De kweelende godin, of de zingende leyster
(1750)–Anoniem Kweelende godin, of de zingende leyster, De– Auteursrechtvrij
[pagina 7]
| |
Weg Venus met u geyle lonken,
Ick drink my liever daag'lijks dronken,
En ik zweer u van stonden af,
Wist gy hoe ik mijn Bachus kusten
Toen ik ley op zijn Vat te rusten,
En hy zijn drank ten besten gaf.
Ik wil mijn Bachus eeuwig minnen
En bannen Venus uyt mijn zinnen,
Ik houw het liever met de Wijn:
Als ik dan ben van zijn Vogt dronken,
Dan gaan ik stil na Bed toe ronken,
En wagt weer na de Zonne-schijn.
Dan hoor ik Bachus weder zingen,
Weg Venus-helden, Jongelingen,
Schuwt Venus, en bemind mijn Drank
Want weet die zal voor eeuwig duuren,
En Venus duurd voor weynig uuren,
Daarom schuwt haar om Bachus rank.
Meysje mogt ik u eens genaken,
Al om uw Kippe-hok schoon te maken,
Al met een Boender van een klank:
Neen, neen, gy zult my zo niet zullen,
Dat gy mijn Kippe-hok vol zal vullen,
Al was uw Boender zes Voet lank.
Oorlof Dogters Jonk van Jaren,
Wild dog niet in het Kippe-hok paren,
Want gy raakt in groot verdriet,
Gelijkm’aan Mie heeft gaan bespeuren
Huyp met de Hondjes kwam in treuren,
Wijl zy haar te veel zoenen liet.
|
|