Kunst en Leven. Jaargang 1
(1902-1903)– [tijdschrift] Kunst en leven– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |||||||||||||||||||||||
2. Sander Hannotiau (Maart 1863 - November 1901)Deze veel te vroeg heengegane kunstenaar had niet het licht moeten aanschouwen in de Belgiese hoofdstad, maar in de oude hoofdplaats van West-Vlaanderen, het edele en schilderachtige Brugge. In zijn zeer eenvoudige, goedburgeriike, ja, bijna populeere verschijning; zo geheel en al wars van alle wereldse elegansie in houding en kledij beide, dat men in hem soms iets van de ‘bohèmes’ uit de romantiese tijd meende terug te vinden, mocht hij, door zijn ietwat zenuwachtig, brusk, bijna grappig optreden, zijn geestige en guitige oogopslag en zijn joviale goedrondheid noch zo op en top een jongen van Brussel, een onverbasterd en niet onderbleven ‘ketje’ wezen; zijn inwendig ik, zijn artiestenziel, welke hij in de omgang met onverschillige lieden zorgvuldig, bijna angstvallig verborgen hield, was niet de ziel van een kind van die heterogene, karakter- en nasjonalieteitsloze bevolking van het bij uitstek moderne Brussel, maar wel die van een Vlaming uit vroeger eeuwen, die zich alleen te huis, volop zichzelf, en, in de ware betekenis van het woord, een kracht gevoelde, wanneer hij kon verkeren in het histories midden, waarin geleefd en gearbeid, genoten en | |||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||||||
geleden hebben de nu in 't stof vergane geslachten, waarvan hij zich door een zeldzaam anakronism van de ziel de tijdgenoot gevoelde. Zulk een histories kader nu kan men noch wel elders in onze Vlaamse gewesten vinden, o.a. in de overheerlike Grote Markt en de wonderschone Sinter-Goelenkerk te Brussel; in de bouwvallen van de oude S. Baafsabdij en zo menig ander schilderachtig hoekje van Gent; in het Raadhuis, de Hallen en de St-Maartenskerk te Ieperen en de stijlvolle Grote Markt te Kortrijk; - nergens zó als te Brugge vindt men een stad, die in haar geheel noch zó onmiskenbaar het karakter vertoont van vroeger glorie; waar, uit zovele kerkelike en burgerlike gebouwen, in haast elke straat, zo roerend en aangrijpend noch gehoord wordt de wel verzwakte, maar toch noch steeds duidelike nagalm van de strijd- en jubelliederen van een geheel verleden. Het was rond 1884 of 1885, dat een gelukkig toeval Hannotiau voor het eerst met Brugge liet kennis maken. Pas sedert enkele maanden legde hij zich toe op de schilderkunst, en nu was hij op weg naar de heerlike Vlaamse zeekust, om er enige tijd onder de leiding van wijlen Artan, de onvergetelike en noch aldoor te weinig gewaardeerde zeeschilder, te gaan werken. Zo overweldigend was de indruk, die de oude gravenstad op hem maakte, dat hij er slechts met de grootste moeite toe besloot, zijn reisje tot Heist-aan-Zee, waar Artan hem verwachtte, voort te zetten. Het leek er naar, alsof zeer veel wat in zijn binnenste tot die dag toe gesluimerd had, nu op ééns, door de geheimzinnige betovering van zoveel herinneringen aan een tijd van glorie en macht, in hem was wakker geworden. Het kwam hem zo voor, vertelde hij mij meer dan ééns, als veropenbaarde die stad hem voor het eerst zijn eigen, intiemste wezen. Zeker is het, dat hij reeds voor de derde tentoonstelling, | |||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||||||
waaraan hij deel nam, twee werken inzond, welke hem door Brugge waren ingegeven, namelik de in 1886 of 1887 voltooide tekeningen WandelingGa naar voetnoot1 en Oude Wateren,Ga naar voetnoot2 het eerste, een oud vrouwken, lopende met een kind langs de gracht op den Dijver, het andere, een avondschemering op de Rozenhoeikenskade. Van die tijd af was en bleef Brugge zo niet de enige, dan toch de voornaamste bron van al zijn inspirasies. In olieverf en akwarel, met pastel en krijt, op steen en op papier vertelde hij ons van zijn bewondering voor de vroegere glans-periode van de geliefkoosde stad; vertrouwde hij ons de gewaarwordingen van weemoed of stil geluk, vroomheid of zachte levensvreugde, welke hij, tijdens elk bezoek, te