt in de beschrijving van de personages - is grotendeels | |
[pagina 91]
| |
vreemd aan de Arturromans in verzen. Vage ruimte- en tijdaanduidingen zijn karakteristiek voor deze werken, evenals stereotiepe beschrijvingen van personages.Ga naar voetnoot52 De zoektochten zijn in hoge mate richting- en tijdloos. Terwijl de Middelnederlandse prozavertaling van de Lancelot en prose het realisme van het origineel heeft overgenomen, is in Lantsloot vander Haghedochte van navolging geen sprake: de dichter lijkt te hebben willen terugkeren naar de traditionele vaagheid van de Arturromans in verzen.Ga naar voetnoot53 Deze paragraaf zal laten zien dat de dichter van Lanceloet het meest verwant was met de prozavertaler, maar dat hij als gevolg van de versbouw soms een vertaling tot stand bracht die vager was dan de overeenkomstige passage in de Lancelot en prose. | |
4.3.1. RuimteDe beschrijving van de ruimte in de Lancelot en prose ‘gewinnt eine bis dahin nicht bekannte Wichtigkeit, das Geschehen bedarf eines festen geographisch-politischen Raumes zu seiner vollen Realität. Angaben zu seiner Fixierung werden bewusster, konkreter, konsequenter und zielen jetzt eher auf wirkliche Fassbarkeit und nachvollziehbare Wahrscheinlichkeit.’Ga naar voetnoot54 De precisie betreft niet alleen de localise- | |
[pagina 92]
| |
ring van de grote gebiedsdelen aan beide zijden van het Kanaal, ook het met de handeling verweven landschap wordt weergegeven als een concrete ruimte waarin de ruimtelijke elementen tot in de geringste details zijn beschreven.Ga naar voetnoot55 In grote lijnen volgt de dichter van Lanceloet zijn origineel, maar hij veroorlooft zich daarnaast kleine afwijkingen. Zijn wijzigingen tasten op zichzelf de geografie niet aan, maar zij veroorzaken wel een grotere vaagheid in de beschrijving van de ruimte.Ga naar voetnoot56 Enige voorbeelden kunnen dit patroon van vervaging verduidelijken. Als Sornahan op het punt staat Agravein te doden, passeert een jonkvrouwe die de Arturridder met behulp van een ‘don contraignant’ weet te redden.Ga naar voetnoot57 Haar komst wordt als volgt beschreven: ‘Ene joncfrouwe quam tier steden / Alse bi avonturen gereden’ (vs. 5974-5975). Deze verzen zijn de vertaling van ‘Atant ez vos par aventure une damoisele qui venoit tout .I. estroit sentier’ (M IV, LXX, 15). In tegenstelling tot de Duitse vertaler van de Lancelot en prose die eynen schmalen fusspfatGa naar voetnoot58 vermeldt, laat de Middelnederlandse dichter deze ruimtelijke aanduiding achterwege. Ook in de volgende passage is Lanceloet aanmerkelijk vager. Gurrees belandt in een bos: Lors entra en une forest qui avoit bien .XL. liues de lonc et .X. de lé; si chevaucha touz seus un estroit sentier jusqu'aprés none, et tant que il cheï en un grant chemin ferré. Et quant il est en la grant voie, si chevaucha moult durement, car la forest voldroit avoir trespassee ainz qu'il anuitast. 6104[regelnummer]
Hi maecte in enen bosch sinen ganc,
Die wel XL milen was lanc
Ende het was wel X milen wijt.
Hi haestem int riden tier tijt,
8[regelnummer]
Als die gerne uten bossche quame,
Dat hem die nacht niet en bename.
| |
[pagina 93]
| |
In het Middelnederlands ontbreekt de beschrijving van de twee soorten wegen - evenals de tijdaanduidingGa naar voetnoot60 - en wordt de ridder zodoende minder op de voet gevolgd. Hoewel een saut du même au même in de grondtekst van si chevaucha tot si chevaucha niet uit te sluiten valt, geven de lezingen van de BN 122-groep daartoe geen aanwijzing en kan men vooralsnog aannemen dat de Middelnederlandse dichter bekortend en daarmee vervagend te werk is gegaan. Het volgende voorbeeld van ruimtelijke vervaging die wegen betreft, is tevens karakteristiek voor de geografie van de Lancelot en prose. Gurrees achtervolgt een ridder die een jonkvrouwe tegen haar wil meevoert: si a tant chevauchié qu'il ataint le chevalier a l'avaler d'un tertre, si li escrie de loing: ‘Dans chevaliers, gardez vos de moi (M IV, LXXI, 31)Ga naar voetnoot61 De Middelnederlandse dichter vervaagt ook hier: ‘Hi achterretene ende hi / Riep: “Hoedt u jegen mi”’ (vs. 7086-7087). In BN 122 daarentegen wordt een ruimtelijke aanduiding - in overeenstemming met de geografische intentie van de Lancelot en prose - wel vermeld, maar de localisering heeft er een wijziging ondergaan. De Arturridder haalt zijn tegenstander in a lentres de la foriest (fol. 98R). Men kan slechts raden naar de beweegreden voor de afwijkende plaats van handeling. Ik vermoed dat de kopiist-bewerker die verantwoordelijk is voor de wijziging wilde voorkomen dat het tweegevecht (in het Middelnederlands vs. 7090-7108) zich zou afspelen op de helling van een berg, waardoor de krijgskansen - tot nadeel van één ridder en tot schande van de ander - ongelijk zouden zijn verdeeld. Als ik het goed zie, betreft het een geval van idealisering aan Oudfranse zijde. De vervaging in Lanceloet beperkt zich niet tot de aanduiding van wegen. Ook in de beschrijving van objecten in de ruimtelijke voorstelling is de vertaler nogal eens terughoudender dan in zijn origineel het geval was. Zo vermeldt de Lancelot en prose dat de drie broers die op weg zijn naar hertog Cales bij een doorwaadbare plaats een molen aantreffen:Ga naar voetnoot62 si chevauchierent la matinee la voie qui lor [M: li; vgl. M IX, p. 365] ot esté enseingnie. Si lor avint tele aventure qu'il ne troverent qui riens lor demandast devant que il vindrent a .I. gué dejoste .I. molin (M IV, LXXII, 46)Ga naar voetnoot63 De Middelnederlandse dichter liet de zinsnede over de molen onvertaald; hij volstond met de vermelding van een ‘gewade’ (vs. 10092): 10089[regelnummer]
Ende begonsten dien wech te gane
Die hem hadde gewijst hare wart.
Sine vonden nieman in hare vart
92[regelnummer]
Eer si tenen gewade quamen
| |
[pagina 94]
| |
In een andere passage krijgt Sagramor van een dwerg inlichtingen over graaf Guinas. De Arturridder heeft gevraagd wie de bezitter is van de tenten die hij - samen met Gurrees - is tegengekomen. In Lanceloet ontbreekt de aanduiding van het kasteel: - Par Deu, dist il, il sont au conte Guinas qui est sires de cest chastel - si li moustre .I. chastel loing - 7774[regelnummer]
Die naen antworde hem tuwaren
Dat si tsgraven WigansGa naar voetnoot64 waren
Tot slot van deze paragraaf wil ik erop wijzen dat vervaging van de ruimte ook binnen de objecten die de ‘Kulturraum’Ga naar voetnoot66 vormen aangewezen kan worden. Een passage waarin Gurrees onderdak geboden wordt kan dit verduidelijken. De gastheer geeft opdracht voor een bed te zorgen: si commande li sires que l'en face le lit Guerrehet et li sergent si font en une molt bele chambre au pié de la tor. (M IV, LXXI, 10)Ga naar voetnoot67 De Middelnederlandse dichter liet de plaats waar het bed zich bevindt achterwege: 6380[regelnummer]
Die wert beval datmen soudeGa naar voetnoot68 haestelike
Gurrees soude maken rikelike
Sijn bedde daer hi in soude slaepen.
Daer toe liepen thant knapen
84[regelnummer]
Die sijn gebod daeden metter vart.
