Kroniekje van Hoegaarden 1670-1759
(1986)–Anoniem Kroniekje van Hoegaarden– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 23]
| |
s(ium) quatenus his visis illico compareat coram nobis responsurus ad ea, que ipsis proponemus datum Leodij 17 jan: 1727 Astie comes de Rougrave vicarius g(ene)ralis Leodiensis cum sigillo suo affixo.Ga naar voetnoot(53)
welck decreet ons is gegeven den 30 jan: 1727 vesperi post horam 5tam van den onderpastoor van hoegarden jacobs. niet tegenstaende dat ick met den selven onderpastoor en den heer deken op den selven dach ben geweest op den middachmael op de uijtvaert van jan beetens vrouw op de beke 2. en duplicitatem et nequitias eorum jmo vel duplicibus cordeGa naar voetnoot(54). opwelcken tijdt door hun door heel hoegarden uijtgestroijt wiert: dat het met de paters beggarden gedaen was, dat hun clooster moet verkocht worden, en datse de paters beklaeghden en meer andere dingen etc. jck ben dan in feb. 1727 naer Luijck gegaen over maestricht (niet tegenstaende dat ick noch siecklijck was met de kortse, met den seer Eerw. pater cornelius wittocx secretaris van onse provincie bij den vicaris generael 2. denw(elcke) met mij al wandelende in de sael onder andere heeft gevraeght Latine, of dat wij approbatie of admissie hadden vanden bisschop van Luijck, Respondi. supponere dat jae: midts wij aldaer geweest sijn ontrent de 400 jaeren en wij noch privilegien vande selve bisschoppen ontfangen hadden, en vervolghens seker geapprobeert sijn, waerop hij antwoorde: ick supponere het oock: midts gijli: daer soo langh geweest sijt. item hoedat wij op de selve ure onsen dienst deden gelijck de hooftkercke waerop ick geantwoort hebbe, dat wij gebruijcken de selve ure, gelijck ons geheel orden, en dat ick de ure niet en konde veranderen, ten sij door orden van onsen pater generael, denw(elcke) tot Roomen woont, voorders dat dit affaijren waeren van het generael definitorium. item hoedat wij begraefden onse knechten ende commissalen met groote preiudicieGa naar voetnoot(55) van den deken en(de) pastoor van hoegarden, waerop ick geantwoort hebbe 2.Ga naar voetnoot(56) dat het was een oudt gebruyck in ons | |
[pagina 24]
| |
orden, en dat wij gaudeerdenGa naar voetnoot(57) de privilegien van de minderbroeders augustijnen L(ieve) V(rouw) broeders preeckheeren minîmen. jtem of ick curam had animarum et a casibus reservatisGa naar voetnoot(58). | |
/fol. 15/Respondi dat jae. waer op hij geantwoort heeft, ick en wil u niet daer van berooven, het gene onsen voorsaet aen uli heeft gegeven: niet tegenstaende ick van sommige daer toe ben geraeden geweest. |
|