De kweelende godin, of de zingende leyster
(1750)–Anoniem Kweelende godin, of de zingende leyster, De– Auteursrechtvrij
[pagina 58]
| |
Toon: Revelje vous belle dormie.
Wat haat het u te zijn gesprooten
Uyt Oud en Over-edel-bloed?
Wat haat de Zwagery der Grooten,
Zo gy alleen ’s Nagts leggen moet?
Wat helpen Koninklijcke Schatten,
En Lenten van ontelbaar Goed;
Ja meer dan Kist en Huys kan vatten,
Zo gy alleen ’s Nagts leggen moet?
Wat helpt de heerschappy van Landen,
Van Volk en Steden, die gy hoed;
Schoon zy u torsten op hun Handen,
Zo gy alleen ’s Nagts leggen moet?
Waar toe een lange sleep van knegten,
En met Levry bekleden doet,
Die alles op uw wenk beslegten,
Zo gy alleen ’s Nagts leggen moet?
Waar toe ’t gestreel van Keel en Snaren,
En Wijn, die zorg verstuyven doet?
Met al ’t vermaak van Bosch en Baren,
Zo gy alleen ’s Nagts leggen moet?
Wat geeft de lust van schoone Maagden
En haar gezelschap bly en zoet,
Hoe loddrig zy uw Ziel belaagden,
Zo gy alleen ’s Nagts leggen moet?
Geslagt, nog Geld, nog Staat, nog Magten
Wanneer het Minne-goodje woed,
| |
[pagina 59]
| |
Kan uwe zorg nog kwalen zagten,
Zo gy alleen ’s Nagts leggen moet.
Al wat men lust noemt en vermaken,
Is Ziel en Lighaam niet dan roet,
Voor wien de strenge Min moet waken,
En die alleen ’s Nagts leggen moet.
Voor my, om ’t Hart regt uyt te spreeken,
Die noyt om groote Schatten wroet,
‘k Laat liever al dat zootje steeken,
Zo ik alleen ’s Nagts leggen moet.
|
|