midden van de hedendaagse bevolking van die stad opdeed. Zo ontstonden een vrij lange reeks werken, daaronder een tiental tekeningen, een twintigtal schilderijen in olieverf, een achttal pastels, enkele akwarellen, en - last not least - een twintigtal litografieën, welke met zekere reeks studies van Mellery en met Bruges la Morte en de beste verzen van de ook te vroeg gestorven Georges Rodenbach, ontegenzeggelik het mooiste mogen genoemd worden, dat de stad van Jan van Eyck en Memlinc ooit een moderne heeft ingegeven. Wat ik in dit alles het voortreffelikst vind, dat zijn, - benevens twee kartons voor, eilaas! niet uitgevoerde fresco's, voorstellend, het een Filips de Goede, de Vrije Jaarmarkt openend, het ander Het Kapittel van het Gulden Vlies, door Max I te Brugge gehouden in de Sint Salvatorskerk in 1478; - eerst vijf schetsen op doek, Plechtige Intocht van het St. Jorisgilde van Rijssel in 1549 te BruggeGa naar voetnoot3; dan het akwarel De Woensdagmarkt,Ga naar voetnoot4 en het pastel, Wandeling langs het MinnewaterGa naar voetnoot5; eindelik de | |||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||||||
olieverfschilderingen Kleine Huisjes, In 't Beggijnhof, Achterbuurtje, Soepuitdeling, Godshuis voor Oude Vrouwtjes,Ga naar voetnoot1 en enige litografieën. De kartons, die slechts door één fout ontsierd worden, - de gestalten van de personaazjes, vooral die van de geestelike heren op het tweede, zijn weleens wat te gedrongen, te kort, - zijn twee breed en groots opgevatte kompoziesies, evenzeer uitmuntend door het karakteristieke en adellike van de fieguren, - vooral van de kleiner voorgestelde ridders, nochmaals in het twede, - als door de vast onberispelike groepering. In Het Kapittel verdient daarenboven de meesterlike wedergave van het bouwkunstig schema van de kerk, waarin de plechtigheid plaats heeft, niets dan bewondering. De Wandeling langs het Minnewater is een indruk van zondagblijheid en lentelicht. Op de achtergrond het Begijnhof met zijn nederig kerkje, zijn stille huisjes, zijn wit poortje, zijn verweerde omheiningsmuur; op de voorgrond wat bomen, waaronder, op de boord van het stille, lichtgroen bekroosde water, de burgerluidjes vreedzaam koutend zich vertreden. Uitnemend getroffen zijn de personaazjes: vrouwen in brede kapmantels: lakense, stemmig zwart, katoenen, adellik paars; oude mannetjes met een mutsje op het grijze haar; vrijende paren, jong en lief als de Lente zelf, die hun jonge liefde kust met haar teerste licht. En al die lieden hebben dat stille en ingetogene, dat aan de inwoners van oude, vervallen steden, zelfs in dagen van jolijt en vreugde, altans, voor al wie zien kunnen, zo zonderling eigen is. Melankolie, nare, weedoende melankolie baren de Kleine Huisjes, verweerd, oud, armoedig, zonder verdieping, zonder licht, de vensters toegemetseld, met een enkel, sukkelig bedelvrouwtje, dat over de zware stenen voortstrompelt. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||||||
In 't Beggijnhof is vooral koloristies mooi, meer dan moreel mooi. Veel stemming is er niet in, maar het rood van de oude bakstenen muren is, naast het groen van wat overhangende looftakken, een weelde voor het oog. De Soepuitdeling in de Winter verplaatst ons naar de poort van een kloostergebouw. In de open gang staan de paters, die uit een dampende ketel de soep scheppen; rond hen verdringt zich de drokke schaar van de hongerige armen, die met allerlei keukengerief het dagelikse rantsoen komen halen. Ook hier zijn de tiepen uitstekend gekarakteriezeerd; geen armen zo maar; maar Brugse, door en door Brugse armen; armen, wie men 't aanziet, dat zij afstammen van gehele geslachten van armen; dat zij vrede hebben met hun arm-zijn; dat zij er, hopeloos, in berusten; dat zij het op prijs stellen bijna, omdat die armoede hun veroorlooft, te bestaan zonder te werken, namelik van de almoezen, waarvan zij het vernederende nooit begrepen hebben. Tot zijn goede schilderijen tel ik mede: De St Basiels-kroft, - De Begrafenis van een Beggijn,Ga naar voetnoot1 - Oude