| |
| |
| |
Bernard Shaw
Door Ada Geyl
Nu Bernard Shaw tachtig jaar is geworden en wij wel geen scheppend werk van beteekenis meer van hem te verwachten hebben, lijkt de tijd gekomen om te trachten ons een oordeel over de figuur van dezen beroemden Iersch-Engelschen tooneelschrijver te vormen. Want hoe wij ook over hem denken mogen, hij is een van de weinige schrijvers van onze eeuw, die een wereldbekendheid heeft gekregen. Hij heeft ontegenzeggelijk in het begin van zijn loopbaan een grooten invloed op de intellectueelen van zijn land en daarbuiten gehad. Zelfs nog dezen winter stond hij door de opvoeringen van St. Joan in ons land en elders weer midden in de belangstelling.
Hoe kunnen we het best uit den overweldigenden vloed van woorden, dikwijls paradoxaal geestig en daarom schijnbaar of werkelijk met elkaar in tegenspraak, dien Shaw als een blinkend spoor achter zich heeft gelaten, iets werkelijks omtrent dezen brillanten schrijver te weten komen?
Ik wil voor mijn beschouwingen de hoofdgedachte van St. Joan als uitgangspunt nemen. St. Joan is terecht het populairste stuk van Shaw. Misschien het eenige waaraan we met eenige zekerheid een langer leven - om van onsterfelijkheid niet te spreken - durven voorspellen. Het geeft aan Shaw's levensopvatting op de directste en eenvoudigste en daarom misschien de diepste wijze uiting. Het is wel eens geestig gezegd: Shaw is door Joan bekeerd. Hij is op zijn ouden dag (het stuk dateert van 1923) geloovig geworden. Maar hoe aardig ook gevonden, juist is deze opvatting niet.
Shaw is altijd - op de wijze, zooals hij het in St. Joan is tenminste - godsdienstig geweest. Zijn geloof heeft hij echter dikwijls op zoo paradoxale wijze geuit, dat het niet als zoodanig erkend werd. Het is juist een zeer merkwaardig feit, dat Shaw, die door zijn paradoxale manier van schrijven, op- | |
| |
pervlakkig gezien iemand lijkt om weinig staat op te maken, in de hoofdzaken van zijn wereldbeschouwingen zoo'n vaste lijn vertoont. Want de kern van zijn levensbeschouwing - waaraan hij in St. Joan de duidelijkste uitdrukking geeft - niet alleen in de woorden maar ook door de karakters en de handeling van het stuk - is altijd geweest, de dienst van God. Hij heeft niet altijd deze formuleering gebruikt. Shaw's God heeft vele namen gehad - maar dit geloof is onmiskenbaar. Wat Joan zegt tegen den dauphin, Charles, als ze hem overreden wil zich te laten kronen in Rheims en naar Orleans op te trekken: ‘we zijn hier niet op aarde om voor onszelf te zorgen: ik zeg U, dat we hier zijn om Gods zaak te behartigen. Ik heb een boodschap voor u van God.’ -, dat is feitelijk Shaws eigen boodschap aan ons geslacht.
Verhelderend is ook de voorrede tot ‘Man and Superman’ een stuk, dat al uit 1903 dateert, wat wel bewijst, dat Shaw lang voor St. Joan dezelfde ideeën had. Niet alleen dat hij in een vergelijking tusschen Shakespeare en den 17de eeuwschen puritein: John Bunyan, schrijver van het bekende ‘Pilgrim's Progress’ (Eens Christen's Reize) den laatste, omdat hij een godsdienstig schrijver is, verre stelt boven den grooten dramaturg, voor wien hij een zeer typeerend gebrek aan begrip toont, maar ook direct spreekt hij in die voorrede zijn overtuiging uit: ‘De ware vreugde in het leven vindt ge, als ge u laat gebruiken voor een doel, dat ge zelf erkent als een machtig doel; als ge u volkomen laat opgebruiken, voor ge afgedankt wordt; ze bestaat hierin, dat ge een natuurkracht zijt inplaats van een koortsig, zelfzuchtig kluitje kwalen en grieven, zich beklagende, dat de wereld zich geen moeite geeft u gelukkig te maken.’
