Woord vooraf
Dit vijfde deel in de serie ‘Middelnederlandse Lancelotromans’ is in twee fasen tot stand gekomen. Terwijl de inleidende studie over de vertaaltechniek al in 1988 gereed was, werd het werk aan de editie in de loop van 1989 afgerond. De inleidende studie omvat een vrijwel ongewijzigde versie van mijn dissertatie uit 1988, die geschreven kon worden dankzij een vierjarige subsidie (1983-1987) van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. Hoewel van dit Utrechtse proefschrift, Het ‘Boec van Lancelote’, uitsluitend een getypte versie bestaat, wordt het in het onderzoek meer gebruikt dan ik heb voorzien. Het zou mij verheugen als aan deze bibliografisch ongewenste situatie, waarbij men verwijst naar een nagenoeg onbereikbare publikatie, met het verschijnen van dit boek een eind is gekomen.
Het werk aan de editie leidde in 1987 tot een voorlopige versie van het hier uitgegeven tekstgedeelte van de Lanceloet. De afronding van dit editiegedeelte vereiste een langdurige periode van opperste concentratie, die pas aanbrak toen ik in de zomer van 1988 werd aangesteld als Akademie-onderzoeker. Dankzij deze benoeming kon de uitgave van het tekstgedeelte in de loop van 1989 afgerond worden.
Door onvoorziene omstandigheden heeft deel IV in de reeks vertraging opgelopen, zodat het onderhavige boek eerder verschijnt dan het voorafgaande deel. Als gevolg hiervan is de uitgebreide verantwoording van de editie, waarop de hier op p. 187-194 gepubliceerde beknopte handleiding gebaseerd is, op dit moment nog niet beschikbaar. Het ligt in de bedoeling dat deel IV in de loop van 1992 zal verschijnen.
Dit boek had niet tot stand kunnen komen zonder de steun van de Utrechtse Lancelotwerkgroep: een beroep op de hulp van Wim Gerritsen, Pierre Pesch, Frank Brandsma en Ada Postma was nooit vergeefs. De twee laatstgenoemden ben ik in het bijzonder dankbaar voor de zeer tijdrovende controle van de editie. Bovendien zou ik de drukproeven zonder hun hulp en die van Erwin Mantingh niet binnen een redelijke termijn hebben kunnen verwerken. Tenslotte wil ik Frederik Bos en Henry Ketelaar van de afdeling Edita van de KNAW graag danken voor de wijze waarop zij de produktie van dit boek begeleid hebben.