| |
| |
| |
Een Zierikzeese kroniek (693-1473)
door drs. J.G. Smit
Inleiding
In 1908 werden door prof. De Blécourt, op basis van een manuscript en aantekeningen van wijlen mr. Bezemer, de rechtsbronnen van de stad Zierikzee gepubliceerdGa naar eind1.. In de inleiding op deze uitgave werden de geraadpleegde ‘voorbodenboeken’, registers met voorschriften door het stadsbestuur afgekondigd hoe het in de stad diende toe te gaan, opgesomd en kort beschreven.
Wie, gewapend met deze kennis, thans onderzoek doet naar deze bronnen, komt voor verrassingen te staan. Niet alleen is het moeilijk om aan de hand van de summiere beschrijvingen uit 1908 de nu aanwezige manuscripten te identificeren, in de archieven blijken zich soms meer en soms minder voorbodenboeken te bevinden dan er vroeger warenGa naar eind2.. Een tot nu toe niet gesignaleerd exemplaar in het Rijksarchief in Zeeland trekt in het bijzonder onze aandacht, omdat het tot de oudste groep manuscripten behoort en teksten bevat die ons van elders niet bekend zijn. Daaronder bevindt zich een Zierikzeese kroniek, die loopt van 693 tot 1473.
| |
De manuscripten
Het hier bedoelde voorbodenboekGa naar eind3. is in hoofdzaak door twee verschillende handen geschreven. De eerste hand behoorde aan een geoefende schrijver: het schrift is regelmatig en vertoont weinig opvallende kenmerken. Deze hand schreef o.a. de voorboden van 1485 af, delen van het waterrecht, de ordonnantie op de weeskamer en het groot privilege van Maria van BourgondiëGa naar eind4..
De tweede hand was die van een tamelijk ongeoefende schrijver: zijn regels dansen soms en hij maakt grove spelfouten. Karakteristiek voor hem zijn de schrijfwijze van de letters r (als z.) en a (als een soort u). Daarnaast schreef deze hand een nederlands, dat duidelijk dialectische kenmerken vertoont.
Tot het slordige schrijven en de spelfouten reken ik woorden als Varnckeryc (895), Dordret (1418), Phipils (1467) en tSycht (1468), evenals het geen onderscheid maken tussen v en w (vaer/waar, vorden/worden, weel/veel, hantwesten/handvesten, wint/vindt, wolcx/volks, winc/ving, wan/van (of won), wyf/vijf, wloet/vloed. Op ongeoefend zijn, en daardoor fonetisch schrijven en vermoedelijk dicht bij de lokale uitspraak blijven, wijzen Sakermente (1319) en lans (lands, 1415) en de leenwoorden ghevondert (gefundeerd, 1454), dysterwerden (destrueerden, 1466-1468), yustycie en rmeederyeren (remediëren, 1473). Ook de schrijfwijze van de vreemde namen in 1099, 1412 en 1429 is hiertoe te rekenen.
Misschien was het voor deze schrijver voldoende duidelijk één enkele klinker te noteren, als wij een dubbele of lange klinker verwachten: res/rees, macht/maagd, drochte/droogte, twalven/twaalven, toch/toog, oplop/oploop, vel/veel, altos/altoos.
Op het Zuidwestnederlandse taaleigen gaan de volgende schrijfwijzen en woorden terugGa naar eind5.: stae(e)rf en sturwen/stierf en stierven (1404 en later), reeyn/regen (1460), zeef (een graanmaat, 1464), barnen/branden (1466), weyster/venster (1472), alsmede het gebruik van de -ar- klank i.p.v. -er- in hartoge, barghe (1427),
| |
| |
karckken (1468), waerlt (wereld, 1471). Op grond van deze kenmerken kunnen wij stellen dat vermoedelijk een Zierikzeeënaar de matig geoefende afschrijver van de kroniek in dit manuscript is. Opvallend is het gebruik van connick voor koning (vanaf 1429), prynsce voor prins (1355) en buyss(c)op voor bisschop (1456, 1471).
Van deze tweede hand zijn teksten, die deels van een minder ambtelijke en minder formele aard zijn: ‘een scoen ghebet’, een reeks gedichten op de graven van HollandGa naar eind6., een opgave van de grootte van Zeeland en de kroniekGa naar eind7.. De tekst van de omvang van de Zeeuwse eilanden is door de schrijver zelf van het jaartal 1509 voorzien. Elders in het manuscript heeft een geheel nieuwe hand een bericht uit datzelfde jaar genoteerdGa naar eind8.. Op grond hiervan concludeer ik dat onze minder geoefende schrijver in 1509 of kort daarvoor geschreven zal hebben.
Daarbij doet zich het opmerkelijke feit voor dat het manuscript, voorzover het zich bij eerste kennismaking liet ontsluiten (grote delen van het handschrift zijn verbleekt en alleen onder een ultraviolet-lamp te lezen), geen gedateerde teksten bevat uit de jaren na 1485 (van de geoefende hand) of 1482 (van de minder geoefende hand)Ga naar eind9.. De laatste in de kroniek vermelde datum is 10 september 1473. Dit betekent dat de afschrijver uit 1509, behalve de opgave van de grootte van Zeeland, geen eigen inbreng in het manuscript heeft gehad en dus een ouder exemplaar heeft gekopieerd, of uit meerdere oudere handschriften en hem ter beschikking staande teksten een eigen versie van een Zierikzees voorbodenboek heeft samengesteld.
Een tweede manuscript dat de kroniek bevat, berust in het oud-archief van de stad ZierikzeeGa naar eind10.. Het grootste deel van de erin afgeschreven teksten, waaronder de voorboden van 1485 (vervolgd tot 1565), de ‘costumen’ om rechtvordering te doen in simpele zaken, de zeerechten (o.a. de rollen van Oléron) en de ordonnantie op de weeskamer, is door dezelfde hand geschreven. De laatstgedateerde tekst van deze hand is van 10 juni 1589; andere handen hebben o.a. afkondigingen van het stadhuis tussen 1591 en 1 jan. 1614 opgetekendGa naar eind11.. De eerstgenoemde hand heeft dus circa 1590 geschreven. Hij heeft ook een gewijzigde tekst van de kroniek afgeschreven.
Het eerstvermelde jaar van deze versie van de kroniek is 1425; het laatste is 1473 gebleven, zodat ook de nieuwe kopiïst het niet nodig heeft geacht de kroniek te vervolgen. Verder is de zinsvolgorde vaak veranderd en zijn nieuwe bijzonderheden toegevoegd. De belangrijkste wijziging heeft echter betrekking op het verslag van de gebeurtenissen in 1469-1473. De tekst hiervan is losgeraakt van de rest van de kroniek en, met aanvullingen, een zelfstandig geheel gaan vormen onder een eigen opschrift. De aard van de aanvullingen (waarover hierna meer) doet veronderstellen dat de oorspronkelijke schrijver ervan dichter bij 1473 geleefd zal hebben dan bij 1590.
Voor de volledigheid moet hier worden vermeld dat nog een derde afschrift van de kroniek bekend is. Dat bevindt zich in een voorbodenboek dat circa 1720 is samengesteldGa naar eind12.. Het bevat onder de titel ‘Corte verhaelingen van 'tgeen geschiet is in en aangaende der stede Ziericzee’ slechts een uittreksel uit onze kroniek. Alleen de Zierikzeese en Schouwse gebeurtenissen en de weersberichten uit de jaren 1449, '54, '60, '64, '65, '68, '71-'73 zijn overgenomen.
Dit uittreksel is wel voortgezet, tot 1682, en eindigt bij wijze van ‘status’ met een bericht over de welvaart van Zierikzee in 1720. Het zijn deze Zierikzeese berich- | |
| |
ten, die terecht zijn gekomen in achttiende eeuwse publikaties als de Tegenwoordige Staat van ZeelandGa naar eind13. en het werk van De KanterGa naar eind14. en via hen in de latere literatuur over Zierikzee. De oudere Zeeuwse kroniekschrijvers Van Reygersbergh, Boxhorn en SmallegangeGa naar eind15. schijnen de Zierikzeese kroniek niet gekend te hebben.
Gezicht op Zierikzee, ca. 1620. (Universiteitsbibliotheek Utrecht, Hs. 798-1, folio 140 v.)
| |
De kroniek
De kleine Zierikzeese kroniek, die hierna wordt uitgegeven, beslaat de jaren 693-1473. Qua vorm komt zij overeen met andere korte kronieken die in een stedelijk milieu zijn ontstaan na het midden van de vijftiende eeuw. Deze bestaan uit jaartallen-lijsten met een korte opgave van de belangrijkste gebeurtenissen. Ook voor de Zierikzeese kroniek geldt dat zij alleen in afschrift is overgeleverd en dat de oorspronkelijke bedoeling van haar samensteller (onderwijs? compilatie voor een groter werk of voor eigen plezier?) niet meer te achterhalen isGa naar eind16..
De in dergelijke kronieken opgetekende bijzonderheden zijn te verdelen in drie categorieën: a) belangrijke internationale gebeurtenissen, zoals de dynastieke geschiedenis van het Bourgondische huis en de oorlogen van Karel de Stoute (voor de oudere tijden worden evenementen rond de Hollandse graven en naburige vorsten, de keizers van het Duitse Rijk en de koningen van Frankrijk en Engeland gecompileerd); b) berichten die het alledaagse leven raken, maar van uitzonderlijke betekenis zijn: wonderen, ongewone weersgesteldheden als extreme warmte en koude, stormen en overstromingen, opmerkelijke zaken aan het firmament en hoge of lage prijzen; c) gebeurtenissen van regionale en lokale aard.
