Kroniek van het Sint-Elisabethsconvent te Huissen (1667-1752 en 1782-1801)
(2014)–Anoniem Kroniek van het Sint-Elisabethsconvent te Huissen– Auteursrechtelijk beschermd(Gelders Archief 0566-33) H.K.H.-Documentatiecentrum VIIa6
[pagina 17]
| |
folio 481703Den 24 februarius 1703 hebben de Heere Staaten van Holland resolutie genomen van te citeeren Frederick Bloemert, die getrouwt was met Maria Codde, de suster van Petrus Codde, AartsBisschop van Sebaste, om hem aen te zeggen, dat de Heere Staaten goet gevonden hebben, dat de voornoemde Petrus Codde, een onderdaen van haer Groot Moog, sigh binnen de tyt van drie maanden zal hebben te sisteeren binnen dese provincie onder het gebiet ende gehoorsaemheyt van syn hooge en wettige overigheyt. En dat hy Frederick Bloemert 't selve uyt de naam van Haer Ed. Groot Mog. ten spoedighste aen de voornoemde Petrus Codde by missive sal hebbe bekent te maeken. Ook hebben de Groot Mog. Heeren 't selve aen den Hr. Theodorus De Cock bevoolen te schryven, die dan daar over na Romen geschreeven heeft, versoekende dat den Hr. Petrus Codde, AartsBisschop van Sebaste, mocht na syn vaderlant weder keeren. Dat ook van syn Heyligheyt den Paus is toegestaen. Nochtans heeft syn Heyligheyt dese volgende brief gedateert den 7 april geschreeven aen alle catholyken wel geliefde kinderen woonende in Hollant en aengrensende provincien en uyt het Latyn in de Nederduytse taal luydt als volght: Clemens Paus den elfde Wel geliefde kinderen: zaligheyt etc. Wy, al hoe wel onverdient bekleedende de plaats van hem op d'aarde, die uyt dese werelt zullende overgaen tot den Vader, de vreede die hy in syne geboorte aengekundight had, heeft aen syne kerk, als by uyterste wil nagelaten, zyn aldermeest in sorge besig, dat alle catholyke, en besonderlyk die, dewelke in gewesten van dese Heylige Stoel afgelegen woonachtig zynde, sigh naarstiger van alle scheyn des quaats moeten wachten, met vlytigheyt betrachten 't geene des vreedes is en dat in eenigheyt des geloofs overeenkomende, ook door den bant van eendracht en liefde te samen gevoeght zyn. | |
folio 49Oversulks, begeerende de quade spruyten van oproer en twee draghte, die wy, niet zonder groote bitterheyt onses Vaderlyck hert, verstaan hebben, dat al overlangh opgereesen waren en noch dagelyks aengroeyden, afsnyden en ook onder de gunste des Heere 't eenemael uyt roeyen. Nadat wy den Eerw. Broeder Petrus, AartsBisschop van Sebaste, hadde om rechtvaardige en gewigtige redenen van 't ampt des Apostolyke Vicarisschap, 't geene hy besat, gesuspendeert en nadat wy ondertussen een Provicaris, tot dat van de Heylige Stoel anders zoude voorzien worden, hadden in syn plaats aengestelt, hebben wy verklaart, dat aen niemant anders onder voorwensel van Provicarisschap, Aertspriesterschap, bysitterschap (gelyk sy 't noemen) der soo genaemde Capittels, of eenigh ander ampt oft bedieninge, eenige maght toekompt van pastoors, missionarissen, deservitoors ofte andere wie sy ook zyn, tot de zorg der zielen ofte bedieningen der sacramenten te stellen ofte te schicken. En niet te min hebben wy tot meerder voorsorgh en voor soo veel het noodigh was als gants nietigh en kragteloos en van geender waerde geoordeelt alle en ygelyke aenstellingh gedaen misschien op de naem der bovengemelte ampten ofte bedieningen met alle 't geen daer uyt gevolght is. Wy hebben derhalven aen alle priesters der voorgemelte zendingen uyt apostolyke maght scherpelyk verboden op peene van excommunicatie te behaelen met de daet, selfs zonder andere verklaringh, dat sy haer in eenige wyse niet en zoude verstouten, ofte aenmatigen sigh in te wickelen in de geestelyke regeeringh van die zendingen. | |
