| |
| |
| |
IV. Noch iets over prentpostkaarten
Een korte verhandeling over geïllustreerde postkaarten zal wellicht genade vinden in het oog van de lezers van dit tijdschrift - die, wel is waar, gewend aan volledige studies over alle soort beoefenaars van Schone Kunsten - toch ook, we hopen het altans - niet helemaal ongevoelig kunnen zijn voor deze nieuwerwetse kunstuiting van zeer eenvoudige afkomst, zonder enig verleden, doch met een toekomst, die veelbelovend is, te oordelen naar de kunstaanslag van het heden.
We geloven ons niet te bedriegen, waneer we zeggen, dat de allereerste postkaarten bij middel van in hout gestoken prentjes werden versierd en als dusdanig verkocht. Dat was een goed begin. Het dagtekent van vóór het simili-prosedee. We bezitten altans, onder meer andere, een tamelik goed geslaagd eksemplaar in die aard, en voorstellende het zeer betekenisvolle en niet minder roemwaardige denkmaal, nu algemeen gekend onder de klankvolle naam van ‘Germania’, dat in September 1873 onder de grootste geestdrift te Rüdesheim aan de voet van de ‘Niederwald’ werd ingehuldigd, door al de verenigde Duitse vorsten en volken, ter nagedachtenis hunner glansrijke overwinning op Frankrijk, en der stichting van het Duitse Rijk, dat sedert dien zo machtig is geworden. Onder dit eenvoudige kaartje staat in gotiese letters: ‘Ich schauz empor zur stolzen GERMANIA, ich blicke hinunter in die herrliche Rheinlandschaft, ich wandle aùf der Stâtte, welche Kaiser Wilhelm ùnd das deutsche Volk geweiht haben Und dabei denke ich an Allen, die mir lieb sind ùnd schicke ihnen meine Grüsse!’
| |
| |
Te oordelen naar het zeer lofwaardige doel, dat de uitgevers trachtten te bereiken: het opwekken, het bemind maken, het doen eigen worden van Duitsen geest en landaard onder de bevolking, mogen we afleiden, dat het iets beters was dan hetgeen er nu bij de meesten der prent-postkaarten fabriekanten zegeviert. Niet lang duurde het echter, of de houtsnee, waar zeker veel goeds kon mee verricht worden, werd verdrongen door goedkopere klisjees, door de fotografie op zink gebracht, en, eenmaal het baantje gebroken, kende het kunstmatig reproduseren van al wat maar onder handen viel geen eind meer. Dat was, voor de graveerkunst vooral, een harde nekslag.
Tot in de laatste jaren zag men bijna niets anders ter verluchting aangewend, op de rug- of op de adreszijde, dan land- en zeegezichten, parken en vijvers, hoekjes uit dorpen en steden, beroemde gebouwen, merkwaardige burchten en kastelen. 't Was een verrassing in den beginne voor al wie nooit zijn huis had verlaten en van de steden van zijn eigen land nooit meer gezien had dan een rond puntje op de landkaart. En is nu presies door het alom verspreiden dezer kaartjes het binnen- en buitenlands verkeer niet vertiendubbeld, dan mogen we toch aannemen, dat het reizen er fel door vermeerderd is. Als zovele lokvogeltjes vlogen de prentpostkaarten over veld en landouwen in hoeken en kanten en vingen er menig aas. De prentpostkaart stond, in verhouding tot de dageliks toenemende verkeersmiddelen, als de ‘commis-voyageur’ tegenover zijn patroon. En daarom is er ook niets, dat méér in den geest van onze tijd lag dan deze soort prentpostkaart. Hoe jammer echter, dat deze sukseskaarten zo weinig de kunstsmaak bevredigen. Enkele malen trof men er wel is waar een mooie afbeelding op van een Hoogheid, een gevierde prins of een doorluchtig heerschap, soms die van een alleszins volksgeliefd personaazje, een groot redenaar of een polietieker, maar ook dat soort, in opzicht van smaak al niet veel hoger staand dan de vorige, bracht niets of altans zeer weinig bij tot een verheffing van kunstwaarde, tot een hogere vlucht.
Deze, steeds in een toen gedrukte postkaart, blééf zich rond en ommedraaien in ‘Ansichten’ van land en water, stad en buiten, en zozeer waren onze ogen gewoon en gewend geraakt ze te zien, dat ze zelfs onze vluchtigste blikken niet meer trokken en meteen al even onopgemerkt lagen onder de nieuwe aandrijvende soorten, als in het kaartspel het fort Ehrenbreitstein, de Drachenfels of andere soort puinen,
| |
| |
onder de zeer zeker grotere!! ‘waarde van het aas van ruiten, schoppen, herten en klaver.
