nu eenmaal noodzakelijke ficties. De auteur zegt zelf in de inleiding van zijn bundel ‘Hermes met het dubbel aangezicht’: ‘Ik zie als het ware een labyrinth, waarin onze ziel zich op de verschillendste, in tegengestelde richting windende wegen ronddraait, zonder ooit den uitgang te vinden. En ik zie in dit labyrinth een Hermeszuil, die met het eene gelaat lacht en met het andere weent, ja met het eene lacht over het weenen van het andere.’
Ieder kan begrijpen wat dit voor het leven in gemeenschap wil zeggen. Een verschrikkelijke uitspraak van Hendrik IV moge dit illustreeren: ‘Wee hem, die zich, zooals ik, verliest in de beschouwing van dat gruwelijke, dat inderdaad tot waanzin voert: dat men staat bij een ander en dien in de oogen kijkt en dat men dan zichzelf voorkomt als een bedelaar voor een deur, waardoor men nooit kan binnentreden; wie binnentreedt kan nooit jij zelf zijn met je eigen innerlijke wereld, maar een onbekende, die is, zooals die ander je ziet in zijn ondoordringbare wereld.’ Menschelijke gemeenschap wordt ons hier getoond als de contradictie zelfe van menschelijk bestaan.
Pirandello's snijdend intellect zou het ook met alle Hermes-humor niet hebben kunnen uithouden in zulk een visie, wanneer hij niet gedragen werd door een onwrikbaar geloof in de goddelijke oer-werkelijkheid van het Leven, waartegenover al die zoo gewichtig geschatte vormgeving onbeduidend is, de zalige stroom, waaraan de ziel zich overgeeft, waarin alle menschelijke drift slechts een spel van schuim is. En het is in overeenstemming met deze mystieke overgave, dat hij verordende zijn lijk in grootsten eenvoud, zonder praal of lof, in een armenkoets naar zijn grafkelder te brengen. Er is in al dit spotten en afbreken een groote ernst, een drang naar volstrekte eerlijkheid. Men moge constateeren dat deze ernst in zijn ten top gevoerd intellectualisme blind bleef voor de mystieke banden, die ook de nog zoo vereenzaamde en in-zich-verwarde harten verbinden, men moge zijn mystiek ontoereikend achten om te leven en te sterven, men kan zijn grimmigen ernst niet ontkennen. En zijn werken blijven, afgezien van hun brillante litteraire waarde, voor ieder, die de dapperheid heeft zichzelve ten gronde toe te willen kennen, een zeer heilzame proef.