| |
Toon- en tooneelkunst
Drie kunstgebeurtenissen. - Blockx' De Bruid der Zee. - Benoit's De Schelde. - Wagner's Goetterdaemmerung. -
Voor de schrijver van deze kroniek is het geen geringe voldoening, in deze eerste bijdrage reeds te mogen vaststellen de nieuwe en grote zegepraal, door een van de talent- | |
| |
volste aanhangers van de nasjonale richting behaald, namelik door de nieuw benoemde Bestuurder van het Vlaamse Conservatorium te Antwerpen, meester Jan Blockx.
Pas enkele weken geleden, einde November, had, in de Nederlandse schouwburg, de eerste opvoering plaats van het nieuwe zangspel, De Bruid der Zee, waarvan Nestor de Tière de woordtekst heeft geleverd, en heden, aanvang April 1902, heeft dit stuk reeds meer dan 30 vertoningen, - even vele triomfen, overigens! - beleefd.
Alleen van de eerste heb ik hier te spreken.
Deze was, evenzeer voor het personeel van het jonge en van vele kanten bedreigde ‘Nederlands lieries Toneel’ als voor de auteurs, vooral voor de toondichter, een ware en grote triomf.
Zelden lokte een muziekale kunstplechtigheid - ik zal niet zeggen naar een ‘provinsiestad’, al is die stad dan ook Antwerpen, maar zelfs naar de hoofd- en reziedensiestad, Brussel, een even groot aantal ‘bekenden’ en ‘notabelen’ als deze.
Uit Brussel waren opgekomen de heer Verlant, de simpathieke Bestuurder van het Departement Schone Kunsten bij 't Mieniesterie van Landbouw, de bestuurders van de Muntschouwburg, Kufferath en Guidé; de komponiesten Paul Gilson, August de Boeck, Sylvain Dupuis en anderen; uit Mechelen Edgar Tinel, bestuurder van de Lemmens-school; uit Gent Mr. Flor. van Duyse, krijgsaudieteur, Emiel Mathieu, bestuurder van het Kon. Conservatorium, en meer anderen, terwijl van al wie in Antwerpen zelf belangstellen in de hedendaagse kunstbeweging, alleen... wie ziek of op reis waren ontbraken. Julius de Geyter, Rooses, Gittens, Frans van Kuyck, Wambach, Mortelmans, haast alle jongere toonkundigen waren er. Blockx zelf leidde de vertoning en werd, toen hij in het orkest verscheen, op een ovasie onthaald, die, hoe algemeen en geestdriftig ook, toch noch maar een flauwe voorsmaak gaf van de toejuichingen, de niet eindigen willende toejuichingen, welke bij het slot van elk bedrijf losbarstten.
De uitvoering was, voor een eerste, meer dan bevredigend. Zeker zouden wij meer dan één van de hoofdrollen in betere handen hebben willen zien! Het valt b.v. niet te betwisten, dat het orgaan van de heer Deville en van de dames Judels-Camphuysen en de Guévara niet of niet meer uitmunt door kracht of zuiverheid van geluid. Daartegenover laat het spel van anderen, die over meer stemmiddelen beschikken, als b.v. mej. van Elsacker, noch al vrij wat te wensen. Dat echter allen, en wel vooral mevrouw Judels-C., hun best deden, om de hun toevertrouwde rol ‘zoo effektvol’ mogelik te vertolken, moest zelfs de meest gestrenge beoordelaar toegeven. Levendiger, hartstochteliker dan bij deze première werd hier wel noch nooit gespeeld en gezongen.
