folio 290
De religjeuse dit al weetende die tevoor seer in leevens wijs gestigt waaren, konde niet lijden, sij op t coor of refter meer quaam want waaren er seer in verergert. Soo heeft de mater en wd pater goed gevonde, sij smorgens en al de kerkdienste in hal soude gaan sitte. En dit was van korte duur, want sij brogt al haar boeke, Latijnse en Holandse, klijn en grood, schilderijen, kruijs en al wat na t Rooms leekent, op de spinkamer voor de maters stoof. Dat weer niewe droefheijd voor de mater was, dat daar vindende. Sijn Exelensius de nuntius hier koomende en ander geleerde heeren hebbe de mojte gedaan om haar over te haalen, maar sij wird nog hertnekgier. Om haar van de gemeente heel af te schijden is haar de eerste kamer gegeeven booven op t nieuw huijs bij de trap en terwijl sij uijt t ontrouwe was, hebbe de overste goedgevonden savons de kamer te laaten sluijten. En onder alle godtsdiensten en als de susters aan tafel waaren en op sijn tijt, wierd haar t eeten door de wermsuster gebracht. Eenen geus geweest sijnde, is sij een jodin geworden, leevende na de joodse wet tot hier toe.