Kronyk van Vlaenderen
(1839)–Anoniem Kronyk van Vlaenderen– Auteursrechtvrij
[pagina VII]
| |
[Deel 1][Woord vooraf]Met rede klaegt men hier te lande dat men de geschiedenis van Vlaenderen, vooral gedurende het tydvak van het huis van Bourgondie, na fransche bronnen meestal bewerkt, en, dat men alleen by Froissart, Monstrelet en Comines te rade gaende, onze voorvaders dikwyls met zeer ongunstige kleuren afschildert. Zeker is het nochtans dat de opgenoemde schryvers in het algemeen met de inwendige staetsverordening onzes lands onbekend waren of wilden blyven, ten einde zich alzoo ruimer over den lof der hertogen van Bourgondie te kunnen uitwyden. Vast gaet het insgelyks dat die vorsten, dikwyls de oude voorregten, waer voor de Vlamingen zoo veel bloed vergoten hadden, miskenden en te niet wilden brengen, om alzoo eene onbeperkte magt te kunnen uitoefenen, en eenen eenparigen rege- | |
[pagina viij]
| |
ringsvorm aen al de provincien, die zy onder hunnen schepter vereenigd hadden, te kunnen opdringen. Vlaenderen, meer dan de andere landstreken onzes vaderlands, was in het genot van uitgestrekte privilegien, daer door is het dat de hertogen van Bourgondie juist het meest met Vlaenderen in twist lagen. Wanneer dan deze iets tegen 's lands voorregten ondernamen en hunnen wil met geweld poogden uit te voeren, liepen onze voorvaders te wapen, en daer door komt het, dat, wat by de fransche schryvers als opstand en muitery wordt afgeschetst, by de onze niet anders geboekt staet dan als eene rechtvaerdige verzetting des volks tegen de lichtzinnige of geweldige inbreuken der vorsten. Om dus een regtvaerdig oordeel over de vroegere gebeurtenissen te kunnen vellen, is men verpligt de oude staetsgesteltenis des lands en deszelfs voorregten en gebruiken eerst grondig te bestudeeren, om te weten van wien het ongelyk, of van den vorst of van het volk, kwam. En wat verder de daedzaken zelve aengaet, deze moet men vooral by de inlandsche schryvers opzoeken, alzoo deze ter plaetse zich bevindende, met meer kennis van zaken de gebeurtenissen konden boeken. Niemand zal kunnen betwisten, dat onder dat oogpunt beschouwd, onze vaderlandsche Kronyken, verre boven die der vreemden, den voorkeur verdienen. Om dus hier te lande de historische studien op eene regt krachtdadige wyze te bevorderen, is er zeker geen geschikter middel dan het in het licht brengen onzer oude tot hier toe onuitgegevene gedenkstukken. Tot deze behooren talryke kronyken in de moedertael geschreven, waerin altyd wat, en dikwyls zeer veel nieuws, te leeren is. Deze hebben eindelyk in de laetste jaren de aendacht tot zich getrokken. De verdienstelyke archivist der stad Ypre, de heer Lambin, heeft eene wezenlyke dienst | |
[pagina ix]
| |
bewezen door de uitgave van twee dergelyke zeer gewigtige bronnen voor onze geschiedenisGa naar voetnoot(1), en den heer professor J. De Jonghe, van Brugge, die op zich den last genomen heeft van het doen drukken der uitgebreide en allerbelangrykste Kronyk van N. Despars, is men geene minderen dank verschuldigdGa naar voetnoot(2). De gretigheid waermede deze werken ontvangen zyn geven ons de verzekering dat de Kronyk van Vlaenderen, door twee naemlooze schryvers der XV.e eeuw, gevolgd door het Dagboek der Gentsche Collatie van de jaren 1446 tot 1515, die eerstdaegs, te Gent, door den heer A.G.B. Schayes, eerste beamte aen 's ryks archief, zal aen het licht gebragt worden, geenen minderen byval zal vinden. Ten einde ook het hare by te dragen heeft de Maetschappy der Vlaemsche Bibliophilen besloten de onderhavige Kronyk te drukken. Deze uitgave geschiedt volgens een handschrift van het einde der vyftiende eeuw, in-folio, van 203 bladzyden, dat het eigendom was van den eerst ondergeteekenden doch door hem aen de Maetschappy afgestaen is. | |
[pagina x]
| |
