/fol. 11/
1702
op drij Coninghen dach sachternoens ontrent vier uren is daer soo grooten onweder opgestaen van sware donders en(de) blixem welck wel een vre heeft geduert soo datter hier in de omligghende dorpen veel huijsen sijn afgesmeten.
Nota ooft het gebeurde dat jemant van die erffgenamen quame van vander noot woonende ontrent S(in)t truijden, om te pretenderen een dachmael lant nu met eenen hoeck in onse twee bonders geleghen op die S(in)t Jans straetGa naar voetnoot(31) ontrent het eijcksken gaende naer houthem: soo is te weten dat den voorss(chreuen) vander noot, noch Jongman sijnde, het selue dachmael heeft vercoght met, en(de) aen sijnen momboir Goris Tauerniers welcken Goris het selue dachmael heeft vercocht naermaels aen Mattheus van herberghen sijnen swagher hier op die beke, die dat daer naer volghens schepenen brieve het selue dachmael heeft vermanghelt teghens een dachmael dat ons Clooster hadde in die spoelmordelleGa naar voetnoot(32) achter het huijs van den voorss. Mattheus van herberghen. Den brief van de vercopinghe is in de greffie van hoegarden te vinden van date 1627. den brief van de mangelinghe is onder onse brieuen.