Alle drie categorieën zijn terug te vinden in de tot nu toe niet gepubliceerde Zierikzeese kroniek (alleen de wonderverhalen komen er niet in voor). Zij is daarom niet alleen naar vorm maar ook naar inhoud geheel vergelijkbaar met andere ‘stadskronieken’ of ‘lokale aantekeningen’Ga naar eind17. als de oudste Kamper kroniekGa naar eind18., de Rotterdamse kroniekGa naar eind19., het Sneker kroniekjeGa naar eind20., een oud kroniekje met Bredase interpolatiesGa naar eind21. en de Tielse kroniekGa naar eind22.. Hiervan heeft vooral de Rotterdamse kroniek vanaf het midden van de vijftiende eeuw veel gemeen met de Zierikzeese, waarbij opgemerkt moet worden dat in laatstgenoemde de gebeurtenissen veel summierder zijn beschreven.
Steunt de kronikeur voor het oudste deel van zijn geschiedenis waarschijnlijk op Franse of Zuid-Nederlandse bronnen, hetgeen blijkt uit het grote aantal gebeurte- | |
| |
nissen dat vermeld wordt uit de Honderdjarige oorlog tussen Frankrijk en Engeland, het noemen van Hugo Capet en de Tempeliers, na het midden van de vijftiende eeuw komt de schrijver dichter bij zijn eigen tijd en nemen de weersberichten en vermeldingen van plaatselijke gebeurtenissen toe. Het zijn de gegevens over de aardbeving van 1449, de fundering van de toren in 1454, de koude winters van 1458 en 1460, de details van de storm van 1464, de huldiging van Karel de Stoute in 1468 en het vergulden van de toren op het gasthuis in 1472 die de waarde van de Zierikzeese kroniek bepalen, omdat zij tot nu toe nergens anders vermeld worden.
Hertog Karel de Stoute.
Houtsnede uit: Dits die excellente cronike van Vlaenderen...
(Antwerpen, W. Vorsterman, 1531 f. 131)
Opvallenderwijs ontbreekt een bericht over de storm op 30 april 1451, wat de twijfel aan de waarheid van dit bericht in de Bredase kroniek versterktGa naar eind23.. Ook de stadsbrand van 1458, vermeld door Reygersbergh, ontbreekt.
Een persoonlijke tint wordt aan het geheel gegeven door het moralistische commentaar op de gebeurtenissen in Zierikzee tussen 1469 en 1473, waarbij de kroniekschrijver de wettigheid van het stadsbestuur en daarmee van al zijn handelin- | |
| |
gen stelt boven alle andere zaken, zoals een grote toename van de stedelijke schulden.
Van de tekst van de oorspronkelijke kroniek moeten meerdere exemplaren in omloop zijn geweest. Eén ervan is zoals wij hebben geconstateerd in 1509 gekopieerd door een inwoner van Zierikzee, die het bestaande einde van de kroniek in 1473 handhaafde. Een ander exemplaar is in handen gekomen van iemand die de tekst vóór 1425 heeft laten vervallen en het tijdvak tot 1473 heeft aangevuld met details en nieuwe gegevens bij de jaren 1454, 1456, 1465 en 1468. Deze aanvullingen zijn belangrijk en aanzienlijk: de namen van de hoofdpersonen uit 1472-1473 worden vermeld en de partijen krijgen hun traditionele namen ‘Hoeken’ en ‘Kabeljauwen’Ga naar eind24.. Ook de reden waarom de inhuldiging van Karel de Stoute buiten de stad moest plaatsvinden, wordt nu vermeld. Deze bewerker achtte het oorspronkelijke commentaar op de gebeurtenissen van 1469-1473 overbodig, maar bezat wel de kennis om de namen van de hoofdpersonen toe te voegen alsmede die van de partijnamen. Ook beschikte hij over een afschrift van een contemporaine brief, dat hij toevoegde.
Helemaal vrij van moralisering was ook deze kronikeur niet. Een schrijffout, die hij in zijn exemplaar van de oorspronkelijke kroniek onder ogen kreeg (waar ‘nieuw recht’ inmiddels veranderd was in ‘nieuw licht’), gaf hem aanleiding tot een bespiegeling over licht en donker. Daar deze bewerker namen heeft kunnen toevoegen zal hij, rekening houdend met mondelinge overlevering, niet meer dan twee generaties na 1473 geleefd hebben. Ook hij heeft geen reden gezien de kroniek up to date te brengen. Zijn bewerking is overgeschreven en opgenomen in een voorbodenboek, dat circa 1590 is samengesteld.
| |
Wijze van uitgeven
De kroniek wordt uitgegeven naar het oudste manuscript (A genoemd). De uitbreidingen uit het manuscript B zijn tussen vierkante haken toegevoegd. Daar waar B andere woorden heeft dan A is dit in noten verantwoord. Verschillen tussen A en B in spelling en volgorde van woorden worden niet vermeld. De jaartallen, in de manuscripten in Romeinse cijfers geschreven, zijn door mij omgezet in arabische en voor de duidelijkheid vet gezet. Eveneens wegens de leesbaarheid zijn het gebruik van hoofdletters en woordscheiding en -verbinding genormaliseerd.
De slordige wijze van schrijven van woorden en het taalgebruik van A zijn volledig gehandhaafd. Waar nodig zijn woorden en gebruikte spellingen in noten verduidelijkt. De historische gebeurtenissen en personen worden in noten toegelicht. Dat is niet gebeurd bij de jaren 1469-1473, omdat het verhaal hier grotendeels voor zichzelf spreekt. Door dit alles is het notenapparaat nogal uitgebreid geworden.
Twee bijlagen zijn toegevoegd. In het oud-archief van de stad Gouda werd een brief van het Zierikzeese stadsbestuur aangetroffen, waaruit duidelijk wordt hoe dit de herbouw van de in 1466 verbrande kerk heeft aangepakt. Het schriftelijke gegeven van een bijeenkomst georganiseerd voor geïnteresseerde aannemers is waardevol genoeg om in dit kader gepubliceerd te worden. De tweede bijlage bevat het verhaal van de gebeurtenissen in Zierikzee in de jaren 1469-1473 volgens B. Zoals vermeld is dit verhaal in manuscript B losgeraakt van de kroniek en aanzienlijk herzien en herschreven. In deze bijlage is ook de tekst van de brief van Jacob Oelez. opgenomen.
| |
| |
| |
| |
| |
1437 |
was die hartoge te BruggeGa naar eind73.. Doe was die grote dyertytGa naar eind74.. |
1438 |
was die grote steerfteGa naar eind75.. |
1446 |
was een hogeGa naar eind76. wloet op den Palmesondach, den Xden dach in aperellysGa naar eind77.. |
1449 |
was die aertbeveynge tot Zierixee op sint JorysdachGa naar eind78.. |
1452 |
was die orloge van GentGa naar eind79.. |
1454 |
stat graf KarleGa naar eind80. vierscare in Zeelant als outste sone van HollantGa naar eind81.. |
1454 |
was den torne ghevondert tot ZierixeeGa naar eind82..
[Eodem anno. De prince van Charloijs troude de dochter van BourbonGa naar eind83.]Ga naar eind84.. |
1456 |
wort Davyt bastart van Borgongen buyssop tot WttrechtGa naar eind85..
[De hertoge van Bourgongien houdt zijn ordinen in den HageGa naar eind86., ende lagh voor DeventerGa naar eind87.]Ga naar eind88..
[Alsdoen viel den toren in den Briele ende mede in sGravenhage]Ga naar eind89..
[Die dolphijn van Vranckerijcke wordt van zijnen vader verdreven, ende wordt onderhouden van den hertoge van Bourgongien Philips zoo in Brabant zoo in Vlaenderen. Ende zijn huijsvrouwe gelach binnen dien tijt van twee kinderenGa naar eind90.]Ga naar eind91.. |
1458 |
waren in jannewario IIIGa naar eind92. coude dagen, te weten den XXII, XXIII ende XXIIIIen dach, soe dat die arbeyders hoer nagelen van hoeren handen of vroesen. Ende doe lach die vrouwe van Carloys van een dochterGa naar eind93.. |
1460 |
Van den XIsten dach feberuario vroostGa naar eind94. tot den Xsten dach marcy ende men lyepGa naar eind95. over GouweGa naar eind96. ende het doyde sonder snee, sturm, hagel ende reeyn. |
1464 |
was een groete drochteGa naar eind97. ende men cochte om eenen Ingelsche nobel wyf zeefGa naar eind98. tarwenGa naar eind99..
Ende op synte MatheusdachGa naar eind100. was die meeste wynt die oyt man belevede, dat binnen der stede van Zierixee meer dan C schoersteenen omme woygenGa naar eind101. ende veel huysen ende in den lande van Scouwen wel XV molenGa naar eind102. ende bedorven welGa naar eind103. grote scepen ende menschen binnen den lande daer zy op die reede lagen an hoer anckerGa naar eind104.. |
[f. 103v] 1465 |
began binnen die Karsdagen een grote coude soe dattet vroosGa naar eind105. dat men bier met sleden uut Hollant brochteGa naar eind106. tot RemmeerzualeGa naar eind107. ende in Zuyt Bevelant brochte ende weel steden in Brabant hadden groet ghebreeck. Ende der sturwen weel beestenGa naar eind108. van honger ende men want des someers niet veel goorsGa naar eind109.. |
1465 |
[Tooght die grave van Charloijs met openen banieren in Vranckerijcke tot StampisGa naar eind110. toe ende wan tegens den coninck een strijdtGa naar eind111., ende lagh ontrent Parijs wel zevenden maenden lanck totdat hij zijn begeren van den coninck haddenGa naar eind112.. Ende quam wederom in zijns heeren vaderlant onghescendt]Ga naar eind113.. |
1466 |
wan dieselve grave Dynant ende dysterwerdeGa naar eind114. die stede ende alle dat lantGa naar eind115..
