Wat nu de prentjes zelf betreft, deze zijn niet alleen uiterst naïef van opvatting, maar tevens zeer ongelijk van artiestieke behandeling. Ofschoon ongetwijfeld het werk van een Nederlander, vertonen zij toch enige verwantschap met de arbeid van zekere Duitse ‘Stecher’ en snijders, o.a., dunkt mij, met dat van de zogenoemde Meister mit den Banderollen. Ook naar de grafiese tekniek te oordelen, die uiterst priemietief is, zou de auteur een hele spanne tijds vóór Lukas (1494?-1533), waarschijnlik wel in de eerste helft van de XVe eeuw moeten geleefd hebben.
Als opvatting en voorstelling, niet zozeer als uitvoering, zwemen de plaatjes ook wat naar de zeven Passionsdarstellungen met het jaartal 1446 uit het Berlijner kabienet.
Blijkbaar streefde de onbekende auteur er in de verste verte niet naar, harmonie in zijn werk te brengen. Niet ééns heeft hij zich de moeite gegeven, de herhaaldelik terugkerende personen, b.v. Jozef, Maria, de predikende of lijdende Jezus, telkens in de zelfde gedaante te vertonen. De Jozef van nr 3 is een geheel andere dan die op nr 4, nr 5 en op nr 12. Op elk plaatje is Maria een geheel nieuwe verschijning.
In de n's 3 en 4 is de Inscenirung, de topografie haast letterlik dezelfde. Alleen de achtergrond en een paar kleine biezonderheden noch in de uitbeelding van het stalleken en de kribbe zijn wat verschillend.
Zeer plezierig is de Veropenbaring aan de Herders: terwijl drie engelen, een grote en twee kleinere, in de lucht verschijnen, is één tweede rechtgestaan, met een zonderling gebaar van verbazing, terwijl een andere de handen vouwt als om te bidden en een derde met ongemene ernst de doedelzak bespeelt. Eigenaardig is dit: de schaapjes op de voorgrond zijn lilliputties klein; die op het midden- en achterplan veel groter; een hondje ligt, heel zoet, te slapen.
Een zeer kurieus weefgetouw vertoont het huisje te Nazareth. Hoe het werkt, hoe zelfs de Moedermaagd het vasthoudt, is een raadsel.
Biezonder plezierig is 11. De schoolvossen-neuswijsheid van