Wellicht op het idee gebracht door het molt bele chambre in zijn voorbeeldtekst, gaf de vertaler aan dat het bed rikelike opgemaakt was, maar de situering van de kamer bleef onvertaald. Andere gevallen waarin de vertaler de nauwkeurige ruimte-aanduidingen in zijn origineel vervaagt: | |
[pagina 95]
| |
7859 Gurrees bindt zijn paard vast. De Lancelot en prose (M IV, LXXI, 53) voegt toe: a .I. paisson (M IX, p. 290: ‘paal’).Ga naar voetnoot69 | |
4.3.2. TijdIn de Lancelot en prose spelen de gebeurtenissen zich niet alleen af in een nauwkeurig beschreven ruimte, ook het tijdverloop wordt verbluffend precies aangegeven. Ik laat opnieuw Ruberg aan het woord: ‘Das auffallendste Merkmal der Zeitbehandlung im Prosa-Lancelot ist die dichte Folge der datierenden kalendarischen Zeitbestimmungen.’ De auteur ‘ist darauf bedacht, den Zeitablauf | |
[pagina 96]
| |
chronologisch präzis zu erfassen.’Ga naar voetnoot73 Lot heeft dit voor het eerste deel van de prozacyclus Lancelot en prose - La Queste del Saint Graal - La Mort le Roi Artu overtuigend aangetoond;Ga naar voetnoot74 in de andere twee delen zijn de tijdaanduidingen minder precies.Ga naar voetnoot75 De Arturromans in verzen die voorafgaan aan de Lancelot en prose - met name de verhalen van Chrétien - schenken veel minder aandacht aan het tijdverloop. De ‘Märchenwelt der Artusdichtung’ is ‘zeitlos’, omdat, aldus Köhler, ‘sie einen universalen Anspruch stellt bzw. einen umfassenden gegenwärtigen Geltungsanspruch durch die Entzeitlichung [curs. van mij, B.B.] der eigenen Welt rechtfertigt.’Ga naar voetnoot76 Ook in Middelnederlandse Arturromans speelt het chronologisch kader vaak een ondergeschikte rol. Zo is in Walewein ende Keye en de Walewein van Penninc | |
[pagina 97]
| |
en Vostaert - beide hoogstwaarschijnlijk ontstaan na de Lancelot en proseGa naar voetnoot77 - van een precies aangeduid tijdverloop geen sprake.Ga naar voetnoot78 De dichter van Lantsloot vander Haghedochte heeft het chronologisch kader eveneens verwaarloosd, en wel zodanig ‘dat hij van het subtiele bouwwerk dat in de tijdsstruktuur van de Lancelot en prose is opgetrokken geen steen op de andere heeft gelaten.’Ga naar voetnoot79 Zo ingrijpend is de dichter van de Lanceloet niet te werk gegaan. In grote lijnen volgt hij zijn origineel, hetgeen in overeenstemming is met zijn houding tegenover de ruimtestructuur van zijn voorbeeldtekst. Dit wil echter niet zeggen dat zijn werk op dit punt gelijkgesteld kan worden met de zeer getrouwe Middelnederlandse prozavertaling.Ga naar voetnoot80 Van Oostrom heeft al eerder opgemerkt dat er wel degelijk sprake is van vervaging.Ga naar voetnoot81 De vervaging van de tijd treft men bijvoorbeeld aan in een passage waarin Gurrees en Sagramor na hun oponthoud bij Guinas weer op weg gaan. In de woorden van de Lancelot en prose: Atant s'en vait Saigremorz a Guerrehet qui l'atandoit outre les pavillons, si se remetent ensemble en lor voie et ont tant chevauchié qu'il est bas vespre. Lors entrent en une valee (M IV, LXXI, 51)Ga naar voetnoot82 In overeenstemming met de gebruikelijke precisie geeft de Oudfranse tekst ook in dit geval nauwkeurig aan waar de ridders zich bevinden en hoe laat het is. De Middelnederlandse vertaling is iets vager: 7792[regelnummer]
Sagramoer sciet danen ende hi reet naer
Gurrees, die sijns onbeidde daer.
Doe reden si beidegader tesamen
Dat si in ene valeye quamen
De dichter hecht geen belang aan een precieze aanduiding van de plaats waar Gurrees op Sagramor wacht: daer (vs. 7793). Het andere element van de ruimtelijke voorstelling - en van groter belang dan het eerstvermelde - in de Lancelot en prose, de valee, wordt wel vertaald (vs. 7795). De tijdaanduiding daarentegen | |
[pagina 98]
| |
ontbreekt geheel. Voor het publiek van Lanceloet is het onduidelijk hoeveel tijd er is verstreken tussen het vertrek bij Guinas en de aankomst in het dal. De tijd in Lanceloet wordt niet alleen vervaagd door het onvertaald laten van tijdopgaven, maar ook door precieze aanduidingen in het origineel te vervangen door vagere omschrijvingen, zoals in de volgende passage waarin een jonkvrouwe aan Gaheret vertelt hoe zij door haar zwager van haar land is beroofd. De moeilijkheden begonnen toen zij wilde trouwen: Avant ier par le lox de mes barons me voloie marier a .I. damoisel 8600[regelnummer]
Ic sprac daerna een huwelic te done,
Dat mi rieden mine barone,
An enen jonchere in dat lant
Volgens de lezing van de Lancelot en prose is het nog maar kort geleden dat de jonkvrouwe wilde huwen: Avant ier. De Middelnederlandse dichter heeft deze precieze tijdaanduiding vervangen door het onbestemde daerna (vs. 8600). Het laatste voorbeeld demonstreert nog eens de beide wijzen waarop de tijd vervaagd wordt. Agravein en zijn broers krijgen te horen dat hertog Cales er slecht aan toe is. Hij dreigt de strijd tegen zijn opstandige zonen te verliezen. Kort geleden is hem een nieuwe ramp overkomen: et encore li est novelement moult mescheu, car avant ier perdi .I. sien frere a .I. assemblee qu'il fist, si estoit moult bons chevaliers 10044[regelnummer]
(...) Ende noch mere
Waest hem mesfallen sere,
Want hi hadde onlanc daer te voren
Enen sinen broeder verloren
48[regelnummer]
In enen strijt daer si vergadert waren,
Die goet ridder was tuwaren
De precieze tijdopgave ontbreekt in het Middelnederlands. De vertaler gaf - hoogstwaarschijnlijk onder invloed van novelement - slechts vaag aan wanneer de strijd had plaatsgevonden: onlanc daer te voren. Even verderop in het verhaal komt de gebeurtenis opnieuw ter sprake. Hertog Cales wordt in zijn strijd gesteund door een kleine, maar dappere groep ridders. Onder hen bevinden zich zijn vier neven, qui moult estoient bon chevalier et hardi et estoient fil au frere le duc qui l'autre jor avoit esté occis a la derrienne assemblee. (M IV, LXXII, 53) De Middelnederlandse dichter deelt over de neven mee dat zij 10315[regelnummer]
(...) hadden geweest des hertogen kinder
316[regelnummer]
Die int achterste pongijs was bleven doet.
Si waren vrome ridders ende groet.