Ende doe barnde die Monsterkarcke tot ZierixeeGa naar eind116.. |
1467 |
staeerf hartoge Phipils [!] van BergongenGa naar eind117..
Ende doe wan hartoge KaerleGa naar eind118. die stede van Luyck ende dat gheheel lant verdesterwerdeGa naar eind119. hy ende voerde den paeroenGa naar eind120. tot BruggenGa naar eind121.. |
1468 |
was ghehult op sinte MaercusdachGa naar eind122. Carlo voersGa naar eind123.. tot Zierixee als graveGa naar eind124. op den BorndaemsendyckGa naar eind125. [overmidts storffteGa naar eind126. die hijer wasGa naar eind127.].
Ende doe troude dieselve Carlo tshertogen dochter van Jurick ende die staet ende feeste was tot BruggeGa naar eind128. ghehouden. Synt Godts gheboert en was noyt dyes gelycke ghesyenGa naar eind129..
Ende doe toch hartoge Karle jegens die connick van Vranckeryc. Ende zy worden |
| |
| |
Het beleg van Luik in 1468. Houtsnede uit: Dits die excellente cronike van Vlaenderen... (Antwerpen, W. Vorsterman, 1531 f. 146)
|
verenycht ende die connyck quam met hem voer die stede van Luyck [ende moeste roupen ‘vive Bourgongien’Ga naar eind130.], die zy dysterwerdenGa naar eind131. ende branden die karckken ende cloesteren ende abdyenGa naar eind132.. |
1468 |
Op synte Orsselen avontGa naar eind133. wast een die meeste vloet die oyte manGa naar eind134. beleefde, met cleeynen wynde. Ende vergingenGa naar eind135. meer dan hondert polderen ende nyweeGa naar eind136. bedickte landen in Vlanderen, in Brabant, in Hollant, Zeelant, int tSychtGa naar eind137. ende GelderlantGa naar eind138.. |
1469 |
began die vorst op sinte Barberen avontGa naar eind139., ende vrosGa naar eind140. over half maerte toe. Ende stuerven veele beesten van ghebrekenGa naar eind141., want die luyden gheen worryeGa naar eind142. en hadden te gheven.
Item doe wort connyck Eeduwaert verdreven uut IngelantGa naar eind143. ende weert onthouden in HollantGa naar eind144.. |
[f. 104] 1469 |
wort dat gherechte vernyewt tot Zierixee op den Witten DonderdachGa naar eind145., dat jegen prevelygien ende hantwesten van der stede wasGa naar eind146.. Ende dat gherechte souden zyn een jaer, maer zy gyngen ter stont ende vercochten veel lyfrenten ende seyden voer die ghemeente dat zy drapeneren ende brauwen soude met den pennygenGa naar eind147.. Mar zy worden anders beraden, alsoe dat zy dat scepenendom cochten met die pennygen voors. drie jaer lanc scepenen te wesen ende coste drie dusent rynsse guldenGa naar eind148.. Ende die twalvenGa naar eind149. des ghelyke 418 lb. 16 s. 8 grGa naar eind150.. |
| |
| |
De komeet van 1472. Houtsnede uit: Dits die excellente cronike van Vlaenderen...
(Antwerpen, W. Vorsterman, 1531 f. 163)
1472 |
Ende den eersten dach van janvario was ghesyen een commete streckende nae tzuytoeste op den dartichsten dach derselver maent. [B heeft vanaf ‘op den’: Ende op den XXXen dagh derzelver maendt een ander comete, opgaende in 't zuijden ende streckende naer 't noordtoosten. Ende het was die beste silleGa naar eind167. ende maerte die oijt man sach oft beleefden]Ga naar eind168.. |
| |
| |
|
Anno XIIIICLXXII wort den torne opt ghasthuys vergultGa naar eind169.. |
1472 |
des vrydachs na sinte MartynsdachGa naar eind170. viel den oplop tot Zierixee ende wort verslagen Machgyel van HeenvlitGa naar eind171. ende heer Clays Symonss. pryesterGa naar eind172. ende wort ten weysterGa naar eind173. uut gheworpen up der stede huys, in weelcken zaken dat men someeghe personen groet ten tychtGa naar eind174. in gave. [f. 104v] Ende doe woude die heere van Bourgongen die stede verdorven hebben, twelke die heer van RavesteynGa naar eind175. met veel edelen gheholpen heeft dat dat met wysheden verby ghesetGa naar eind176. voertGa naar eind177.. Ende daer warter IX den hals off gheslagen. Mar die van Myddelbourch ende meer ander en deden der stede nyet vel behulps. Ende die heere van Bourgongen die quam met veel wolcx bynnen der stede van Zierixee daer die ghemeente zeere of bedunghenGa naar eind178. waren. Nochtans costet die stede 2300 lb. grGa naar eind179.. |
1473 |
toch die heere van Bourgongen te Broeselen den IIIten dach in marten ende nam met hem uut der stede van Zierixee XXIIII manne die hem belyeefde ende leydese te gysele in die stat van Brucelen. Ende zy lagen daer VII weken lanck. Ende vridage voer Palme sondachGa naar eind180. wort een uutsprake ghedaen by den cansselyerGa naar eind181. dat die stede van Zierixee soude beteren 30 dusent Rynsse gulden ende 1200 cronen voer die doden ende een cruyce maken voer der stede huys, behouden die partyen hoers rechts op denghenen daer zyt op brengen mochten met rechte. Nochtans moesten alle die prevelegyn ende hantwesten in zynen handen ghelevert vorden van der stede voers. ende alle die dooeren van den poerten van der stede moesten uut den hangen wesenGa naar eind182. ende der worter noch drye gerechtGa naar eind183..
Anno voers. was die meeste drochte die oyt man beleefdeGa naar eind184.. Want alle cruydenGa naar eind185. bedorwen van drochte ende die wateren stoncken ende die hitte soe groet dat vele arbeyders sturwen van hittenGa naar eind186.. Ende alle vruchten waren ghelyck voer haer tytGa naar eind187.. Ende men dranc nyewen most op den eersten dach van september overal. Ende 't en regende nyeGa naar eind188. van meye tot BamysseGa naar eind189. toeGa naar eind190.. Men winc meer dan dusent carpers int lant van SchouwenGa naar eind191..
Anno voers. wan die hartoge van Bourgongen Gelderlant. Ende die van Nymmagen moesten alle haer angynGa naar eind192. ende harnas bryngen in tsereenenGa naar eind193. handenGa naar eind194.. Ende sy en mochten niet achter dien dach dragen een mees dat een noortGa naar eind195. hadde. Ende [hij nam] ghevangen Carle, tsaertogen zon van Gelre, die out was omtreent VIII jaerGa naar eind196., ende Catryne zyn suster, ende voer zee te GentGa naar eind197.. Ende scattede dat lant van Gelderen zeere, ende zy moesten synte Andryescruyce op haer cleederen dragenGa naar eind198.. |
[f. 105] 1469 |
was die stede van Zierixee schuldich van lyfpencien 2600 ende 6 nobelen, gerekent 7 s. 6 gr. voer eelken nobel. Ende men gaf van asyseGa naar eind199. den brasGa naar eind200. 14 gr. ende die tappers 18 gr. Ende dat scepenendom was zeere benytGa naar eind201. van den twaelven ende hoeftdekensGa naar eind202. ende dat omme dat die yustycie soe kranckelyc gheschyede alsoe dat daer eenen grooten roopen onder die ghemeente quam ende ryepen met groeter meenychte omme dat gherechte wernyeut te hebbenGa naar eind203.. Dat welke die stede in groten cost ende schade ghebrocht heeft, want die manyere van doen nyet goet en ware, ghemarct dat die prevelegen daermede te buyten gedaen wordden, dat zeere te beclagen is. Want synt dien tyt tot noch toe gheen goede manyeren ghehouden en zyn als vaer by die ghemeen ingeseten zeer bezwaert zyn, twelke God verhoeden weyl dat dat nyet meer en ghescye toe comende. Ende overmyts die duwalynge voers. ende dat dat regement doe verandert was, soe maecte zy binnen vier jaren dat zy schuldich waren van lyfpencie |
| |
| |
|
5800 nobelen. Ende op den Xsten dach van september anno LXXIII was die asys geset op 15 stuvers tvat ende 6 gr. van calyoteGa naar eind204.. Ende den ghemeenen roep was omme dat nyeuwe recht, twelke dat zeer quaet was hoewel dat dat nochtans van grote noode was ghemaerct dat groete gebreck van yusstycien om dat te rmeederyerenGa naar eind205. dat voers. staet. Soe hebben zy groete costen ghedaen. Maer hadden de voers. personen dit wel over ghemarct, zy soudent met beter manyeren hebben moeghen doen. Want doe zy desen weech ghyngen mochten zy wel dencken dat ander luyden dat na doen souden. Ende hadden zy eenen anderen weech ghegaen, dat is hadden zy hartoge Karle selve binnen der stede van Zierixee ghebrocht, daer en hadde nyet anghelegen wattet gecost hadde want die prevelegye hadden daermede onderhouden gebleven. Ende nu en is daer nymmer meer ende an ten zy dat ment weder opt oude brengen mochte. Want men wint altos lyenGa naar eind206. die wylle hebben willen daer die stede mee comt tot grootten costen, dat zeer te beclagen is. |
[f. 117] [1509] |
Item int jaer XVcIX was een groete vloet op Cosmos ende Dameyaens aventGa naar eind207., die groete csade [!] dede in die soutkeeten gyent in Stavennysse ende Moegger hyl. |
[1511] |
Item int jaer XVc elve was een die meeste vloet daes na synte Lucyendach die was synt die qua Palme sondachGa naar eind208., dat daer due in gynge veel coerne lande, daer grote scade ghescyedeGa naar eind209.. |
[1516] |
Item int jaer XVc XVI op den tweeden Koorsdach was een die meeste vloet die yeman belevede. Due gync in den oestmoer op Tylle ende synte Onccomemere polder, Steenbarghe ende Buerch ambochtGa naar eind210.. |
[1530Ga naar eind211.] |
Den Ven in november zoe was de meeste vloet die oyt was, dat was anno XVc XXXIX. Doeen ginghen vele dyversse polders in Scowen, Walgeren, Duvelant, Zut Bevelant, Borssele, Nort Bevelant ende vorts heel Zeelant sonderGa naar eind212. Wolfaert dicke ende Drysser, Sonemair ende DierixlantGa naar eind213.. Dat al groet jamer was ende verdryet. |
Bron: Handschrift A: R.A. Zeeland, Handschriftenverzameling nr. 1142, f. 102v-105 (oude foliëring 107v-110) en 117; Handschrift B: Streekarchivariaat Schouwen-Duiveland en Sint Philipsland, G.A. Zierikzee, Oud-archief van de stad, Voorbodenboek (oud-archief voorl. nr. 117), f. 192-194v; Handschrift C: R.A. Zeeland, Handschriftenverzameling nr. 1139, p. 361-376.