folio 50Maer nu op dat aen alle ende ygelyck der catholyke van die quartiere volstreckter kenbaer worden, 't geen aen wynige aengekundight was, en op datter geen twyffelingh ontrent onse Pausselyke wil meer plaats zoude vinden, hebben wy UL alle wel geliefde kinderen van die saak door deese brief willen vermanen. Wy betrouwen ganschelyk op Uwe uytmuntende godvrughtigheyt ende stantvastige gehoorsaemheyt aan de Apostolische Stoel, dat voortaen geen geloof ofte geen toegangh zullen vinden die wynige rustverstoorders, beyde van de kerk en van de Republyck, dewelke door bedrigelyke konstenaryen en door valsche vertellinge getracht hebbe uwe oprechte gemoederen te bedriegen of ook, indien het mogelyk was, in dwalinge te | |
[pagina 18]
| |
misleyden. Laat hun geworden, wel geliefde kinderen, want sy syn blind en, och, of haer de boosheyt niet en hadde verblint. Toont dat Gyl. zyt waarachtige schaapen Christi, dewelke luysteren na de vermaningen van den Opperste Harder op aerde, gestelt van denselven Heer, en niet hooren na de stem der vreemdelinge, die terwyle sy de kudden Gods pogen te verdeylen, bevonden worden, dat sy eer willen dooden en verderven als bewaren. Sy wenden wel voor een scheyn van oplettender zeede-tucht en sy flateeren haar selven met den roem strenger Godsgeleertheyt, edoch hoedanige gevoelen sy in haar gemoet aenqueeken en waar op sy met haare gedachten doelen, kan een yder rechtmatigh oordeelder van saaken lichtelyk afmeten by dien gewissen stokregel, die ons van onse Zalighmaker in handen gegeven is, om hun te kennen, die in schaapskleederen komen: Gy sult haer kennen uyt haar vruchten. Want wie sal aenzien, om de rest stilswygende voor by te gaan, so veel boektiens van hun lieden in deese saak uytgegeven, allesints opgepropt met twisten, quaatspreken, leugentael, lasteringh, en opentleyke oneerbiedigheyt en reukeloosheyt tegens de Apostolyke Stoel, die men bevint dat tot groote ergernis, ook der onkatholyke, gestreckt hebben. Dewelke ook aenstonts niet en erkennen, hoe verre derselver auteurs en verweerders vervrempt zyn van den Geest Gods, die een God is, niet van tweespalt, maer van vreede, hoe verre van d'oprechte liefde Christi, die sy met woorden soo hogelyk preeken, en met werken vernietigen, hoe verre mede van de wegh der ware ootmoedigheyt ende gehoorsaemheyt, dewelke zyn de grontsteenen van alle andere deughden. Dewyle sy sigh niet en schaamen, selfs tegens de stoel van den Zalige Petrus, Moeder en Meesteresse aller Christenen, het hooft op te steeken, haer bevelen tegen te gaen, ia dat meer is haare maght te heekelen en opentlyk te bestryden. | |
folio 51Maar gylieden, wel geliefde kinderen, niet alsoo, maar volhert in de onderwysinge der godvruchtigheyt, die gylieden van uwe voorouders ontfangen hebt en met een vaardige en der christenen betaamde gehoorsaamheyt thoont aen de opperhoofdigheyt der H. Roomsche Kerke, dewelke gylieden beleyt door godsdienstigheyt. Want wy gebieden UL niet als tot UL eygen voordeel ende wy soeken UL tydelyke goederen niet, maar wy besorgen UL geestelyke goederen. Wat nu belanght den voorgemelde Aartsbisschop van Sebaste, als wy door mennighvuldighe goede dienste van veelen en ook door de krachtige smeekinge van onse Welgeliefde soon Theodorus de Cock, van ons, als boven gemelt is, aengestelde Provicarius, sterkelyk wierden versoght, dat wy aen hem soude toelaten weder te keeren na Holland, terwyle sy alle ons verseekerden, dat dit ook zeer krachtigh begeert wiert van de wereltlyke overigheden, die (soo sy seyden) besorght waren dat haare eygen burger wiert aen het vaderlant wedergegeeven. Soo hebben wy van selfs aen hem, ontrent al over twee maanden, gegeeven niet alleen oorlof, maer ook bevel om te vertrecken, gebruyckende veel eer een apostolyke toegeventheyt, als een strengh oordeel der kerkelyke wetten. Wy hebben ook aen hem, als hy sich tot syn aftreck