Overblijfselen,Ga naar voetnoot2 - De Zaal van 't Sebastiaansgild, en Une vieille Toilette, het keurige stukje, dat voor de tombola van de jongste Driejaarlikse (1901) werd aangekocht.Ga naar voetnoot3 In al deze werken is de kleur opvallend eigenaardig, - wel wat droog en hard soms, ik beken het, maar van een krachtige tonalieteit, herinnerend, door haar rijke verscheidenheid, aan de kleur van oude tapijten, soms wel eens aan die van Leys of H. de Braekeleer, - en altijd door en door Vlaams. Zijn litografieën bestaan in de allereerste plaats uit twee door Lamertin te Brussel bestelde of aangekochte reeksen: de | |||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||||||
Godshuistuintje
Sander Hannotiau | |||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| |||||||||||||||||||||||
een, reeds verschenen, Villes mortes: Bruges, elf platen, groot in-folio, op een zeer gering getal eksemplaren, slechts zeventig, meen ik, getrokken en bijna uitgeput,Ga naar voetnoot1 de ander, de noch niet in de handel gebrachte, Pays flamand, tien platen, zelfde formaat. - Het eerste werd gedeeltelik gedrukt op Japans en op Sjienees papier; het tweede zou op Japans, Sjienees en Ingrespapier uitgevoerd worden. De elf platen uit Bruges zijn getieteld: Vieilles Gloires (eigenlik ook als tietel dienende), Calvaire, La Chapelle de Jérusalem, Notre-Dame, La Chambre du Carillonneur, Le Marché du Vendredi, Les Loges des Sires de Gruuthuse, L'Enclos du Béguinage, Vieilles Eaux, La Cour des Halles. Voor het tweede album leverde Brugge niet uitsluitend de stof; ook Antwerpen en Zeeland droegen er het hunne toe bij. Onder meer andere platen zouden erin voorkomen La Boutique de Plantin, Fête des Rois de Bruges, Le Vieux Logis, enz.. Enige andere platen zagen afzonderlik het licht, onder andere Rue paisible, La Cuisine, Les Apprêts, L'Égide (namelik de O.L. Vr. kerk), en een andere behandeling van Vieilles Gloires. Van volstrekt gelijke waarde zijn deze platen, waarvan enige vervaardigd naar schilderijen van Hannotiau zelf, nu zeker niet. Zowel in het opzicht van de uitvoering als in dat van de stemming verschillen zij noch al van elkander. In een of twee is de behandeling wat zwaar, nemen de schaduwpartijen te veel plaats in of worden ze te zeer tot een levenloze, ondoorschijnende vlek. In een paar andere ontbreekt de stemming geheel of wordt ze door een te stoffelike wedergave van de dingen verzwakt. Toch zijn de meeste wezenlik verdienstelik, enkele zelfs voortreffelik. In Les Apprêts en La Cuisine mogen de voorwerpen zelf, hoe aardig ook getekend, niet zo veel verraden van dat eigenaardig | |||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| |||||||||||||||||||||||
Mezenvangers
Sander Hannotiau | |||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| |||||||||||||||||||||||
intieme, dat bijna menselike, dat zij door jarenlang gebruik, door jarenlange aanraking van mensenhanden verkrijgen en dat b.v. Mellery in vele van zijn tekeningen zo onnavolgbaar weergeeft; beide stukken munten toch uit door een gelukkige verlichting, die aan de voorgestelde huiskamers een aantrekkelike gezelligheid bijzet. De twee platen Vieilles Gloires zijn dichterliker opgevat en uitingen van een alles behalve alledaagse inspirasie. Die uit het album Bruges toont ons, in een ouderwetse zaal met een gearmorieerd vitrail, een oude vrouw, wenend en biddend naast een grafzerk, waarop een gebeeldhouwd ridder. Door een open venster ziet men, stralend in licht, de toren van de Halle. Op de andere, het losse blad, zien wij, op een van de vele Brugse grachtjes, een blanke zwaan, en hoog en trots oprijzend, heel ver, achter de oude, zwart-verweerde kaaimuur, in een spel van uit zwarte wolken neervallende, brede stralen, de Halletoren, reusachtig groot, omgeven door de torens van de voornaamste kerken van de stad. Niet groots als deze twee, maar o! hoe iedillies lief is Rue paisible, een van de in teknisch opzicht volmaakste van alle. Bevallig gedrapeerd in haar kapmantel, treedt een meisje uit de geringere burgerstand heen