| |
Bijlage 1
31 maart 1467. - Zierikzee schrijft aan Gouda over het herstel van de afgebrande St. Lievensmonsterkerk. De stad verzoekt aannemers te sturen (of attent te worden gemaakt op andere deskundige aannemers) voor het bijwonen van een bijeenkomst, waarop men zich zal beraden over het herstel.
[Adres:] Eerbaren voirsienigen ende wijsen burgermeesteren ende scepenen der goeder stad van der Goude, onsen lieven ende specialen vrienden.
Eerbaire voirsienige ende wijse lieve ende zeere geminde. Wij gebieden ons zeer tuwaert. Ende u gelieve te wetene hoe dat wij zeere belast zijn met onser kercken, diewelke al verbrant is dat God beteren moet, gelijcke dat wel tuwer kennissen gecommen is als wij deyncken. Soe ist dat wij u vriendelijcke bidden ende aen u begheerende sijn dat ghij ter lieften van God van hemelrijc ende van ons
| |
| |
wilt bij ons schicken ende seynden uwer stede meesters van den wercke der metselryen. Ende waert dat ghij eenighe notabele wist buyten uwer voirs. stede, hem des wael verstaende, dat ghij die oec bij ons zeynden wilt op in donredaege na Quasimodo naestcomendeGa naar eind214., omme dat wij met hemluyden ende met anderen mogen spreken ende beraden hoe men best die metselrye derselver kercken mach houden staende ende die voort te repareerene ten meesten oirboere ende proffijte derselver onser kercken. Ende wij zullen hemluyden hoeren cost wel betalen. Eerbare voersienige ende wijse lieve ende zeere geminde, ons wederomme niet sparende in gelijcken oft meerderen saken. Dat kenne God Almachtich die u bewaeren moet.
Gescreven onder onser stat zegel van saicken opten lesten dach van maerte int jair van LXVII.
Die stede van Zierixee
- Orig.: G.A. Gouda, Oud-stadsarchief nr. 143.
| |
Bijlage 2
Verslag van de gebeurtenissen in Zierikzee in de jaren 1469-1473 volgens de versie B van de kroniek, alsmede de tekst van een brief van Jacob Oelesz., baljuw van Zierikzee, aan mr. Jan van Halewijn, raadsheer in het Hof van Holland.
[f. 160v] Van den grouwelicken oploop ende beroerte geschiedt binnen der stede Ziericxzee anno 1472.
In 't jaer Onses Heeren duysent vier hondert tweentzeventich was die stede van Ziericxzee schuldich van lijfpensien de zomme van 2600 ende 6 nobelen, 7 s. 6 gr. voor elcke nobel gerekent. Ende gaff van accijsen den brasser of brouwer 14 gr. van de vate ende die tappers 17 gr. Ende dat schependom was zeer benijdt ende gehaedt van den twaelven ende van die hooftdekens. Ende die Houckx partije met den twaelven ende hooftdekens voors. maeckeden roepersGa naar eind215. op dat gerechte, daer een genaemt Pier Kaecke hooftman aff was ende die prior van den Jacobpijnen broeders, Heijndrick Rootstock, ende die gemeene Minrebroeders. Ende den roup was om nieuw licht. Te voren was 't gerechte van Ziericxzee vernieut op den Witten DonderdaghGa naar eind216. (gelijck in eenen alzulcken staet alle dinck onordentelijck toegaet) tegen die privilegien ende handtvesten derzelver stede. Ende die Houckx partije gecregen dat regiment ende zouden blijven een jaer. Maer 't regiment hebbende gingen zij terstondt ende vercochten veel lijfpensien ende maecten die gemeene poorters diets dat zij 't gelt gefurniert hadden omdat zij daermede draperije ende brouwerien zouden doen. Maer als zij 't geldt hadden, zoo cochten zij haerzelven drie jaer lanck schepenen te wezen met der stede gelt, ende gaven daeromme 3.000 Rinsche guldens. Ende die twaelfve gaven om drie jaer twaelve te blijven van der stede gelt 1444 guldens 16 s. 4 gr. Ende zij maeckeden't zoo binnen dese vier jaeren dat die stede nu schuldich was 5800 nobelen. Ende zij regierden tot den jaere van LXXIII.
In dese beroerte, onder vele andere misbrijcken ende onbehoorlicheden, worde verslagen ende leelick omgebracht Michiel van Heemvliet ende heer Claes Simonsz. priester, ende worden te veijnsteren van de weescamer op der stadthuijs van boven uuijt geworpen. In welcke zaecke Heijndrijck Jansz., Jan Jan Hobicxz. ende Jan van Noortgouwen met meer anderen van haeren partije ticht hadden.
Chaerll hertoge van Bourgongen quam met wreede moede met veel volckx van
| |
| |
wapenen, die veel overlast in de stede van Ziericxzee deden, om dezelve stadt te destrueren te viere ende te brande, twelck die edele heeren van Ravesteijn met vele edelen uuijt bedingeGa naar eind217. van den Cabbeljaus partije die zijn vrienden waeren ende die zaecke zeer leedt was, als dattet met wijsheden ende met hulpe van den heeren voors. onsen genadigen heere zoo informeerden dat hij een vrede geset heeft. Maer het costede die stadt nochtans drijentwintich hondert £ grooten Vlaems. Ende die heere van Ravesteijn beginck cleijnen danck van de Houckx die noch 't regiment van der stadt hadden. Men deder XII den hals affhouden op die Gasthuijsbrugge. Ende die van Middelburgh met haeren bailliou Claes Jansz.Ga naar eind218. genaemt verblijden hen zeere om deser stede qualick varen. Jacob Oelesz. was doen ter tijt bailliou van ZiericxzeeGa naar eind219. gelijck men lichtelijck mercken ende bevinden zal bij de copie van een missive bij den voors. bailliou gezonden aen mr. Jan Haelwijn ende die van den Raede in Hollandt etc., denwelcke corts hiernaer bijgevought zal worden.
Die heere van Bourgoingien tooch den derden dach martii na Brussele ende nam uuijt deser stede van Ziericxzee XXIIII mannen die notabelste van der stede ende hij voer dese voor hem te gijsele in de stadt van Brussele. Ende zij lagen daer zeven weken lanck. Ende svrijdaechs voor Palmesondage wert er een uuijtspraecke gedaen bij den cancelier dat die stede zoude beteren ende zoude opbringen 30.000 Rinsche guldens mijn genadighe heere ende zouden hem leveren in zijnen handen alle haere hantvesten ende privilegien van der stede, ende zoude alle die dueren van der poorten nederleggen. Ende zoude noch gelden voor die dooden 1200 goude croonen ende een cruijce maecken voor der stede huijs, behouden partije haers rechts daer zij 't opbringen mogen met rechte. Ende doen worden die CabbeljausGa naar eind220. in 't rechte geset. Ende zij moesten reedenGa naar eind221. ende effenen dat die Houckx verwarret hadden. Ende den accijs wordt geset op 15 stuvers 't vat ende 3 stuvers van calliooten. Ende was al quaet bier. Ende die daer te voren geroepen hadden om nieu licht mochten beter bij doncker te bedde ghegaen hebben, want dese warnissen esser ons aff gecommen, dat ick mij beduchte dat die stede in veel jaeren niet verwinnen en zal, want zij noch niet aff en laeten dat schade ende schande es dat men 't laet geschien.
[f. 162] Opschrift: Copie van een missive van Jacob Oelesz., bailliou der stede van Ziericxzee, die hy screeff aen mr. Jan Haelwyn ende die van den Raede in Hollant ter tydt van de voorscreven commotie ende beroerte anno 1472.