Doch, gelukkig voor de kunst, heeft de postkaart, zoals we ze op onze dagen kennen, reeds veel van haar oorspronkelik doel: liet verspreiden en daardoor bekendmaken van natuurschoon of andere merkwaardigheden, verloren.
Een pasje vooruit op deze eerste, zeer eenvoudige proeven der grafiese kunsten waren de ‘Mondschein Ansichten’ in fotogravuur, om - niet te spreken van de reeksen: Nos jolis bébés - Nos mignonnes - Moments heureux! - Études d'amour - Échange de Baisers, en meer andere, allen om ter potsierlikst uitgevoerd. Voor het fijngebekte(?) publiek kwam er dat niet op aan. Men vond in die kaartjes presies de pasklare illustrasie voor: De Brooddraagster - De twee Wezen - De Bultenaar en meer andere geliefkoosde werken. Of ze bijval vonden, de lustige ballerinnetjes met omhoog gewipte benen, de gitzwarte heren die het aankeken, de grapjes der vette baadsters aan de zeerand! Dat was wat anders dan de Mannekensbladen en Liebigbeeldekens van in den tijd..... 't Was de smaak van de dag!
En nochtans, gezien de vele personen, die er zachtjes aan een winstafwerpend zaakje van maakten, zoals tekenaars, fotografen, uitgevers, drukkers en boekwinkelmannen, kon er wel wat anders gedaan worden ter verruiming van dat enge postkaartengebied. En waarlik, 't gebeurde stilaan, dat men nieuwe wegen opging. Men dreef en etste in koper, men sneed in hout, men tekende op steen, en een kunstzonnetje brak door. Doch hoe jammer, dat het wijken moest voor de heliogravuur, die al spoedig de goedkope simili- en fotogravuur overschaduwde. Doch wie noch duurder waar verlangde, kocht kaarten op wier gesensibiliseerde zijde ditmaal een onbetwistbare fotografie stond afgebeeld, en deze soort, alhoewel weinig kunstgehalte bezittend, stond ook weer hoog genoteerd in de smaak van 't Publiek. In figuurlike zin houdt ze gelijken tred met de zonneschilders en de niet te ontkennen invloed der ‘pleine-lumièristen’ - die nu ten dage de toonaanslag geven in het koor - is wellicht niet helemaal vreemd!... aan dat buitengewoon sukses, dat wel niemand zal verwonderen... in een tijd als we beleven van licht- en lucht- en waterkuren! Maar daar kwamen ook de gekleurde kaartjes; gekleurd met het patroon, gekleurd
| |
| |
met de vrije hand, en weer is er beterschap voor de kunst, die zich hier soms zeer gelukkig liet toepassen.
Zo was 't met Böcke's ‘Fraùen aller Zeiten und Länder’ en met Ricordi's ‘Oratori di don Lorenzo Perosi’ vóór een hele tijd verschenen, de eerste te Wenen en de laatste te Milaan, en zo is 't op 't ogenblik met de mooie reeks door Hubert Köhier te München uitgegeven. Echt Duits als onderwerp en als manier van doen, roepen die prachtig gekleurde natuurtaferelen ons het zeer bekoorlike Zwarte Woud of het Thuringerland met zijn zachtgeaarde bewoners te binnen. De zeer verdienstelike litografieën van Cassiers, ‘Zeeland,’ en van Clays, ‘Le littoral,’ vinden meer aftrek. Doch heden gaat het over 't algemeen met die heren hun kunstwerk, zoals het gister ging met dat der houtsnijders, en, wat hun morgen een gevoelige slag zal toebrengen, met het oog op het verbruik natuurlik, is de pas noch voor onmogelik gehouden en nu uitgevonden boekdruk in samengestelde kleuren. Menig uitgever is reeds op het denkbeeld gekomen, oude en moderne schilderijen, pastel en akwarel, bij middel van deze nieuwe uitvinding letterlik na te bootsen, en wel zó, dat de gelijkenis in vrij vele opzichten treft. Alle ‘parti-pris’ ter zijde gelaten, moeten we bekennen, dat we goed geslaagde proeven in die aard te zien kregen, en dat men er binnen kort in slagen zal de kromolitografiese kaarten, onder oogpunt van tekniese volmaaktheid, voorbij te stevenen, lijdt niet de minste twijfel.