| |
[pagina 99]
| |
In de vertaling ontbreekt de tijdopgave. Aan de dood van de broer van hertog Cales kan in Lanceloet geen precieze plaats worden toegekend in de chronologie: de dichter heeft de betrokken tijdaanduidingen vervaagd (vs. 10046) of achterwege gelaten (vs. 10316). Andere gevallen waarin de vertaler het tijdverloop vervaagt: De voorbeelden in deze paragraaf laten zien dat de Middelnederlandse dichter zich soms wijzigingen veroorloofde die een zekere vervaging van de tijd veroorzaakten. Deze handelwijze verleent de dichter geen unieke plaats onder de middeleeuwse vertalers en bewerkers. De Duitse vertaler van de Lancelot en prose gaat volgens Ruberg op eenzelfde wijze te werk. In een aantal gevallen ‘bewahrt die mhd. Übersetzung nicht die Genauigkeit und Konsequenz der Quelle. (...) Im mhd. Text sind manche Zeitangaben unschärfer formuliert, zum Teil durch Missverständnisse bei der Übersetzung verdorben, andere fehlen ganz. Offenbar ist der Quelle auf ihrem Weg zur vorliegenden mhd. Fassung durch Übersetzer oder | |
[pagina 100]
| |
Abschreiber, die den gesamten Zeitplan nicht mehr durchschauten oder ihm nicht die gleiche Bedeutsamkeit beimassen, etwas von ihrer Strenge und Durchsichtigkeit genommen worden. Aber die chronologische Intention als solche bleibt allenthalben spürbar.’Ga naar voetnoot90 Het lijkt voor de Middelnederlandse versvertaling van de Lancelot en prose onnodig - vgl. par. 1.3. - grote invloed van tekstcorruptie aan te nemen. Ook zijn mij geen gevallen bekend waarin de vertaler zijn origineel bij de weergave van tijdaanduidingen verkeerd zou hebben begrepen. De dichter van Lanceloet hechtte minder belang aan een tot in de kleinste details bepaalde chronologie, waardoor hij vaak beter kon voldoen aan verstechnische eisen; de ‘chronologische Intention’ was hem voldoende. | |
4.3.3. PersonenDe gebeurtenissen in de Lancelot en prose spelen zich af in een nauwkeurig omschreven ruimte en binnen een minutieus aangegeven tijdkader. Het is niet verwonderlijk dat in zo'n concrete verhaalwereld personages optreden die individuele kenmerken vertonen. De stereotiepe beschrijvingen van het uiterlijk - zo karakteristiek voor de traditionele ArturromanGa naar voetnoot91 - blijven voor een groot deel achterwege. In de woorden van Lot: ‘Dédaigneux de tous les artifices littéraires, déjà quelque peu défraîchis au xiiie siècle, notre romancier [de auteur van de Lancelot en prose, B.B.] évite, autant que possible, les clichés de l'écriture courtoise’.Ga naar voetnoot92 Hoewel de dichter van Lanceloet zich in zijn vertaling ook in dit opzicht conformeert aan zijn origineel, kan gewezen worden op enkele kleine wijzigingen, die vooral betrekking hebben op de bijfiguren. In een aantal gevallen krijgen zij geen identiteit (in de vorm van een titel), wordt het aantal figuranten niet vermeld, of blijft hun aanwezigheid impliciet. Een belangrijk aspect van de typering van een individu wordt gevormd door de naamgeving. In het hier onderzochte tekstgedeelte ziet de vertaler in twee passages af van deze mogelijkheid een personage een identiteit te verlenen. In het eerste geval tracht Gurrees de liefde van een jonkvrouwe te verwerven, maar zij | |
[pagina 101]
| |
wijst hem af omdat haar bekend is dat hij al een geliefde heeft. Gurrees vraagt dan naar de naam van zijn ‘amie’: - Et cui? fait il. Dites le moi.’ Et ele li nome la damoisele de la Blanche Lande et il dist que voirement l'ama il, mes il ne l'aimme mais (M IV, LXXI, 32) De damoisele de la Blanche Lande blijft in de Lancelot en prose verder onvermeld.Ga naar voetnoot93 Toch is zij niet een van de vele anonieme jonkvrouwen in het verhaal, want met de verwijzing naar haar herkomst verstrekt de auteur haar een identiteit waar het raadselachtige karakter van haar naam niets aan afdoet.Ga naar voetnoot94 De dichter van Lanceloet week in dit geval af van zijn origineel: 7160[regelnummer]
Hi antworde: ‘Segt mi wien.’
Die joncfrouwe seide hem nadien
Dien name vander joncfrouwen.
Hi sprac: ‘Ic minneseGa naar voetnoot95 en trouwen,
64[regelnummer]
Mar ic ne minnese niet mere.’
In de vertaling krijgt de jonkvrouwe geen titel, die haar een identiteit zou bezorgen. Zij is in het Middelnederlands niet meer dan een anoniem personage.Ga naar voetnoot96 Het tweede geval is van geringer belang. Het betreft ook hier een titel als typering van een individu. De jonkvrouwe die Gaheret vertelt hoe zij haar positie als leenvrouwe heeft verloren, deelt over haar vader mee: Il fu voirs que li quens de Valigues, li sires de la Forteresce, fu mes peres (M IV, LXXII, 2).Ga naar voetnoot97 De vertaler heeft zijn origineel slechts ten dele gevolgd: Here, nu hort die dinc algader. Die here van Malinges was mijn vader. (vs. 8582-8583). De vader van de jonkvrouwe, die verder onvermeld blijft,Ga naar voetnoot98 is niet in de anonimiteit teruggedrongen, maar een deel van zijn identiteit - zijn functie als heer van een versterking die de ‘Forteresce’ wordt genoemd - is prijsgegeven. | |
[pagina 102]
| |
Een opmerkelijk - en moeilijk te interpreteren - geval van vervaging is hier nauw mee verwant. Aan de orde is de afkomst van Lancelot. Een vrouwe deelt er het volgende over mee: ne por gantillesce ne perdra il mie a estre rois de tot le mont, car il est estraiz de si haute lignie comme li rois David et de si haut chevaliers comme de Josep d'Arimatie (M IV, LXXI, 21)Ga naar voetnoot99 Deze passage bevat geen nieuwe elementen; de bijbelse herkomst van het geslacht waartoe Lancelot behoort is al eerder vermeld.Ga naar voetnoot100 De verhaaltechnische functie van de genealogie is evident: Galaad, zoon van Lancelot en uitverkoren tot het vinden van de Graal, is zo als bloedverwant verbonden met Joseph van Arimathea - de eerste bezitter van het heilige voorwerp - èn met Christus. Deze verwantschap is van cruciaal belang voor het verhaalverloop in La Queste del Saint Graal, waar Galaad nadrukkelijk als een tweede Christus wordt voorgesteld.Ga naar voetnoot101 De Middelnederlandse dichter heeft de afkomst van Lanceloet volkomen in het vage gehouden: 6714[regelnummer]
Ende van geslachte mochti wel wesen
Coninc van al der werelt, want wi lesen
16[regelnummer]
Dat hi van also groeten geslachte es comen
Als iemen diemen mochte nomen.
De verwantschap met David en Joseph van Arimathea is achterwege gelaten. Waarom? Als hoofdfiguur verliest Lanceloet slechts weinig aan individualiteit door hem van groeten geslachte te laten afstammen. Ik zie voor deze vervaging slechts één mogelijke verklaring, die echter nogal speculatief is. Wellicht bevatte de grondtekst van de Middelnederlandse dichter de lezing waarin tot tweemaal toe van bas sprake is, zoals voorkomt in BN 12573, 12580 en Rawlinson Q b 6.Ga naar voetnoot102 | |
[pagina 103]
| |
Dat zal hem - indien hij het woord interpreteerde als ‘laag’, ‘nederig’Ga naar voetnoot103 - vreemd zijn voorgekomen. Door in meer algemene termen over Lanceloets afkomst te verhalen kan hij een vertaalprobleem - of zo men wil: onbegrepen plaats - hebben willen vermijden. Bijfiguren staan het publiek ook minder duidelijk voor ogen als precieze opgaven van hun aantal - als het leden van een groep betreft - onvertaald blijven. In Lantsloot vander Haghedochte is deze tendens tot vervaging van het aantal personen duidelijk aanwijsbaar.Ga naar voetnoot104 De dichter van Lanceloet daarentegen conformeert zich vrijwel altijd aan het ‘getalsrealisme’Ga naar voetnoot105 van de Lancelot en prose. Er kunnen evenwel twee passages aangewezen worden waar dat niet het geval is. Gurrees heeft een oude ridder van de dood gered. De dochter van de man dringt er met klem bij de Arturridder op aan hun gast te zijn. Gurrees stemt toe, stijgt van zijn paard, Et serjant saillent dusqu'a .IIII., si le desarment (M IV, LXXI, 5).Ga naar voetnoot106 In de vertaling blijft het aantal knechten onvermeld: Hi beette ende daer sprongen knapen toe Diene sciere ontwapenden doe (vs. 6234-6235). In de tweede passage gaat het om eenzelfde situatie, met opnieuw Gurrees als hoofdpersoon. Hij begeleidt een vrouwe naar haar kasteel, nadat hij beloofd heeft haar dochter tegen een kwaadaardige ridder te beschermen. Zij bereiken de sterke vesting: La dame apele a la porte et vallet saillent jusqu'a .VIII. qui la descendent et le chevalier ausi. (M IV, LXXI, 26)Ga naar voetnoot109 6907[regelnummer]
Die vrouwe riep ter porten saen,
8[regelnummer]
Daer tehant cnapen toeGa naar voetnoot107
Diese vanden perde hieven doe
Ende ontfincGa naar voetnoot108 Gurrees met minnen.