Edele, wyse, mogende heeren. Uwe mogentheden believen te weten dat ick moet de landteelingen doen ende mijn lant van mij gebruijcken moet zijn, zoe moet ick dicwijl daer in 't lant wezen ende daer zoe blijven omme mijn goedt te regieren. Ende aldus zoe heb ick geweest vyff of zes daghen bij mijn goedt uuijt der stede. Ende zoo ist gebuert dat ick nu in vrijdaghe lestledenGa naar eind222. door Duvelandt gereijst ben ontrent II of III uren na die middach omme over Goude vereGa naar eind223. te trecken binnen der stede van Ziericxzee zonder ijet dan goedt te weten, daer mij in Duvelandt op 't vere geseijt worden dat ick niet over trecken zoude in de stede, want die stede of die gemeente waeren in grooten rumoeren. Niet te min tooch noch over aen 't ander landt omme binnen der stede te gaene, hopende ende meijnende dat beste ende goedt te doene. Ende als ick over 't landt quam omme binnen te gaen, zoe worde ick gewaerschout dat ick binnen der stede niet commen zoude, maer wederomme trecken alzoo lieff als ick mijn lijff hadde. Wandt Michiel van Heenvliet ende heer Claes Simonsz. waeren doot ende van der stat- | |
| |
huijs geworpen, daer Godt die zielen af ontfermen wil. Ende Heijndrijck Jansz. den schout in grooter vreesen stoet nedergeslagen ende smarte ontfanghen ende des gelijcke eenighe van den gerechte ende raede der stede voornoemt. Ende aldaer zoo keere ick wederomme met grooter vreese van mijnen lijfve ende en dordeGa naar eind224. in de stede niet commen als ick noch en doe, want mij die waerschouwinge met waerachticheden geschiet [f. 162v] ende gedaen werdt.
Ende uuijt blijvende ende wezende, zoe en verneme ick niet anders dan die stede in grooter dwaelinge blijft staende van den rumoermaeckers. Want als mij geseijt wort ende ick verstaen mach, zoo willen zij hebben van der gerechte ende raede dat men henluijden verantwoorden zoude ende dat dese settingeGa naar eind225. te niete te wezen zoude ende niet weder opcommen, op welcke (als men mij zeijt) niet inne gedaen en mach worden tot bedwangen van den quaetdoenders ende tot sterckenisse der rechtvaericheijt ende redenen. Ende alzoo ick een onvermogende persoon ben tot deser offitieGa naar eind226., hoewel mij die burgemeesters met den geheelen raede der stede daertoe verordineerden, des ick grootelijck up die tijt weijgerende was ende mijn cleijnicheijt ende onmogentheijt henluijden te kennen gaff. Bovendien zoo hebben zij mijn genadige heere gepresenteert in der offitie, des ick noode aennam, als allen den gerechte ende rade kennelijck es ende was. Ende bij desen u te kennen gevende dat ick niet machtich noch mogende ben de zaecken ende der offitie te regieren in den staete ende gelegentheijt daer die stede nu inne es. Ende want ick mij mede beduchtende ben dat zij mij zouden willen opleggen dat ick hen loftichte of bezegeltheijtGa naar eind227. doen zoude, die niet redelijck en waere als zij den anderen gedaen hebben in de vreese ende noch doen alzoo men zeijt, soo en derf ick noch niet in de stede commen.
Ende overmits dat ick cleijn van wijsheden, arm ende niet mogende ben dese saecken te regieren als voors. staet, daeromme onderdanichlijck ende ootmoedelijck uwer vromer wijsheden biddende hierinne desen te voirsiene als uwe wijsheden goedtduncken zal, mijn zelver onderdanichlijck presenterende ende gebiedende bij uwen rade ende goedtduncken daerinne te doen ende te beschicken als een armen dienaer ende goedtwillich ondersate in dat mogelijck es te doen tot onderdanicheijt van mijnen genadigen heere, ende u mogenden heeren van den Raede ende edele mogende heeren of ick eenighe vermach, daer weet mij als uwe goedtwillige dienaer toe bereijt. Dat kenne Godt Almachtich, die uwe edele mogentheijt bewaeren wille lancklevich ende gesont.
Geschreven maendaghs voor sinte CaterijnendachGa naar eind228. anno 1472 of M.IIIIc.LXXII in 't nieuwelant van Duvelant. Onder stondt geschreven Jacob Oelesz. bailliou tot Ziericxzee, uwe onderdanigen dienre. [f. 163] 'T opschriftGa naar eind229. was: Eedelen mogenden ende voerzienigen heeren mr. Jan Haelwijn, raedt mijnen geduchtichs heeren, ende aen de heeren van den Rade in Hollandt, mijnen lieven ende welgeminden heeren.
Bron: Streekarchivariaat Schouwen-Duiveland en Sint Philipsland, G.A. Zierikzee, Oud-archief van de stad, Voorbodenboek (Oud-archief voorl. nr. 117), f. 160v-161v en 162-163.
|
-
eind1.
- W. Bezemer en A. de Blécourt, Rechtsbronnen van Zierikzee. 's-Gravenhage, 1908 (Werken Oud-Vaderlandsch Recht 2e reeks nr. 9).
-
eind2.
- Ik doe een poging een nieuwe opgave van de handschriften te maken. Ik vermeld eerst het nummer bij Bezemer-De Blécourt, daarna de huidige signatuur. Oud-archief van de stad Zierikzee, voorlopige nummers: A = 122, B = 118 (afschrift uit 1559 en niet 1509), C = 120-121, D = 117, nieuw sinds 1908 zijn de nummers 123, 125 en 126; Rijksarchief in Zeeland, Handschriftenverzameling: De G. I = 1144, De G. II = 1140, M I =?, M II = 1143, M III = 1141, M IV = 1138, M V =?, M VI = 1146, M VII = 1137, M VIII = 1139, M IX =?, M X = 1147, M XI = 1145, nieuw sinds 1908 is nummer 1142 (met dank aan de heer Hollestelle); Algemeen Rijksarchief Handschriften Derde Afdeling: R.A. I =?, R.A. II = 1355, R.A. III = 1357, R.A. IV, V =?; Koninklijke Bibliotheek 's-Gravenhage, Handschriften: K.B. I = 78 G 86-87, K.B. II = 75 H 32, K.B. III = 70 B 36, K.B. IV = 70 B 35, K.B. V = 70 B 34.
-
eind3.
- R.A. Zeeland, Handschriftenverzameling nr. 1142. Het manuscript is in 1952 overgenomen van de Zeeuwse Provinciale Bibliotheek, zie Verslagen omtrent 's Rijks Oude Archieven 2e serie XXV (1952) p. 57 nr. II-9.
-
eind4.
- De hand is te vinden op f. 1-3v, 4-25v, 87-96, 109v-116v.
-
eind5.
- Ik baseer mij hier op A. van Loey, Middelnederlandse spraakkunst (2 dln. Groningen, 1968-1969); K.H. Heeroma, Hollandse dialektstudies (Groningen, 1935); A. de Vin, Het dialect van Schouwen-Duiveland (Assen, 1952) en inlichtingen van dr. J.B. Berns, hoofd afdeling Dialectologie van het Dr. P.J. Meertens-Instituut.
-
eind6.
- Te identificeren als de Rijmkroniek van Holland van de Heraut Gelre (M. Carasso-Kok, Repertorium van verhalende historische bronnen uit de middeleeuwen ('s-Gravenhage, 1981) nr. 359. Zie over de Heraut Gelre: W. van Anrooij, Spiegel van ridderschap. Heraut Gelre en ziin ereredes (Amsterdam, 1990). De Zierikzeese reeks is na 1404 voortgezet met gedichten op Willem VI en Jacoba van Beieren. Na een ‘Amen’ volgt nog een uitgebreid gedicht op Filips de Goede, geschreven tijdens het leven van Karel de Stoute.
-
eind7.
- Achtereenvolgens op f. 46v, 100-101v, 102 en 102v-105.
-
eind8.
- F. 117, over de stormvloed in dat jaar. Hierna ook uitgegeven.
-
eind9.
- 1485: de vermelde voorboden uit dat jaar; 1482: de niet gedateerde inhuldigingseden van Maximiliaan van Oostenrijk als voogd over zijn kinderen, f. 31-31v.
-
eind10.
- Voorl. nr. 117. Het bevat geen oudere eigendomskenmerken.
-
eind11.
- Zie voor de overgang f. 237v-239. Op f. 195-202 zijn de baljuwscommissies tot 30 dec. 1580 met de hand van de kroniek geschreven; op f. 203 is de volgende commissie van 15 juni 1593 van een andere hand.
-
eind12.
- R.A. Zeeland, Handschriftenverzameling nr. 1139.
-
eind13.
-
Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden; behelzende eene beschryving van Zeeland (2 dln. Amsterdam, 1751-1753). Op dl. I p. 287-292 en 318 wordt het manuscript van de ‘Korte Verhaalingen’ als bron aangehaald. Het verhaal van de gebeurtenissen in 1472-1473 en de brief van Jacob Oelesz. is ook te vinden in het geschreven vervolg van F. van Mieris op zijn Charterboek, dat dateert uit het midden van de 18e eeuw (Algemeen Rijksarchief, Handschriften Derde Afdeling nr. 2d).
-
eind14.
- J. de Kanter, Chronijk van Zierikzee. 2e dr. Zierikzee, 1795 (1e dr. 1794). O.a. p. 31, 35-41, 162-167.
-
eind15.
- Jan Jansz. van Reigersbergh van Cortgene, Dye cronijcke van Zeelandt (Antwerpen, 1551); Jan van Reygersbergh, De oude chronijcke ende historien van Zeelandt, van nieus met eenige bijvoechsels, mitsgaders met de figueren der graeven van Zeelandt vermeerdert (Middelburg, 1634); M.Z. van Boxhorn, Chroniick van Zeelandt, eertijdts beschreven door d'Heer Johan Reygersbergen nu verbetert ende vermeerdert door - - - (2 dln. Middelburg, 1644); M. Smallegange, Nieuwe cronyk van Zeeland ... D1. I. (Middelburg, 1696).