Dat Shaw hier met een machtig doel hetzelfde bedoelt, wat hij later God noemt, is ook duidelijk uit het stuk zelf, waarin de hoofdpersoon, John Tanner, de geboorte van zijn ziel als jongen, beschrijft als het ontwaken van zijn zedelijk besef, zijn besef van roeping en dit beschouwt als de voornaamste gebeurtenis van zijn leven. In het geestige interludium plaatst hij alle genotzoekers in de hel, terwijl zij, die deel hebben aan het scheppend werk van het heelal in den hemel thuis hooren.
Dat het leven pas zin krijgt, als de kleine mensch zich
| |
| |
onderwerpt aan een machtig doel, is een intuïtieve zekerheid bij Shaw. Het is onnoodig dit met verdere voorbeelden, die in zijn werk voor het grijpen liggen, te staven. Zijn eigen leven is er trouwens mede het bewijs van.
Dat Shaws geloof in zijn kern zuiver intuïtief is, blijkt ook uit de volgende merkwaardige passage - merkwaardig voor iemand, die vooral om zijn scherp intellect bekend is - uit de allegorie: ‘The Adventures of The Black Girl in her Search for God’ (1932). In haar zwerftochten om God voor zichzelf te vinden ontmoet het Afrikaansche meisje o.a. Ecclesiastes, den Prediker, door Shaw als de typische Griek voorgesteld. Het Afrikaansche meisje, Shaws eigen zoekende geest, staat hier tegenover den scepticus, die verder zoeken naar God afraadt in belang van haar eigen geluk.
Zij antwoordt op dien raad: ‘Ik verlang er meer naar God te kennen dan gelukkig of hoopvol te zijn.’
En de Prediker: ‘En als ge nu eens tot de slotsom zoudt komen, dat er geen God is?’
‘Ik zou een slechte vrouw zijn, als ik niet wist, dat God bestond.’
Deze woorden beteekenen voor den scepticus niets. Hij antwoordt, dat zij haar geest niet mag laten binden op deze manier en bovendien: waarom zou zij niet slecht mogen zijn?
Het Afrikaansche meisje is door geen redeneeren uit het veld te slaan en met een paradox, die voor den zuiver-verstandelijken mensch volslagen onzin is, antwoordt zij:
‘Maar ik weet, dat ik goed moet zijn, zelfs als het slecht is goed te zijn.’
Het is duidelijk, dat Shaw met ‘goed’ hier ‘geloovig’ bedoelt, overtuigd van de zinrijkheid van het leven, overtuigd dat tot ieder mensch in zijn eigen persoonlijke leven een opgave komt, die hij te vervullen heeft.
Als het nu juist is, dat deze kern van Shaws geloof zoo vast is, hoe komt het dan, dat Shaw voor velen de spotter bij uitnemendheid is, dat er elementen in zijn werk zijn, die den geloovigen mensch afstoten?
Dit ligt in de eerste plaats aan den inhoud van het Godsbegrip bij Shaw. Intuïtief is de zekerheid van God's bestaan en de noodzakelijkheid van de onderwerping van den indivi- | |
| |
dueelen mensch aan deze hooge macht, maar de 19de eeuwsche intellectueel, die Shaw - hoe duidelijk hij in sommige opzichten zijn eigen weg is gegaan - toch ook is, heeft aan dit intuïtieve geloof getornd, heeft voor alles een verklaring willen vinden met zijn beperkte verstand, heeft al het ongerijmde, dat met zijn rationalisme niet te verzoenen was, willen wegwerken uit zijn heelal en heeft dit niet anders kunnen doen dan door God naar zijn menschelijk niveau omlaag te halen.