Of nu het stuk, op zich zelf beschouwd, de overgrote bijval, die er aan te beurt is gevallen, wel rechtvaardigt? Als littereer werk zeker slechts ten dele; als muziekale schepping evenwel ten volle
| |
| |
Het libretto mag noch zo sceniek wezen, een Bühnen-Dichtung kan het niet genoemd worden! Met de beste wil van de wereld kunnen wij regels als: ‘Oei! Oei! Oei! - Dat verdoemde rheumatiek! - Kom, een borrel consolatie!’ en vele, vele andere, niet.... verduwen. Onder voorwendsel van sober, noch eens sober, altijd maar sober te wezen, heeft de Tière een goed deel van zijn werk geschreven in ware telegraafstijl, terwijl hij zelfs de laatste tonelen van het derde bedrijf tot weinig anders maakte dan tot... pantomieme met muziek-begeleiding. Wat niet belet, dat er toch noch meer dan één groot of klein hors-d'oeuvre in is aan te wijzen, o.a. de gehele er zo maar bijgehaalde processie aan 't slot.
De muziek, welke Blockx op dit libretto schreef, is voortreffelik. Zij overtreft stellig, in haar strenge kontrapuntiese vorm, de partietuur van Herbergprinses. Op handige wijs heeft Blockx de gehele muziekale karaktertekening van zijn beide hoofdpersonen Arie en Kerline gegrond op de oude melodie van De twee Coninxkinderen. Een rijkdom van gelukkig gerythmeerde motieven heeft hij verder gevonden voor verscheidene liederen en koren, o.a. voor het liedje in volkstrant van 't Meisje dat van Scheveningen kwam en voor het koor van de Garnaal-visserinnen.
Welk een zegen het voor een nasie is, grote kunstenaars te bezitten, vooral noch in tijden van strijd en herwording, zoals Vlaams-België er sedert haast honderd jaren beleeft, - dit was mij, en zeker wel allen beschaafden hier te lande, nooit zo duidelik als sedert het - ondanks alles en alles - veel te vroege heengaan van Peter Benoit. Hoe groot de waarde van artistieke meesterwerken - zeker voor wel ieder volk ter wereld, doch hoe veel meer noch voor een als het onze, dat noch voortdurend in zijn innigste wezen bestookt wordt, zijn kan en.... zijn moet, wanneer er maar mannen gevonden worden, opgewassen voor de even kiese als heerlike taak, de veelzijdige schoonheid van die scheppingen aan de menigte te openbaren, dat bleek nooit even overtuigend als nu, dat sedert ongeveer twaalf maanden, in stad na stad van het Vlaamse land, werk na werk van de grote en populeere meester is uitgevoerd geworden, zonder dat het publiek ook maar één enkel ogenblik lang heeft laten blijken, dat het nu waarlik ‘des Guten zu viel’ te genieten kreeg.
In de Scheldestad alleen hadden, in de loop van 1901, minstens een twintigtal geheel of grotendeels aan Benoit's werken gewijde konserten en uitvoeringen plaats. De drie voornaamste waren ontegenzeggelik die van De Muze der Geschiedenis op de Groenplaats, die van Lucifer in de nieuwe feestzaal van de Kon. Maatsch. van Dierkunde en nu weer, op 23. Dec., die van De Schelde, opgevat als eerste abonnementskonsert van het Kon. Vl. Conservatorium.
Zoals men weet, vertonen haast alle grotere werken van Benoit een bepaald didakties karakter, - wel te verstaan in deze en in geen andere zin, dat zij, volgens de wil van de meester, zijn zouden als zovele pleidooien ten voor- | |
| |
dele van een innig, schoon niet eenzijdig nasjonale opvatting van het leven, als zovele krachtige opwekkingen tot daadwerkelik meedoen aan de verwezenliking van de in haar bondigheid zoveel zeggende leus: ‘Eigen kunst is eigen leven!’
De deels beschrijvende, deels wijsgerig - bespiegelende Lucifer alleen uitgezonderd, vertonen, - daargelaten noch tal van liederen en koren, - alle kantaten en oratorio's van de stichter van de Vl.- nasjonale Muziekbeweging een en het zelfde karakter. Van alle gaat een stem uit, prijzend aan als de heerlikste en rijkste kroon voor een volk het schoon van eigen landschap, eigen burgerdeugd, eigen historie, eigen kunst, en bezwerend tevens de ziel van de toehoorder, om niet roekeloos af te breken, veel meer - om te verlengen en te versterken met aldoor weer nieuwe schakels de keten van de nasjonale overlevering en de normale ontwikkeling.