Ook hier ontbreekt in de vertaling de getalsaanduiding die aan de Oudfranse passage een realistisch effect verleent. Een voorbehoud is in dit geval echter geboden. Vs. 6908 is buiten kijf corrupt, waardoor niet uitgesloten is dat de vervaging op naam van kopiist A geschreven dient te worden. Hiervoor heb ik laten zien dat de concrete wijze waarop de Lancelot en prose personages typeert in de vertaling wordt afgezwakt door een enkele keer een figuur van minder belang in de anonimiteit terug te dringen. Daarmee sluit de dichter | |
[pagina 104]
| |
opnieuw aan bij de klassieke Arturroman.Ga naar voetnoot110 Veel vaker vindt deze versobering van de entourage plaats doordat van bijfiguren (dienaren, artsen, etc.) niet expliciet wordt vermeld dat zij aanwezig zijn, en in één geval is zelfs een personage in Lanceloet verdwenen.Ga naar voetnoot111 Ter illustratie volsta ik met één voorbeeld, afkomstig uit de episode waarin Gurrees en Sagramor te gast zijn bij een vrouwe die zucht onder het juk van een jaloerse echtgenoot. De man heeft eerst met flinke tegenzin Gurrees onderdak geboden. Even later constateert hij dat zijn vrouw nog een ridder - Sagramor - heeft ontvangen, waarbij in de vertaling de garçon is weggewerkt: Lors issi hors de sa chambre li sires de laienz et demanda a .I. garçon quant cil autre chevaliers ert venuz. - Sire, fait il, orandroit que vos entrastes laienz.’ (M IV, LXXI, 42)Ga naar voetnoot112 7495[regelnummer]
Die here quam uut ere camere daer nare
96[regelnummer]
Ende hi vragede als hine vernam
Weltijt die ander ridder quam.
Men seide dat hi daer na quam saen
Dat hi in sine camere was gegaen.
Andere gevallen waarbij bijfiguren niet expliciet vermeld worden: | |
[pagina 105]
| |
In één geval is een bijfiguur verdwenen in Lanceloet. Het Agravain-gedeelte in de Lancelot en prose opent met een verslag van de vruchteloze pogingen die Agravein onderneemt om Lanceloet te vinden. Hij is al dagen onderweg: A l'uitesme jor, ce dist l'estoire, fu levez molt mastin de chiés .I. forestier ou il ot geu. Qant il fu levez, si erra la matinee pensant ne n'encontra home ne fame a qui il ne demendast novelles de ce qu'il aloit querant. Aprés prime garde devant lui et vit .I. tertre molt grant et halt (M IV, LXX, 1-2) De Middelnederlandse dichter heeft deze passage zeer beknopt weergegeven: Hi quam gereden opten IXden dach Daer hi enen hogen berch sach (vs. 5543-5544).Ga naar voetnoot114 In de vertaling is achterwege gebleven dat Agravein de nacht bij een forestierGa naar voetnoot115 heeft doorgebracht. Een bijfiguur die volstrekt onbelangrijk is voor het verhaalverloop - maar karakteristiek voor de verhaalwereld van de Lancelot en prose - verdween daarmee van het toneel.
De auteur van de Lancelot en prose ‘unterlegt dem Geschehen ein straff gefügtes Raum- und Zeitkontinuum und schafft ihm damit einen soliden Grund und feste Kohärenz, Orientierungs- und Prägekräfte, die ihren eigenen Anteil an umfassender Weite und Geschlossenheit in den Dienst des übergeordneten dichterischen Totalitätsstrebens stellen.’Ga naar voetnoot116 Het is buiten kijf dat de dichter van Lanceloet zijn voorbeeldtekst in dit opzicht wilde navolgen. Ook in zijn werk komt een uiterst concrete verhaalwereld naar voren waarin met veel gevoel voor details personages beschreven worden die handelen binnen een nauwkeurig bepaald geografisch en chronologisch kader. De wijzigingen, die een zekere vervaging veroorzaken, lijken vooral het gevolg te zijn van de eisen van het vers. Niettemin valt uit die afwijkingen af te leiden dat de dichter van Lanceloet minder waarde hechtte aan een verhaalstructuur waarin het precieze en concrete domineerde. Hoewel het onjuist zou zijn hierin een ombuiging te zien in de richting van de klassieke Arturroman in verzen - de dichter was een vertaler die de esthetica van de Lancelot en prose aanvaardde - spreekt uit zijn wijzigingen toch een enigszins gereserveerde houding tegenover de tijd- en ruimtestructuur van zijn origineel.Ga naar voetnoot117 | |
[pagina 106]
| |
4.4. RetouchesAan het begin van zijn avonturenreeks komt Gurrees een oude ridder te hulp die door een groepje mannen met de dood wordt bedreigd. De actie van de Arturridder krijgt in de Lancelot en prose de volgende beschrijving: Lors aloingne le glaive et broche le cheval, et il estoient desarmé li plus d'aux. Il en fiert .I., si li met le glaive par mi le cors et li autre tornent en fuie. Et il lor laisse corre et en occist les .II. en son venir, et li autre s'enfuient en la forest, la ou il la voient plus espesse. (M IV, LXXI, 3)Ga naar voetnoot118 Er valt voor Gurrees niet veel eer te behalen in dit gevecht: zijn tegenstanders zijn merendeels ongewapend en vluchten onmiddellijk. In een afwijkende versie van de Lancelot en prose heeft een kopiist/bewerker een situatie willen schetsen waarin de tegenstanders minder weerloos zijn.Ga naar voetnoot119 BN 110 en BN 115 - vertegenwoordigers van de korte versie - lezen: et les pluseurs deulz estoient armes (BN 115, fol. 428R). In Lanceloet wordt het gevecht beschreven op een wijze die geen twijfel laat aan het heldhaftige gedrag van Gurrees: 6146[regelnummer]
Hi rechte die glavie ten lieden wart
Ende liep hem op metter vart
48[regelnummer]
Ende stac den enen dore tien tide,
Dat tyser bleec an dander side.
Hi sloeger oec II doet int comen.
Alse dandre dat hadden vernomen,
52[regelnummer]
Si vlouwen ten bossche wart tien stonden,
Daer sine alre dicts vonden.
De vertaler heeft achterwege gelaten dat de tegenstanders in meerderheid ongewapend zijn en dat Gurrees twee man doodt die al op de vlucht waren geslagen. | |
[pagina 107]
| |
De negatieve aspecten van het gevecht zijn weggewerkt ten behoeve van een zo gunstig mogelijke beschrijving van Gurrees' handelen. Naar aanleiding van deze passage moet de vraag worden gesteld of in de vertaaltechniek van de dichter van Lanceloet idealisering een rol speelt. Van Oostrom heeft laten zien dat idealisering behoort tot de drie belangrijkste bewerkingstendensen in Lantsloot vander Haghedochte. De dichter ‘heeft er doorlopend naar gestreefd om van de positieve romanpersonages een zo fraai mogelijk portret te schilderen. Zowel hun lichamelijke kwaliteiten als hun innerlijke beschaving en de uiterlijke tekenen daarvan zijn, in sterkere mate nog dan in het Oudfrans, op de leest van het ideaal geschoeid’.Ga naar voetnoot120 Voor een groot aantal Middelhoogduitse romans geldt hetzelfde.Ga naar voetnoot121 Huby komt bij zijn onderzoek naar het werk van Hartmann en Veldeke tot de volgende bevinding: ‘l'adaptateur a tendance à rendre le texte plus courtois, à supprimer les grossièretés ou les fautes de tenue et à ajouter des détails insistant sur la vaillance, la courtoisie des héros, sur leur sens moral.’Ga naar voetnoot122 Idealisering laat zich - onder meer - aanwijzen in het werk van Eilhart von Oberg, Hendrik van Veldeke, Hartmann von Aue, Gottfried von Strassburg en Wolfram von Eschenbach.Ga naar voetnoot123 Aan Middelnederlandse zijde kan naast Lantsloot vander Haghedochte ook nog gewezen worden op de Wrake van Ragisel en de Ferguut.Ga naar voetnoot124 Het streven verhaalpersonages op allerlei wijzen in een zo gunstig mogelijk daglicht te plaatsen staat in dienst van de didactische functie van de betrokken werken. Idealisering draagt er in de ogen van de dichter toe bij dat zijn | |
[pagina 108]
| |