Zoo ontstaat in Shaws geest - en in dien van veel van zijn tijdgenooten o.a. ook in dien van den in dit opzicht sterk verwanten H.G. Wells, het wangedrocht van den ‘onvolmaakten’ God. Zoo kan hij God beperkt zien tot: - in ‘Man and Superman’ gebruikt hij die uitdrukking - ‘the life-force’, sterk verwant aan Bergson's élan vital en misschien het best door levensstuwkracht te vertalen. Deze onvolmaakte, evolutionneerende God moet door den mensch gediend worden om zijn doel: de volmaaktheid van het heelal, te bereiken. Shaws oneerbiedige, naïf-consequente geest schroomt niet deze theorie tot het absurde door te voeren en zoo is het mogelijk, dat hij in ‘Major Barbara’ zelfs tot de enormiteit komt, dat de mensch niet dankbaar hoeft te zijn aan God maar God in de schuld staat van hen, die de evolutie van het heelal dienen. Deze trotsche mensch, het middelpunt van het heelal is met recht door Wells in zijn laatste boek: ‘The Anatomy of Frustration’ genoemd, een ‘undevout believer’ en in zijn auto-biografie van een paar jaar geleden, sprekend over hemzelf en Shaw: een ‘religious atheist’. Is het wonder, dat Shaw - niettegenstaande zijn bewondering van den geloofsmoed van sommige individueele Christenen - van het Christendom niets begrijpt en Jezus (zooals wel het duidelijkst blijkt uit de allegorie van het Afrikaansche meisje) ziet als den zachten, lieven Jezus alleen, die voor kinderen misschien een levende figuur kan zijn maar alleen bestaan kan voor den sentimenteelen, niet in de werkelijkheid levenden volwassene, waar de geloovige van de twintigste eeuw al lang bovenuit is gegroeid.
Het behoeft geen betoog, dat deze oppervlakkige zijden van Shaws geloof goeddeels te verklaren zijn - als van zooveel 19de eeuwers - uit reactie op het dorre, conventioneele geloof van zijn kinderjaren.
| |
| |
Het verhaal van zijn godsdienstige opvoeding is een verhaal, dat met variaties voor de overgroote meerderheid van zijn generatie geldt.
De jonge Shaw is opgevoed in een Protestantsch gezin in Ierland, dat zich superieur voelt tegenover de Roomsch-Katholieke omgeving. De atmosfeer is kleinburgerlijk, bekrompen fatsoenlijk - hoewel er ongewone elementen in het huwelijksleven van de ouders zijn - vooral doortrokken van een ‘snobisme’, dat de echtheid van het geloofsleven doodt. De jongen is romantisch - hij geeft hiervan zelf bizonderheden in de biografie van Frank Harris. (Een niet geheel betrouwbaar boek, dat echter door het commentaar van Shaw een interessant document is.) De saaiheid van de werkelijkheid wordt ontloopen in dagdroomen vol heldenmoed en romantische liefde. Een grooten invloed heeft ongetwijfeld zijn muzikaal zeer begaafde moeder gehad, die hij bewonderde om haar flinkheid maar die het kind gebrek liet lijden aan genegenheid en warmte. Hijzelf schrijft over haar in diezelfde biografie:
‘Het zou dwaasheid zijn mijn moeder een slechte echtgenoote of een slechte moeder te noemen, want dat was zij niet; zij was niet in staat iemand of iets slecht te behandelen... Zij was eenvoudig heelemaal geen echtgenoote of moeder. Evenals mijn vader was het haar volslagen onmogelijk eenigen dwang uit te oefenen; en als kinderen moesten we onzen eigen weg zoeken in een gezin, waar noch haat, noch liefde bestond; vrees noch eerbied, maar altijd persoonlijkheid.’
Deze atrophie van zijn gevoelsleven in zijn jeugd verklaart veel van die dorheid in zijn wezen, die hem, als hij staat tegenover menschelijke liefde bijna altijd hard en ongevoelig of frivool en grof maakt. Dat dit voortkomt uit levensangst is wel duidelijk uit verschillende stukken uit een vroege periode (1898-1903; Shaw's ontwikkeling als tooneelschrijver is langzaam geweest). In het vroegste ervan: Candida, naar men zegt geschreven tijdens zijn vriendschap met de oudere tooneelspeelster: Ellen Terry, vertegenwoordigt de jonge schuwe dichter, Marchbanks, die de liefde zoekt, de gevoelige kant van Shaw, die hij met zooveel succes heeft onderdrukt.