Daarin ligt, wat ik niet aarzel te noemen: de opvoedende kracht van Benoit's muziek. Het is niet denkbaar, dat - waar duizenden en duizenden telkens weer met onverzwakte geestdrift samenstromen, om door de breed-golvende melodieën van Schelde, Rubens-kantate, Muze der Geschiedenis, enz., drie of vier uren lang gehoor en gemoed, - want Benoit spreekt tot het gemoed als geen ander wellicht! - te laten strelen, op de duur de argumentasie, de innerlike zin en wil van deze werken voor die allen zou verloren gaan....
Zoals ik zeide, werd Maandag 23. Dec. De Schelde uitgevoerd door het orkest en de leerlingen van het Conservatorium. De heer Blockx, de nieuwe bestuurder, onder wiens leiding de meer dan 400 uitvoerders het reusachtige gewrocht weinig minder dan drie volle maanden ingestudeerd hadden, zwaaide de dirigeerstok, en dit met een bezieling en een bevoegdheid, welke even schitterend getuigden van zijn grote liefde voor de artistieke nalatenschap van zijn voorganger als van zijn persoonlik meesterschap in het vak. De uitvoering was dan ook een van de volmaakste, die het ons ooit gegeven was te Antwerpen bij te wonen; het was zeker de volmaaktste, welke van het bedoelde werk elders in België plaats vond.
Uitnemend kwamen, onder Blockx' leiding, én de hoofdeigenschap van de muziekbehandeling, de frisse, als van zelf gevonden, steeds distinksie-volle melodie, én de iedeale strekking van het poëma: ‘Wees Vlaming, die God Vlaming schiep!’ tot haar recht. Dit nu is, naar mij voorkomt, bij zulke werken hoofdzaak... Mag nu een enkel van de solozangers noch zo weinig hebben voldaan, met een vertolking als die van 23. Dec. mag het kunstlievend Antwerpen, mag Blockx en - mag ook vooral Benoit... tevreden zijn. -
De derde kunstgebeurtenis, waarop ik hierboven doelde, was in zekere zin noch gewichtiger. Het laatste deel van Wagner's tetralogie, Goetterdaemmerung, werd de 24. Dec. voor het allereerst gespeeld in de Kon. Muntschouwburg te Brussel. Met hoeveel span- | |
| |
ning deze première door de muziekliefhebbers van het gehele land werd te gemoet gezien, laat zich raden! Immers, nu eerst zal het mogelik wezen, het heerlike plan van de Direksie ten uitvoer te leggen, en - namelik - de gehele Ring, zonder werkelike inkortingen van de muziekale tekst, in België's hoofdstad ten gehore te brengen; en dan - deze vertoning zou voor het allereerst laten oordelen over de prozodiese eigenschappen van de Franse vertaling van het geschreven drama. Nu, dat juist als drama beschouwd, Goetterdaemmerung wel degelik het voornaamste deel van de tetralogie is, weet ieder - die de volledige tekst gelezen heeft.
Daar kwam noch bij, dat een van de beide direkteuren, de heer Maurits Kufferath, ontegenzeggelik als de voortreffelikste ‘kenner’ en ‘commentator’ mag beschouwd worden van Wagner's werken in België én in Frankrijk. In velerlei omstandigheden heeft de geleerde man, met de grootste onbevangenheid, zijn niet steeds... gunstig of mals oordeel uitgesproken over vroegere Belgiese en Franse vertolkingen van Wagner's lieriese drama's, en met iets als... voorbarige Schadenfreude vroegen zekere.... bedilzieke konfraters en verslaggevers zich af, wát deze première nu wel onder 's mans eigen bestuur zou wezen - namelik, of zij zou beantwoorden aan de eisen, door hem - in illo tempore - aan andere direksies gesteld.