bereyde en onlanx by ons quam en vaderlyk en opentlyk onse sin ende wil soo te kennen gegeeven, dat al schoon het gebeurde, dat wy het aenstellen van een nieuwe vicaris in die quartieren nog langer uytstelden, hy niet duystelyk verstond, dat noghtans hem geheelyk benomen was alle hoop, om voortaen te bekleeden dat ampt, het welk bevonden is aen hem toebetrouwt te wesen na 't welgevalle deser H. Stoel en van 't welk hy vervolgens, als gemelt is, gesuspendeert was. Want de saak genoegsaam en overvloedigh overwogen en ook gehoord hebbende de raad van veele onse Eerwaerdige Broederen Cardinalen van de H. Roomsche kerk, hebben wy in den Heer geoordeelt, dat aldus met geestelyk welweesen van die sendinge best over een quam. Wy hebben daer en boven hem belast, dat hy soude besorgen syne gunstelingen af te trecken van alle twist en nayver, dewelke meest om synen 't wil verwekt zyn geweest, en dat | |
[pagina 19]
| |
hy alle aenstooten, klachten en andere redenen der werelts wyse die den mensch door het vlytigh ingeven van eygen haatsucht noyt sullen ontbreeken, soude inteugelen met deese eenen uytspraak des Apostels: | |
folio 52Gehoorsaemt aen u overstens en weest hun onderdanigh, want sy gestadig waken als die rekenschap voor uwe zullen geeven. Wy hebben nodigh geacht, wel geliefde kinderen, alle deese dingen ook tot UL kennisse quamen, opdat alle de geene, die by UL willen Catholyk geacht weesen, niet soude weesen als kinderen, die gelyk den vloet beweeght en ongeroert worden, maer op dat sy zoude weeten, wat harder, dat sy in moeten volgen in de wegh des Heere, en aen wiens bevelen gehoorsaemen. Bevlytight dan en betuygt dat gyl., die de gratie van wel te geloven hebt van den Heer ontfangen, ook aen den selven Heer weder geeft de vruchten van goede werken, en bysonderlyk van liefde, ootmoedigheyt en gehoorsaemheyt. Want het zoude tevergeefs zyn gelooft te hebben als catholyken, indien gylieden door bemiddeling van alle andere deughden, niet en erlangde het eynde uws geloof, de zaligheyt der zielen. En op dat gyl. dat te ligter zoude bekomen, zullen wy volgens de plicht onses ampts, en de Vaderlyke liefde, met dewelke wy UL. alle omhelsen niet ophouden te bidden den Opperste Vader der barmhartigheden. En ondertussen verleene wy uytter herten Ulieden den apostolische zegen. | |
folio 53Gegeven tot Romen den 7 April 1703.Ga naar margenoot+
Op dat nu alle catholyken van dese brief syns Heyligheyts den Paus zoude kennis hebben, soo heeft den Doorluchtighste Heer Ioannes Bussi, Internuntius Apostolyk des Paus tot Brussel, autentyke copye van dese brief des Paus met de post in een brief gezonden aen de voornaemste catholyken in alle voorname steeden van Hollant en andere provincien en dat so wel aen de gunstelingen van den Heer AartsBisschop van Sebaste, als aen de catholyken aen Romen gehoorsaam. Hetwelke geschiet is in het begin van de maent maius en daardoor is dese pauselyke brief soo bekent geworden, dat se in verscheyde steeden van Hollant is gedrukt, in 't nederduyts vertaelt, iae, publycq verkoft wiert. En dit heeft sodanigh mishaeght aen de gunstelinge van den Heer AartsBisschop van Sebaste, dat eenige van haar hebben te weegh gebracht in den Haegh dat de Heere Staaten van Holland den 25 Maius 1703 een gedruckte Resolutie hebben laten uytgaan, waer in belast wort onder andere dit volgende. | |