't Is hier niet de plaats, om verder uit te weiden over dit ‘procédé des trots couleurs.’ We zullen ons bepalen tot te zeggen, dat tijdschriften van allereerste rang, als ‘The Studio’ - ‘l'Art décoratif’ - ‘Moderne Bauformen’ - ‘Ver Sacrum’ - ‘Le Cottage’ en meer andere, dit prosedee bij voorkeur gebruiken tot het weergeven van schilderijen, glas- en vaatwerk, bouwkundige ontwerpen, tuinen, enz..
Onze persoonlike mening blijft echter, dat de hand van de kunstenaar of zelfs van de werkman, hoe onervaren ook, onder zuiver kunstoogpunt steeds het meesterschap bewaren zal boven de best geslaagde reproduksies. De hergeboorte der grove houtsnee in deze laatste jaren, naar de wijze van Kranach, Dürer, Burgmair in Duitsland, naar die van Lukas van Leyden en later Goltzius en Wierix in Nederland of zelfs naar de demi-ton wijze van de Franse school: Thomas de Leu, Jacques Callot of Claude le Lorrain, schenken ons een goed vertrouwen voor de toekomst der graveerkunst op palmhout of kriekelaar.
| |
| |
Dit niettegenstaande blijft het een onlochenbaar feit, dat de trapsgewijze ontwikkeling en volmaking van lichtdruk en grafiese kunsten, het ruime gebied der verluchte postkaart aanmerkelik verbreedt, nieuwe groeikracht bijzet en een vruchtbaarheid verzekert die een rijke oogst doet voorzien. Want ook goede dingen zijn mogelik op dat gebied.
Iedereen weet, dat geen enkel onderwerp, hoe ernstig of hoe dwaas het ook zij, onaangeroerd blijft, en dat ze alle, goedschiks of kwaadschiks, vroeg of laat, op de postkaart te recht komen. Van beschrijvend echter, zoals het doorgaans vroeger was, is het nu meer lerend, meer didakties geworden, en daardoor oefent het een zekere invloed uit op de geest en de smaak van het kopend publiek. Of nu die geestesinvloed overwegend genoeg is, om b.v.b. 't verplichtend onderwijs overbodig te maken in een land als het onze!.. zouden we betwijfelen, maar waar we wel van overtuigd zijn is, dat zeer smaakvol uitgevoerde kaarten een lust zijn voor 't oog, en daar ze onder ieders bereik vallen, aan vélen dikwels zeer goede kunst voor een zeer kleine prijs te genieten geven. En zo is het de geringste onder ons allen, mensen, mogelik geworden, zijn offerande in de schaal der toegepaste kunst te werpen.
Om nu alle de soorten prentpostkaarten, die er ten huidigen dage verkocht worden, al was het ook maar even aan te raken, is ons onmogelik, laat staan ze te beschrijven. Fabelachtig is hun aantal.
Iedereen trouwens kan ze met hopen overal en alle dagen te prijk zien hangen, zowel in de leguit van de voorname boek- en dagbladhandelaar, als in het nederigste kraam van de snuif- en tabaksman. Duitsland, België, Nederland, Oostenrijk, Zwitserland, zijn er van vergeven, en de jaarlikse voortbrengst in deze landen is zo verbazend groot, dat de verenigde zalen van ons Antwerps muzeum niet zouden toereikend zijn, om die verschillende reeksen behoorlik uit te stallen. Noch andere Europese landen: Frankrijk, Spanje en Italië, bleven niet achterwege en werden op de hielen gevolgd door de meer noordelike: Denemarken, Zweden, Noorwegen en Rusland. Bepalen we ons dus bij de beste, die we vonden. In de onafzienbare rei der uitgevers-fabriekanten van prentpostkaarten verdienen er enkele een bizondere melding om hun lofwaardige poging, iets meer en iets beters dan het kaf van alle dagen op de markt te willen brengen, te meer daar het juist
| |
| |
de beste kaarten zijn, die het minst aftrek vinden, dus voor hen met geen batige saldos sluiten en een woordeken aanbeveling hun geen kwaad doet. De uitgevers der Vesuviuskarikaturen, Richter & Co, te Napels, brachten zeer aanbevelenswaardige kaarten in de handel. Hetzelfde geldt de firma Hauser y Hemet te Madrid vooral om de reeks Tunisiaanse merkwaardigheden, en de uitgevers van ‘Le Bon Vivant’ te Parijs om hun zeer aardige spotprenten, waarin de verfijnde Franse hekelgeest tot zijn volle recht komt. Het stokkepaardje dezer uitgevers was, nu een paar jaren herwaarts, het land van John Bull, dat drommels erg werd gehekeld en gehavend ten voordele der Boeren. Oorlogen zijn onuitputtelike bronnen voor karikaturiesten. Onlangs kregen we van een Antwerps schilder, de heer van Kerchove, een goed getroffen ‘Charge’ postkaart te zien op de Russies-Japanse oorlog: een plompe ijsbeer (Rusland), dansend op zijn achterpoten, houdt met de voorste een honigvat omklemd (Mandchourijë), waar de bijen (Japan) verwoed op toevliegen; een bloeddorstige gier (Engeland) slaat het spel gade, terwijl een slang (China) zich rond een der poten van de ijsbeer wentelt.
