Het Kouter. Jaargang 3
(1938)– [tijdschrift] Kouter, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 317]
| |
BoekbesprekingJ. de Kadt, Georges Sorel, Het einde van een mythe; Uitg. Contact, Amsterdam, Ongedateerd (waarom?), maar blijkbaar verschenen in 1938.De meesten, die wel eens iets hebben gehoord over Georges Sorel (niet te verwarren met zijn familielid, den geschiedkundige, Albert Sorel), weten niet veel meer van hem dan dat hij een fel anti-rationalist was en een bestrijder van de democratie. Ook is wel bekend, dat hij den term ‘mythe’ heeft ingevoerd of uitgevonden ter vervanging en camoufleering van wat anders een ‘pakkende leuze’ placht te heeten; daardoor heeft hij het voor vele intellectueelen, die zich zouden geneeren te verklaren, dat zij zich door een leuze laten grijpen, gemakkelijk gemaakt zich toch te laten pakken, maar daarvan op voornamere manier kond te doen, doordat zij zeggen, dat zij een mythe aanvaarden. Men weet, dat Mussolini overtuigd is zeer beïnvloed te zijn door Sorel en dat Sorel in later jaren Mussolini bewonderde. Maar drie jaar vóór hij, in Aug. 1922, voorgoed de oogen sloot, in Sept. 1919, had hij een vurig pleidooi voor Lenin geschreven, dat sedert in alle uitgaven van zijn groot verzamelwerk, Réflexions sur la Violence, als bijlage voorkomt. Huizinga zegt van Sorel in zijn Schaduwen, ‘dat hij de geestelijke vader werd van alle hedendaagsche dictaturen’ (1e dr. bl. 87). Het hier besproken werk wil een uitvoerige beschrijving bieden van den persoon en het werk van Sorel en de ondertitel beoogt vermoedelijk aan te geven, dat dhr. De Kadt een einde wil maken aan het geloof, dat Sorel alleen maar de herhaaldelijk van meening veranderende man was, wien het slechts er om te doen zou zijn geweest de democratie te vernietigen en de dictatuur met al haar bekrompenheden en hardheden te bevorderen. In het slothoofdstuk, getiteld ‘Sorel en Wij’ tracht de schr. als slotsom van zijn voorafgaande beschouwingen aannemelijk te maken, dat Sorel innerlijk een zeer humanistisch, voor de waarheid wijd openstaande mensch is, wiens vele meeningswijzigingen uit zijn waarheidsliefde en uit veranderende politieke en maatschappelijke omstandigheden moeten worden verklaard. Als hij strijd voert tegen het rationalisme en tegen de officieele wetenschap, is dit niet terwille van vooroordeelen of eenzijdigheden, maar terwille van een zuiverder waarheid, een hoogere redelijkheid, en wat Sorel bestrijdt is wat hij zelf beschouwt als rationalistische bekrompenheden of oppervlakkigheden, die wij in | |
[pagina 318]
| |
moderner terminologie zouden brandmerken als algemeenheden zonder existentieele waarde. Vandaar ook Sorels afkeer van het rationalisme der 18e eeuw en van bloot intellectualisme. Zijn oordeel over een verschijnsel als b.v. den oorlog wijzigt zich in den loop der tijden even gemakkelijk als dat over menschen, b.v. Jaurès, Dreyfusards, de Duitschers. Het zeer polemische karakter van Sorels geschriften, zijn herhaalde verschuiving van standpunt en van waardeering van personen en verschijnselen maken het uiterst moeilijk een volledig en klaar beeld van zijn persoon en arbeid te verkrijgen zonder zich in tallooze bijzonderheden te verdiepen. Daar komt nog bij, dat een groot deel zijner polemiek zich beweegt om Fransche politieke toestanden en Fransche publicistiek, die men, om Sorel zuiver te beoordeelen, ook moet kennen. Zijn oeuvre omvat een periode van ongeveer 30 jaar. Geboren in 1847 treedt hij, na in het examen voor civiel-ingenieur geslaagd te zijn, in staatsdienst; in 1892 vraagt hij ontslag als hoofdingenieur om zich geheel te kunnen wijden aan wat voor hem het onderzoek van de waarheid is. De Kadt formuleert het program, dat hij voor zich vormde, aldus: ‘altijd opnieuw zoeken naar de waarheid en nooit iets anders zeggen, dan wat, naar z'n diepste en met oneindige zorg gefundeerde overtuiging, de waarheid is.’ In den grooten brief dd. 15-7-'07 aan zijn vriend Halévy, die als ‘Introduction’ het werk over de Violence opent, schetst Sorel zelf zijn werkmethode. Ondanks zijn academische opleiding noemt hij zich bescheiden een autodidact, die reeds 20 jaar werkt ‘à me délivrer de ce que j'avais retenu de mon éducation.’ Om geheel onafhankelijk te blijven ambieerde hij geen politieke loopbaan; hij bleef publicist. Maar daardoor heeft hij ook nooit de noodzakelijkheden beseft, die het dragen van verantwoordelijkheid doet zien. De ‘oneindige zorg voor de waarheid’ maakt het hem tot plicht niet te volharden bij een eenmaal uitgesproken overtuiging alleen omdat hij die overtuiging gepubliceerd had, maar door deze vrijheid heeft hij het ook zeer gemakkelijk in het publiceeren van veranderde meeningen. Een duidelijk sociaal of politiek program of een bepaalde ontwikkelingstendenz in grooten stijl is in zijn werk niet te vinden. Wel treft men herhaaldelijk zeer juiste of verrassende uiteenzettingen en perspectieven aan, naast vele eenzijdigheden en oppervlakkige veroordeelingen van personen. Zoekt men naar een eenheid van streven, dat wat meer concreet is dan hierboven werd gezegd, dan zou men Sorel wellicht als volgt kunnen karakteriseeren. Een grondtrek van zijn geest is zijn, onder invloed van Bergson ontwikkeld of bevorderd, sterk gevoel voor het dynamische van waarheid en werkelijkheid: het inzicht dat de waarheid zoowel op wetenschappelijk als op moreel, sociaal en politiek gebied en in het artistieke veld, niet kan worden vastgelegd in vaste | |
[pagina 319]
| |
formules. Vandaar zijn afkeer van Comte en diens positivisme. Een tweede kenmerk van Sorel was zijn gevoel voor strenge moraliteit, die den plicht voorop stelt; hij zag deze moraliteit vooral in het arbeidsleven. In 1890 werd hij socialist en, hoewel hij in den loop der jaren steeds meer elementen van het socialisme is gaan afwijzen, hebben het klassenbegrip en de beteekenis van een productie van sociale strekking hem tot het eind beziggehouden. Men kan ook zeggen, dat zijn denken zoo gebonden was aan de categorieën ‘klasse’ en ‘productie’, dat het belemmerend heeft gewerkt op de vrijheid zijner geestelijke ontwikkeling. Wanneer hij dacht over ideale samenlevingsverhoudingen, stond in zijn bewust persoonscentrum niet een hooger ethisch ideaal, maar de existentie van klasseverhoudingen en de maatschappij zag hij allereerst als een samenleving van producenten. Voor de technische arbeidorganisatie, zooals die door het kapitalistische stelsel ontwikkeld is, had hij eerbied. In zoover het socialisme als doel stelde een banaal levensgeluk van het proletariaat, wees hij het scherp af. Als eerste eisch van socialisme stelt hij, dat men zich geheel geeft aan het ideaal, dat men prijst, en niet bij frasen blijft. Zijn theorie van de mythe houdt hiermede verband. Men vindt deze theorie het duidelijkst ontwikkeld in de Introduction van de ‘Réflexions sur la Violence (blz. 32-50) en op blz. 177 van de Réflexions.Ga naar voetnoot1) De strekking van de Réflexions sur la violence is eigenlijk om aan te toonen, dat geweld geoorloofd is in het belang van de gerechtigheid. Hij stelt de ‘violence’ als het geweld van opstandigen tegenover de ‘force’ als het geweld van het wettig gezag. Tegen misbruik van het opstandig geweld in den zin van terreur en willekeur, wraakneming, waarschuwt hij herhaaldelijk. Tegelijk tracht hij aan te toonen, hoe noodig en nuttig het voor een goede zaak is, dat men er voor strijden moet, in welken vorm ook. Het betoog is echter veel te wijdloopig. (436 blz.) De Kadt heeft zijn boek verdeeld in 6 hoofdstukken, getiteld: De denker; De moralist; De socialist; De syndicalist; Het geweld; De mythe; De antidemocraat; Sorel en wij. Hij besluit zijn werk met een uitvoerige bibliografie van ruim 60 publicaties van Sorel en ongeveer 69 over Sorel. Hoewel het boek blijkens het hierboven opgemerkte min of meer als een apologie bedoeld is, verzuimt De K. niet het licht te laten vallen op fouten, verwarringen en onduidelijkheden van Sorel. Een duidelijk beeld van persoon en werk van Sorel laat de lezing van het boek niet achter, maar het is de vraag, of dit niet veeleer te wijten is aan persoon en praestaties van Sorel dan aan den biograaf. En in elk geval geeft deze beschrijving aan hem, die Sorel nader wil leeren kennen, een schat van inlichtingen | |
[pagina 320]
| |
en een gemakkelijke inleiding in Sorels geschriften en in de litteratuur over hem. Of Sorel werkelijk zulk een belangrijke figuur is als De Kadt meent, zal de verdere ontwikkeling onzer cultuur nog moeten aantoonen. Men zal ik elk geval verstandig doen hem niet als voorbeeld of held aan te bevelen aan jonge menschen, die nog helder moeten leeren denken. J.J. Boasson. |
|