Boekbespreking
Dr. Anton Vloemans. Erasmus. Uitg. H.P. Leopolds Uitg. Mij., den Haag, z.j. Ing. f 2.90, geb. f 3.90.
‘Een Levensbeeld’ noemt de schrijver in een ondertitel dit boek. Maar terecht zegt bij in zijn voorbericht dat meer dan naar levensbeschrijving gestreefd is naar een pleidooi voor de integriteit van Erasmus' karakter. Als beeld van het leven en als ontleding van het zeer omvangrijk oeuvre van Erasmus, brengt het, behalve aardige karakteristieken, weinig nieuws naast de menigte publicaties ter gelegenheid van de herdenking. Een zekere fragmentarische opzet was bovendien onvermijdelijk, waar het boek uit eenige afzonderlijke opstellen ontstond. Daardoor en veel meer door de bovengenoemde intentie van den schrijver wordt op bepaalde onderdeelen van leven en werk een onevenredig groote aandacht geconcentreerd. Dit kan iets tegen hebben, maar doet het boek anderzijds aan belangrijkheid winnen. Vloemans ziet het zelf als niet minder dan een protest tegen Huizinga en Zweig. Zonder zich in direkte polemiek te begeven, doet hij den ter zake kundigen lezer telkens zijn repliek hooren, vooral tegen de zoo verbreide voorstelling van Erasmus als weifelzieke geest, die te laf was in daden zijn woorden gestand te doen. Ik verheug mij van harte over zijn overtuigd betoog dat telkens weer de groote zedelijke moed van dezen humanist demonstreert, evenals de onmogelijkheid van een keuze voor de daden van naturen als Luther bij Erasmus' zin voor geestelijke zuiverheid en tucht. Toch schijnt mij de schrijver in zijn enthousiasme soms het doel voorbij te schieten. De geijkte voorstelling van Erasmus' karakter wordt steeds gemotiveerd met diens uitspraken ‘Ik ben niet geboren om martelaar te zijn’ en de erkenning, dat hij in kritieke situatie het voorbeeld van Petrus tegenover den Heer zou volgen. Zeer zeker is dit minstens ook een uiting van kritische zelfkennis. Vloemans drijft het m.i. echter te ver als hij uitroept: ‘Lafheid? Integendeel! Erasmus had den moed de waarheid in de oogen te zien - en wie een tip van dezen sluier opheft, is van alle
fanatisme vrij, ook van het fanatisme der heiligheid...’ Heel wat sterker schijnt mij het verweer tegen karakterkleineering door de gelukkig ook in dit boek duidelijke aanwijzing van de velerlei dappere en onbewimpelde daden zijner geschriften.
Aan het boek is een keur van brieven toegevoegd. Het is jammer dat een belangrijk aantal (vijf van de vijftien als ik goed telde) daarvan reeds in het Nederlandsch gepubliceerd zijn in den bundel ‘Erasmus in den spiegel van zijn brieven’ door Dr. Noordenbos. Waren er onder verwijzing naar die verzameling voor belangrijke reeds daar verschenen stukken, uit den grooten overvloed geen andere te kiezen geweest? Ook lijkt het mij bij zulk een ‘keur’ niet gelukkig zonder vermelding sommige brieven niet compleet af te drukken.
P.M.