Kunst en Leven. Jaargang 1
(1902-1903)– [tijdschrift] Kunst en leven– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdC. Onze Kunstenaars in het Buitenland.Te Berlijn.In het voorjaar van 1904 stelde meester A.J. Heymans bij een van de voornaamste Berlijnse kunsthandelaars een reeks schilderijen ten toon, door hem in de laatste jaren voltooid en tot dan toe noch nergens geëkspozeerd. Welke ongewone bijval de grijze kunstenaar aldaar te beurt viel, werd ten overvloede bewezen door de vleiende beoordelingen, hem in de meest gezaghebbende dagbladen gewijd. Een paar aanhalingen uit deze opstellen willen wij onze lezers niet onthouden. De ‘Hamburgische Correspondenz’ schreef: ‘Heymans' landschappen zijn zonder twijfel het allerbeste, wat men op dit ogenblik in Berlijn aan kunstwerken zou kunnen aantreffen.’ De ‘Norddeutsche Algemeine’: ‘Heymans toont zich eens te meer de fijngevoelige schilder van zijn geboorteland. Hij houdt er niet van, zogezeide motieven’, = versta sujekten, ‘te behandelen; ook het allereenvoudigste onderwerp is hem genoeg. Van | |
[pagina 50]
| |
een door de zon beschenen wei weet hij ons zo kostelik in kleuren, lichtschakeringen en schaduwspelingen te verhalen, als maar alleen zulke kunstenaars vermogen, die de taal van de natuur grondig en geheel verstaan. Het ‘Berliner Tageblatt’ zegt ongeveer dit: ‘Heymans is een van de zeldzamen, die op geheel zelfstandige manier impressioniest kunnen zijn; deze manier van weergeven is bij hem natuurlik, niet aangeleerd of gewild. Om indrukken is het hem te doen; niet om princiepen. Bij al de fijnheid van de impressionistiese weergave paart deze Belg een oprechtheid van viezie, die Monet nauweliks ooit bezat. Als hij de zon ziet opkomen over een moerassige beemd, dan vindt hij daarin geen dankbaar motief, maar dan ondergaat hij zielsindrukken. Niet alleen zijn oog, ook en vooral zijn ziel bestuurt zijn hand. Zo schept hij een geheel, dat de toeschouwer niet noopt tot ontleden, maar dat hij als geheel nageniet, als een sinteze!’ Ook de Freissinnige en de Vossische Zeitung gaven blijken van niet geringer bewondering. | |
Te Dusseldorf.In het Algemeen Handelsblad van Amsterdam van 10. Mei jl. schreef Giovanni (de heer J. Kalf) het volgende over enkele van onze beste landgenoten: ‘De Belgische afdeeling maakt een goed figuur met een zeer mooi geschilderd Varkenshok van Courtens; heel mooi glijdt het licht over de rose dieren onder het groen van boomen en struiken; met een - hier vroeger tentoongesteld - Vlaamsch dorp van Baertsoen; een zelfportret van Claus, die zich schilderde in een weide, beter dan zijn “heldere dag” in stippelmanier bleek gedaan, en waarin ik - dat is het gevaar van deze manier - het zonlicht maar niet in het oog kan krijgen; met een landschap van Verheijden, tintelend van licht; een goed verlichte groep van Diercx.’ | |
Te Parijs.Naar aanleiding van het ‘Salon de la Société nationale des Beaux-Arts’.