bewerking op de gewenste wijze begrepen zal worden. Voor Lantsloot vander Haghedochte heeft Gerritsen dit als volgt onder woorden gebracht: ‘Men krijgt de indruk dat de beroemde geschiedenis van Lancelot, Guenevere en koning Artur in deze versie, nog veel duidelijker dan in het oorspronkelijke werk het geval was, óók een educatieve bedoeling heeft gehad, dat het een boek was waaruit men leren kon hoe men zich in de ridderlijke wereld diende te gedragen.’Ga naar voetnoot125 In dit citaat is al aangegeven dat ook de Lancelot en prose een didactische functie heeft.Ga naar voetnoot126 Kenmerkend in dit verband zijn de passages waarin beschreven wordt hoe Ninienne, de dame du Lac, grote zorg besteedt aan de opvoeding van Lancelot.Ga naar voetnoot127 De roman is echter geenszins ‘op de leest van het ideaal geschoeid’.Ga naar voetnoot128 Integendeel: idealen worden gerelativeerd en menig ridder van de Tafelronde ondergaat in de loop van het verhaal - met name in La Queste del Saint Graal, maar zeker ook in de Agravain - een pijnlijke ontluistering.Ga naar voetnoot129 Aan de Lancelot - Queste - Mort Artu ligt een conceptie van de Arturwereld ten grondslag waarin voor het idealiserend karakter van de Arturromans in verzen vrijwel geen plaats is.Ga naar voetnoot130 | |
[pagina 109]
| |
De passage die hierboven besproken werd, lijkt erop te wijzen dat ook in Lanceloet van een tendens tot idealisering sprake is. Schijn bedriegt echter, want de dichter was geen bewerker die zich grote inhoudelijke afwijkingen veroorloofde. Zijn vertaling was bedoeld als getrouwe weergave van de Lancelot en prose, hoewel de versificatie tot inhoudelijke wijzigingen leidde die een zekere versobering en vervaging tot gevolg hadden. Deze versobering treft men ook aan in passages die zeer geschikt zouden zijn geweest om de hoofse etiquette te demonstreren, omdat zij het afscheid nemen beschrijven. In enkele gevallen heeft de dichter van Lanceloet de heilwens, iemand te Gode bevelen, achterwege gelaten, hoewel het bij uitstek een hoofse conventie betreft.Ga naar voetnoot131 Ter illustratie bespreek ik de passage waarin Agravein afscheid neemt van een treurende ridder om Dryas ter verantwoording te roepen: Atant s'en part et commande le chevalier a Deu et la damoiselle et aqueust la droite voie del tertre (M IV, LXX, 6) Vermoedelijk onder invloed van de versbouw ontbreekt de heilwens in de vertaling, ‘Acgraveyn porrede metter vart Ende vor recht ten berge wart’ (vs. 5701-5702), waardoor onvermeld blijft dat Agravein afscheid heeft genomen. Dit is ook het geval in de verzen 8756-8757, 8944-8945 en 9344-9345: de dichter heeft tot vier maal toe een hoofse handeling geïmpliceerd. Deze houding van de dichter tegenover de heilwensen maakt duidelijk dat het niet in zijn bedoeling lag personages en hun gedragingen systematisch hoofser voor te stellen dan in de Lancelot en prose. Dit houdt echter niet in dat idealisering volstrekt afwezig is in Lanceloet. Naast het hierboven beschreven geval heeft de dichter in het onderzochte tekstgedeelte in nog drie passages zijn origineel geretoucheerd. In zijn gevecht met Dryas is Agravein aan de winnende hand: Mes Agravains a le meillor de la bataille, qar molt est li altres navrez; si le mainne auques a sa volanté une eure ça et autre la. Et cil qui tant avoit perdu del sanc que a poinne se pooit mes tenir en estant chiet a terre en ce qu'il aloit recullant. Et Agravains li saut sus le cors et li arache le hiaume de la teste et li done grant cops del pont de l'espee par mi le chief si qu'il fet le sanc saillir et li dist qu'il se tiegne por oultré. (M IV, LXX, 8).Ga naar voetnoot134 5751[regelnummer]
Mar Agraveyn was tien tide
52[regelnummer]
In tscoenste bleven vanden stride,
Bedi dander was sere gewont doe
Ende Agraveyn dreven emmer toe
Daer hi woude, achter ende voren.
56[regelnummer]
Hi hadde so vele bloets verloreGa naar voetnoot132
Dat hi cume mochte gestaen.
Agraveyn trac hem den helm af saen
Ende sloegen soe metten swerde
60[regelnummer]
Dat hi vallen moeste op derde
Ende sprac:Ga naar voetnoot133 ‘Geeft u op, hets tijt,
Ende lyet dat gi verwonnen sijt.’
| |
[pagina 110]
| |
In de Lancelot en prose lijkt het Agravein aan zelfbeheersing te ontbreken.Ga naar voetnoot135 Zijn tegenstander is gevallen en daarmee tot overgave gedoemd, maar dat is hem niet voldoende. Hij gaat zich te buiten aan nodeloos geweld en bewerkt het gezicht van Dryas tot bloedens toe. De Middelnederlandse dichter heeft zich waarschijnlijk aan deze beschrijving gestoord. In zijn vertaling valt Dryas onder de slagen van Agravein - het achteruit lopen om vervolgens te vallen blijft achterwege -, die daarna onmiddellijk overgave eist. In het volgende geval lijkt de dichter van Lanceloet onwelvoeglijkheid te hebben willen vermijden. Een vrouwe die Gurrees smeekt haar dochter te bevrijden uit de handen van een boosaardige ridder, valt hem te voet en zegt: ‘Biax gentix chevaliers, alez aprés ma fille et si la m'amenez; et se vos la poez conquerre envers le desloial, je la vos otroi toute quite a faire vostre volenté (M IV, LXXI, 30)Ga naar voetnoot136 De vrouwe stelt Gurrees haar dochter ter beschikking. Zo'n tamelijk expliciete verwijzing naar een (fysieke) beloning voor bewezen diensten is op haar plaats in de Lancelot en prose, die onversneden anti-hoofse passages bevat. De auteur schept er, aldus Frappier, genoegen in ‘à traiter sans répugnance les scènes scabreuses.’ Hij is ‘un homme de goût, qui connaît la valeur de l'euphémisme; mais la décence du style n'enlève rien au libertinage du sujet: elle le rend au contraire plus piquant.’Ga naar voetnoot137 Het aanbod past bovendien uitstekend bij het karakter van Gurrees, die een slechte reputatie bezit.Ga naar voetnoot138 De Middelnederlandse dichter, die verderop in het verhaal de normloze handelingen van Gurrees jegens vrouwen zonder wijzigingen uit zijn origineel overnam, was het hier kennelijk te gortig. Het was de plicht van een ridder om vrouwen te beschermen, daar hoefde geen wederdienst tegenover te staan.Ga naar voetnoot139 Hij liet het aanbod onvertaald: ‘So seide: “Edel ridder ende vri, Vart na mire dochter ende brinctse mi.”’ (vs. 7078-7079). Het laatste geval dat ik hier wil behandelen, betreft de wijze waarop Gaheret in vs. 9800-9801 de verslagen Sornahan aanspreekt. In de Lancelot en prose liggen aan het gebruik van tu en vous precieze overwegingen ten grondslag. In de woorden van Elspeth Kennedy: ‘the alternation between tu and vous was a remarkably subtle and well recognized instrument for conveying shades of feeling and for | |
[pagina 111]
| |
increasing the dramatic tension.’Ga naar voetnoot140 Eén van de geijkte situaties waarin tu wordt gebruikt, is een woordenwisseling tussen verslagene en overwinnaar, waarbij de winnaar tutoyeert. Zo ook in de passage waarin Sornahan smeekt om genade: ‘Ha, gentis chevaliers, por Deu ne m'oci mie, car je me tieng pour outré. - Or couvient dont, fait Gueheriez, que tu ailles tenir prison la ou je te conmanderai et que tu faces mon plaisir.’ (M IV, LXXII, 36)Ga naar voetnoot141 Hoewel de dichter van Lanceloet zich gewoonlijk conformeert aan zijn origineel in het gebruik van du en ghi, veroorlooft hij zich hier een afwijking.Ga naar voetnoot142 De vertaling houdt vast aan de beleefde ghi-vorm: 9800[regelnummer]
Gaheret seide: ‘So moetti gaen
Daer ic u sal sinden saen.’