-
eind16.
- B. Ebels-Hoving, ‘Nederlandse geschiedschrijving 1350-1550. Een poging tot karakterisering’, in: B. Ebels-Hoving e.a., Genoechlicke ende lustige historiën. Laatmiddeleeuwse geschiedschrijving in Nederland (Hilversum, 1987) p. 215-242, 222.
-
eind18.
- Uitgave: Kamper kronijken. I: De annalibus quaedam nota. Deventer, Vereeniging ter beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis, 1862.
-
eind19.
- Uitgave: H. ten Boom en J. van Herwaarden, ‘Rotterdamse kroniek. Aantekeningen van Rotterdamse stadssecretarissen, 1315-1499 (1570)’, in: Nederlandse Historische Bronnen II ('sGravenhage, 1980) p. 1-102.
-
eind20.
- Uitgave: H. Bruch, Kroniek der Friese kronieken. Antikritiek op Bolhuis' kritiek (Leeuwarden, 1952) p. 43-51.
-
eind21.
- Uitgegeven onder de titel ‘Vetus chronicon Belgicum ex schedis Petri Scriverii’ door A. Matthaeus in zijn Veteris aevi analecta t. I pars 1 (2e dr. Hagae-Comitum, 1738) p. 4860.
-
eind22.
- J. Kuys e.a., eds. De Tielse kroniek. Amsterdam, 1983.
-
eind23.
- M.K.E. Gottschalk, Stormvloeden en rivieroverstromingen in Nederland (3 dln. Assen/Amsterdam, 1971-1977) II p. 192.
-
eind24.
- De eerste schrijver van de kroniek heeft deze namen wel bij 1350 gebruikt (dit gaat terug op oudere bronnen zoals Beke), maar niet op 1472-'73 toegepast.
-
eind25.
- Dit opschrift komt alleen voor in versie B.
-
eind26.
- De eerste regels tot en met 792 zijn met minder tussenruimte geschreven en later toegevoegd. Zij lijken niet van dezelfde hand te zijn als het vervolg.
-
eind27.
- ‘5199 Jaar vanaf de schepping van de wereld tot de geboorte van Christus’. De optelling van de hierna volgende getallen levert 5299 op.
-
eind28.
- ‘1340 Jaar vanaf Adam tot de zondvloed’.
-
eind29.
- ‘944 Jaar van de zondvloed tot Abraham’.
-
eind30.
- ‘3015 Jaar van Abraham tot de komst van Christus’.
-
eind31.
- ‘Was de eerste bisschop van Utrecht’. Bedoeld wordt Willebrord, die volgens Beke in 693 door koning Pepijn naar ‘Friesland’ werd gezonden om de ongelovigen te bekeren en in 695 tot bisschop werd gewijd.
-
eind32.
- Oude kronieken vermelden een apocriefe Liderik (overl. 836), grootvader van de met zekerheid bekende eerste Vlaamse graaf Boudewijn I.
-
eind33.
- De eerste graaf ‘in Friesland’ die Dirk genoemd wordt, wordt vermeld van 916 tot ten minste het jaar 928.
-
eind34.
- Hugo Capet was hertog van Francië van 987 tot 996. Met zijn regering wordt geacht de macht van het geslacht der Karolingers beëindigd te zijn en het latere Frankrijk een aanvang te hebben genomen.
-
eind35.
- Willem de Veroveraar, bastaardzoon van hertog Robert van Normandië, veroverde Engeland op 14 okt. 1066 in de slag bij Hastings.
-
eind36.
- De orde der Kartuizers werd in 1084 door Bruno van Keulen gesticht.
-
eind37.
- Bedoeld wordt dat Godfried van Bouillon Jeruzalem veroverde.
-
eind38.
- Het initiatief tot oprichting van de orde der Tempeliers werd in 1119 genomen.
-
eind39.
- Graaf Willem II van Holland werd op 1 nov. 1248 tot koning van het Heilige Roomse Rijk gekozen.
-
eind40.
- Zie voor deze gebeurtenis en de meest recente literatuur hierover: Kroniek van het land van de zeemeermin (Schouwen-Duiveland) XV (1990) p. 17-36.
-
eind41.
- In 1307 verklaarde de Franse koning Filips IV de goederen van de Tempeliers verbeurd; het jaar daarop kwam er een pauselijk bevel om hen in staat van beschuldiging te stellen. De Bredase kroniek vermeldt hun gevangenname abusievelijk op 1408.
-
eind42.
- Hiermee wordt bedoeld dat sinds 1311 op de avond vóór Kerstmis het wereldlijk bestuur der stad werd vernieuwd. Deze optekening maakt geen deel uit van de kroniek. In handschrift A is zij afzonderlijk geplaatst, op f. 56; in handschrift B sluit zij de kroniek af, dus volgt op het jaar 1473.
-
eind43.
- Door de Bredase kroniek op 1320 geplaatst. Het Concilie van Vienne bevestigde in 1311 een eerder pauselijk besluit tot de instelling van de viering van Sacramentsdag (tweede donderdag na Pinksteren).
-
eind44.
- Het beroemde beleg van Calais door de Engelse koning Edward III duurde van september 1346 tot de overgave op 4 aug. 1347.
-
eind45.
- Bedoeld worden de geselaars of flagellanten, die door hun openbare zelfkastijdingen volgens de kronieken in dit jaar veel onrust brachten.
-
eind46.
- Bedoeld wordt de zeeslag bij Zwartewaal op 5 juli 1351 tussen de aanhangers van Margaretha van Henegouwen, gravin van Holland en Zeeland, weduwe van keizer Lodewijk IV de Beier, en haar zoon Willem V, waardoor laatstgenoemde de suprematie in de graafschappen kreeg.
-
eind47.
- Over de eerste twisten tussen deze groeperingen: H.M. Brokken, Het ontstaan van de Hoekse en Kabeljauwse twisten (Zutphen, 1982).
-
eind49.
- In de slag bij Maupertuis (ten zuiden van Poitiers) op 19 sept. 1356 werd de Franse koning Jan II gevangen genomen door Edward prins van Wales (de ‘Black Prince’).
-
eind50.
- Bedoeld wordt de eerste veldtocht tegen de Friezen van Albrecht van Beieren, graaf van Holland en Zeeland.
-
eind51.
- Hertog Albrecht van Beieren, graaf van Holland en Zeeland, overleed op 16 december.
-
eind52.
- In de slag van Othée werden de opstandige Luikenaars verslagen door hertog Jan van Bourgondië en graaf Willem VI van Holland, die hun zwager en broer Jan van Beieren, elect (gekozen bisschop) van Luik, tegen zijn onderdanen te hulp waren gekomen.
-
eind53.
- Op 23 nov. 1407 werd Lodewijk van Orléans vermoord. In het jaartal zal XII een transcriptiefout zijn voor VII.
-
eind54.
- Blangy-sur-Ternoise ligt in Noord-Frankrijk, dep. Pas-de-Calais. In de tekst wordt gedoeld op de slag bij Azincourt op 25 okt. 1415, waar de Engelse boogschutters een ware slachting aanrichtten onder de Franse ruiterij.
-
eind55.
- Willem VI, graaf van Henegouwen, Holland en Zeeland, overleed op 31 mei 1417 in het Henegouwse Bouchain.
-
eind56.
- Nadat hij in 1417 het beleg van Parijs begonnen was, kreeg Jan zonder Vrees op 29 mei 1418 door list de stad in.
-
eind57.
- Dordrecht en Zierikzee lagen vaak overhoop wegens het door Dordrecht afgedwongen stapelrecht. In 1418 maakte deze stad gebruik van de binnenlandse troebelen rond de opvolging van Willem VI (diens dochter Jacoba van Beieren contra haar oom Jan van Beieren) om het stapelrecht aan de andere steden weer op te leggen.
-
eind58.
- Jan zonder Vrees werd door zijn tegenstanders op de brug van Montereau gedood.
-
eind59.
- Reinoud IV, hertog van Gelre, overleed op 25 juni, waarna het hertogdom aan het geslacht Van Egmond kwam.
-
eind60.
- Hier wordt bedoeld de St. Elisabethsvloed van 18 nov. 1424, waardoor opnieuw, na de St. Elisabethsvloed van 1421, de Grote of Zuidhollandse Waard overstroomde. De Biesbosch heeft hieraan zijn ontstaan te danken (Gottschalk, Stormvloeden II p. 107 e.v.).
-
eind61.
- Hertog Jan van Beieren, die als ‘zoon’ en pandnemer over Holland en Zeeland regeerde sinds 1419/20, overleed op 6 jan. 1425.
-
eind62.
- De slag bij Brouwershaven tussen de vloot/legers van Filips de Goede en de Hollandse Kabeljauwen enerzijds en een Engels-Hoekse (Zeeuwse) vloot en invasieleger anderzijds vond plaats op 13 januari.
-
eind63.
- Op 11 of 14 april 1427, na een beleg van drie maanden, gaf Zevenbergen, een der laatste Hoekse bolwerken, zich over aan Filips de Goede.
-
eind64.
- Macht = maagd = Jeanne d'Arc.
-
eind65.
- In B op 1428 geplaatst. Door het optreden van Jeanne d'Arc (‘de maagd’) werden de Engelsen uit Orléans verdreven. De dauphin werd op 17 juli 1429 in Reims gekroond als Karel VII. De Engelse koning Hendrik VI werd in 1431 in Parijs door zijn partij eveneens tot koning van Frankrijk gekroond.