Dit jaar waren de Zuid- en Nederlanders schaarser opgekomen dan gewoonlik. Van Vlaamse zijde waren er Albrecht Baertsoen, Georg Buysse, Emiel Claus, Frans Courtens, Jef Leempoels, Walter Vaes, Edmond Verstraete, Morren, en - onder de beeldhouwers, Meunier; van Hollandse zijde H.W. Mesdag en enkele anderen. Vrij uiteenlopend luidde het oordeel van de kunstbeoordelaars over de inzendingen van deze artiesten. De korrespondent van het Amsterdamse Handelsblad, de dichter Karel Scharten, besprak ze als volgt (Ochtendblad van 20 April 1904): Na zijn grote bewondering voor Rodin's Penseur te hebben lucht gegeven, zegt hij: En toch is die Meunier het àllermooiste van dezen salon, ja, voor òns gevoel nòg mooier dan de Penseur, van welk beeld Arsène Alexandre anders terecht zegt, dat het een Michel-Angelo is, waarin een diepe psychologie zou zijn binnengedrongen. | |
[pagina 51]
| |
is. Kleine, spattende adertjes bijv., fel even aangegeven op de forsche strakke armen, maken de sterkte van gemakkelijk-bovenmenschelijk tot de geweldige dierlijke spanning, die breekbaar blijft. Op zichzelf vordert de uitbeelding dezer zoo menschelijke kracht dus feller beheersching; maar hoe ingehouden is de gansche conceptie, hoe klaar en diep is de geheele figuur geschapen, hoe breed en trouw is de vlakke borst als een pantser van vreeslooze naaktheid! Tot de schilders overgaande, zegt hij: Behalve een paar doeken van Mesdag was er niets noemenswaards. Van de Belgen zagen we ook niets héél bijzonders. Er was werk van Buysse, Courtens, Leempoels, Walter Vaes en Verstraete. Baertsoen alleen heeft er degelijke forsche kunst, 6 doeken, waarbij één magistraal: La Rivière. Van Claus is er een portret van Camille Lemonnier,Ga naar voetnoot1 die - 't is het groote lach-succes der tentoonstelling - groene, gras-groene oogen en vies-groen haar heeft. En dan herkennen we ineens professor Dake, van wien hier een portret is door Reimans. In de bekende Chronique, bijblad van La Gazette des Beaux-Arts, verscheen het volgende: ‘(Les extases coutumières sont promises à l'art adroit et fertile en sousentendus de M. Boldini); mieux nous plait la franche et saine robustesse flamande (M. Claus, M. Baertsoen, M. Morren)... Trois tableaux décelant une personnalité véritable, - Réunion d'artistes, Le Chant du cygne des Gueux de Flandre et Vieilles Femmes à l'Asile - fixent au plus profond des souvenirs les noms d'un Danois, M. Paulsen, d'un Beige, M. Vaes, et d'un Allemand, M. von Beckerath..’ L'Art moderne, nr 20, 15. Mei ll., oordeelt als volgt: ‘Il est curieux de trouver à côté de ce Penseur (de Rodin) l'oeuvre de Meunier. Elle exprime aussi, à un certain point, la force réfléchie de la pensée humaine. Un mineur, le genou au sol et le menton dans la main, s'arrête et interroge devant lui, quoi? l'avenir résigné, l'énergie secrète de la terre, la destinée? A-t-il hésité avant un coup de pioche qui le livre au hasard des possibilités redoutables? Simplement se livre-t-il à un moment de répit méditatif? A coup sûr il résume par son attitude simple, résolue, l'aventure patiente du labeur ouvrier. Il enferme en son amplitude une des faces les plus douloureuses, les plus angoissantes et les plus lointainement conscientes de la Pensée humaine, dont le bronze de Rodin au contraire exprime l'universalité. Constantin Meunier jamais n'a montré un art plus souple et plus sûr qu'en cette large figure de bronze. Rien d'inutile et tout y est fervent. Au reste, elle s'avère la simple transcription dans la matière plastique d'une étude sincère et véridique que l'on admire en ce même Salon, parmi les pastels. La seule figure significative a été isolée par le sculpteur et c'est un trait de son génie d'avoir compris qu'elle gagnerait en intensité expressive par la suppression de ses entours et de tout signe occasionnel.’ Na, verder, ‘le buste officiel et froid de Théodore Dubois par M. Samuel; les portraits ardents, sûrs et charmants d'Arnold Goffin et du peintre Heymans par Lagae,...’ en ook ‘quatre plaquettes de M. Guillaume Charlier, de qui un bas relief anecdotique et un buste congolais révèlent mieux le métier patient et laborieux,’ vermeld te hebben, - bespreekt de verslaggever, de dichter André Fontainas, uitvoerig enige Belgen: M. Frédéric est un artiste consciencieux, minutieux et volontaire, on ne saurait songer à le contester; mais il apparaît de plus en plus évident qu'il se bute à des partis pris d'observation et d'exécution dont rien ne parviendra sans doute à le décourager. Ce n'est pas représenter une figure dans la puissance de sa | |
[pagina 52]
| |
signification éternelle, symbolique, que de la dégager délibérément de tout ce qui constitue sa personnalité vivante, immédiatement expressive. P. |