Het is ook te Parijs, dat de Oostenrijker Mucha de ‘Vier Seizoenen’ zeer gratievol en fijn gekleurd op wel acht verschillende wijzen bewerkte.
De firma Dietrich & Co, te Brussel, gaf uiterst kunstvolle reeksen uit in kleur en op steen gebracht door de zeer gewaardeerde kunstenaars Hannotiau (à Bruges), Gisbert Combaz (la Mer), Henri Meunier (les Fleurs) en anderen.
Engeland alleen blijft ietwat achter; niet, dat er geen prentkaarten bestaan - we zagen er hele mooie in heliogravuur - maar ze schijnen er noch geen burgerrecht te hebben verkregen onder het postkaarten verbruikend publiek, want men vindt ze maar heel zelden in het ‘office’ van de ‘booksellers’ en dan noch in kleine verscheidenheid. Steller dezer regels heeft menig uurtje opgeofferd, om ze te vinden, en de einduitslag van al dat zoeken was, dat er te Londen meer Duitse en andere vreemde kaarten verkocht worden dan wel inlandse. Hildesheimer & Co, te Londen, gaf een prachtige reeks heliogravuren uit.
Buiten Europa staat naar onze mening ‘The Dominion of Canada’ vooraan. Daar maakt zich de ‘Province publishing Co Ltd’ zeer verdienstelik Dan volgen de Verenigde Staten van Noord-Amerika en verder de zo wat alle door Europeanen bewoonde landen.
| |
| |
We hadden het genoegen, nu een paar jaren geleden, bizonder mooie postkaarten aan te treffen te Aken bij Kaatser en bij Jacobi. Het waren ook weer ‘zichtjes’, maar ditmaal uitgevoerd niet de droge naald en zeer smaakvol afgewerkt. Te Düsseldorf bij Schwann vonden we een puike reeks illustrasies, getrokken uit de Wagnerse dramas en telkens versierd met het zeer karakteristieke hoofd van de geniale toondichter. Ze waren echter weinig prakties uitgevoerd, daar elk tafereel als een gewone ‘Untergrund’ gedrukt was en noodzakelikerwijze diende overschreven te worden door hen, die ze wilden gebruiken. Sedert is ook bij reedsgenoemde Hubert Köhler verschenen een buitengewoon kunstvolle reeks ‘Deutsche Sagen’ naar litografieën van Hans Röhm, en wier hevige tegenstellingen van diep-blauw, vuur-rood en schitter-geel, in forse naklank weergeven de brutale godenwereld-epiezoden van ‘Dietrich und die Riese’ ‘Ecke und Dietrich’ ‘Siegfrieds Tod’ enz..... In het Verlag van Paul Matthes te Keulen en ook in dat van Schwenzer te Mainz, waren ook zeer eigenaardige sterkwaterplaatjes voorhanden. Verscheidene etsers, en het zijn wis en zeker niet van de geringsten, die het Nürenbergsche..... bouwwonder, zo enig in zijn aard als in zijn wezen, tot onderwerp namen, leverden puike zichtjes dezer alleszins merkwaardige stad. Ze zijn te verkrijgen in de ‘Soldansche Hofbuchhandlung’ aldaar, en ook in het Kunstverlag van Herman Martin.