folio 54‘Dat de hooftofficieren in de steeden en de bailiuwen ten platten landen zullen werden aengeschreeven ende gelast al omme te doen ophalen de voorsyde Bulle met precise ordre en last de selve niet te verkopen of in eeniger handen, maniere te debiteeren op peene van arbitraellyk te zullen worden gecorrigeert. En sigh voort exactelyk te informeeren of ergens in eenige kerken de voorsyde Bulle zoude mogen wesen vertoont, gelesen, of gepubliceert, en besonderlyk te letten of de voornoemde Cock sigh eeniger maten aenmatight de exercitie van 't Provicariaat’ En dit is ook in 't werk gestelt, want se by de Priesters na de Pauselyke brief gevraeght hebben, en die se hadden, hebben die moeten overleveren.Ga naar margenoot+ In 't eynde van de maant Iunius is den Heer Petrus Codde, Aartsbisschop van Sebaste, van Romen thuys gekomen. Maer soo ras was den Heer Aartsbisschop van Sebaste onder het gebiedt van de Heere Staaten niet gekomen, of men heeft getracht den Heer Theodorus de Cock, Provicarius Apostolicus, gevangen te neemen, waer toe van de Heere Staaten van Holland ordre is gegeven aen den Hoofd Officier van Leyden, alwaer de Heer de Cock woonde. En om dit in 't werk te stellen, soo heeft gemelde Hoofd Officier s'nachts ontrent 12 uuren, als het feest van Sint Petrus | |
[pagina 20]
| |
en Paulus Apostelen voorby was, dat is tussen den 29 en 30 Iunius, het huys van Heer de Cock van alle kanten besedt. En zynde ingelaten meynende den Heer de Cock te krygen, soo is het misluckt, want die over eenige dacken des huys klimmende en niemand wetende waer hy was, is by de 20 uuren op die plaats van 't dack gebleeven. Ondertussen wiert syn huys van binnen met stadsboode bewaert, alle syne schriften, die men kon vinden, wegh genomen, en alles toe gezegelt. Savonts den 30 Iunius ontrent 9 uuren is Heer de Cock door hulp van ymant in stilte geholpen van dat dack, in een ander huysie gekomen, van daer ontvlught in een huys recht over syn huys, zynde als een metzelaer gekleet. Den 1 Iulius, zynde sondagh is in dat huiys verborgen gebleven en is den 2 Iulius smorgens voor 4 uuren met een schuyt die bedekt was, uyt de stad gevaren. Twee uuren buyten Leyden heeft aldaer een chaise bekomen en is verselt van een boer, die de chaise toequam, uyt Holland gereden. Passeerende de stad Woerden, quam Heer de Cock met de chaise den Heer Aartsbisschop van Sebaste te gemoet, zittende in een karos en rydende daer mede na den Haagh, alwaer dien avont quam. Heer de Cock quam dien avont twee uuren boven Utrecht, omtrent de stad Wyck, daer blyvende verborgen een of twee dagen, retireerde sigh na Meegen. Daer blyvende ontrent twee weeken, is na Emmerik vertrocken, alwaer ontrent een week was in 't huys van de Eerw. Hr. Pastoor. En vandaer begaf hy sigh in stilte in 't Collegie van d' Eerw. Paters Iesuieten, alwaer eenige maenden geweest is, sonder dat ymant het wiste, als eenige getrouwe vrinden, en heeft aldaer blyven woonen, op een andere plaets te Emmerik tot het laeste van Ianuarius 1705 wanneer na Romen vertrocken is, en Huys Prelaet van syn Heyligheyt den Paus geworden is. | |
folio 55Na dat Heer de Cock Provicarius Apostolicus aldus uyt Holland geretireert was, soo isser den 8 Augusti 1703 een Placaat in Holland uytgekomen, en door de heele Provincie gepubliceert, behelsende: ‘Alsoo tot onse kennisse gekomen is dat eenen Theodorus de Cock zynde geweest Roomsch Priester tot Leyden ondernomen heeft over en ter saeke van het emaneeren van haer Ed. Groot Mogende placaet van den 17 Augusti 1702 tegen het exerceeren van het vicarisschap, by den voornoemde Cock, mitsgaders het geene dies aengaande zoude mogen wesen voorgevallen aen eenige Cardinalen tot Romen in de latynse taal te schryven een Missive onder dato 10 November des voorschreve iaars 1702, en onder anderen in de voorschreeve Missive te laten influeeren een zeer schandaleuse en calumnieuse periode, hierna, soo in de gemelde Latynse, als in de Nederlantse taal overgezet zynde, van woort tot woort geinsereert. | |