De verklaring voor het vouvoyeren dient hoogstwaarschijnlijk gezocht te worden in de typering die het verhaal van Sornahan geeft. De verslagen ridder heeft zich eerder buitengewoon dapper betoond in zijn tweegevechten met Agravein en Gurrees. Bovendien staat de riddereer bij hem hoog aangeschreven: hij heeft de zwaargewonde Gurrees niet gedood, maar laten verzorgen (vs. 8396-8423). Zijn wraakzuchtig optreden tegenover Agravein (vs. 5968-6067), die zijn broer Dryas heeft gedood, is begrijpelijk. Sornahan wordt positief getekend. Dat zal de vertaler ertoe gebracht hebben hem beleefd te laten aanspreken. De onderzochte verzen 5531-10740 bevatten voor zover ik het zie vier passages waarin de dichter van Lanceloet zijn origineel heeft geretoucheerd. Het geringe aantal van deze retouches maakt duidelijk dat de dichter slechts in incidentele gevallen, als de versbouw hem daartoe de gelegenheid bood, een meer ideale voorstelling van zaken heeft willen geven. Lanceloet is dan ook geen bewerking, maar een getrouwe vertaling van de Lancelot en prose, waarin de esthetica van de Oudfranse roman vrijwel volledig tot haar recht kwam. | |
[pagina 112]
| |
4.5. VoordrachtIn het voetspoor van Erich Köhler hangen vele onderzoekers de hypothese aan dat de opkomst van het proza als vorm voor romans in de volkstaal rond 1200 moet worden beschouwd als een reactie op het fictieve karakter van de romans in verzen. Terwijl men prijs stelde op de historische betrouwbaarheid van het verhaalde, werd de versvorm geassocieerd met een leugenachtige inhoud, zodat, onder invloed van de historiografie, het proza de voorkeur kreeg.Ga naar voetnoot143 Deze verklaring voor de opkomst van het medium proza biedt geen aanwijzing voor de functie ervan. Was het proza bedoeld voor een luisterend publiek of voor individuele lectuur?Ga naar voetnoot144 Dit probleem bespreek ik hieronder voor de Lancelot en prose. | |
[pagina 113]
| |
Er is verondersteld dat de Lancelot en prose bestemd was voor lezers. Daniel Poirion heeft dit als volgt onder woorden gebracht: ‘Il est tentant de considérer l'apparition du Lancelot-Graal (...) comme illustrant l'évolution dans les conditions de la lecture, qui aurait entraîné le passage du vers à la prose. A la lecture orale, que facilite la rédaction en octosyllabes à rimes plates, succèderait la lecture des yeux, capable de débrouiller le labyrinthe syntaxique de la prose, et pour qui la mesure du vers serait plutôt une inutile contrainte.’Ga naar voetnoot145 Deze veronderstelling zou worden ondersteund door de buitengewone omvang van de roman, waardoor het verhaal voor toehoorders, die niet konden terugbladeren, onmogelijk te bevatten zou zijn.Ga naar voetnoot146 Ik meen dat deze argumenten een luisterend publiek niet minder waarschijnlijk maken. Hoewel het uitgesloten lijkt dat een prozatekst als de Lancelot en prose uit het hoofd kon worden geleerd, behoeft de wijze van receptie zich daarmee niet tot individuele lectuur te beperken.Ga naar voetnoot147 Het ten gehore brengen van | |
[pagina 114]
| |
een roman heeft immers ook plaatsgevonden met hulp van een codex, waarbij de voordrager mogelijkerwijs zijn tekst zo beheerste dat hij slechts nu en dan een blik in het handschrift hoefde te werpen.Ga naar voetnoot148 Het medium proza zal geen belemmering zijn geweest voor de voordracht, zoals Hartman heeft opgemerkt: ‘il faut mentionner que cette prose était encore faite pour être lue à haute voix.’Ga naar voetnoot149 In een recente studie heeft M.G. Scholz nadrukkelijk de mogelijkheid naar voren gebracht dat de Duitse literaire werken uit de twaalfde en dertiende eeuw individueel gelezen werden.Ga naar voetnoot150 Het onderzoek van Scholz is zeer kritisch ontvangen, onder anderen door D.H. Green, die in een reeks publikaties heeft betoogd dat Middelhoogduitse dichters twee soorten receptie voor ogen hielden: voorlezen èn individueel lezen.Ga naar voetnoot151 Deze hypothese biedt ook aantrekkelijke mogelijkheden voor het onderzoek naar de wijze waarop de Lancelot en prose het publiek bereikte. Terwijl de prozavorm aanleiding geeft voor de veronderstelling dat de roman bestemd was voor individuele lectuur, zoals eerdere onderzoekers (vgl. n. 145) hebben betoogd, wijzen zinsneden als si comme vos avez oï (M IV, LXX, 1; vgl. vs. 5533-5534) naar alle waarschijnlijkheid naar een luisterend publiek. Deze beide wijzen van receptie zijn zeer goed voorstelbaar in het adellijk milieu waarvoor de Lancelot en prose bestemd was.Ga naar voetnoot152 Daartoe gedwongen door een bestuursapparaat dat steeds meer steunde op schriftelijke communicatie lijkt een groot deel van de adel in de dertiende eeuw te kunnen lezen, waardoor individuele lectuur van de Lancelot en prose mogelijk was, maar men gaf er toch heel vaak de | |
[pagina 115]
| |
voorkeur aan om naar romans te luisteren.Ga naar voetnoot153 De mening van Thorpe dat ‘although in the thirteenth century it no doubt already had many silent readers, the romance was really designed to be recited aloud at a long series of sittings’, zou ik willen aanpassen aan de hypothese van Green, die ik bruikbaar acht voor de Lancelot en prose: hoewel deze Oudfranse roman meestal zal zijn beluisterd, werd de tekst voor zowel individuele lectuur als voor voordracht geschreven.Ga naar voetnoot154 Nu overwogen is hoe de Lancelot en prose het beoogde publiek zal hebben bereikt, kan de aandacht worden gericht op Lanceloet. Uit enkele afwijkingen die deze vertaling vertoont ten opzichte van het Oudfranse origineel kan worden afgeleid dat zij werd geschreven voor toehoorders, hetgeen in overeenstemming is met de algemene opinie dat de Middelnederlandse epiek in de dertiende en veertiende eeuw bestemd was voor een luisterend publiek.Ga naar voetnoot155 Ook de andere | |
[pagina 116]
| |
vertaling in verzen van de Lancelot en prose, Lantsloot vander Haghedochte, is gekarakteriseerd als een voordrachttekst.Ga naar voetnoot156 Hoewel de nadrukformules in Lanceloet wellicht relicten zijn uit een vroegere fase in de ontwikkeling van de romankunst, lijken zij van belang voor het onderzoek naar de wijze waarop het publiek kennis nam van het verhaal. In formules als Ic segge u (vs. 8139), dat seggic u (vs. 7943) en dat suldi weten (vs. 5705, 6286, 7597, 8189, 9457 en 9941) wordt het publiek bij de handeling betrokken. Hoewel zij zeker ‘oft aus Reimnot gedichtet’ zijn, veronderstellen zij een receptie door toehoorders.Ga naar voetnoot157 Een luisterend publiek laat zich eveneens aanwijzen in de uitdrukking alse gi mocht horen. Met deze woorden wendt de verteller zich soms rechtstreeks tot de toehoorders.Ga naar voetnoot158 De Middelnederlandse dichter heeft in het hier onderzochte tekstgedeelte twee maal als gi mocht horen ten opzichte van zijn origineel toegevoegd: vs. 5914 en 6241; in drie andere gevallen - vs. 5533-5534, 8724 en 9747 - betreft het letterlijke vertalingen van si comme vos avez oï (M IV, LXX, 1).Ga naar voetnoot159 Eén maal houdt de uitdrukking een wijziging in ten opzichte van het origineel: Or dit li contes que quant li compaignon se furent parti de la croiz, si com li contes a devisé, (M IV, LXXI, 1) 6098[regelnummer]
Davonture seget: tirst dat waren
Die gesellen elc van andren gevaren
6100[regelnummer]
Vander cruce, als gi horen
Mocht inden boec hier te voren
In de Lancelot en prose wordt in deze passage twee maal verwezen naar li contes. Deze ‘quasi-absence d'un narrateur’ in de roman houdt verband met het beoogde kroniekachtige karakter, een ‘chronique qui aurait été écrite sur commande du roi Arthur par ses clercs, et qui, longtemps après la disparition du roi, aurait été retrouvée dans l'abbaye de Salisbury, et traduite du latin en français par Gautier | |
[pagina 117]
| |
Map.’Ga naar voetnoot160 In het tweede geval heeft de Middelnederlandse dichter de verwijzing naar li contes vervangen door een tot het luisterend publiek gerichte mededeling (vs. 6100-6101). In vs. 6098 is Davonture de vertaling van li contes. De dichter lijkt zo de vertelwijze van de Lancelot en prose te willen volgen. Andere voorbeelden wijzen in eenzelfde richting. Ter illustratie volsta ik met het begin van de Agravain: Ci endroit dist li contes (M IV, LXX, 1) is in de vertaling geworden tot Davonture seget hier ter steden (vs. 5531). Op sommige plaatsen echter wordt dit perspectief doorbroken met het optreden van een ik-verteller, waarmee de dichter aansloot bij de gebruikelijke wijze waarop een verhaal in de middeleeuwse epiek werd gepresenteerd: door een auctoriale verteller in de ik-vorm.Ga naar voetnoot161 De verteller in Lanceloet komt niet alleen naar voren in de hiervoor al geciteerde nadrukformules Ic segge u en dat seggic u, maar ook in de waarheidsbetuigingen die verwijzen naar een - ongespecificeerde - bron: als ict las (vs. 6081, 7654, 8084, 9221) en als ict vernam (vs. 7605 en 8334).Ga naar voetnoot162 Aan deze toevoegingen liggen overduidelijk verstechnische redenen ten grondslag, die het doorbreken van de fictie door een ik-verteller tot (onbedoeld) gevolg hebben. | |
[pagina 118]
| |
In het hier onderzochte tekstgedeelte is in één passage de contes-formule vervangen door de ik-vorm: Mais atant se taist ore li contes a parler dels et retorne a parler del roy artus et de la royne Genieure. 10736[regelnummer]
Nu laet ic die tale van hem varen
Ende sal in die avonture
Vanden coninc Arture
Ende vander coninginnnen
40[regelnummer]
Een deel spreken beginnen.
