lansknecht, die Longinus dient voor te stellen, en zelfs de beul met het zeker te grote hoofd, die, op een ladder, met de bijl in de rechte hand, luistert of de gekruiste moordenaar noch leeft, zijn ongetwijfeld portretten.
Wat zonderlinge inval, om die beul zo voor te stellen, - staande hoog op die ladder, op een dadelik in 't oog vallende plaats, met zijn veel te grote kop... En wat een zeldzame, wat een tragiese kop! De kop van een berouwhebbend zondaar, van een tot inkeer gekomen misdadiger, zou men zeggen! 't Is zonderling: maar telkens ik het sukje weerzie, kom ik op de inval, dat die beul de schilder zelf is of degene, die 't stuk bestelde, de Donator, en dat het geschilderd of geschonken werd... als boete...
Op de degenschede van een ruiter leest men verscheidene hoofdletters, die ik ongelukkig niet alle heb kunnen onderscheiden. Ik meen echter dat er staat: ARENOPI... Kunnen die letters een betekenis hebben? De vraag is open.
Jupiter en Antiope is een stuk van betekenis, al is het, in zijn geheel, geen eerste-rangswerk. Het fieguur van de liggende vrouw is 't werk van iemand, die zich, met ongewone vaardigheid, Rubens' werkwijze heeft eigen gemaakt, en zich nu er in verlustigt, te tonen, ‘dat hij 't óók kan’, ja, zelfs de eigenschappen van de meester wat overdrijft! De gehele Antiope is één weelde van zinnelike vormen en kleur, die - terecht de boksvoet, die achter hem staat, doet likkebaarden van begeerte... Het rood van het onder haar uitgespreide kleed is heerlik - het verhoogt het wulpse noch van het wondermals, kern-vast en toch mollig vlees...
Onbeduidend de adelaar; weinig zaaks de achtergrond, - dit is waar. Een mooie aanwinst, in elk geval!
Werk van Antoon? Ik zou niet weten, wie, uit Rubens' omgeving, en uit die omgeving komt het, men dit stuk zou kunnen toeschrijven buiten zijn geliefkoosde leerling! De gehele behandeling herinnert aan die van het in 1899 alhier te Antwerpen tentoongesteld portret van van Dijck zelf uit ± 1621 (verzameling Grafton, Londen).
Laat ik het Gents Muzeum niet verlaten, zonder even te wijzen op de uitstekende keuze van moderne schilderijen, welke het bevat. De namen van Agneessens, Baertsoen, Claus, de Lalaing, den Duyts, Delvin, de Winne, Evenepoel, Frederic, Marcette, Struys, Verwee, Verheyden, en onder de vreemdelingen, van Guthrie, Kroyer, Lenbach, Zorn, prijken er onder werken van uiteenlopende, toch altijd wezenlike waarde.
Laat dit alles eindelik eens overgebracht worden naar het nieuw muzeum, dan zal de verzameling oude en nieuwe schilderijen, welke er zullen prijken, werkelik voor velen een veropenbaring wezen.
P.d.M.