Een paar jaar later in een van zijn ‘Plays for Puritans’:
| |
| |
‘The Devil's Disciple’ schildert hij ons zijn ideaal: den volmaakten puritein: Richard Dudgeon, die zijn menschenliefde toont in zijn bereidheid om zijn leven voor een ander te offeren, maar voor iedere vrouw, die hem toenadering toont, op de vlucht slaat. En nog een paar jaar later schept hij met bravoure den Don Juan-achtigen Puritein: John Tanner in ‘Man and Superman’, die zich niet door de vrouw wil laten binden om zijn krachten vrij te houden voor zijn scheppend levenswerk, een vlucht, waar meer angst in zit dan Shaw zich bewust is; John Tanner wordt dan ook achterhaald door de levenskrachtige Ann ‘Everywoman’, volgens Shaw, die zelf gedreven wordt door de levensstuwkracht.
Ook in dit opzicht is er in Shaw weinig verdere ontwikkeling. In ‘Back to Methuselah’, niet lang voor St. Joan geschreven, voert hij zijn theorieën over de liefde tot in de uiterste consequenties door. Tezamen met de kunst en enkele andere kleinigheden, wordt ze tot kinderspel verklaard.
Deze kortzichtigheid en perversiteit - mogen we wel zeggen - tegenover een der centraalste levensgebieden tast Shaws heele levenshouding aan. Het kan geen kwaad het ‘burgerlijke’ huwelijk en gezinsleven, dat alleen een bolwerk tegenover de rest van de samenleving vormt en niets anders dient dan zichzelf, bloot te stellen in zijn armelijkheid. Maar Shaw toont nergens dat hij met zijn aanvallen op huwelijk en gezin, alleen dit ‘burgerlijke’ huwelijk bedoelt. Het is duidelijk, dat er voor hem geen ander bestaat. En daarom - hoe raak en geestig hij ook over dit onderwerp kan zijn - is zijn werkzaamheid op dit gebied geheel negatief.
Nog ernstiger is het als Shaw zijn opvattingen over menschelijke liefde uitstrekt tot Goddelijke liefde. Eén van de meest krasse voorbeelden hiervan zijn zijn opmerkingen hierover in ‘The Black Girl in Search of God’, die een volmaakt gebrek aan begrip toonen.
Behalve de omgeving van het gezin - zullen ook de met tegenzin bijgewoonde godsdienstoefeningen alle kiem, die er in zijn ziel geweest moge zijn van eerbied en aanbidding, gedood hebben.
Het lijkt een niet zeer gewaagde hypothese, dat Shaws vertrek als jonge man uit zijn vaderland en zijn vestiging in Londen
| |
| |
- dit tehuis voor onbehuisden - een ontworteling beteekende, die deze onvervuldheid in zijn gemoedsleven versterkte. Zijn eerste en eenige stuk over Ierland: ‘John Bull's Other Island’, geschreven toen hij ongeveer vijftig was, toont duidelijk de sterke aantrekkingskracht, die het dichterlijke land van zijn geboorte op hem uitoefende en de angst, die hij voor den invloed ervan voelde.
Bij zijn aankomst in Londen moet hij volgens de beschrijving van tijdgenooten een verlegen jonge man zijn geweest. Hij is de provinciaal, ernstig, wat zwaar op de hand, (zijn jeugdromans getuigen ervan) die zijn plaats in de brillante groep jonge schrijvers en kunstenaars (waartoe o.a. de decadenten: Oscar Wilde en Beardsley hoorden) niet kon vinden. Hij zal een heimelijke afgunst voor hun vlotte wereldschheid gehad hebben, maar zich eerst afzijdig gehouden. De ernstige kant van zijn karakter, zijn menschenliefde en hervormingsdrang, deed hem aansluiting zoeken bij de intellectueele socialisten van die dagen, de Fabians, waarvan hij al gauw een der beste propagandisten werd.