folio 56Wy hebben nauwelyx konnen geloven dat dese dingen werden aengeraden, veel min dat daar toe zoude konnen bewogen worden onse seer vermogende Heeren, andersints sachtsinnig, voorsightigh, oogluykende; maer de giericheyt, die Christum heeft doen verloren gaen, heeft ook den Steedenhouder van Christus en des selfs geringhste ondersteedehouder verraden; onder veele goeden wort lichtelyk een quade gevonden en onder veel mildadigen een gierigen. Onder de Raden, waar uyt den voornaemste Raat bestaat, sit voor den WelEdele en Mogende Heer van Duvenvoirden wiens gevoelen de anderen genoeghsaam opvolgen, en by | |
[pagina 21]
| |
na het haare daar na schicken. Dese hebben de tegenpartyders des Heere met giften en gaven verblind. Hier zy van wat het wil, dit is heel seker, dat sy geschenken, en die zeer aensienlyk, hebben te kost geleght’. ‘So is 't, dat wy considererende, dat seekerlyk van den voorgeschrevenen brief veel copyen en afschriften gemaakt, en allerwegen gedissemineerd zyn, dat daar door merkelyk wert geledeert de eer, goede naam en faam, niet alleen van den voornoemde Heer van Duvenvoirde, maer ook gekrenkt de Hoogheyt en Digniteyt van het Collegie van haar Edele Mogende dat by ons tot het apprehendeeren van den voornoemde de Cock, om hem over het geene voorschreeven is, en specialyk over de voors. periode te horen en te ondervragen den nodige ordre gestelt zynde, den selven ontvlucht is. Dat echter de iustitie en het gemeene land daer aan ten hooghsten geleegen is, dat sodanige eer-berovend, diffamerende en enormen delict anderen ten exempel werde gestraft, goet gevonden en geresolveert hebben, soo als wy doen by deese aen die geene, die sal konnen te weegen brengen ende effectueeren, dat den voornoemde Theodorus de Cock in handen van de iustitie komt te geraeken, tot een premie te zullen geven, en doen betalen de somma van drie duysent Caroly guldens en dat noch daer en boven den naem van den aanbrenger sal werden gesecreteert. Gedaan in Den Haage onder het kleyn zegel van den landen deesen 8 Augusti 1703’Ga naar margenoot+ | |
folio 57Int iaar 1703 is in de presentie van d'Eerw. Pater Iacobus Helling alleen weder de verkiesingen van d'Eerw Mater geweest, en is suster Hadewigh Helena van Vanevelt weder gecontinueert tot Eerw. Mater. In 't begin van de maant augustus 1703 is alhier overleden den Eerw. Heer Rutgerus Verburg, Pastoor van Huyssen. Syne doot is een dagh stil gehouden geweest, op datse beter te Cleef, als mede van syn Excellentie de Heer Sonsvelt, Drost van Huyssen, tot pastoor soude bekomen den Eerw. Heer Henricus Holle, rector van de Latynse school alhier, de welke Hr. Holle voor eenige iaaren hadde opgerecht met den overledene pastoor. Welke schoole doe tamelyk wel toeloop hadde, tot het iaar 1711 toe, wanneer de school opgehouden is by gebrek van studenten. Hr. Henricus Holle hebbende dan van de regeeringe de pastorye bekomen, maer geen zendinge, nogh approbatie om geestelyke functie als pastoor te doen van de geestelyke overigheyt halende en sigh bedienende van de macht, die den Heer Aertsbisschop van Sebaste voor syne suspensie hem gegeven hadde, om rector zynde te Huyssen biecht te horen ende te zyn tot dienst van de pastoor, hierom hebbe verscheyde catholyken en ingeseetenen geweygert hem voor wettigh Rooms Catholyk pastoor te erkennen. Waar door na verloop van tyden, vele twisten, oneenigheden en moeyelykheden tot Huyssen ontstaen zyn, die verscheyde iaaren geduurt hebben en niet eerder zyn bygeleyt en gestilt, als wanneer gemelde Hr. Holle sigh onderworpen en versoent heeft. Dat in 't iaar 1711 geschied is, gelyk hierna sal geschreven worden. | |
folio 58In dit selfde iaar 1703 is de schoolschuur af gebrooken en het houtwerk versien, nieuwe sparren en latten aen de westzyde geleyt en met pannen gedekt en de muur in het weste nieuws opgetimmert. De schuur was eerst met stroy gedekt geweest. | |
[pagina 22]
| |
In dit selfde iaar 1703 is de wageschuur ook by onse kerk geset. |