Nu, dat de vuurproef doorstaan is, mag het dan ook gerust gezegd worden: de vertolking was, in haar geheel, zó volmaakt, dat zelfs de meesteisende krietiek er moet door ontwapend wezen.
In de eerste plaats heeft het orkest, onder de leiding van Dupuis, een sonorieteit ontwikkeld, welke men - zelfs te Bayreuth - niet bij elke voorstelling zal overtreffen of zelfs bereiken. Geen enkele zwakkere plaats was in de vertolking aan te wijzen; elke muziekale zin, elk motief, elke zinspeling op een vroeger thema, werd als verduidelikt, als verklaard.
Onder de zangers muntte boven alles uit mevrouw Litvinne, dezelfde, die, te Brussel, de moeilikste vrouwenrollen uit Wagner's repertorium kreëerde, o.a. de Walkure en Isolde. Men zegt, dat de rol van Brunnhilde uit Goetterdammerung door haar sedert jaren al bestudeerd, doorgrond werd.... Het karakter van de rampzalige, groots-voelende en hoog-denkende speremeid van Vader Woden werd door haar... niet gespeeld, maar geleefd. En - wat dit zeggen wil met het oog op een rol, zo vol van de meest tegenstrijdige gevoelens als deze, - daarover leze men Wagner's eigen kommentariën maar even na!
Zeer voldeden Dalmorès, als Siegfried, - ondanks zijn wel wat hard geluid, - Bourgeois, als Hagen, - heerlik vooral was het spel van deze artiest, - en van Albers, als Günther.
Wat, intussen, ten hoogste dient te worden geprezen, dat is de intelligente wijs, waarop het reusachtig gewrocht ‘inscenirt’ is geworden. Met Bayreuth vergelijken, gaat niet aan! Ieder weet toch, dat het door Wagner zelf gebouwde theater beschikt over hulpmiddelen, welke men in de
| |
| |
Brusselse opera niet alleen niet bezit, maar niet eens zou kunnen aanwenden, daar deze scène ook voor heel wat anders noch dan Wagner-drama's dienen moet.
Ik wil ook toegeven, dat er over meer dan één biezonderheid in de dekorasie en de kostumering verschil van mening kan bestaan.... Persoonlik zou ik de voorkeur geven aan een simbolistiese opvatting boven de nu hoofdzakelik tradiesjonele... Dit echter ter zijde gelaten, heb ik niets dan waardering over voor de meestal karaktervolle kledij van de personaazjes en voor de rijke tonalieteit en de treffende lijn van de schermen.
P..
| |
Te Brugge.
- Op het derde winterkonsert van de Muziekschool is, voor de eerste maal in België, De Zwaan van Tuonela, legende voor orkest, naar het Finse Volksepos Kalevala, door Jan Sibelius, uitgevoerd geworden.
Jan Sibelius wordt door zijn landgenoten aanzien als de merkwaardigste van de tans levende Finse toondichters. In 1865 te Tavastehus geboren, begon hij zijn muziekale studiën te Helsingfjors, en zette ze voort te Berlijn en te Wenen. Hij is te Helsingfjors gevestigd. Benevens klavierstukken, kamermuziek, liederen en koren, heeft Sibelius, van wie naam en werken zich in Duitsland beginnen te verspreiden, een simfonie gekomponeerd, alsook balladen, kantaten, simfoniese gedichten met en zonder koor, en orkest-reeksen.
Ziehier het onderwerp van de legende: Tuonela, het rijk van de Dood, - de hel van de Finse Godenleer - is van een brede stroom, met zwarte, snel lopende wateren omgeven, waarop de Zwaan majestatíes en zingend voorttrekt.
De uitvoering werd op ongemene bijval onthaald.
A.v.d.V..
|
|