huiselijkheid ontsluiten. Een wereld, waarin God ontmoet wordt. Een wereld, die verlossing brengt, en een vertroosting geeft, die tot het kostbaarste en zaligste behoort, wat een mensch geschonken kan worden. Ook hier is het geschenk de bemiddeling, de openbaring van een genegenheid. Maar nu gaat het niet langer om de verhouding tusschen menschen onderling, maar om de ontmoeting tusschen God en mensch. Oneindig dieper en inniger dan ooit in de goede gaven van de Decembermaand tot uiting kan komen, is het de Gave van Kerstmis, die ons doet voelen welk een geschenk van eeuwige waarde ons van Godswege ten deel is gevallen. Voorwaarde voor het kunnen verstaan en aanvaarden van dat geschenk, is, dat de mensch van God iets verlangt. Dat er een begeerte is naar gemeenschap met Hem, naar het Heil, dat Hij alleen geven kan.
In het derde hoofdstuk van Koningen wordt ons verteld van Salomo's droom. God verschijnt hem en zegt: ‘Doe een verzoek, wat zal ik U geven?’ Geen rijkdom of eer, geen aardsche goederen vraagt de koning. Hij smeekt om een opmerkzaam hart, om wijsheid. In dit verzoek van den koning ligt nog iets menschelijks, al zouden veel menschen zelfs aan deze formuleering niet toekomen. Maar het is of in de profetieën dit woord van God op andere, hoogere wijze wordt beantwoord. Het is of God zegt: ‘Wat zal ik U geven?’ en dan stijgt een machtig verlangen op uit die oude geschriften, een verlangen, dat als voorzegging is neergeschreven: dat het licht zal worden ten tijde dat het avond is, dat een Vredesvorst zal komen in deze wereld. Wat ons geschonken moet worden? O God, dat Uw dag zal aanbreken, en dat er verlossing en uitleiding zal zijn, grootscher en geweldiger, dan toen uw volk uit Egypteland werd gevoerd naar het land van belofte.
Als dat dan komt, de vervulling van dit verlangen, grooter en nog weer anders dan de oude profetie het kon uitdrukken, waarlijk datgene, dat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in 's menschenhart niet is opgekomen, ja, dan zijn er geen woorden haast om de lof te zingen van den Almachtige, die in de komst van Jezus Christus het grootste geschenk geeft, dat aan de wereld gegeven kan worden: de openbaring Zijner liefde. Daarom hoort in Advent thuis het Magnificat van