Van Oostrom heeft op enkele andere gevallen gewezen. Het auctoriaal ik-perspectief in Lanceloet laat zich zijns inziens verklaren vanuit een functie als voordrachttekst.Ga naar voetnoot164 De Duitse Lancelot houdt zich in het hier besproken geval aan de Oudfranse vertelwijze - Nu schwigt die hystory (K, p. 219, r. 16-17) -, maar op andere plaatsen treedt in afwijking van het origineel een ik-verteller op.Ga naar voetnoot165 Zelfs in de Lancelot en prose komt dit vertelperspectief zo nu en dan voor.Ga naar voetnoot166 In Lantsloot vander Haghedochte wordt het vertelperspectief van het origineel doorlopend omgebogen tot het traditionele perspectief van de auctoriale ik-verteller. Het vermoeden lijkt gerechtvaardigd dat aan deze ombuiging het beoogde funtioneren voor een luisterend publiek ten grondslag lag.Ga naar voetnoot167 Het is zeer onwaarschijnlijk dat Lanceloet bedoeld was om van buiten geleerd voorgedragen te worden. Het verhaal lijkt er eenvoudigweg te ingewikkeld en veel te lang voor en de synthetisch-dynamische versificatie, waarbij ‘de lezer (...) als het ware van het ene vers naar het andere gesleurd (wordt), zonder dat hem de tijd gegund wordt te pauzeren’,Ga naar voetnoot168 biedt daarnaast weinig mnemotechnisch houvast. De vertaling bevat daarentegen wel een aantal passages die een receptie door voorlezing lijken te veronderstellen. Een aanwijzing vormt het gebruik van het woord boec in uitdrukkingen die herinneren aan eerder verhaalde gebeurtenissen. In alsgi horen Mocht inden boec hier te voren (vs. 5533-5534 en vs. 6100-6101) heeft boec wellicht de betekenis ‘verhaal’ of ‘deel’, maar het woord kan evenzeer verwijzen naar een codex waaruit iemand voorleest. De formulering horen... inden boec pleit tegen individuele lectuur. | |
[pagina 119]
| |
De laatstgenoemde mogelijkheid valt niet uit te sluiten in de volgende passage, waarin het vreugdebetoon van de Vrouwe van Roestoc tegenover Gaheret wordt toegelicht: Et tout che faisoit elle pour lamour de monseignor Gauuain qui pour li sestoit combatus a segurades. si com li contes a deuise cha en arriere. 9358[regelnummer]
Dit dede si lude ende stille
Algader om Waleweins wille,
60[regelnummer]
Die over hare jegen Segurades
Vacht, alse hier voren gescreven es.
De Middelnederlandse verwijzing in vs. 9361 refereert aan een geschreven bron, waarmee zij een aanwijzing vormt voor zowel voorlezing als voor privé-lectuur. Eenduidiger is het laatste hier te bespreken geval. Een jonkvrouwe vertelt Gaheret hoe zijn broers door Sornahan gevangen genomen zijn: 9717[regelnummer]
Si vertellet hem, dat hi
Wiste hoe die saken hadden gewesen,
Also alse gi voren horet lesen.
Vs. 9719 is de vertaling van ainsi com li contes a devisé (M IV, LXXII, 33). Het lijkt buiten kijf dat horet lesen als ‘hebt horen voorlezen’ moet worden geïnterpreteerd: de woordcombinatie laat geen andere mogelijkheid open. Dat impliceert de aanwezigheid van een codex waaruit werd voorgelezen. Ter afsluiting van deze paragraaf dient het probleem van de berijming te worden besproken. Als het juist is dat de Lancelot en prose niet alleen bestemd was voor individuele lectuur, maar ook voor een luisterend publiek, dan komt de vraag op waarom de dichter van Lanceloet het nodig vond zijn vertaling te berijmen. De voor de hand liggende verklaring, dat de gewijzigde vorm, van proza naar verzen, verband hield met een andere wijze van receptie, van lezen naar luisteren, voldoet niet, omdat het origineel en de vertaling beide ten gehore werden gebracht.Ga naar voetnoot170 Hoewel ik besef dat de berijming van de vertaling de meest wezenlijke verandering is, beperk ik mij hier bij de bespreking van deze wijziging tot het aanstippen van drie mogelijke verklaringen, die elkaar eerder aanvullen dan uitsluiten. Ik presenteer deze mogelijkheden onder het grootst mogelijke voorbehoud, want ik ben mij er terdege van bewust dat de versvorm een diepgaand onderzoek vereist in een veel ruimer kader dan de verhouding ten opzichte van de Lancelot en prose. De eerste verklaring steunt op de proloog van de Natuurkunde van het geheelal, die de volgende passage bevat (vs. 1-4):Ga naar voetnoot171 | |
[pagina 120]
| |
Icsal v segghen in vraeyen rimen,
Elc gheset op sine linien,
Om dat ghijt te bet onthouden sult
Ende niet daer in en sijt verdult.
De versvorm wordt hier gepresenteerd als een hulpmiddel voor het publiek, dat een berijmde tekst beter zou kunnen onthouden dan een prozatekst.Ga naar voetnoot172 Deze verklaring voor de berijming lijkt aantrekkelijker voor de artes-literatuur, die een sterk docerend karakter bezit, dan voor verhalende werken. Het is immers moeilijk voorstelbaar dat een roman als Lanceloet bedoeld was om te onthouden. De tweede verklaring voor de versvorm van Lanceloet richt zich op het werk van de voordragers, die vanuit een codex de tekst ten gehore brachten. Wellicht hangt de berijming samen met de techniek van het voorlezen. Vooral in gevallen waarbij vers- en zinseinde vaak samenvielen zal het rijm zinstructurerend hebben gewerkt, waardoor het een belangrijk hulpmiddel was bij het voorlezen. Prozateksten waren minder geschikt voor de voordracht, ook al omdat steun in de vorm van interpunctie ontbrak in de handschriften. Hoewel Lanceloet gedicht is in een stijl waarbij zins- en verseinde slechts (betrekkelijk) zelden samenvallen, is het voorstelbaar dat de roman is berijmd omdat voordragers, in eerste instantie wellicht de dichter zelf die gedeelten uit zijn werk voordroeg,Ga naar voetnoot173 de versvorm prefereerden. De derde verklaring, waar ik een lichte voorkeur voor heb, berust op het opmerkelijke gegeven dat ook vertalingen van bijvoorbeeld Petrus Comestors Historia Scholastica en Vincentius van Beauvais' Speculum Historiale door Jacob van Maerlant zijn berijmd (Rijmbijbel, Spiegel Historiael). Ik meen hierin een aanwijzing te mogen zien voor vormconservatisme ten aanzien van werken in de volkstaal in de Lage Landen.Ga naar voetnoot174 Te overwegen valt dat de versvorm lange tijd een conditio sine qua non was voor de literatuur in het Middelnederlands. Het publiek van Middelnederlandse teksten zou de mening zijn toegedaan dat deze werken de vorm moesten hebben die traditioneel was: verzen. Als deze visie juist is, berijmde de dichter van Lanceloet zijn vertaling, omdat zijn publiek de prozavorm niet zou aanvaarden. | |
4.6. BesluitHoewel de inhoudelijke afwijkingen die in dit hoofdstuk besproken werden, meestal het gevolg lijken te zijn van de versificatie, verraden zij niettemin de literaire opvattingen van de dichter van Lanceloet. Ik meen aannemelijk te hebben gemaakt dat hij de esthetica van de Lancelot en prose aanvaardde, hoewel hij enigszins terughoudend stond tegenover enkele kenmerken ervan. De verbositeit van | |
[pagina 121]
| |
