stotenen, de hebzucht en de heerszucht hunner vrouwen. Maar de krotwoningen te Moscou, de gewetenloosheid van hen, die de socialistische opbouw in de Sowjet-Unie saboteren, de nood der maatschappelijk achtergeblevenen acht ik niet meer typerend voor deze nieuwe samenleving.’
Ik wil er niet over twisten, doch alleen vragen: gepeoe, Zinowjef-processen, houthakkerskampen en godsdienstonderdrukking, zijn die ook niet-typeerend voor deze nieuwe wereld of evenzeer noodzakelijke keerzijde als in het Amerikaansche geval?
Niet alleen de sociale nood der ‘maatschappelijk achtergeblevenen’ treft den Schrijver weinig, evenmin de moreele nood van vermoedelijk in Schr.'s gedachtengang zedelijk achtergeblevenen. Op blz. 21 kan men daarover een uitspraak vinden, die ik zonder commentaar (want anders zou ik woorden moeten bezigen die hoewel verantwoord toch allicht beter ingehouden worden) volgen doe: ‘Daarom maakt de schietcursus deel van de zedelijke opvoeding uit. Een onoplosbaar raadsel voor onze burgerlijke pacifisten! En als de ouders van die kinderen nu gewetensbezwaren koesteren? Dan deugt hun geweten niet!’
De argumentatie is vaak in de allerhoogste mate oppervlakkig. Ook daarvan een voorbeeld. Blz. 13 is sprake van de anti-religieuse actie, die - naar Schr. meent - ‘evenals het atheïsme der Franse revolutie bestemd is om te verdwijnen.’ Nu meen ik van de religieuse toestanden in Frankrijk ook wel iets te weten, genoeg althans om het gezegde van het verdwijnen van het atheïsme aldaar absurd te verklaren. Een religieus nihilisme, waarvoor atheïsme een te mooi woord is, is daar de massale staat van zeer breede lagen. Waarlijk, in een zaak die voor religie gevoelende menschen zoozeer martelt als de godsdienstsituatie in Rusland ware een ietwat strengere eisch wat betreft juistheid van argumentatie gewenscht.
Trouwens, Schr. heeft gelijk, dat alles, uitspraken zoo goed als feiten, alleen in bepaald verband te nemen zijn. Bepaalde uitspraken van hem zijn inderdaad met héél ander accent te lezen dan waarmede hij ze concipieerde. ‘De man van de partij... controleert de partij-scholing, welke zich niet enkel tot de leden der partij, maar tot alle arbeiders van het bedrijf uitstrekt.’ (blz. 15) ‘In de Sowjet-Unie schijnt men in de toekomst alles mogelijk te achten.’ (blz. 19) ‘In de Sowjet-Unie schijnt men voor elke vraag een antwoord gereed te hebben.’ (blz. 21) Enzoovoort.
G.H.v.S.