-
eind66.
- Filips de Goede volgde zijn overleden neef Filips van St. Pol als hertog op.
-
eind68.
- Bij akte van 12 april deed Jacoba van Beieren (gedwongen) afstand van haar rechten ten gunste van Filips.
-
eind69.
- Karel, zoon van Filips de Goede, werd op 11 november geboren. Kort na zijn geboorte kreeg hij de titel ‘graaf van Charolais’ (een graafschap ten zuiden van Bourgondië), onder welke naam hij tot de dood van zijn vader bekend stond.
-
eind70.
- B: Cales. De Vlamingen steunden hertog Filips de Goede in zijn poging Calais, dat in het bezit was van de Engelse koning, bij het graafschap Vlaanderen te voegen. Door onderlinge tweedracht en wantrouwen tussen de belegeraars mislukte dit.
-
eind72.
- Jacoba van Beieren overleed op 8/9 okt. 1436.
-
eind73.
- B: was de oorloge van Brugge. De machtstrijd tussen Filips de Goede en de stad Brugge duurde twee jaar.
-
eind74.
- De dure tijd werd veroorzaakt door de overstromingen van 1436. Het Sneker kroniekje plaatst dit op 1439.
-
eind77.
- Over deze stormvloed: Gottschalk, Stormvloeden II p. 175-184.
-
eind78.
- 23 april. Gottschalk, Stormvloeden II p. 186 bericht over een stormvloed in 1449, maar niet over aardbevingen.
-
eind79.
- Het rebelse Gent kwam in 1452 in opstand tegen hertog Filips en werd in juli 1453 verslagen.
-
eind80.
- B: 1454 die grave van Charloijs.
-
eind81.
- Karel van Charolais verbleef van ten minste 25 maart tot 31 juli 1454 in Zeeland, waar hij in Middelburg, Zierikzee en Goes vierschaar hield (R.A. Zeeland, Rekenkamer I Bourg. Oostenrijks tijdvak nr. 33 f. 84; nr. 34 f. 72; nr. 863 f. 55). Dit was een der eerste zelfstandige optredens van de latere Karel de Stoute.
-
eind82.
- B: worde gefundeert den toren van de Monsterkercke binnen Ziericxzee. Met dit werk begon men op 4 of 6 mei, zie J.G. Smit, ‘Nieuwe gegevens over de bouw van de St. Lievensmonsterkerk en - toren te Zierikzee in de 15e eeuw’, in: Kroniek van het land van de zeemeermin (Schouwen-Duiveland) XII (1987) p. 5-12, 6. Karel van Charolais zal in juni-juli, toen hij de stad wegens de vierschaar bezocht, ongetwijfeld de werkzaamheden hebben bezichtigd.
-
eind83.
- Karel van Charolais huwde op 30 okt. 1454 zijn tweede vrouw Isabella van Bourbon.
-
eind85.
- David, bastaardzoon van hertog Filips, werd met steun van zijn vader door de paus tot bisschop benoemd; Domproost Gijsbrecht van Brederode was echter door de kapittels gekozen.
-
eind86.
- Bedoeld is het negende kapittel van het Gulden Vlies.
-
eind87.
- Omdat deze stad bisschop David niet wilde erkennen.
-
eind89.
- Deze regel ontbreekt in A. Het bericht is niet in een andere kroniek teruggevonden.
-
eind90.
- De Franse dauphin (kroonprins), de latere koning Lodewijk XI, verbleef van 1456 tot aan de dood van zijn vader in 1461 in de zuidelijke Nederlanden.
-
eind91.
- Deze regels ontbreken in A.
-
eind92.
- B voegt hierna toe: uijtnemende.
-
eind93.
- Maria van Bourgondië, bijgenaamd ‘de Rijke’ wegens haar erfenis, werd als enig kind van Karel de Stoute geboren op 13 febr. 1457.
-
eind95.
- In B overbodig: men liep te voete.
-
eind96.
- De stroom tussen Schouwen en Duiveland.
-
eind97.
- Was een groete drochte ontbreekt in B.
-
eind98.
- Seve is een oude Zeeuwse maat voor graan en meel.
-
eind99.
- In B staat hier: vijf seven terwe. De Rotterdamse kroniek p. 24 en de Vetus chronicon Belgicum (Breda) p. 56 besteden aandacht aan de lage prijzen van 1463.
-
eind100.
- In B onjuist: Mathijsdach (24 februari).
-
eind104.
- 21 september. Zie ook Gottschalk, Stormvloeden II p. 211. Contemporaine bronnen, zoals het memorieboek der stad Gent en het Sneker kroniekje, vermelden onafhankelijk van elkaar schade aan schepen en molens in Zeeland en bij Antwerpen (Sneker kroniekje p. 51: ‘alsoe datter veel groter scepen braken in Zeelant op die reeden daer sij lagen en reden, ende daer wayden XVII wintmolen omme in Scouwen daer Zirixce in staet’. Hierbij moet worden aangetekend dat deze kroniek, ontstaan in het klooster Thabor bij Sneek, is afgeschreven door Scheen Wissenzoon van Kerckwerff, een Schouwenaar, die voor de Friese broeders de geografische ligging verduidelijkt heeft). De Rotterdamse kroniek p. 24 somt veel schade aan schepen bij Arnemuiden, Steenbergen en Dordrecht op en noemt ook het omwaaien van schoorstenen en kerken; de Vetus chronicon Belgicum p. 57 het omwaaien van huizen, molens, schepen en bomen zonder plaatsaanduiding.
-
eind105.
- In B alleen: eenen grooten vorst ende coude.
-
eind107.
- B: Roomerswaele. Bedoeld is Reimerswaal, de stad gelegen tussen Ierseke en Bergen op Zoom die in de tweede helft van de zestiende eeuw in de strijd tegen het water is opgegeven.
-
eind108.
- B: ende daer storffer vele menschen ende beesten.
-
eind110.
- Etampes, tussen Parijs en Orléans.
-
eind111.
- De slag bij Monthléry (tussen Parijs en Etampes) op 16 juli 1465 tussen koning Lodewijk XI en Karel van Charolais.
-
eind112.
- Karel kreeg de hand van de dochter van de koning, het graafschap Ponthieu en tijdelijk het kasteel van Vincennes.
-
eind115.
- B: ende tlandt overal. De Luikenaren hadden in 1465 hun bisschop Lodewijk van Bourbon, verwant van Karel, verdreven. Karel verzoende zich wel met Luik, maar niet met Dinant. Deze stad werd na een beleg zwaar verwoest; vele burgers werden gedood.
-
eind117.
- Filips de Goede overleed op 15 juni 1467 in Brugge.
-
eind118.
- B: Kaerle van Charloijs, Philips zone.
-
eind120.
- B: perdoen. Wat hier bedoeld wordt is niet duidelijk. In de andere kronieken wordt dit niet vermeld.
-
eind121.
- In B hierna: in Vlaenderen. Luik werd na een nieuwe opstand door Karel heroverd; op 17 nov. 1467 trok hij de stad binnen. Het platteland werd zwaar verwoest.
-
eind122.
- 25 april. Dit klopt met het itinerarium (opgave van de reizen en verblijfplaatsen) van hertog Karel, volgens welke hij op de 25e op het water lag voor Zierikzee en naar Goes voer (H. vander Linden, Itinéraires de Charles duc de Bourgogne Marguérite d'York et Marie de Bourgogne, 1467-1477 (Bruxelles, 1936) p. 7).
-
eind125.
- Deze gebeurtenis wordt ook verhaald op f. 46v. De bewoording luidt daar: ‘- - - wort Kaerle hartoge van Bourgongen etc. gehult tot Zieryxee an den dyck by Bordendamme als grave van Zeelant 6ende heere der stede van Zierixee’. Borrendamme lag ten westen van het huidige havenhoofd.
-
eind126.
- Pestepidemie. Dat er in dit jaar een epidemie was, wordt ook vermeld in de Rotterdamse kroniek (p. 37).
-
eind128.
- Karel de Stoute trouwde Margaretha van York op 3 juli 1468 in Damme. Het grootste deel van de festiviteiten, die op de tijdgenoten een enorme indruk maakten, vond in Brugge plaats.
-
eind129.
- Het laatste gedeelte luidt in B: ... Jurck binnen der stadt van Brugghen. Die staet, costelijckheijt ende feeste die daer ghesciede was zoo onmatelijck dat sedert Christi geboorte desgelijcx noijt gesien noch gehoort en is gheweest. Bericht over de grote pracht en praal ook in de Divisiekroniek en de Rotterdamse kroniek (p. 39).
-
eind132.
- Een nieuwe opstand van Luik werd bedwongen door Karel de Stoute en koning Lodewijk XI gezamenlijk. Het slaken van de kreet ‘Bourgoengen, Bourgoengen’ door de troepen van de koning wordt ook vermeld Rotterdamse kroniek p. 41. Vgl. p. 37, waar de vele geestelijke instellingen in Luik worden vermeld, maar niet hun verwoesting.
-
eind137.
- Het (Neder)Sticht, het bisdom Utrecht.
-
eind138.
- Over deze stormvloed Gottschalk, Stormvloeden II p. 220-223. De oudste gedrukte gegevens erover zijn uit Die excellente cronike van Vlaenderen (Antwerpen, 1531) cap. 55 f. 146v en Reygersberch, Cronycke cap. 47, maar ook de Rotterdamse kroniek (p. 43) vermeldt hem al. Deze heeft een versje met St. Ursula erin; andere kronieken verwerken de naamdag van de 11.000 Maagden, die dezelfde dag betreft.