vóór een blind muurtje, waarachter de achtergevel van enige oude huizen opsteekt. Vieilles Eaux, de behandeling op steen, meen ik, van het eerste schilderij, dat Brugge Hannotiau ingaf, is een welgeslaagde avondstemming, waarmee La Chapelle de Jérusalem noch meer verwant zou zijn, indien de artiest erin geslaagd was, deze plaat wat minder materjeel te maken. In 't Godshuis is aandoenlik. Die nederige kamer met haar povere alkoof en haar twee oudjes, - een kant-makend vrouwtje en een mannetje, die, naast het half open venster gezeten, stil naar buiten kijkt naar het lichte panorama van de stad, - is vol intiemieteit en poëzie. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||||||||||||
Oude Wateren
Sander Hannotiau | |||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||
Notre Dame en La Cour des Halles zijn het mooist. Het laatste vooral is weinig minder dan een meesterstukje. Waar 't eerstgenoemde aangrijpt door het pittoreske alleen, doet dit ons aan als een groots gedicht. Op het eerste plan een van de bogen der kolommengalerij, stevig gedaan, opzettelik materjeel weergegeven, somber van toon, zwart bijna; daardoor krijgen wij uitzicht op het binnenplein van de Halle, waarover van links een grote driehoekige schaduwvlek neervalt, terwijl het rechte deel van het gebouw en de toren als in een glorie van klaarte opvlammen. Teknies is dit stuk het onberispelikst van alle. Onder Hannotiau's eigenlike tekeningen kan ik volstaan met de vermelding van de sieklus Een Hoeve in Vlaanderen en van enige alleraardigste toneeltjes uit het Brugse volksleven als Mezenvangers, Op Driekoningendag, Babbelaarsters. Eilaas! de talentvolle kunstenaar had noch, onuitgegeven in portefuije, een aanzienlik aantal tekeningen, bestemd voor eventueel geïllustreerde herdrukken van de Coster's Uylenspiegel en van Beaudelaire's Fleurs du Mal. Vergis ik mij niet, dan bezit de heer Hector de Backer een afdruk op Hollands papier van de Quantin-uitgaaf van Flaubert's wijsgerige fantazie, La Tentation de St. Antoine, welke Hannotiau versierd heeft met een hele reeks pen- en potloodtekeningen en akwarellen, terwijl ook de heer Edmond Picard een of zelfs meer afdrukken bezit van zijn eigen werk, Mon Oncle le Jurisconsulte, verrijkt met inkt- en tekenkrijt-illustrasies van dezelfde hand. Twee plakkaten zijn mij van Hannotiau bekend, één grote - voor een tentoonstelling van de kring Pour l'Art, die hij met de Rudder, Wolfers, Coppens, Ciamberlani, Lynen, stichtte, en een kleine, maar merkelik betere, voor het grafies instietuut Keymeulen te Molenbeek-Brussel. In de vaag van zijn leven, op het enige, heerlike ogenblik, dat hij, van een nu alzijdig gerijpte gave, des te sappiger vruchten mocht verwachten, daar, eindelik, na de niet van | |||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||
Illustrasie voor ‘Prinses Zonneschijn’
Sander Hannotiau Illustrasie voor ‘Prinses Zonneschijn’
Sander Hannotiau | |||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||
velerlei beproeving bevrijd gebleven aanvangsjaren, ook de bijval, geheel van zelf, enkel en alleen om de degelikheid in zijn werk, tot hem gekomen was, lei de voortreffelike artiest en de man met het gouden hart, na een ziekte van nauweliks enkele dagen, het hoofd voor altijd neder. In November droegen zijn vrienden hem ten grave..... Is het niet jammer, niet dood-jammer, dat hij, alvorens het penseel voor goed te laten vallen, niet ten allerminste de beide voor Brugge bestemde geschiedkundige kartons heeft kunnen voltooien? Evenals velen, zeer velen, zal ook degene, die deze regelen schrijft, het aandenken van Sander Hannotiau levenslang in eer houden. Pol de Mont.
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||
De Molen
Hidde Nijland Oorspronkelike tekening | |||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 30]
| |||||||||||||||||||||||
Brussel
Dirk Nijland Oorspronkelike tekening | |||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 31]
| |||||||||||||||||||||||
Te Dordrecht
Dirk Nijland Oorspronkelike Waterverftekening |
|