Verder troffen we enkele goede heliogravuren aan te Regensburg bij Bauhof en ook te Wenen bij meest alle boekverkopers. Kunstvol echter waren ze in het geheel niet. Wie het enigsins stijve zeer vreemdachtige nieuwmodies Wener zjenre kent, kan zich een gedacht vormen van de beste onder de miljoenen postkaarten, die men daar overal in alle hoeken en kanten aantreft. Men herkent in al die uitheemsheid alles behalve dat, wat denken doet aan nasionaal karakter, zoals het ons in het grote Duitsland was opgevallen. De kunstindruk, die men bij het zien van deze zonderlinge kaarten ontvangt, is voor de Westerling niet bevredigend. Wel doen ze soms denken aan een Tierolerberg, aan een stuk Bohemerwoud of aan een brokje Madjiaars moeras, doch meestal aan iets dat herinnert aan lang vervlogen Egieptiese, Babieloniese of Biezantijnse grootheid, en daartussen voelen wij ons niet op ons gemak. Men voelt zich te Wenen op de grens van een andere wereld en dat doet zeer vreemd aan voor wie nooit Oosterse
| |
| |
beschaving onder de Oosterse hemel zag. We willen dan ook niet oordelen over wat we daar vonden, omdat we geloven, geen Oosterse kunst met onze Westerse maat te kunnen meten. Wat er was aan zuiver Oostenrijkse kunst was voldoende, om iedereen te overtuigen van de moedeloosheid dezer onderscheiden volkstammen en rassen, die, door een zelfde politieke band omsloten, elkander voortdurend de voorrang betwisten. Onder zulke omstandigheden kan de nasionale geest en het nasionaal gevoel van een land niet gedijen zoals het dient, en 't is dus niet te verwonderen, dat jaarliks honderden Oostenrijkers hun kunstopleiding toevertrouwen aan de zeer bevoegde en hooggeschatte Münchener kunstprofessoren, om dan later weer uit te wijken naar een noch verder midden, waar voor alle soort kunst rijke voedingstof voorhanden is.
En nochtans bestaat er te Wenen een grote bedrijvigheid onder de kunstnijveraars. De tentoonstellingen van de ‘Secession’ en het bekende tijdschrift ‘Ver Sacrum’ zijn er de volledigste tolken van.
De beste prentpostkaarten zijn die van Alt Wien en Pallas-Athene, door Pol de Mont al vóór lang in ‘De Vlaamse School’ aangehaald en te verkrijgen bij Munck.
Te Linz a/Donau vonden we bij Brunthaler een welgeslaagde heliogravuur en ook zeer mooie overdrukken, die we reeds kenden, uit het Insbrucker tijdschrift ‘Der Scherer’, Verlag van Schmidhammer. Deze reeksen zijn wel, met inachtneming van hun aanzienlik getal, de degelikste, die we vonden, met bijvoeging van de overdrukken uit de koddige Munchener weekschriften ‘Jugend’ en ‘Simplicissimus’ en die van de reeds genoemde ‘Bon Vivant’ van Parijs. De verdienstelikste kunstenaars leenden hier hun rijkste gaven tot het verluchten van postkaarten, getuigend aldus dat deze, in die zin opgevat, veel bijdragen kunnen tot de loutering van de verbasterde kunstsmaak van het grote publiek.
Doch zie, in Zwitserland, het land der majestueuze bergen, der ijzingwekkende afgronden en der wild neerstortende waterlopen is weer het ‘natuur-reklaam’ tot op zijn uiterste grenzen doorgedreven. En nochtans zijn het geen bergen à la Segantini, maar allerakeligste karikaturen, die men u dáár verkopen wil. Denk eens na: sneeuwbergen uit een verwarde mengeling mensenkoppen samengesteld! 't Lijkt wel op een van die Franse rebuskaartjes: ‘Voici l'artiste...; où est le spectateur?’