Hij kon zijn romans niet geplaatst krijgen en werd muziek- en kunstcriticus om geld te verdienen. Zoo werd hij zich allengs bewust van zijn macht over het publiek. Met zijn geestigheid, die zijn natuurlijk Iersch erfdeel was, kon hij het boeien. Door zijn vitaliteit en wilskracht het overtuigen. Zijn schuwheid sloeg naar het tegendeel over. Om een ‘domme massa’ te behagen en indruk te maken, geeft hij zich over aan een uitbuiting van zijn persoonlijke eigenaardigheden, die dikwijls alle grenzen van den goeden smaak overschrijdt. In dezen tijd - het voorbeeld van Oscar Wilde doet ook zijn invloed gelden - leert hij de kunst van de zelfreclame, die hij helaas! nooit meer af zal leeren. Ook al gebruikt hij deze handigheid om de aandacht van het publiek te trekken, meestal om die aandacht te vestigen op wat hij te zeggen heeft, het werkt toch ook zijn ijdelheid in de hand.
Zijn zelfvertrouwen - oorspronkelijk een compensatie voor zijn minderwaardigheidsgevoel - wordt tot een matelooze zelfverzekerdheid, die zijn geheele wezen doordringt en mede zijn wereldbeschouwing en godsdienst zonder vroomheid verklaart. Zijn godsdienst, die dienst is, maar aan een God, waar- | |
| |
voor hij geen eerbied voelt, waarvan hij zich als bewust mensch zeker niet de mindere voelt omdat hij eigenlijk niet meer is dan een blinde levenskracht.
Er is een merkwaardige gespletenheid in Shaws wezen. De dichter in hem is nog lang blijven leven. Den dichter, den mensch met een oorspronkelijke visie op het leven, den mensch, die door zijn verbeelding - zooals Shaw het woord zelf gebruikt in een bekende passage van St. Joan waar Joan ‘haar stemmen’ tracht te verklaren aan den botten Robert de Baudricourt - in relatie staat tot God, we zijn hem in Marchbanks in ‘Candida’ tegengekomen. Hij verschijnt weer in Father Keegan in ‘John Bull's Other Island’ - hoe is het mogelijk een zoo wijze en fijne Roomsch-Katholieke geestelijke te teekenen en tegelijk zulke domheden te zeggen over het Christelijke geloof! - telkens weer komt hij even om den hoek kijken tot Shaw in zijn oorlogsstuk: ‘Heartbreak House’ in Captain Shotover weer een levensgroot portret van hem geeft. In dit geheele stuk is de sfeer van zelfverzekerdheid, die we van Shaw gewend zijn wat verbroken. Het is of de oorlog deze harde korst, die Shaw ter bescherming gevormd heeft, aantast. Heartbreak House, het huis waar dillettantische intellectueelen wonen, symboliseert die welgestelde, nietsdoende klasse van Engelschen, zonder levensstijl, die blind in den oorlog loopen. Captain Shotover is een oude man, de eenige, die in staat is iets verder te zien dan het onmiddellijke leven door zijn familie en hun vrienden geleid. Iemand, die op zijn ouden dag iets over heeft gehouden of teruggewonnen van den directen en frisschen kijk van een jong mensch, die onbevangen in het leven staat, over wie de conventies geen macht hebben. Maar deze zelfde krachtige en vitale figuur heeft zoo weinig geloof in de wereld gehouden, dat hij het niet beneden zich acht zijn brein en verbeelding in dienst te stellen van de uitvinding van vernielend oorlogsmateriaal. De wereld is immers toch niet te redden.