Wie men voor den schryver te houden heeft zou moeylyk aen te wyzen zyn; en de zelve onzekerheid zal blyven voortbestaen, zoo wel ten aenzien van dit opstel als van de meeste onzer Kronyken van Vlaenderen, alzoo deze stukken niet uit de pen van eenen, maer wel uit die van onderscheidene schryvers gevloeyd zyn. Voor de vroegste tydvakken ligt waerschynelyk de latynsche Kronyk door den Eerw. Heer kanonik J.J. De Smet, uitgegeven in het Corpus Chronicorum Flandriae (D.I., bl. 34-260) tot grondlage van de onze en tevens ook van meer dergelyke, zoo als namelyk der Excellente Chronike, te Antwerpen in 1531 gedrukt, en van die van Jan van Dixmude, onlangs door den Heer Lambin aen het licht gebragt. Men verwondere zich dus niet dat deze drie Kronyken, voor wat de oudere gebeurtenissen aengaet, meestal overeenkomen. De onze nochtans heeft, schier op elke bladzyde, verschillende lezingen, waer onder dan ook eenige van belang voorkomen. Dikwyls ook worden de zaken meer omslagtig verhaeld, zoo als onder anderen het geval is met de volgende gebeurtenissen, namelyk den oorlog der Bruggelingen, onder het beleid van Clais Sannekin, tegen Lodewyk van Nevers (1324). - Den koop der stad Mechelen door Lodewyk van Male. - Den slag te Scheut (1355). - De vervolging der Joden te Brussel. - Den slag te Beverhout en het innemen der stad Brugge. - Den slag te Roosebeke, enz. Doch het tweede gedeelte van het door ons uitgegeven werk, bevattende omtrent geheel de regering van het huis van Bourgondie, namelyk van de jaren 1384 tot 1467, is allergewigtigst. Voor dit tydvak diende de oude latynsche kronyk niet meer tot grondlage, en hier wordt ons handschrift een oorspronkelyk opstel, dat met veel stiptheid en uitgebreidheid de gebeurtenissen verhandelt. | |
[pagina xj]
| |
Men ziet gemakkelyk dat hier een tydgenoot van zaken, die hy doorgaens zelve zag, of ten minsten wel kende, spreekt. Zoo dan wordt nergens de oorlog der stad Gent tegen den hertog Philips van Bourgondie (1450-1453) met meer naeuwkeurigheid verhaeld. Nergens vindt men zulke omstandige en onpartydige aenteekeningen over dezen bloedigen kryg, welke den eersten schok aen Vlaenderens oude grondwetten toebracht, en die by de fransche schryvers met zulke valsche kleuren is afgeschilderd. De regte oorzaken der oneenigheden, en de regeringsvorm der stad Gent gedurende dit tydvak, worden hier op eene duidelyke wyze ontwikkeld. Men weet dat de Gentenaers, door de nederlaeg te Gavere geleden, eindelyk genoodzaekt waren de voorwaerden van vrede, door den hertog sedert lang aengeboden, aen te nemen, doch minder bekend is het hoe veel moeyte het bedwingen der hoofdstad van Vlaenderen aen den vorst gekost heeft. De fransche kronyken spreken slechts met weinige woorden van de overwinningen door de Gentenaers behaeld, terwyl zy over die van den hertog breedvoerig uitwyden. Uit de door ons uitgegeven Kronyk zal het blyken dat de zege meer dan eens de Gentsche vaen bekroonde, en dat het niet is, dan na oneindig bloedvergieten, dat Philips de overhand behield. Men ziet hier insgelyks dat het gevecht te Lokeren ten nadeele des hertogs uitviel; dat de graef van Estampes, met zyne talryke bende Pikaerden, die het garnizoen van Kortryk uitmaekte, van vóór Nevele verjaegd werd; dat het slot Berchem, te Smeeribbe, op 's hertogen troepen werd ingenomen; dat een aenzienelyk getal Pikaerden in den stryd te Deftingen, by Geeraerdsbergen, sneuvelde, enz. De eerbewyzen welke later, te Gent, by de komst van Philips plaets hadden, worden hier met eene zonderlinge omslagtigheid beschreven. Eindelyk loopt het verhael tot | |
[pagina xij]
| |
over de inhulding van Karel den Stouten, die in 1467, in de hoofdstad van Vlaenderen, plaets had, en ter dezer gelegenheid wordt eene plaets ingeruimd voor de oorspronkelyke acte, waerby de bezwarende voorwaerden van het vredetractaet van Gavere worden ingetrokken. Vooraen in ons handschrift bevindt zich een fragment van eene genealogie der koningen van Frankryk, dat wy gedacht hebben achter onze Kronyk te plaetsen. Uit al het aengehaelde zal het genoegzaem blyken dat deze twee deelen als eene belangryke bydrage voor onze geschiedenis mogen beschouwd worden.
C.P. Serrure. Ph.s Blommaert. |
|