jahten “einen heiligen katholischen und apostolischen Kirche”, welche umbefangene abendländische Christen mit Macht hinzieht zur Ostkirche, und zwar nicht nur zu der russischen Kirche oder zur orthodoxen Kirche im allgemeinen, sondern auch zu den kleineren Nationalkirchen, zur armenischen und koptischen und selbst zur nestorianischen und syrisch-jakobitischen, abessinischen und malabarischen Kirche. In der orthodoxen Kirche hat die Wesensart des östlichen Christentums nur ihre umfassendsten und reichsten Gestalt gewonnen. Und von der orthodoxen Christenheit hinwiederum ist es die russische, welche das
östliche Frömmigkeitsideal am reinsten und innigsten verkörpert hat.’
Het is niet mijn bedoeling in dit opstel een kritische bespreking te geven van het werk van Heiler. De bezwaren die ik heb wegen niet op tegen mijn groote waardeering en dankbaarheid voor deze publicatie, die hopelijk voor velen nog te rechter tijd gekomen is om een vruchtbare samenwerking tusschen Westersch en Oostersch Christendom mogelijk te maken en een oecumenische bewogenheid te wekken of te versterken, zonder welke de oecumenische beweging alle kans op groei en slagen missen zou.
Laat mij mogen besluiten met een korte inhoudsopgave van Urkirche und Ostkirche.
Na een inleiding, waarin de naam ‘katholiek’ verklaard wordt en zijn geschiedenis omschreven (blz. 1-19), volgt het eerste hoofdstuk, waarin de wordingsgeschiedenis van de katholieke kerk wordt behandeld (blz. 21-123). Het tweede hoofddeel (blz. 125-567) teekent de katholieke kerk van het Oosten, waarin eerst de orthodoxe Oostersche kerk met haar geloofsleven, sacramenten, liturgie, mystiek en volksvroomheid wordt behandeld en vervolgens een beeld gegeven van de gescheiden nationale kerken: de nestoriaansche en monophysitische kerken (jacobitische, koptische, abessinische en armenische kerken) en de kerk der indische Thomaschristenen, terwijl dit deel besloten wordt met een beschrijving van het karakter van het Oostersch Christendom.
Dat hier met katholiek niet zonder meer Roomsch-katholiek bedoeld wordt, doch dat daarbij gedacht is aan de veel ruimere beteekenis van het woord, waaraan o.a. de twaalf artikelen