| |
| |
De rest is in verhouding. Kaarten uit een nasionale pen gevloeid, 't zij dan ook een Duits-italjaanse of Frans-zwitserse, bestaan er niet. En dit verwondere niemand. De kaartenhandel in Zwitserland leeft van de duizenden vreemdelingen, die er bestendig of tijdelik hun leven slijten aan de boorden van de Genfer-, Maggiore of Vierwaldstättersee. Die reizigers uit alle landen zijn de grote verbruikers, en daar meestal de waar naar de smaak van de koper gemaakt wordt, is daardoor het kosmopolietis karakter der kaarten wel te verklaren. We zochten overal naar goede postkaarten, doch te vergeefs. Geen enkele bezat iets van dat ‘landeigene’, dat ons zozeer getroffen had in Duitsland. Ten einde raad vroegen we Hr. Killingen te Zürich naar kaarten door Zwitserse kunstenaars getekend. De man bekeek ons van onder tot boven, sloeg zijn onderzoekende blikken op onze zorgeloos omgeslagen halsband, vond deze wellicht niet erg fatsoenlik, want hij deed alsof een dame, die juist in de winkel kwam, zijn tegenwoordigheid vereiste, en liet ons beteuterd staan. Of er nadien iets beters verscheen in het land van Böcklin is ons niet bekend. Wél weten we, dat er sedert in het aloude en door en door artistieke Munchen, waar het er drie jaar geleden al even erbarmelik uitzag als in Wenen en Luzern, zeer schone reeksen zijn verschenen. Hubert Köhler - reeds meer genoemd - is misschien wel degene, die tegenwoordig het vaandel der kunstpostkaart het hoogst ophoudt. Hem zij onze dank betuigd voor de superbe reeks van Ferdin.-Spiegel, waarvan elke kaart de moeite waard is, om in een ievoren lijstje te pronken. Wat staan we hier ver van de gedroogde penseebloem: Souvenir, à jamais, toujours! of van het netjes ingebakerde kerstekind: Pressez-moi, et je dirai ‘Maman’! - En dat kon niet langer uitblijven in een stad, waar zulke intense
kunstbedrijvigheid heerst, en waar weekschriften verschijnen, waaraan tientallen kunstenaars van naam geregeld medewerken. Vergeleken bij Nurnberg, Stuttgart, Karlsruhe en noch kleinere steden, kwam de stad van Franz Stuck - drie jaren geleden - ons voor als niet bestaande op 't gebied der prentpostkaart. Sterkwaterplaatjes waren er niet. Eén enkel van A. Brück, verkrijgbaar bij Max Bullinger. Bij deze uitgever was ook het Reise-Album te koop gestald, uitgegeven door een daartoe spesiaal opgericht Verlag. Deze kaarten bevielen ons niet erg. In de reeks ‘Münchner Ansichten’ vonden we meer smaak. Deze twaalf, in een net omslag bijeengebrachte kaarten, naar oorspronkelike akwarellen
| |
| |
van R. Muth en in driekleurendruk uitgevoerd, waren bevredigend. Doch vergeleken bij de door Professer Kallmorgen gesteendrukte kaarten: ‘An den Wasserkant’, door Dietrich & Co uitgegeven, verkiezen we, altijd onder oogpunt van gevoelsuitdrukking, zonder aarzelen deze laatste. Het ‘waarom’ kunnen we moeilik omschrijven. Iets toch is er, dat ons opvalt bij het keuren dezer twee wijzen van wedervoortbrenging, en dat is de warme diepe, zuivere toon van de steendruk tegenover de koude atmosfeerlage lucht van de galvanodruk.
Noch een goede prentpostkaart, die we toen te München vonden, werd in de handel gebracht door Wilhelm Nagel, en verdient, om haar voornaam uiterlik, een woord bespreking. De lucht, waarop de rode bakstenen torens der ‘Frauenkirche’ peervormig uitlopen, is in verheven druk, in een oud pergamenttoon geslagen. Onder deze zeer eigenaardige torens, strekt zich een panorama uit van zeer schilderachtige daken en puntgevels, waartussen het pas opgetrokken ‘Neue Rathhaus’ en het hupse torentje der Hofbrauerei. Onderaan hangt, aan een zwart-gele koord, een grauwe zegel versierd met het wapen van de stad: een kabouter- ‘Mönch’ = (München) met rode tipslofjes en zwarte zotskap. Enkel drie woorden op het kaartje in een zwarte letter met kapitalen in rood: ‘Gruss aùs München’. Deze kaart met een zo stil als deftig uitzicht werd niet getekend. We hadden datzelfde soort postkaart gezien bij Martin te Nurnberg, maar met dit verschil, dat ze als ‘Glückssiegel’ opgevat was, en daarom versierd met twee hoefijzertjes, twee klaverkens van vieren en 'n O.L.V. beestje. De kunstwaarde dezer kaarten is niet groot, doch als opvatting en uitvoering konden ze er heel goed door.
