Kunnen wij deze hooge aspiraties der moderne psychotherapie bewonderen? Volstrekt niet.
Zeker, wij willen het betrekkelijk recht der psychologische levenskunst gaarne erkennen. Wij geven grif toe, dat veel zedelijke misvorming en religieuze vertwijfeling voorkomen had kunnen worden, als er meer rekening gehouden was met de psychische behoeften der menschen.
Maar wij teekenen protest aan, als de psychotherapie haar betrekkelijke rechten gaat verabsoluteeren en het, zooals vooral in Van Schelvens boek geschiedt, doet voorkomen, alsof zij het verlossende woord kan spreken in alle levensproblemen. Zoodra zij zich hieraan waagt, blijkt haar onmacht op pijnlijke wijze.
Want wat is het vraagstuk, dat menschen tot ziek-wordens toe kwellen kan? Is het niet de vraag naar den zin van het leven? Volgens Jung is de psychoneurose in laatste instantie ‘ein Leiden der Seele, die ihren Sinn nicht gefunden hat’.
Een uitspraak over den zin van het leven mag de psychologie als vakwetenschap echter niet geven, omdat haar onderzoekingen zich beperken tot den mensch in zijn hier- en zóó-zijn, doch zich niet bezig houden met vragen naar den zin en de bestemming van het mensch-zijn.
Een leer van het menschelijk handelen kan zij evenmin ontwerpen, omdat zij zedelijk-indifferent is, d.w.z. de gedragingen der menschen onderzoekt en beschrijft, maar niet waardeert.
Zoo wijst dus de psychologie qua talis geen levensrichting en geeft zij niet de overtuiging, dat het in een bepaalde situatie goed is op een bepaalde wijze te handelen, omdat zij geen uitzicht opent op een wijder verschiet. Terecht merkt Neumann aan het einde van zijn boek op: ‘De psychotherapie is dus niet alleen een vraag, die de psychologie en de geneeskunde aangaat, doch heeft een Waarde-philosophie tot basis’. (p. 173).
Op de qualiteit van deze Waarde-philosophie komt dan echter alles aan. De psychologie verschaft slechts de moderne middelen om de erkende waarden te verwerkelijken.
De psychotherapeut, die een levenskunst op psychologischen grondslag aanbeveelt, moet zich dus wel zéér bewust rekenschap gegeven hebben van zijn eigen beschouwing van den