Het Kouter. Jaargang 3(1938)– [tijdschrift] Kouter, Het– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 141] [p. 141] Jesaja Voor deze tijd bewerkt door Andreas Glotzbach Hoofdstuk 6 1.[regelnummer] In 't jaar toen sterven moest veel bloeiend leven, zag ik de God der mensen in het licht koninklijk hoog en rondom mij geheven, zittend ten troon: God, die het Al-zijn richt! 2.[regelnummer] En rondom Hem was het geruis van vleuglen, van englen blinkend wit: met heldre stem zongen zij zoet in geestdrift niet te teuglen, rijzend en dalend, 't eeuwig lied van Hem, 3.[regelnummer] Schepper van Leven, lied van dank en vrede: Heilig is God! heilig, heilig is God! vol is de wereld van Zijn heerlijkheden! 4.[regelnummer] en daavrend zwol hun lied als hymne, tot het scheen of d'aarde dreunde in die extaze van zielsmuziek, terwijl zij juichend lazen in vroom gebed van Gods woord en gebod. 5.[regelnummer] Ik zag het... voelde hoe mij ging ontglippen de laatste kracht: Wee, ik verga... ik sterf, omdat 'k een mens ben met onreine lippen en woon onder een volk vol voos bederf, terwijl ik zag God, Geest van 't eeuwig Zijnde. 6.[regelnummer] Maar toen, onzichtbaar stortte van Gods vuur een vlam, een vonk af in mijn ziel, die schrijnde van pijn en wroeging, en mij brandde puur, die mijn verduisterd hart stralend verreinde - 7.[regelnummer] en stemmen klonken vredig in dat uur: Een vonk van Gods Geest heeft u aangeraakt, nu wijkt uw schuld, gij zijt van vloek ontbonden; verzoend door 't lijden zijn uw vele zonden, en wit als sneeuw is nu uw ziel gemaakt. [pagina 142] [p. 142] 8.[regelnummer] Dan, met mijn hoofd in overgaaf gebogen, hoorde ik Gods stem, Gods Geest die vragend sprak: Wie is er stèrk nog staand op 's werelds wrak die Ik zal zenden, dat hij spreken moge en boodschap brenge tot het volk laf-zwak? Ik wil... ik wil! neem mij... doe, God, mij spreken... 9.[regelnummer] Ga dan - sprak Hij - zing tot het volk dit lied: Gij hoort met oren, maar verstaat geen teken, en ziet met ogen, maar bemerkt het niet! 10.[regelnummer] Maak dan onvatbaar, sluit het oor van deze verstokte vromen; sluit hun ogen dicht, dat zij, verblind, niet zien Mijn eeuwig Licht, niet horen 't eeuwig Woord, dat zij steeds lezen met lippen wel, maar niet verstaan in wezen met hart en ziel, en zij, voor Mij gezwicht, zich nog bekeren en in Mij genezen. 11.[regelnummer] Ik sprak: Hoe lang, hoe làng nog, God? - en Hij: Totdat hun steden als ruïnes worden en mensenleeg... tot er geen huis meer zij waar mensen wonen... tot geklaag, geschrei hun land vervult, dat woest ligt in wanorde; 12.[regelnummer] totdat Mijn Geest dit volk vèr weg zal drijven als wolken op de storm en 't land ligt leeg - 13.[regelnummer] en of een deel van hen zal overblijven en voeding weer uit valse leus verkreeg, ook dat zal Ik in helse ellende stoten tot roof der dood, tot prooi van eigen vlam, zoals een boom met afgeknotte stam - maar zie, de stronk ontluikt met jonge loten: Het heilig zaad tot nieuwe bloei ontsproten! Vorige Volgende