Want deze tijd haakt naar vereenvoudiging, de moed ontbreekt veelal om de hiëroglyph van het leven te ontcijferen met het moedige en taaie geduld der wetenschap. En men ontbeert liever het van genade overstelpende oogenblik, wanneer na de wetenschappelijke ernst van probleemstelling, die gaat van vraag zonder antwoord tot nieuw gestelde vraag, tenslotte de zin des levens even openbaar wordt, de waarheid als geschenk ontvangen, men ontbeert deze zegen der wetenschap, die slechts de strijder deelachtig worden kan, liever voor het sensatiesurrogaat dezer genade: het brutale machtswoord van de autoriteit: ‘ik zal het u direkt wel zeggen, geef mij uw ziel in ruil voor uw rust en veiligheid.’
Hier is de vereenvoudiging in haar grofste vorm, opgedrongen aan de bange ziel van de hunkerende mensch, die het ondoorzichtig leven niet langer dragen kan.
Er is ook een aanbiddelijke eenvoud. Zij is de eenvoud der vrome ziel. Deze eenvoud is ook voor den student weggelegd. Maar wee de voorbarige, die haar grijpen wil zonder er aan toe te zijn. Gij zijt student geworden, dat wil ook zeggen, gij hebt voor uw leven de weg der wetenschap gekozen. De gevaren hebt gij aangedurfd, gij wilt niet halverwege terugkeeren en u verschuilen in een hut, die voor u geen blijvende herberg kan zijn. De weg is nog langer, dan gij wel zoudt willen. Maar geldt dat niet voor alle wegen naar de uiteindelijke eenvoud van het geloof? Waren er niet eerst de wet en de profeten en de heele uitlegging van de wet, voordat Jezus zeggen kon: aan deze twee geboden...?
Wij vragen bijna allen in deze tijd voorbarig: ‘Meester, wat is het groote gebod.’ En ons eigen ongeduld en onze moedeloosheid verschaft zich een mond, die het antwoord spreekt: een groot man, dien wij napraten, een troebel instinkt, dat wij volgen, een beweging, die ons veiligheid belooft, of, erger nog, een woord van Christus, dat wij annexeeren en zelf interpreteeren. Wij zijn b.v. hard toe aan iets meer wellevendheid tegenover onze naaste en zeggen dan: ‘zie, ik heb het groote gebod der naastenliefde nu gegrepen. Alles is nu eenvoudig geworden.’
De gevaren zijn vele en zij worden aangeblazen door ons ongeduld, dat de weg al lang genoeg vindt.