zijn origineel ging hem vaak te ver en aan de precieze tijd- en ruimtestructuur was hem minder gelegen dan de Oudfranse auteur. Het meest opvallend is zijn afwijzing van de vorm: het (nieuwe) proza van zijn origineel verving hij door de vertrouwde versvorm. Op de volgende bladzijden zal blijken dat deze onderzoeksresultaten het bestaande beeld van Lanceloet en de andere Middelnederlandse vertalingen van de Lancelot en prose bevestigen en preciseren. In de wijze waarop de vertalingen de literaire innovaties van de Lancelot en prose hebben verwerkt, staan de Middelnederlandse prozavertaling en Lantsloot vander Haghedochte lijnrecht tegenover elkaar. Terwijl de prozavertaling slechts uiterst geringe afwijkingen vertoont ten opzichte van het Oudfranse origineel, waardoor het vernieuwende karakter van de Lancelot en prose volledig zichtbaar wordt in de vertaling, valt in Lantsloot vander Haghedochte een doorlopende ombuiging waar te nemen in de richting van de klassieke Arturroman in verzen.Ga naar voetnoot175 In dit opzicht neemt Lanceloet blijkens de hierboven beschreven kenmerken een tussenpositie in. De typering van de drie vertalingen kan in verband worden gebracht met de literaire opvattingen van het primair beoogde publiek. Terwijl aannemelijk lijkt dat voor de toehoorders van Lantsloot vander Haghedochte ‘deze roman niet de zoveelste, maar eerder een van de eerste kennismakingen vormde met de hoofs-litteraire cultuur’,Ga naar voetnoot176 kan van het publiek van Lanceloet verondersteld worden dat het al enige tijd vertrouwd was met de Arturromans, waardoor de interesse aanwezig kon zijn voor een roman met een afwijkende esthetica. Het publiek van de prozavertaling lijkt het meest vertrouwd te zijn geweest met de hoofs-litteraire cultuur, zoals Van Oostrom heeft aangegeven: dit ‘publiek van goede verstaanders had aan een half woord genoeg, verlangde mogelijk zelfs een zekere variatie op het bekende ideaaltypische patroon.’Ga naar voetnoot177 Deze karakterisering van de publiekskringen wijst naar een geleidelijk receptieproces waarbij Lantsloot vander Haghedochte het eerste stadium vormde, Lanceloet het tweede en de prozavertaling het derde.Ga naar voetnoot178 De mogelijkheid dat de drie vertalingen ongeveer gelijktijdig zijn ontstaan, of dat de prozavertaling het eerste stadium representeert (een introductie van het proza die door het publiek zou zijn afgewezen), lijkt minder waarschijnlijk. Eerdere onderzoekers hebben gewezen op Vlaamse dialectkenmerken in | |
[pagina 122]
| |
Lanceloet, zoals het pronomen soe.Ga naar voetnoot179 Hun observaties vormen een aanwijzing voor de veronderstelling dat Lanceloet en de Lancelotcompilatie, die in Brabant is samengesteld,Ga naar voetnoot180 niet van één hand zijn. Deze hypothese wordt gesteund door de gegevens die in dit hoofdstuk over Lanceloet bijeengebracht zijn. Deze roman verschilt in poëticaal opzicht namelijk niet alleen van de Middelnederlandse prozavertaling en van Lantsloot vander Haghedochte, maar ook van de compilatie. Terwijl de dichter van Lanceloet enigszins terughoudend stond tegenover de innovaties van de Lancelot en prose, ging de samensteller van de compilatie juist een stap verder dan de Oudfranse roman. Aan de omvangrijke Middelnederlandse vertaling van de Lancelot en prose, La Queste del Saint Graal en La Mort le Roi Artu voegde hij nog meer verhaalstof toe in de vorm van zeven romans, die hij door middel van overgangsformules, lassen, aan elkaar verbond, en waarbij hij niet terugschrok voor verwijzingen van het ene tekstgedeelte naar het andere over zeer grote afstand. Bovendien presenteerde hij de verhaalstof in een aantal romans, met name in de Perchevael en in de Wrake van Ragisel met behulp van de verteltechniek die kenmerkend is voor de Lancelot en prose, die van het entrelacement. Daarmee ontstond een cyclus met een buitengewoon ingewikkelde verhaalstructuur. Dit verschil in esthetica tussen Lanceloet en de compilatie maakt aannemelijk dat zij verschillende stadia representeren in het receptieproces van de Lancelot en prose in de Lage Landen.Ga naar voetnoot181 Hoewel ik op deze hypothese over de relatie tussen Lanceloet en de Lancelotcompilatie terugkom in het vervolg van deze inleidende studie, waarin het aandeel van Velthem in de totstandkoming van de compilatie zal worden besproken, wil ik hier al wijzen op een van de consequenties van de veronderstelling dat Lanceloet een Vlaamse vertaling is. Omdat Lantsloot vander Haghedochte eveneens in Vlaanderen wordt gelokaliseerd,Ga naar voetnoot182 is de vraag naar de opdrachtgevers van deze twee vertalingen in een relatief klein taalgebied nog intrigerender. Het grafelijke hof lijkt niet in aanmerking te komen, omdat dit Franstalig was, hetgeen Van den Berg ertoe gebracht heeft te veronderstellen dat we de geïnteresseerden in Middelnederlandse literatuur moeten zoeken onder de Nederlands sprekende lagere adel | |
[pagina 123]
| |
en het daaraan gelieerde stadspatriciaat.Ga naar voetnoot183 In dit verband is echter een observatie van Bumke voor het Duitse taalgebied van bijzonder belang: ‘Noch gegen Ende des 13. Jahrhunderts scheint es nur unter besonderen Umständen vorgekommen zu sein, dass ein umfangreiches episches Werk an einem kleineren Hof entstand.’Ga naar voetnoot184 Hoewel een studie over de Vlaamse adel voorhanden is, wacht het maecenaat nog op bestudering. Men dient zich daarbij te realiseren dat het maecenaat-onderzoek voor de Lage Landen slechts kort geleden op gang is gekomen.Ga naar voetnoot185 Ter afsluiting van dit hoofdstuk dienen nog twee opmerkingen te worden gemaakt. In aansluiting op paragraaf 1.2. zal ik overwegen of men Lanceloet als een vertaling moet beschouwen. Verder is het van belang een uitspraak te doen over de geldigheid van de resultaten die het onderzoek van Lanceloet heeft opgeleverd. In een veel geciteerde bijdrage heeft W.P. Gerritsen definities gegeven van de begrippen vertaling, bewerking en omwerking. De auteur van een vertaling ‘a l'intention de rendre le texte de son original aussi fidèlement que le lui permettent les données linguistiques et la poétique de la langue dans laquelle il traduit.’ Een bewerking daarentegen is ‘le type de version étrangère dont l'auteur a abrégé, amplifié ou altéré, dans le dessein d'y mettre ses propres accents, le texte de son original, aussi longtemps qu'il s'en tient, dans ses écarts, à la “fable” de cet original.’Ga naar voetnoot186 De vraag is nu hoe Lanceloet benoemd dient te worden. Hoewel een scherpe scheidslijn tussen een vertaling en een bewerking vaak niet te trekken valt,Ga naar voetnoot187 meen ik dat Lanceloet als een vertaling moet worden gekarakteriseerd. De | |
[pagina 124]
| |
roman vertoont weliswaar inhoudelijke afwijkingen van het origineel, maar zij zijn meestal het gevolg van de versificatie. De dichter van Lanceloet lijkt niet de bedoeling te hebben gehad eigen accenten te plaatsen: hij was een vertaler, die rekening moest houden met de eisen die de versvorm aan zijn werk stelde. Over de geldigheid van de hier gepresenteerde onderzoeksresultaten kan ik kort zijn: zij hebben alleen betrekking op Lanceloet en zijn niet van toepassing op de Queeste van den Grale en Arturs doet. Hoewel deze drie romans samen de vertaling vormen van de kern van de Oudfranse prozacyclus Lancelot en prose - La Queste del Saint Graal - La Mort le Roi Artu, waarvan het auteurschap omstreden is,Ga naar voetnoot188 moet men vooralsnog rekening houden met de mogelijkheid dat zij niet van dezelfde vertaler zijn. Zolang niet vaststaat dat Lanceloet, Queeste en Arturs doet van één hand zijn, betreffen mijn bevindingen alleen de eerstgenoemde roman. |
|