Hier worden we getroffen door een cynisme in Shaw, dat een eigenaardig contrast vormt met wat wij de kern van zijn geloof hebben genoemd. Een heel kras voorbeeld hiervan geeft ook ‘Major Barbara’, dat uit denzelfden tijd dateert, als ‘John Bull's Other Island’ maar uit een volkomen andere
| |
| |
gevoelssfeer stamt. Major Barbara is een rijk, jong meisje, dat tot de rang van majoor in het heilsleger is opgeklommen. Met hart en ziel geeft ze zich aan haar werk. Haar vader is wapenfabrikant maar haar ouders leven gescheiden en ze heeft er zich nooit rekenschap van gegeven, dat haar geld uit deze verfoeilijke bron vloeit. De vader is een brillante, aantrekkelijke schelm, die zijn bedrijf niet alleen met de grootste koelbloedigheid uitoefent, maar in een soort philosophie, met bravour opgedischt, er zelfs in slaagt er een glans van grootheid aan te geven.
De onmenschelijke wreedheid van het bedrijf wordt niet verdoezeld. Shaw heeft een soort brute eerlijkheid, die verfrisschend kan zijn maar soms een vlag is, die een zeer twijfelachtige lading moet dekken. De vader, die op het tooneel verschijnt, als de kinderen allemaal volwassen zijn, behaalt een volkomen overwinning op de conventioneele moeder. Al de kinderen worden door hem meegesleept. Ook Barbara, die wel een strijd doormaakt, als zij de omkoopbaarheid van het Heilsleger (een groote som gelds van haar vader wordt dankbaar aangenomen) ziet, gaat, met vreugde zelfs, een toekomst tegemoet, waarin haar a.s. man de opvolger van haar vader zal zijn. Hij zal dan immers macht hebben over leven en dood.
Er zijn twee dingen in dit stuk, die opvallen.
Shaw heeft gelijk als hij zegt: het leven zonder compromis is onmogelijk. Het Leger des Heils aanvaardt dankbaar het geld van den wapenfabrikant en den whiskeymagnaat. Wij ontkomen geen van allen aan het gebruik van ‘bezoedeld geld’. Het is merkwaardig, dat Shaws allereerste stuk: ‘Widowers' Houses’ hetzelfde gegeven op dezelfde manier oplost. Hier trouwt de jonge man, die zich eerst verzet, toch de dochter van den huisjesmelker, als hem aan het verstand wordt gebracht, dat zijn eigen inkomen uit dezelfde bron komt als het geld van zijn schoonvader. Shaw stelt hier forsch en grof een probleem, dat dagelijks op onzen weg komt. En dan moeten we hem toegeven: het compromis is niet te ontloopen maar het hangt er toch nog wel een beetje van af, hoe ver we dit compromis voeren. We missen hier een fijnen toetssteen.
Tusschen Macchiavelli en den (onbestaanbaren) absoluten idealist liggen nog wel eenige schakeeringen. De onmogelijk- | |
| |
heid van een consequent doorgevoerd idealisme verleent geen vrijbrief voor het overboord gooien van alle idealen. Het stuitende van Shaws oplossing - die eigenlijk geen oplossing is - ligt vooral in de vreugde, die hij er in lijkt te scheppen het idealisme van het jonge meisje, dat niet genoeg rekening houdt met de werkelijkheid, aan de kaak te stellen. Dit stuk had alleen gered kunnen worden, als Shaw den moed had gehad er een tragedie van te maken en als hij dieper was ingegaan op den strijd in een menschenziel, die begint den afstand te beseffen tusschen ideaal en werkelijkheid. ‘Major Barbara’ is geschreven door het spotduveltje in Shaw, dat gesymboliseerd lijkt door den Griekschen geleerde Cusins, den verloofde van Barbara, die bij haar nederlaag, als ze in tranen is over haar ontgoocheling, wat betreft de zedelijke kracht van de leiders van het Heilsleger, in vervoering de trom slaat, terwijl hij een troepje havelooze heilssoldaten aanvoert. Shaw mist de diepte en de menschelijkheid om een tragedie te scheppen. Zelfs een stuk als St. Joan, waarvan de stof tot een tragedie noopt, is geen echt treurspel geworden. Waar Shaw zichzelf trouw is en de ‘puritein’ blijft (in de bepaalde beteekenis van het woord, die hij er aan hecht) zooals in ‘The Plays for Puritans’, speciaal daarvan ‘The Devil's Disciple’ en in de een-acter: ‘The Shewing-up of Blanco Posnet’ en ook (al is het grootscher van opzet) in ‘St. Joan’, voelen we deze lacune niet zoo sterk als gemis. Die vurige koelheid, die frivole ernst, die hem met de meest tragische en verheven waarheden doet manoeuvreeren als een goochelaar, is zijn meest typische wezenstrek. Het is hem mogelijk met een geestigheid boven de beperkingen van het individueele leven met zijn persoonlijke verlangens en angsten
uit te stijgen, omdat hij zich onderworpen weet aan een hooger doel, dat boven individueel geluk of verdriet uitgaat. Hierin forceert hij zich niet en daarom zijn deze ‘puriteinsche’ stukken het bevredigendst, ook al reikt Shaw zelfs in zijn beste werk nooit tot den hoogsten humor. Tot den glimlach van de zachte wijsheid, die de tragiek van het leven overglanst, reiken Shaw's geestigheden niet. Zijn overwinning op ‘het natuurlijke’ in den mensch is te gemakkelijk om grootsch te zijn. De diepste diepten en de hoogste hoogten van het leven zijn voor hem onbetreden gebieden.