Evenzo de ‘Bierausschank-Karten’, die om hun lokale kleur zeer sappig zijn. Bovenaan ziet men een dier beroemde bierkelders, 't zij van de Löwen-, Spaten-, Thomas- of Augustinerbrauerei, opgepropt met volk. Rumoerige bierdrinkers doen hun respektabel buikje te goed aan 't lekkere nat en aan de appetijtelike ‘Weis- und Bratwürsten’, die door poezelige meiden met volle schotels worden aangebracht. Dat hoort daar in iedere tapzaal evengoed thuis, als bij ons het oppeuzelen van krabben en garnaal in de Pelikaan van eertijds. Het is het karakteristiek van het jolige Munchener leven. Jongelingen van groei en kracht, mannen van jaren en van verstand, vrouwen van alle kleur en geur, kinderen, die nauweliks gaan of noch staan op moeders schoot,
| |
| |
alles schaart er zich rond de bierton - het gouden kalf van de Beieren - van 's morgens vroeg tot laat in de nacht. Gedrukt in sepia- en missaalrode tonen met een zware gotiese letter is de tekst heel pittig:
‘Thu Euch kund ùnd zù wissen / dasz ich unter Heuligem / ohne von Jemanden gezwùngen oder überredet worden zù seyn / mit gutem Vorbedacht / nach reifer Ueberlegung ùnd bei ganz guter Geisteskraft im: LOEUWENBRAEU KELLER: 10. Masz Bier auf EUER WOHL geleeret hab / was hiedurch urkundlich bestätiget sei:
Een zo voorname oorkonde is natuurlik met karmijnrood lak verzegeld en door bijvoeging van stad, datum en handtekening voor goed in orde gebracht.
Deze zo mooie als orizjienele kaart is wél van Munchen, wél van de stad der vermaarde Oude Pienakoteek en der niet minder gekende en gewaardeerde bierbrouwerijen tevens.
Wie zich deze serie, uit twaalf kaarten bestaande, aanschaffen wil, wende zich tot de ‘Kunstanstalt’ van E. Männer aldaar. In dat Verlag vonden we er noch wel honderd andere, doch geen enkele verdient belangstelling, uitgezonderd de reeks der gekende Hans Weylportretten. Onder deze etsen, die biezonder mooi zijn meegevallen, verdienen vooral onze aandacht de kop van Beethoven, Ibsen, Wagner en Tolstoj. Men dient zich echter voor namaak te hoeden, want naar onze mening zijn de portretten van Liszt en Heine, alhoewel het uiterlijk tot dezelfde reeks schijnt te behoren, niet van Weil, ondanks de initialen H.W.
Te Berlijn bij de uitgever Zander verscheen een mooie reeks sterkwaterplaatjes, ‘de Rijnboorden’, geëtst door Thiele. De beste verbeelden de Drachenfels, Burg Rheinstein, en het indrukwekkende denkmaal van ‘Kaiser Wilhelm den Siegesreichen’, te Koblenz, aan de samenvloeiing van Rijn en Moezel, recht over de dreigende sterkte van Ehrenbreitstein.
Te Augsburg vonden we een enkel etsje bij Kutschner & Gehr; te Ulm een zeer zonnig gekleurde litografie, verbeeldende de beroemde Kathedraal der Luteranen, en te Frankfort, de stad der Joden, een kleine ‘Radirung’ van Liebig.
Dresden, Leipzig en Hamburg zijn het land van belofte der vulgeere prentpostkaart. In deze nijverheidscentra is het, dat de grootste
| |
| |
kaartenspekulanten wonen van Duitsland. Jammer, dat de uitgevers van de vele snoezige dingetjes, doorzichtige onderwerpjes, echt glinsterende wintervelden, in zijde gestikte amoerkens, kerken met lichtjes en al ander goedje, uitsluitend zoeken naar geld en winst. Wie echter deze soort verscheidenheid verkiest boven het zuivere der gehalte eener kunstpostkaart, alhoewel niet ‘prämirt mit goldenen Medaillen’, kan zich wenden tot de firma H.A. Schultz te Hamburg, die de door niemand geëvenaarde ‘Specialität’ bezit van ‘Ansichtspostkarten in farbiger Ausführung’. Voor de liefhebbers van zoetigheid zijn het echt delicieuze brokjes!
