Handschrift
Handschrift 1 van het Archief van de Bogaarden te Overlaar (Kath. Univ. Leuven) is een goederenregister. Naast een cijnsboek van 1679 door Adrianus Peeters bevat het manuskript ook afschriften van testamenten, de stichtingsakte van het klooster, jaargetijden en van folio 6 verso tot 16 verso ook een soort kroniek. Het is dit ‘Kroniekje van Hoegaarden’ dat we als nummer 1 van de reeks Oostbrabantse Historische Teksten’ volledig en in zijn originele versie afdrukken. Eerder heb ik wel enkele fragmenten in het moderne Nederlands omgezet en gepubliceerd in ‘Info-Hoegaarden’ (8e jg., nr. 2).
Naast de moeilijkheden met deken Henricus Peeters bevat de tekst ook gegevens over herstellingswerken aan het klooster en zijn Kleine Molen op de Gete, aflossingen van renten, aankoop van kerkmeubilair, enz. Al deze feiten zijn natuurlijk van het grootste belang voor de geschiedenis van het klooster (thans Mariendaal te Hoegaarden). Peeters tekende echter ook talrijke feiten op, die betrekking hebben op de geschiedens van Hoegaarden. Zoals het in een Kroniek past, vinden we ook gegevens over het weer, branden, ziekten, enz.
De aangehaalde feiten gaan van 1670 tot 1759 en beslaan derhalve een periode van 89 jaar. Ze volgen elkaar grotendeels chronologisch op. Peeters begint met 1678, maar gaat wat verder terug naar voorvallen uit 1672 en 1670. We kunnen dus veronderstellen, dat hij niet verder is teruggegaan dan tot de gebeurtenissen waarvan hij zelf getuige was.
Slechts enkele gegevens uit het Kroniekje waren bekend. Zie o.a. over de opstand van de Hoegaardiers Fr. de Ridder in ‘Hagelands Gedenkschriften’ (1909).
Over de schrijver heb ik niet veel gevonden. In 1684 stipt de auteur aan, dat het rekeningenboek vernieuwd is ‘door mij frater Adrianus peeters prior’ (Bogaarden 1, fol. 6). In 1679 noemt hij zich ‘Adrianus Peeters vicarius ende procurator’. Hij was dus de prior en de beheerder of ekonoom van het Bogaardenklooster. De funkties van prior en ekonoom werden later gescheiden. In september 1734 geeft Peeters de boeken over aan Pater Johannes Franciscus van Barle, afkomstig van Meerhout (zie folio 16). Vanaf 1736 veranderen de stijl en het handschrift, zodat we kunnen aannemen dat genoemde Van Barle het kroniekje verder heeft aangevuld.
Om het geheel nog bruikbaarder te maken, heb ik achteraan de gegevens chronologisch samengevat met verwijzing naar de bladzijden. Tot slot rondt een klapper met persoons- en plaatsnamen deze uitgave af.
Paul Kempeneers,
Januari 1986.