| |
| |
Het pijnlijkst voelen we de leemte in Shaws wezen als hij, die maar enkele aspecten van de liefde kent, de menschelijke liefde naar beneden haalt, zooals in ‘Man and Superman’, een stuk, waarin de sterke en de zwakke zijde van den ‘puritein’ beide belicht worden of wanneer hij als oplossing van een conflict een compromis een schijn van noodwendigheid geeft, waar hij in werkelijkheid den strijd ontwijkt of op de vlucht slaat voor de diepten van het leven, zooals in de zoo juist genoemde stukken: ‘Widowers' Houses’ en ‘Major Barbara’.
Misschien verklaart dit ontbreken van een zuiver gevoel voor het compromis wel, waarom Shaw, in wiens aanleg van jongs af - getuige de jeugdromans - de hervormingsdrang zoo'n krachtig element is, als hervormer - speciaal als hervormer van sociale mistoestanden - goeddeels negatief is gebleven. Hoe kan men anders van iemand verwachten, bij wien het geweten zoo zwak spreekt, als het in de praktijk van het leven op een keuze aankomt. Meer dan hij er zichzelf van bewust is, speelt het verlangen om toch vooral oorspronkelijk te zijn, om het publiek te schokken door gewaagde ideeën en onverwachte gevolgtrekkingen, hem hier parten. Men kan niet ongestraft zijn heele leven de clown spelen. Dit is een tragische kant in Shaws ontwikkeling. De man, voor wie het zedelijk besef de hoogste menschelijke functie is, toont in practische vraagstukken herhaaldelijk een tekort aan zedelijke kracht.
Maar we mogen hierbij niet vergeten, dat Shaw in het zoo noodzakelijke werk van afbraak en verruiming in een tijd van conventioneele moraal en fatsoen in het begin van zijn loopbaan nuttig werk heeft gedaan. Als beeldstormer is hij zeer effectief geweest. Veel opvattingen, die we nu vanzelfsprekend vinden, hebben door hem ingang gevonden.
Belangrijker is zijn werkzaamheid als vernieuwer op geestelijk gebied. Positief staat hij tegenover de heerschende geestelijke stroomingen van zijn tijd. Wat dat betreft heeft hij veel grooter invloed gehad op de intellectueelen van zijn dagen, dan we nu wel beseffen. Hij is de eenige populaire schrijver van beteekenis, die met kracht den strijd aanbond tegen het materialisme van het einde der 19de en begin der 20ste eeuw. Scherp stelt hij ook zijn eigen opvattingen tegenover het fata- | |
| |
lisme en pessimisme, dat voortvloeide uit een popularisatie van Darwin's evolutieleer. Hierin is hij zijn eigen weg gegaan, in het voetspoor echter van den satirist: Samuel Butler (schrijver van ‘Erewhon’ en ‘The Way of all Flesh’) die hem in meer dan een opzicht beïnvloed heeft en die al voor het einde der 19de eeuw tot hem, die de consequenties van de evolutieleer tot een mechanisatie van het leven doorvoerden, sprak: ‘You have banished mind from the universe.’