Dan zijn de zeer naïeve litografieën van Peter Würth, die we aantroffen in een oud-kleerkoperswinkel van het nederige Würzburg, wat anders! Deze prentjes, die alle betrekking hebben op het Duitse volkslied, zijn een wonder voor het oog, dat schielik opklaart bij het zien van zoveel zon en zoveel rode rozen. Aan de stille oever van een vliet in een zanderige streek ‘Sah ein Knab' ein Röslein stehn, Röslein auf der Haide...’ 't Is volle Zomer over 't land; een warme liefdegeur hangt in de lucht, en op de schone knaap komt een bloemig meisje met gouden lokken bedeesd en schuchter toegetreden. Op een tweede postkaartje is het een oud monnik, met lange grijze baard en goedig hoofd, die schalks vermanend de vinger opsteekt tegen een ondeugend boerinnetje - witte halsdoek over het hoofd en een schoof koren onder de blote arm - dat wachtende is achter een garve, op een lustige bengel. Boven hun hoofden zingt de merel: ‘Wohlauf! Die Lüft gekt frisch und rein!!’ Met meesterhand heeft de kunstenaar hier gemaald naar het leven, naar dat ‘gemüthliche’ openhartige en zeer oprechte zuiden middenduitse landleven. Deze kunstpareltjes ademen niet alleen een diepgevoelde dichterlikheid maar tevens een sterk bewustzijn bij de teekenaar van de kracht en macht van zijn volk.
Na het klaaglied van de treurige jongeling, die zijn meisje zag verdrinken ‘In einem kühlen Grunde’, klinkt het levensopwekkende: ‘Der Mai ist gekommen, die Baüme schlagen aus’, of noch dat andere zeer gekende lied van Kerner: ‘Wohlauf noch getrunken den funkelnden Wein!’ Ju- vi- valera-! Ju- vi- valera- lera- le- rah!! Hoog de pinten, hoog de harten..., blij het gemoed, de handen in elkaar, en Io vivat de zonnige jeugd!... de toekomst!
| |
| |
Mochten we 't voorrecht genieten, de hand te kunnen leggen - nu of later - op vele zulke voortreffelike kaarten, dan zouden wij de uitgevers zeer dankbaar wezen om 't genot, dat ze de liefhebbers verschaffen, en ook om de zedelike invloed, die ze daardoor zouden uitoefenen op het Volk, - de mensen in 't algemeen.
Want men vergete vooral niet, dat de slechte prentpostkaart is geworden in de hand van vele fabriekanten-uitgevers, - de meesten vermoeden het niet eens - tot een dubbelwerkend gift. Ze verbastert de kunstzin van het volk, werkt nadelig op zijn zeer ontvankelik gemoed en keert zich dwars - hier in Vlaanderen meer dan elders - tegen alle ontluiking van nasionaal bewustzijn. Daarom dient ook door die uitgevers, die het wel menen met hun land en hun volk en een opleidend doel willen nastreven, in acht te worden genomen, of al de onderwerpen, die ze zinnens zijn uit te geven, wel degelik behoren tot al wat het innerlike WEZEN van hun volk uitmaakt en er mee overeenstemmen. En dit begrepen tot noch toe de Duitsers het best.
In Antwerpen hebben de drukkers Devos & v.d. Groen gepoogd in die zin voor Vlaanderen iets te bewerken. Ze hebben zich gericht tot de heren van Neste, van Offel, Doudelet, Collens en van Mieghem, en hun het tekenen opgedragen van vijf verschillende onderwerpen: Oud-Germaanse Goden, Uit het Leven der Oude Germanen, Het Oude Volkslied, Reinaart de Vos, en Kindervertellingen. Elke reeks (Fr. 0,25) bestaat uit zes kaarten, die noch bij de uitgevers te verkrijgen zijn.
We hopen, dat het ons niemand zal ten kwade duiden, dat we dit opstelletje sluiten met een warme aanbeveling.
Dat iedereen, die maar enigsins belang stelt in postkaarten, zich deze vijf serieën aanschaffe, want ze horen thuis in elk verzamelboek. Ze vonden bespreking in de ‘Freie Künste’ van Leipzig, in de ‘All-Deutsche Blätter’, in de ‘Deutsche Treue’, het ‘Hauptblatt für das Bildungs Verein’, in ‘Jung Deutschland’ van Berlijn, de ‘Frankfurter Zeitung,’ en in ‘Wanderers Freund,’ eveneens te Frankfort verschijnend. In Oostenrijk vonden ze bespreking en aanbeveling in het ‘Grazer Tageblatt’.
De Hollandse pers steunde niet erg; de Belgiese over 't algemeen verroerde geen vin ondanks de beleefde vraag om een woordeke bespreking. De Antwerpse in 't biezonder besprak ze met lof.
Hoogboom 1904.
D. de Vos-van Kleef.
|
|