ze daar ook zitten, toch blinkt uit hun zeegroene ogen de melankoliese klaarheid van de grenzeloze waterplassen; hun houding is die van mannen, die zich ongemakkelik voelen op de vaste aarde, van wie de voetpalm gewoon is aan het deinend opgaan en wechzinken in de waterslag.
Bijna levensgroot is de Kaartlegster, - als ik mij goed herinner in pastel. Wat een nare, en in die naarheid aangrijpende verschijning is dat oude, gemene wijf, schikkend met plompe, vuile vingers (de vet-beduimelde kaarten op tafel!...
In de rimpeltjes van dat voortaan ouderdomloze gezicht is ingedroogd, inverduurd, in-verduurzaamd het stof en vuil van ongetelde, ontelbare jaren; die handen, waar de doorkorven en doorreten huid in knobbels rond zwelt, vertellen - evenals dat aangezicht van een heel leven van ploeteren en wroeten en tobben en schrapen, en de ogen spreken van arglist en wantrouwen en de lippen van haat en mensenverachting.
Dingen als Charlet's Weduwnaar en Rink's Kaartlegster diende men aan te kopen voor een muzeum.
Tot Smits' gelukkigste dingen reken ik van nu af mee het kleinst van de drie portretten, Kobe en Max. Ik begrijp, dat brave lieden er zich aan ergeren, dat de handen van de kleine jongen niet ‘gemaakt’ zijn; maar men moet geen smaak hebben of niet zien kunnen, om dat kinderkopje, stralend van levensblijheid en voldaanheid onder de krans van bleekblond haar, niet heerlik mooi en meesterlik af te vinden.
Delaunois zet zijn serie kerk-binnenzichten voort; vooral zijn Zwarte Christus, een tragies-somber hoekje uit de Leuvense St-Pieterskerk, en 's Namiddags in de Zijbeuk, zijn voortreffelik; Khnopff had een heel streng gedane, aristokratiese tekening: Wit, zwart en goud, en een drietal kleinere dingen; Meunier, een kranig getekende Mijnwerker; Marcette vijf zeetjes, waaronder vooral La Houle en La Plage uitmunten; van Leemputten, onder meer andere degelike dingen, een Binnenzicht van een Schapenstal, door en door gevoeld en zuiver gedaan als een stuk van Segantini; Auguste Donnay een viertal landschappen, uitgevoerd in heel lichte, fijne, doorzichtige tonen, akwarellen, die niets anders willen zijn dan akwarellen en juist daarom uitnemend bevallen.
Het werk van Nico Jungmann, door velen zo zeer geprezen, vind ik nochal oppervlakkig. De grote Processie te Kevelaar is te mozaïek-achtig, te weinig een harmonieus geheel, te weinig een viezie van een gebeurtenis; Beatrix is een bevallig profiel, zeer Florentijns, doch zonder tastbare menselikheid er achter.
Merkwaardig werk zond de Fransman Gaston Latouche, o.a. Hamlet en de Dodengravers. Toch kan het ons vroegere dingen van zijn hand niet doen vergeten.
Van Haverman, Oppenoorth, Oyens, de Roelofsen, Mevr. Jansen-Grothe, onder de Hollanders; Dettmann, Skarbina, Fel. von Myrbach, Max Uth, onder de Duitsers; mevr. Gilsoul-Hoppe, Uytterschaut, Hagemans, Hannon, Abry, enz., onder de Belgen, kan ik, uit