Shaw heeft zijn kritiek op wat hij ‘de booze halve eeuw’ noemt (d.i. de tweede helft der 19de eeuw) met groote overtuiging en geest uitgeoefend. Zijn kritiek is niet wijsgeerig. Zijn verzet is intuïtief en vloeit voort uit zijn levenskrachtigen en wilskrachtigen aanleg. In ‘Back to Methuselah’ voert hij twee marionetten ten tooneele, gebeeldhouwd door Pygmalion en tot leven gekomen, die een volledige menschelijke gedaante vertoonen met alle menschelijke reacties, voortvloeiend uit de instincten zonder die hoogere menschelijkheid, die pas ontstaat als de mensch onderscheiden kan tusschen goed en kwaad en den vrijen wil heeft om zijn weg te kiezen. Op deze plastische wijze - het optreden der marionetten loopt op doodslag uit - toont hij de waardeloosheid van den mensch als biologisch verschijnsel, zonder de goddelijke vonk, die hem pas tot waarachtig mensch maakt. Al ziet Shaw hier de breuk tusschen geest en ‘natuur’ in den mensch te scherp en leidt dit dualisme tot een gevaarlijke minachting voor alles wat niet ‘geestelijk’ is, waarop een reactie niet is uitgebleven, toch geeft hij in dit stuk uitdrukking aan de positiefste kant van zijn wezen: zijn geloof in den mensch.
Het dateert uit dezelfde periode als St. Joan, waarin hij dit op edeler wijze doet. Daarna volgt een inzinking. ‘Too True to be Good’, een jaar of vijf geleden voor het eerst opgevoerd, is een zwak stuk maar het is toch als een mijlpaal te zien, omdat het het laatste stuk is, waarin Shaw als zoeker spreekt, het laatste stuk, waarin het leven stroomt. Het is verwant, al is het minder belangrijk (ook in zijn chaotischen bouw) aan het oorlogsstuk ‘Heartbreak House’. In deze beide crisisstukken is Shaws zelfverzekerdheid verbroken. In de slotwoorden van ‘Too True to be Good’ klonk een ongewoon nederige toon. Shaw was zich bewust geen uitweg te
| |
| |
kunnen vinden in het conflict tusschen ideaal en werkelijkheid. ‘De weg van den mensch van de daad’ zoo spreekt de prediker van het stuk, de ‘gentleman thief'’ (te zwaar mogen we Shaws moraliseeren niet opvatten en ook maakt hij het duidelijk, dat hij niet met ‘den pràter’ vereenzelvigd wil worden): ‘De weg van den mensch van de daad is recht en zeker; maar het is de weg van den dood; en de prediker moet den weg van het leven prediken. O, kon ik dien maar vinden!’
Gevonden heeft hij hem niet. Hij heeft den korten weg, den weg van het geweld gekozen. Hij heeft zich gewonnen gegeven aan de communistische ideologie. Hij is een dogmaticus geworden, die niet meer voor zichzelf denkt. Zijn laatste stukken vormen geen opwekkende lectuur. Zij accentueeren al zijn zwakheden. Zijn geringe menschelijkheid, zijn grofheid, zijn zwakheid om te bezwijken voor de verleiding van een flauw grapje ten koste van veel belangrijker waarden. Als we zijn werken in zijn geheel bezien, krijgen ze de weinig belangrijke plaats, die hun toekomt. Het lijkt niet heel waarschijnlijk, dat er in een ouden man als Shaw nog een verandering zal plaats grijpen. Zoo kunnen we zijn werk in zijn geheel overzien en hoewel toekomstvoorspellingen altijd hachelijk zijn, onze eindovertuiging uitspreken, dat Shaws leemten en zwakheden toch niet zullen beletten, dat hij door komende generaties vooral gezien zal worden als een stimuleerende kracht, die toch in hoofdzaak zijn streven om een der opvoeders van zijn geslacht te zijn, heeft vervuld.
|
|