1798
In jannuarij wierd een brief van de heer overamptman Roijaars aan t convent, uijt order van Domijne Krijskamer, aan t convent gesonden met drijging van swaare executie om binnen 14 daagen de agterstalige weijpagt te betaalen, die door de omstant en oorlog en duuren tijden t convent in onmoogelijkijd had gebragt te konne betaalen. Hierover na veel smeeking om van de executie bevrijd te blijven wierd t convent niets toegegegeven. Is t convent genootsaakt een request aan den koniglijke regering in te leeveren om consent om eenige morgens lant te verkoopen om de schulde te betaalen. Op dit versoek wierd ons convent een visitater van den koning gesonde, die alles hier opgenoomen heeft en die saak ook goedkeurde. Edog vertrokken sijnde schreef hij aan t convent dat men permisie om te verkoopen soude aan de Gelderse overheijd versoeken. Intusse gaf onse wd pater rector kennis van deese saak aan sijne Exelentie onse pouselijke nuntius, die wd pater antwoorde t convent niets van landerijen verkoopen moogt sonsent van Sijn Hijligheijd de paus van Roomen, die toenstertijt weegens den swaare oorlog niet in sijn plaas was. Dus deese