-
eind140.
- I.p.v. vros heeft B: duerde continuelick.
-
eind141.
- B heeft hierna alleen nog: van voeringen.
-
eind144.
- In de Engelse ‘Rozen’-oorlogen tussen de vorstenhuizen van York en Lancaster werd koning Edward IV verdreven door Richard Neville, graaf van Warwick, ten gunste van Hendrik VI. In Holland werd Edward onthaald door zijn zwager Karel de Stoute.
-
eind146.
- Het gerecht werd altijd in de maand mei vernieuwd.
-
eind147.
- D.w.z. dat zij de stedelijke lakennijverheid en brouwerij zouden stimuleren.
-
eind148.
- De akte waarbij hertog Karel de regering van Zierikzee toestaat drie jaar lang in functie te blijven dateert van 15 jan. 1469 (Paasstijl, dus 1470) en berust nog in het archief aldaar (charters nr. 184). Aldaar worden ook nog de drie kwitanties voor de ontvangst van drie maal 1000 pond bewaard.
-
eind149.
- Het college van twaalf personen dat de stadsgoederen beheerde.
-
eind150.
- Zie voor de versie van B hiervan hierna bijlage 2.
-
eind151.
- Deze tekst staat hier los in B. Er wordt terugverwezen naar de in bijlage 2 opgenomen tekst. Bij A is deze regel het begin van zijn moralistisch betoog over de inbreuk op de stadsprivileges en de schulden gemaakt in 1469-1473, dat bij hem na 1473 is geplaatst en hier ook na dat jaar volgt.
-
eind153.
- Frank van Borsele, graaf van Oostervant (in Frans-Henegouwen), weduwnaar van Jacoba van Beieren, overleed op 19 november 1470.
-
eind154.
- Deze passage volgt in het handschrift direct op de alinea over Edward IV in 1469.
-
eind155.
- In B: Coninck Eduaert voors. toogh.
-
eind156.
- Volgens de Rotterdamse kroniek op 10 maart.
-
eind159.
- In de slag bij Tewkesbury, waar Edward IV de overwinning behaalde op zijn tegenstanders, sneuvelden vele hoge edelen, onder wie Edward, de zoon van Hendrik VI. Hendrik VI zelf werd in de Tower vermoord. Een opgave van de gesneuvelde edelen: Rotterdamse kroniek p. 48-50.
-
eind162.
- Witkoren is een mengsel van half tarwe en half rogge. Met dank aan dr. A. Moerdijk, hoofdredacteur WNT.
-
eind164.
- B: was zoutich als pekel. Dat de inwoners van Zierikzee hun bier uit Delft betrokken, blijkt ook uit een opmerking uit 1478. In een overzicht van de stedelijke lasten en schulden uit dat jaar wordt een lening vermeld van 600 pond, verstrekt door de Delftse brouwers aan de stad (R.A. Zeeland, Handschriftenverzameling nr. 1142, f. 41).
-
eind166.
- B: ende weijnich waters viel der uuijt de locht. De Rotterdamse kroniek (p. 52) meldt dat er al vóór 25 juli nieuw-geoogste tarwe en rogge uit Zeeland naar Rotterdam werd gevoerd en dat de nieuwe most al op 29 augustus aangevoerd werd. Ook de grote droogte wordt daar vermeld.
-
eind168.
- Volgens de Divisiekroniek Div. 30 cap. 40 f. 332 vertoonde zich een grote (af)‘gryselicke’ komeet tussen St. Agniet en St. Blasius (21 januari en 3 februari). Daarna waren er veel oorlogen, pestilenties en dure tijden. De kronieken brengen de vele oorlogen van hertog Karel en zijn plotselinge dood op het slagveld ook in verband met de verschijning van deze komeet.
-
eind169.
- B: werdt gemaeckt ende vergult.
-
eind171.
- Michiel van Heenvliet van Kattendijke, heer van Stavenisse, schildknaap van Karel de Stoute.
-
eind172.
- Provisor van Walcheren. Beide heren waren op 7 sept. 1472 belast met het innen van de belastingen in Zeeland.
-
eind174.
- Betichting, beschuldiging. In de versie B in bijlage 2 worden enkele namen genoemd.
-
eind175.
- Adolf van Kleef, heer van Ravenstein, gehuwd met een bastaarddochter van Filips de Goede.
-
eind178.
- Overlast aangedaan. De lezing van dit woord is onzeker.
-
eind179.
- Zie voor de versie in B van deze gebeurtenissen bijlage 2.
-
eind181.
- Guillaume Hugonet, kanselier van Karel de Stoute.
-
eind182.
- De deuren van de stadspoorten moesten uit de hengsels gehaald worden. De stad was daardoor niet alleen onbeschermd, maar symbolisch ook geen stad meer.
-
eind183.
- Zie voor de versie in B van deze gebeurtenissen hierna bijlage 2.
-
eind184.
- B: die oijt te voren ghesien was.
-
eind185.
- In B volgt hierna nog: ‘ende cleijnnooden’, waarmee misschien kleine planten en struiken bedoeld zijn.
-
eind186.
- B: ‘was onverdrachelijck dat men vele arbeijders zagh van hitte sterven’.
-
eind187.
- B: ‘Alle vruchten der aerden diet ontquamen waeren rijp voor haeren gewoenlijcken tijdt’.
-
eind190.
- Dat het niet regende tussen mei en 1 oktober, komt bij Reygersberch in 1442 voor.
-
eind191.
- B: ‘Ende doen worden int lant van Schouwen gevangen meer dan thien duijsent carperen’. De Rotterdamse kroniek meldt kort (p. 53): ‘Ende het was up dat jaer den scoensten zomer die oit man leefde’.
-
eind192.
- Krijgswerktuigen (vgl. Frans engin, Engels engine).
-
eind194.
- Deze zin loopt niet. Hertog Arnold van Gelre had kort voor zijn dood (23 febr. 1473) Gelre verpandt aan Karel de Stoute. Karel werd daarna ingehuldigd, in Nijmegen na een beleg.
-
eind195.
- Ort of oert = scherpe punt. Het inleveren van de wapens en het dragen van onscherpe messen vermeldt de Rotterdamse kroniek bij de verovering van Luik in 1467 (p. 37).
-
eind197.
- Bedoeld worden Karel en Philippa, kinderen van Adolf van Gelre, die bij het beleg van Nijmegen in handen van Karel de Stoute vielen. Adolf was de zoon (en nominale opvolger) van hertog Arnold van Gelre en verbleef sedert 1470 in Bourgondische gevangenschap.
-
eind198.
- De verering van Sint Andries, welke heilige voorgesteld werd met het schuine kruis, werd door de Bourgondische hertogen sterk gestimuleerd. O.a. was hij schutspatroon van de door Filips de Goede ingestelde orde van het Gulden Vlies.
-
eind202.
- Het stadsbestuur van Zierikzee bestond in de vijftiende eeuw uit twee burgemeesters, 13 schepenen, het college der twaalven voor het beheer van de stadsgoederen en 12 hoofddekens of raden. De beide laatste gremia vormden sinds 1515 de vroedschap met 24 leden.
-
eind203.
- Zie hiervoor ook eerder in de kroniek op 1469.
-
eind204.
- Caliote, ongeld of (extra)heffing op bier.
-
eind207.
- 26 september. Zie over deze vloed Gottschalk, Stormvloeden II p. 340 waar de kroniek van Reygersberch de bron vormt voor de overstromingen van Stavenisse en Moggershil (polder onder St. Annaland).
-
eind208.
- Zie voor de stormvloed van ‘kwade’ Palmzondag op het jaar 1446.
-
eind209.
- Zie voor de vloed van daags na St. Lucia (14 december) Gottschalk, Stormvloeden II p. 365.
-
eind210.
- Over de stormvloed van Tweede Kerstdag 1516 Gottschalk, Stormvloeden II p. 392-398, waar deze details van de schade bij Tille (polder op Overflakkee), St. Ontkommerpolder (bij Steenbergen), Steenbergen en Burghambacht (tussen Burgh en Westenschouwen) ontbreken.
-
eind211.
- De kronikeur vermeldt ten onrechte het jaartal 1539.
-
eind212.
- Dit woord heeft zowel de betekenis ‘behalve’ als ‘in het bijzonder’. Op grond van de gegevens bij Gottschalk, Stormvloeden II p. 432 e.v. zal de eerste betekenis hier gelden.
-
eind213.
- Hier worden achtereenvolgens Wolphaartsdijk, Dreischor, Zonnemaire en Dirksland bedoeld.
-
eind218.
- Klaas Jansz. van Wissenkerke, baljuw van Middelburg, 1463-1474.
-
eind219.
- Jacob Oelesz. was in werkelijkheid medepachter van het baljuws- en schoutambt, samen met de hiervoor genoemde Jan Jacobsz. van Noordgouwe, de erfgenamen van Pieter Heynezoon, Wouter Jansz., Clais Claiszoen die backere en Cornelis Jan Boyenz. Zij hadden deze ambten voor zes jaar gepacht, ingaande 1 okt. 1470. De kwitanties van de eerste drie pachtjaren in G.A. Zierikzee, Charters. R.A. Zeeland, Rekenkamer I, Bourgondisch-Oostenrijks tijdvak nr. 877, f. 16v noemt alleen Jan van Noordgouwe als pachter.
-
eind223.
- Het veer over de Gouwe tussen Schouwen en Duiveland.
-
eind227.
- Betalingsbelofte en overeenkomst in bezegelde akte.
-
eind229.
- Bedoeld wordt het adres, dat bij hooggeplaatste personen boven de brief werd gezet.
|